Christelijk
IJ
Vrijdag 3 Juni 1887.
2de2Jaargang N° 66.
IN HOC SIGN O VINCES
Belangrijk Bericht!
die zich vóór 1 October verbinden,
W. BOEKHOVEN,
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
SOMMELSDIJ K.
Advertentiën 10 cent per regel.
Advertentiën worden bij de Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Alle stukken voor de Redactie kestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
Onze geachte abonné's BUITEN Flakkee
hebben s.v.p de goedheid het abonne
mentsgeld over het verloopen kwar
taal (na af trek van de onkosten) zijnde dus
45 cent, ons vóór 15 Juni te willen
toezenden, 't Zou ons spijten na dien
tijd met 10 cent verhooging voor in-
casseering daarover te moeten dispo-
neeren. De Administratie.
„Raas- en Scheldekode"
ook hen
cadeau te geven.
W£EKKA1E]¥DER, -
Juni.
Zon
Maan
Markten.
Rr. HOEDER Alt KR
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven worden slechts
tweemaal berekend.
Ten bewijze dat wij het abonneeren op ons blad
ook onzerzijds weten te waardeeren, en tevens tot
aanmoediging voor nieuwe inschrijver»,
is ons voornemen:
ALLE ABONNEÉS OP DE
zoo de Heere wil en wij leven,
met 1 Januari a.s., een keurige
Het SCHILD, dat bij een onzer beroemdste
lithografen in Nederland wordt vervaardigd, als
mede de LVHOIJD, zal niets te wenschen overlaten.
Dat deze opoffering onzerzijds door onze geachte
abonnees zal worden op prijs gesteld, betwijfelen
wij geenszins. We verzoeken echter, dat elk in
zijn omgeving de bedoeling des uitgevers zal helpen
bevorderen, en ieder alzoo van de gelegenheid ge
bruik make, om kosteloos een wekelijksclie
scheurkalender te ontvangen, door zich
voor een jaar te abonneeren op de
HAAS- en SCHELDEBODE".
de uitgever.
op
onder
onder
3 Vrijdag
3.45
8.10
2.43
4 Zaterdag
3.45
8.11
3.13
5 Zondag
3.44
8.12
VM.10.58vm
op
6 Maandag
3.43
8.13
8.42
7 Dinsdag
3.43
8.14
9.40
8 Woensd.
3.42
8.15
10.28
Numansd.prdm.
9 Donderd.
3.42
8.16
positie nemend tegenover de gereformeerden.
n.
In dit artikel willen wij bij vernieuwing aan-
toonen, dat Prof. Hoedemaker eigelijk geen mo
gelijke Kerkreformatie begeert. Zij gaat hem
met te veel gebrek gepaard.
Het schijnt anders, bv. op blz. 62 en 63. Maar
bet is zoo niet. Hij zegt, zich niet te willen
onderwerpen aan de Synodale macht, en zich
ook niet te kunnen vereenigen met zijn vroegere
wapenbroeders. Derhalve moet hij verdwijnen uit
den strijd en als een vergeten lid van bet Herv.
Kerkgenootschap sterven.
Het gemeen- en maatschappelijk leven dwingt
in zekere gevallen nu eenmaal tot een keuze.
Dit kan zelfs Prof. H. niet tegenspreken. Ie
der oogenblik, schrijft bij (blz. -13) kunnen de
predikanten, consulenten of leden van kerkelijke
besturen tot bandelen geroepen worden, (terwijl
zij) door de wijze waarop zij bandelen, de rich
ting bepalen, waarin zij al nader en nader ko
men öf tot bet Congres, of tot het Synodalisme.
Hier toont dus Prof. H. zelf te beseffen,
dat het «verwerpen van de keuze" tusschen die
beide richtingen slechts een fictie is, tenzij men
wil vluchten.
Synodaal worden, zich weer bij de doleeren-
den voegen of vluchtenIets anders zit er voor
Prof. H. niet op. De gang van 't leven schikt zich
niet immer naar wat wij wel wenschen zouden.
Prof. H. beeft zich dus aan dien gang te on
derwerpen. Dat moet ieder doen.
Wil bij niet kiezen rechts of links, dan vluch
tenen bij stelt zich dan ook de vlucht van den
Scbotschen koning Bruce tot type en voorbeeld
van zijn plannen (blz. 13).
Op bet «vlot" der doleerenden meent bij niet
te mogen varen. Hij stond een tijd lang op de
loopplank te aarzelen. Thans keerde bij zich
om. Nu moet bij zich andermaal omkeeren, of te
rug naar bet wrakke Synodaal fregat, öf te wa
ter en verdrinken.
Wie raad bier de uitkomst niet? «Niet onduide
lijk wordt gefluisterd, zegt De Hoopdat Prof.
Hoedemaker, op den ingeslagen weg voortgaande,
eindigen zal in de Nieuwe kerk te Amsterdam"
(nr. van 30 April jl.).
Geen wonder. Het rondloopen in een cirkelgang
doet ten leste den sterkste bezwijken. Op blz. 68
schijnt al een handwijzer naar die Nieuwe kerk
te staan.
Hij hangt aan de massaen zal daarom «het
kwaad, dat niet onmiddellijk (leesbij zijn leven)
kan worden verwijderd, tolereeren" of dulden
(blz. 9 en 54).
Wij herhalen, hij hangt aan de massazoowel
plaatselijk als nationaal. «De nieuwe vereeniging
(van kerken) die wellicht zal worden gevormd
«en. ieder oogenblik weer uit elkander kan spat-
«ten is niet dezelfde, wat kleiner van afmetin-
»gen dan de vorige vereeniging die God gevormd
«had," zoo lezen wij op blz. 49.
Met dit argument kan men elke reformatie
tegenstaan. Daar is ook de Hervorming van
de 16de en 17ie eeuw mede geoordeeld, want ook
toen raakte een gedeelte van de gedoopte kerk
leden afgezonderd van de overigen.
Het hinderlijkst evenwel dunkt ons nog wat
Prof. H. er onmiddellijk op laat volgen, nl.Zij
(die kleinere Kerk) beeft een anderen grondslag,
»een ander beginsel, t. w. uitsluitend debelijde-
tnis als accoord van kerkgemeenschap".
Zoo schrijft nu dezelfde boogleeraar, die schier
al zijn kracht tot verwee r wil putten uit de om
standigheid, dat de belijdenis nog rechtens de
grondslag van alle kerken is. En bier noemt hij
diezelfde belijdenis tot accoord van gemeenschap
gemaakt, «een anderen grondslag",. Wie kan daar
nu wijs uit worden? In ernst, waar dwalen wij
met zulke philosofische bespiegelingen heen?
Moet dan de grondslag soms niet bet accoord
der gemeenschap zijn? Of blijkt hier ook soms,
dat Dr. H. gemeenschap wil houden met hen,
die op den grondslag niet bebooren. Ons wil bet
zoo voorkomen.
Prof. H. wil bet kwaad tolereeren en voort
gaan met zich aan de bestaande kerkorde te on
derwerpen (blz. 9), ofschoon bij beweert het be
tere te zoeken en voor zoover in hem is te wil
len bewerken.
Wat speelt hem dan parten? Men kan dit le
zen op blz. 54, alwaar Prof. H., met het oog
op gemeenten, die zich losmaakten uit het Sy-
Zie in verband met dit punt blz. 55, punt 2, alwaar Prof. H.
aan gemeenten, die in haar geheel tot reformatie gezind zijn, als
zij dan eens van kerkorde veranderden, den onmogelijken eisch stelt,
dat zij de kerken onder de heerschappij der «hoogere besturen" zullen
blijven erkennen; alsmede blz. 58, 59, 65 en 67.
nodaal verband, de vraag stelt: Waar was bèt
om te doen?" Antwoord (van Prof. H.): »0m
bet geïncrimineerde Kerkbestuur althans uit ééne
plaats te verwijderen, nietwaar?"
Pardon, zeggen wij, om gehoorzaamheid aan
God en Zijn Woord ging bet in die gemeenten,
als zij in den rechten weg werkzaam waren. In
het overige zal God zelf voorzien.
O ja, zal Prof. H. antwoorden, maar gij hebt
ook onvolledig aangehaald. Ik voegde er bij voor
zoover men door die onderwerping niet wordt
genoodzaakt tegen Gods Woord in te gaan."
Maar, mogen wij vragen, verstaat Gij dan de
beteekenis van die bijvoeging wel? Weet Gij niet,
dat als wij ze voor U laten geldengeheel Uw
betoog er door omver valt. Gij zijt bet dan met
de doleerenden volkomen eens.
Of zijt Gij zóó vreemdeling in de kerkgeschie
denis van de laatste 70 jaren en inzonderheid
van de historie van bet jaar 1886, dat Gij niet
weet, dat een onderwerping aan de bestaande
kerkorde tot op de grens van Gods Woord U on-
middelijk onder die kerkorde vandaan brengt.
Terecht vraagt Dr. Bronsveld in zijn Kro
niek »Wat is nu de geleidelijke weg," waarvan
men spreekt, na te hebben verklaard, dat men
casu quo ten opzichte van tal van kerkelijke ver
ordeningen zal doen alsof zij «niet bestaan?"
Goed gezien. Geleidelijk en naar Gods Woord
sluiten elkaar in het onderhavig geval uit, om
dat de organisatie zich met dat Woord niet ver
draagt (zie blz. 19).
Prof. H. zal dan (zie blz. 18) de «rechtens"
bestaande belijdenis feitelijk handhaven, en zulks
langs wettigen" weg. Dat is, hij zal tucht naar
Gods Woord uitoefenen en door die tucht «de
Kerk openbaren" (blz. 9regel 3 en 4). Maar
de Synodale bestuursmacht belet die tucht, belet
die handhaving, belet die A?r&-openbaring. Hij
belijdt het zelf op blz. 19 veel beter: Onder de
organisatie van 1816 kon zij (de tucht) niet wor
den toegepast zooals Gods Woord dit eischte."
Wie dus per se met de groote massa, met de
z.g. volkskerk onder de organisatie van 1816 blij
ven wil, die kan er niet bijvoegen: voor zoo
ver Gods Woord bet gedoogt". De hiërarchie
duldt zulk een conditie niet. Gij zult u geheel on
derwerpen, tegen Gods Woord in, of anders er uit
Ziedaar bet eenig Synodaal parool.
Nu, dan maar er uit, zal Prof. H. zeggen.
Immers, hij schrijft voor: ambtelijke plichtsbetrach
ting, indien bet moet zijn met opoffering van onze
positie in bet kerkgenootschap." »Doe naar Gods
Woord en wacht de gevolgen afzoo lezen wij
op blz. 20.
Wij moeten echter al weer vragen: Weet Gij
dan niet veel beter dan wij, dat zich te laten
uitbannen uit de Kerk, zich van zijn positie te
laten berooven door de vijanden, juist ontrouw aan
den Koning der Kerk verraadt?
Een goed krijgsknecht van Jezus Christus laat
zich niet binden en tot werkeloosheid doemen.
Hij wijkt niet >met onderwerping." Geen ure zelfs
mag dit geschieden. Maar hij wijkt tot zelfbe
houd, uit liefde tot God en de Waarheid.
Jezus zelf beeft Zijne vijanden wel ontweken
(n.l. vóórdat de ure zijns doods gekomen was
en zou dau Zijne gemeente sterker zijn dan
Hij en nimmer tot wijken verplicht wezenMaar
Jezus onderwierp zich niet aan Zijne vijan
den. En evenmin mag dat een zijner knechten
doen, door zich uit zijn ambt te laten zetten en
dan zijn bediening na te laten.
Prof. H. zou op dit punt dan ook wellicht
anders adviseeren, als hij maar niet te veel op
zag tegen wat hij noemtindependentistisch losma
ken en scheuren van de plaatselijke kerk uit baar
verband.
Luk. 4 30; Joh. 8 59.
»Het is ons niet onverschillig, zegt hij, boe
men tot die (Geref.) Kerk komt, waar zij staat,
naar welk model zij wordt gebouwd, uit welke
materialen zij is saamgesteld, welke afmetingen
zij vertoont en wie haar bouwmeester is" (blz. 8).
Wat wonder! Dat alles is ons ook niet on
verschillig, en dat is niemand onverschillig, die
geen vormelijk geknutselde, maar een door God
verwekte reformatie der Kerk begeert.
Maar daar gaat bet niet over. Slechts is bet
de vraag, of men aan de uitwendige plaats, af
metingen enz. alles ondergeschikt mag ma
ken en een systeem van kerkregeering volgen,
zij het dan ook door lijdelijk nietsdoen, dat ken
nelijk door de H. Schrift wordt veroordeeld.
In welke orde redeneert gij, lezer: eerst ge
trouwheid aan het Woord en dan een kerk van
zoo groote afmetingen als slechts immer moge
lijk is, of eerst de afmetingen bepalen en daar
de mate van getrouwheid van laten afbangen?
Prof. H. laat ons hieromtrent niet in bet on
zekere.
Tegenover de doleerenden wil hij plechtig met
«volle bewustheid, als niet Gereformeerd verwer-
»pen het beginsel, dat de plaatselijke kerk....
«zich van bet lichaam der Herv. Kerk losscheurt"
(blz. 8).
In het voorbijgaan moeten wij even opmerken,
dat bedoeld losscheuren volstrekt geen beginsel is
van de doleerenden, want dan zouden zij bet voorop
stellen en er bet wenschelijke van betoogen. Maar
bet is een noodzakelijk gebrek, dat zij betreuren
en dat alleen bet gevolg is van bun terugkeer
tot de gereformeerde kerkorde.
Wat wil Prof. H. dan? »De Reformatie van
de Herv. Kerk als de onverbreekbare eenheid ge
dacht van alle berken, die nu tot een genootschap
schijnen saamgesmolten."
Dit noemt bij «het z. i. zuivere Gereformeerd
beginsel."
Wij meenen bet te moeten noemen: de qua-
dratuur van den cirkel, bet totaal onbereikbare.
Want, of men al duizendmaal verdedigt, dat
alle Herv. gemeenten toch nog «rechtens" naar
de belijdenis moesten bestuurd worden, de tegen
standers spotten met zulk een machtelooze theo
rie. De Synodale besturen geven aan uw woor
den, klachten en protesten zooveel ruimte als ge
zelf maar verlangt, indien uw voeten maar blij
ven in bet spoor, dat zij aanwezen. Andert zet
men u van het terein.
Bovendien, wat beteekent die reglementaire
rechtsgeldigheid der belijdenis? Prof. H. leidt
ze alleen af uit art. 11 van bet Algemeen Re
glement. Maar zelf geeft bij toe, dat de in art.
11 voorgeschreven handhaving der leer «op Ge
reformeerd standpunt ondenkbaar is."
Een voorschrift derhalve, waarvan de uitvoering
ondenkbaar is, zal de basis van ons recht uit
maken Maar op den grondslag van bet ondenk
bare kan geen gereformeerd man leven. Wij zijn
in een werkelijke wereld en hebben ons tot bet
uitvoerbare te schikken.
En tot dat uitvoerbare behoort ook het instel
len van de Presbyteriale kerkorde.
Prof. H. erkent ook zelf, dat de Kerk door die
betere orde moet worden «in staat gesteld zich
als Kerk te openbaren, d. i. hare belijdenis te
bandhaven (blz. 9 en 45).
Met deze uitdrukking geeft de schrijver ons
zijns ondanks gelijk. Want al de strijd gaat {niet
over het inwendige, hetwelk God alleen beoor
deelt, maar) over de openbaring van wat gees
telijk en wezenlijk bestaat.
Een kerk, die zich actuëel niet openbaart als
kerk, is geen zichtbare kerk. Men kan daar al
lerlei meeningen, vermoedens, bespiegelingen,
pbantasiën over hebben, maar een zichtbare kerk,
waar men iets meê worden kan, is het niet.
Hiermede vervalt dan ook de mogelijkheid van