Christelijk Weekblad Vrijdag 24_Juni 1887. 2d8 Jaargang N° 69. IN HOC SIGN O VINCES W. BOEKHOVEN. Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent, franco p. post. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Adv ertentiën van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Advertentiën driemaal opgegeven worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 5 uur. Alle sink ken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. WFFKKAUFADFR. De gehechtheid der geloovigen aan hun Heiland. Feuilleton. JOHANNES HUSS (1373-1415.) Een brief aan Jakob. voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden, Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag. uitgever soihiiielsdijik. JUNI. ZON MAAN op onder op onder 24 Vrijdag 3.42)8.22 6.59 10.30 Beusichem paardm. 25 Zaterdag 3.42 8.22 8.13 11.03 id. 26 Zondag 3.438.22 9.30 11.31 27 Maandag 3.438.22 11.4811.57 28 Dinsdag 3.44 8.22 .07EKIOSI 29 Woensd. 3.44)8.22 1.26 —.22 30 Donderd. 3.45 8.22 2.44|—.47 Joh. 6: 67—69. II. Het geloof echter overwint al zulke twijfelin gen. Tussclien Jezus en zijn ware volgelingen ligt er een overbrekelijke band. Hiervan doen ook de twaalven bij monde van Petrus belijde nis: Heeretot wien zullen wij heengaan?" antwoordt deze apostel, Gij hebt de woorden des eeuwigen levens." Zullen zij tot de farizeën gaan Maar deze hebben een eigenwilligen gods dienst en willen bun lasten opleggen, te zwaar om te dragen. Zullen zij tot de schriftgeleerden gaan Maar deze verstaan blijkbaar zelf de Schrift niet, want zij zien in Jezus niet den Gezalfde Gods, niet den van ouds beloofden profeet, hoo- gepriester en koning. Zullen zij dan tot de sad- duceën gaan Maar die gelooven zelfs niet aan eene opstanding der doodendie meenen dat bet straks uit is met bet bestaan van den menscb, dus boe zullen die ben troosten? Of zullen zij tot Johannes den dooper gaan? Maar immers deze bad zelf getuigd, dat bij niet waardig was Jezus 'schoenriemen, nederbukkende, te ontbin den. Dus bij wien konden zij veiliger blijven dan bij Jezus, wiens woorden het leven openbaarden en bet leven schonken tevens. In hem zagen zij een onuitputtelijke volheid. Aan zijne gunstrijke te genwoordigheid waren zij nu eenmaal gewend. In hem hadden zij een spijze voor hun ziel ge vonden, veel heerlijker en meer wonderbaar dan het manna, dat God voor hunne voorvaderen in de woestijn had doen regenen. Zij hadden die spijze met bewustzijn in zich DOOR G. v. d. HAM. (Slot.) Op den 5 Juli bet de keizer hem zijn laatste verklaring in de gevangenis afvragen. Ongetwij feld werd nu verwachtdat hij van gevoelen veranderd zoude zijn, maar toch bleef hij zijn Koning getrouw die hem tot hiertoe had ge sterkt. Hij liet des Keizers vraag niet onbeant woord maar sprak op bewogen toon: »Ik roep God Almachtig tot getuige aan, dat ik van harte bereid ben omwanneer het mij door getui genissen uit de H. Schrift beter geleerd kan worden, dadelijk van gedachten te veranderen." Deze getuigenissen nu bleven achterwege, en al spoedig hierna vernam Huss, dat de volgende dag voor zijn marteldood was bestemd. Met den dood voor oogen, schreef hij nogmaals eenige hartelijke woorden van afscheid aan zijn vriend Peter Wladonowitz„Goede vriend, God zij met u, en schenke u Zijnen besten zegen, voor al de groote weldaden, die gij aan mii gedaan hebt. Ik bid u, dat gij naar Gods Woord leven moocht, gelijk ik u geleerd heb. Bedank den koning (Wencelaus IV) voor alle de aan mij bewezen gunsten. Groet uw huisgezin, en de overige vrienden, welke ik nu allen niet bij name noe men kan, uit mijnen naam. Bid God voor mij, ik bid voor u. Met Zijne hulp zullen wij allen bij Hem komen en daar zijn wij eeuwig saam opgenomen, waren daardoor één geest met hem geworden en hadden alzoo deel gekregen aan hetzelfde onsterfelijk leven, dat hij bezat. En was er nu nog veel in zijn onderwijs, dat zij niet verstonden, ongerijmd vonden zij zijne leer toch in geen geval, en dagelijks namen zij toe in de ervaring van Jezus' macht en liefde. Want, zoo voegt Petrus er bij, »wij hebben geloofd en bekend, dat gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods." Bij ondervinding wisten zij het, dat zij een welgegronde keuze deden. Laat ons letten op de volgorde van gelooven en bekennen. Sommigen schijnen die orde te wil len omkeeren en de ervaring vóór het geloof te willen plaatsen. Doch deze voorstelling van de waarheid is hoogst schadelijk, omdat zij in strijd is met de natuur van het geestelijk leven. Al leen in den weg der algeheele overgave des har ten, in den weg van volkomen vertrouwen op Jezus wordt zijn goddelijke kracht en heerlijk heid genoten. Zien wij tevens met welk een moed en be slistheid Simon Petrus hier zijne keuze belijdt. Zooals gewoonlijk, treedt hij ook nu weer voor aan. Het is alsof hij zeggen wil: die vraag is eigenlijk overbodighoe zouden wij nog iets an ders hunnen doen. Toch wist Jezus wel wat hij vroeg, en waarom hij dat vroeg. Wel was hij bekend met hetgeen er leefde in de harten zij ner jongeren, maar hij deed die vraag om hen te versterken in hun overtuiging, want met den mond belijdt men ter zaligheid. O, hoe weinig zal Petrus er aan gedacht hebben, dat er later een bladzijde in zijn levensboek zou komen, die met deze belijdenis zulk een schrille tegenstel ling vormde. Doch wie met Jezus in gemeen schap treden, zijn voor eeuwig geborgen. Onder de schrikkelijkste verloochening bad Jezus nog voor dezen geliefden discipel, dat zijn geloof niet mocht ophouden, en gelijk zijn optreden op den Pinksterdag en in zijn brieven later wel bewe zen, kwam hij volkomen zijn droeven val te bo ven en deed voor altijd zijne hier uitgesproken keuze in de mogendheid zijns Heeren gestand. Petrus antwoordde niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de elf overigen. Later is gebleken, (hetgeen Jezus ook dadelijk voorspelde) dat er AmenI. Huss, dienstknecht Gods in hoop." In een naschrift zeide h'j nog: «Peter! mijn biste vriend, houd den els voor u, als een aandenken van mij. Heer Hendrik (de Ridder van Lazembog, beschermer van Huss) leef ge lukkig met uw vrouw; ik dank u voor uwe wel daden, God schenke u Zijn zegen". Den 6 Juli 1373 was Huss geboren, en 6 Juli 1415, de dag zijner geboorte, zoude ook zijn sterfbed we zen. Den volgenden dag werd hij, door een ra zende bende begeleid, in ketens geboeid uit de gevangenis gehaald en op een barbaarsche wij ze naar de hoofdkerk te Constantz gesleeptal waar hem het doodvonnis werd voorgelezen Onder het lezen zonk hij op zijne kniëen en riep met gevouwen handen en diep bewegen stem: Heere 1 Gij alleen weet het of deze men- schen mij rechtvaardig veroordeelen". Toen bad hij God, dat Hij zijne vyanden mocht vergeven hetgeen zij jegens hem bedreven; doch het was hen tot een ergernis, zij konden zulks niet dul den, en eindelijk werd zijn gebed onder hun woest getier begraven. Nu werd hem een pa pieren kroon op het hoofd geduvd, vol geschil derd met verschrikkelijke duivelsgedaanten, en hierbij werd hem toegevoegd»Wij geven uwe ziel aan de duivelen en aan de hel overmaar het wederwooid van Huss was: »En ik be veel haar in handen van mijnen Heere Jezus Chris tus die eens voor mij een doornenkruon heeft gedragen." Nog feller ontbrandde hunne woede, en uit aller mond klonk het nu»IIet vuur ver- tere dien ketter, weg met hem, ten brandstapel Nu werd hij voortgeduwd en gestooten or.der het ijzingwekkendst tandengekners, en zoo werd hij tot buiten de stad gebracht. een verrader onder hen was. Maar Petrus wierp zich niet op als hartekenner. Hij oordeelde slechts naar de belijdenis en sprak daarom als uit aller naam. Op hetgeen Petrus hier beleed, is door alle eeuwen heen Jezus' gemeente gebouwd. Alleen door de gemeenschap met haar Hoofd blijft zij bestaan en voor wankelen bewaard. En dezelfde liooge roeping geldt tevens voor alle geloovigen in het bijzonder. »Die in mij blijft, en ik in hem," heeft Jezus gesproken, «die draagt veel vrucht want zonder mij kunt gij niets doen." Is de zon daar ook na aanvankelijke vernieuwing nog ge durig tot afwijken geneigd; spannen Satan en wereldmacht samen om het kind van God, ware het mogelijk, ten ondergang te brengen, daar tegen is slechts één afdoend middel, en dat is, dat de ziel zich aan Jezus en zijn Woord vast klemt. Er zijn menschen die slechts schijnbaar bij Jezus blijven, doch die in der waarheid nooit bij hem geweest zijn. Zij belijden hem wel, zij zijn wel bekend met zijn geschiedenisook stel len zij hem soms wel als voorbeeldmaar zon der dat hun hart met hem in vereeniging trad zij leerden hem nooit omhelzen als hun schuld- overnemenden Borg. Dezulken zijn diep te be klagen en zouden, als Jezus nog op de aarde was, zich zeker schamen, tot het gering getal zijner blijvende discipelen te worden geteld. Op den duur bij hem blijven is alleen mogelijk, als de ziel aan hem als aan een anker van eeuwige hoop vastgesnoerd ligt. Geen voorstelling van Christus, geen vernis van waarheid, geen vorme lijke Godsvereering behoudt den mensch, maar alleen de waarachtige betrekking met den leven den Heiland. Hoevelen haken er naar om in gemeenschap te komen met aanzienlijke personen hier op aarde en hun gunst te genieten. Toch kunnen deze men schen, hoe invloedrijk ook, slechts zeer ten deele helpen. In vele omstandigheden weten zij geen raad, en in elk geval moeten zij hun bescher melingen aan den oever des doods alleen laten. Maar met Jezus in het gezicht is men. altijd vei lig. Ontbreekt ons wijsheid, hij kan ze ons meê- deelen. Hij is de verpersoonlijkte wijsheid. Drukt Hoe gaarne zal hij hier hebben teruggedacht aan zijn Heiland, die, gelijk hij nu, ook een maal ten prooi aan der vijanden woede was overgegeven. Voorzeker zullen wel zijne gedach ten zijn geweest: Nog slechts weinige minuten, en ik zal Hem aanschouwen, voor wien ik heb gestreden, en tot Zijne heerlijkheid ingaan." Het woeden der vijanden, nu, daarvan bemerkte hij niet veel. Zijn hart was opgetrokken tot de din gen die boven zijn. Geduldig als een lam liet ook hij zich ter slachting leiden. En toen hij den weg naar de gerechtsplaats betradwelke op een eiland in den Rijn was, zag hij reeds van verre de vlammen opwaarts stijgen van het vuur, waarin zijne geschriften werden verbrand, doch het was voor hem als een dankoffer, den Heere gewijd. Eindehjk was hij op de gerechtsplaats aangeko men. Daar knielde hij neder en bad op plech- tigen toon: »In Uwe handen, o God, beveel ik mijnen geest!" Nu nam hij onder een tranen vloed van ontroering, maar tevens van heilige vreugde, afscheid van zijne vrienden, die hem van alle zijden waren gevolgd; en teen hem zijne kleeding was uitgedaan, en hij reeds op den brandstapel stondbedankte hii nog de oppas sers, die hem in zijn ziekte in den kerker had den verzorgd. Nu bond men hem de handen op den rug; zijn geschonden lichaam vverJ met zes vochtig gemaakte snoeren, en zijn hals met een keten aan een paal bevestigd. Daar stond nu de moedige knecht dos Heeren geklonken en gebonden aan een schandpaalte midden van een houtstapel, waartussehen harsachtige brandstoffenom zich weldra door de verteren de vlammen omringd te zien. Reeds stonden de ons onze schuld, hij kan ze overnemen en uit delgen. Zijn wij lichamelijk of naar de ziel krank, hij kan ons oprichtengevoelen wij ons totaal onmachtig om ons hart en ons leven te bestu ren, lip wil het koningschap over dat hart aan vaarden en neigen het tot hetgeen hem welbe- hagelijk is. Zijne genade is tot alles genoeg, zoo wel in het leven als in het sterven. Met recht mocht dan de dichter van Ps. 2 roemen Welzalig zij, die naar zijn reine leer In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen, Die Zions Yorst erkenneu voor hun Heer! Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen! Waarde Jakob! Met opmerkzaamheid heb ik uwen brief aan mij in het vorig nommer van dit blad gelezen. Wel moogt gij vragenKost het nog niet genoeg Maar niet alleen gij, veel meer de kiezers voor den gemeenteraad dienen zich af te vragen of het zoo voort moet gaan. Overal hoort men kla gen over den slechten tijd, en ondertusschen gaan de heeren van de plaatselijke schoolcommissie te Middelharnis aan den raad voorstellen nog eene onderwijzeres te benoemen. Haar salaris zou zeker weer maar gehaald moeten worden uit die on uitputtelijke gemeentekasOf bedoelden die hee ren soms uit hun eigen beurs? Is de belasting dan in Middelharnis nog niet hoog genoeg?! 'tls waar, dat de dure schoolwet de gemeen teraden tot hooge uitgaven voor het onderwijs drijft, doch nog meer dan die wet verplicht uit de gemeentekas te willen halen is wel wat heel erg. Te Middelharnis zal dit nu, hoop ik, wel niet het geval zijn. Het is gelukkig, dat de raad zoo verstandig was op het voorstel der pl. schoolcommissie af wijzend te beschikken. Toch hebben nog vier van de negen leden er voor gestemd. Of deze heeren voor-stemmers daardoor toonden de nooden der burgerij op het hart te dragen, moet ieder lezer van dezen brief maar zelf uitmaken. En, dunkt het u ook niet, het is toch niet te veel gevergd van een lid van den raad, dat hij beseft, hoe zuur menig burger de belastingpenningen moet opbrengen. beulen gereed, het vuur te ontsteken. Nogmaals werd hem afgevraagdof hij zijne ketterijen, wilde afzweren, en zijne leeringen herroepen; opdat hij mocht leven; maar neen, o neen, hij verlangde ontbonden te worden en met zij nen Verlosser te zijn. Zijn beslist antwoord klonk hun als een donderslag in de ooren «Afzweren dat nietik heb gestreden in des Heeren kracht en wat God de Heere door Zijn heiligen Geest in mij heeft gewrocht, dat zal ik blijven hanel- hrven tot den einde toe. Eens zal voor ulieden de dag des geriehts aanbreken, ik ga heen in vrede". Ohad hij eens toegegevenhad hij slechts herroepen, hoe zcu Rome hebben getriomfeerd. Maar de Bewaarder Israels sliep ot sluimerde niet. Hij deed de waarheid zegevieren. Het vuur was van alle zijden ontsoken. En terwijl de vlam men knetterend door elkander sloegenzong. Huss met heldere en vaste stem«Jezus Chris tus Gij Zoon des levenden Godsdie voor mij geleden hebt, wees mij genadig". Driemalen herhaalde hij dit gebed, totdat de opstijgende rookwolken zijne stem verstikten, zoodat van zijn gebed niets meer werd gehoord maar toch zag men door de vlammen heen, dat hij zijne lippen nog bewoog, en nog bad, tot dat zijne ziel het lichaam ontvlood, en naar het land der verlosten overvoer. Zijne asch werd uitgestrooid in den Rijn, op dat niemand meer aan hem zoude denken. Zij werd verstrooid op de wateren ja verstrooid maar den God der Heirscharen zal ze samen roepen in den dag aller dagen.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1887 | | pagina 1