Christelijk
Vrijdag 20 Mei 1887.
2d8 Jaargang N° 64.
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
SOMMELSDIJK.
Advertentiën 10 cent per regel.
Advertentiën worden bij de Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Alle stukken voor de Kedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
WEEii U A UEA DEK.
Mei.
Zon
Maan
Markten.
„Die Uwen laain kennen,
zullen op U betrouwen."
Een hoogst belangrijk Adres.
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven worden slechts
tweemaal berekend.
op
onder
op
20
Vrijdag
4.00
7.52
9.25
21
Zaterdag
3.59
7.54
3,47
22
Zondag
3.57
7.55
NMll.25nm
23
Maandag
3.56
7.56
onder 8.18
Heenvliet paard
24
Dinsdag
3.55
7.58
9.21
25
Woensd.
3.54
7.59
10.18
sGravend. veem.
26
Donderd.
3.52
8.1
11.8
Puttersh. beest.
Ps. 9: 11.
(Slot,)
Wie die God dan is? Ach, vraag dat niet
aan menschen alleen. Zij kunnen ons hunne
hulp bieden en voorlichten op den weg, die tot
Hem henen leidt, maar iemand met Hem in
personeele aanraking te brengen, dat vermogen
zij niet. Dat kan alleen de Geest Gods. Een ein
dig schepsel kan ook nooit den Oneindige ver
klaren. Daartoe zoude de mensch boven of al
thans gelijk met Hem moeten staan.
En nu is dit juist Gods groote genade, dat
Hij zich verklaard heeften als kenbron van
Zijh Wezen ons Zijn Woord verschafte. Hij is
als het ware achter de verschillende Bijbelboe
ken, die in den loop der tijden zijn geschreven,
aangekomen om ze te verzamelen tot dat volle
geheel, in welks bezit wij ons mogen verblijden.
Zal nu dat heerlijk kapitaal voor ons zijn
rente afwerpen, of m.a.w. zullen wij uit dat
Woord waarlijk God kennen leeren, dan moet
de H. Geest er onze oogen voor openen, en
onze eerste Uitlegger zijn. De zaligmakende
genade Gods is wel verschenen aan alle men
schen, die onder het Evangelie leven, maar de
krachtigste verschijning heeft bij den blinde
weinig effect. Het passeeren van de waarheid
is onvoldoendezoo men haar niet opvangt in
zjjn binnenste. En hoe zou dat laatste mogelijk
zijn zonder de beploeging en bedauwing van den
harden akker der ziel door den Geest des Heeren?
Waar echter een begin van waarachtige ken
nis is doorgebroken, daar ontstaat steeds dorst
naar meer. Tevens gaat daar dan een oprecht
vertrouwen en een ijverige liefde mede gepaard,
Yele onbeheerde zondaren roemen somtijds luide
hun vertrouwen op de goedheid Gods. Het is
evenwel slechts schijn. Als de verdrukking ge
naakt, en bijkans altijd (indien er uitwendige
Schriftkennis aanwezig is) vóór den dood ont
zinkt hun dat vertrouwen. Hoe ontzettendHet
is waar, er zijn voorbeelden, dat onbekeerden
toch wel met een zekere gerustheid heengaan. Dat
geschiedt echter meest uit onkunde, en hoe dit
ook zij, als Gods eigen Woord waarachtig is,
gelijk het dat is, dan wordt door dezulken aan
gene zijde van de doodsjordaan terstond bij
het eerste beroep op hun kennis van God de
bange terugwijzing gehoord: »Ik heb u nooit
gekend." Alleen het kennen, dat de H. Geest
werkt, boezemt blijvend vertrouwen in. Het kind
Gods gaat op de toezeggingen Zijns hemelschen
Vaders zekerder dan op al het zichtbare, dat
hem omringt. Al week de aarde uit haren stand,
of al werden de bergen overgedragen naar het
hart der zee, dat betrouwen blijft. Het geloof
is een vaste grond der dingen, die men hoopt,
en een bewijs der zaken, die men niet ziet.
Wat God beloofd heeft in Zijn Woord, zal
Hij ongetwijfeld bevestigen, want Hij is geen
menschenkind, dat Hij liegen, of dat Hem iets
berouwen zou. Nimmer is er bij Hem dus nood
zakelijkheid tot verbreking van hetgeen Hij in
en door Zijn Verbond verpand heeft; ook van
vergeten in den zin van verzuimen kan bij God
geen sprake zijn. Hij gedenkt zijn Verbond in
eeuwigheid.
Meerdere kennis dringt tot meer vertrouwen
en tot meer liefde. Terwijl omgekeerd harte
lijke liefde en vaster geloof aansporen tot het
zoeken van meer kennis. Gods liefdedienst ver
driet niet, maar hij wekt den mensch op.
»I)e oogen dergenen die zien, zullen niet
terugzien, en de ooren dergenen die hooren,
zullen opmerken." Wie het anders voortstellen,
van hen moet op redelijken grond betwijfeld,
of zij wel ooit in dien dienst met hun hart
waren verbonden. En nu weten wij wel, dat dit
een zwakke tegenwerping is in de schatting
van hen, die nog buiten het koninkrijk Gods
staan, maar dit neemt haar innerlijke waarde
niet weg. Als alle mensehen de zon konden zien,
waren er geen blinden. Zoo ook zouden er geen
geestelijk dooden zijn, als allen de heerlijkheid
van den dienst des Heeren verstonden.
De majesteit van een Koning zoude niet groot
zijn, indien zij, die hem door persoonlijke, veel
vuldige ontmoeting kenden, daar geen bijzonder
besef van hadden. Zelfs voor hooggeplaatste
en adellijke lieden is het een groote gebeurte
nis in hun leven, als zij eens een onderhoud
met een aardsch vorst mogen hebben. Hoeveel
te meer zal de gemeenschap met God en Chris
tus den mensch bezielen
Hoe die gemeenschap voorts onderhouden wordt,
is klaar genoeg. God de Heere spreekt van Zijn
zijde door het Woord, en de ziel van haar kant
in het ootmoedig gebed. Alle chtistenen leven
dan ook gestadig bij hun Bijbel en bij het gebed.
Zij die dat Godswoord verdringen of ongebruikt
laten, en daarbij weten te verhalen van vele
gezichten en aparte openbaringen, al zijn die
nog zoo vol vrome geheimen, zij geven reden
tot groote bezorgdheid over hun staat. Al wat
van Gods Woord, Zijn voleindigde openbaring,
ons aftrekt, en den toets van dat Woord niet kan
verdragen, is zonder waarde, wat meer zegt,
schadelijk voor het behoud onzer ziel. »Zoo zij
niet spreken naar dit Woord, het zal zijn, dat
zij geen dageraad zullen hebben".
De christen verblijdt zich in zulk een dage
raad. Hier beneden is de kennis ten deele en
wordt het vertrouwen gelouterd. Harde proeven
moeten de geloovigen soms doorstaan. Doch dat
blijft zoo niet immer duren. Haast rijst de zon
hooger aan de ldmmen, haast wordt de duistere
rede tot volle klaarheid gebracht, en is er van
wege de volheid des genietens geen behoefte
meer om over vertrouwen te peinzen. Want dat
vertrouwen zal dan overgegaan zijn in een vol-
heerlijk aanschouwen. Er zal dan verzadiging
der vreugde voor Zijn aangezicht genoten worden;
liefelijkheden aan Zijn rechterhand.
Wie de wereld kennen, zullen haar niet ver
trouwen. De wereld bedriegt en wil zelf bedro
gen zijn. Al wat zij aanbiedt, loopt op misluk
king en teleurstelling uit. Maar die den Heere
kennen, zullen op Hem zeker vertrouwen en
gedurig krachtiger ervaren, dat zij niet te ver
geefs op Hem hoopten.
Op het ernstig verlangen van vele gemeente
leden der Ned. Herv. Kerk te 'sGravenhage had
den de heeren Mr. L. W. C. Keuchenius, C. D.
van Schouwenburg en A. M. de Blauw Sr. zich
bij Adres van 8 Febr. jl. tot den kerkeraad al
daar gericht met het verzoek om de reformatie
hunner kerk te willen ter hand nemen.
Naar aanleiding van dat schrijven is hun het
Extract uit de notulen van de vergadering des
Algemeenen Kerkeraads van 8 Maart 1887 toe
gezonden, waaruit bleek, dat die Kerkeraad het
voorstel zelfs niet in behandeling wilde nemen,
alsmede dat hij het verzoek opvatte als een po
ging om hem te verleiden tot opstand tegen
de wettige overheid."
Dezelfde onderteekenaars hebben zich nu op
nieuw tot den kerkeraad gewend, teneinde zich
te zuiveren van den blaam, alsof het hun te
doen ware om slechts scheuring, verwarring en
losbandigheid teweeg te brengen en tevens
om eenvoudige gemeenteleden, die door zulk
een antwoord en door het publieke woord van
Ds. J. Moll Jz. (die zich als oudste leeraar na
mens de leden van den kerkeraad vermanend tot
hen gericht had) lichtelijk op een dwaalspoor
konden komen, beter voor te lichten.
Dit tweede Adres is een uitgebreid stuk, 60
blz. druks, en kennelijk van de hand van den
heer Keuchenius die hiermede een gewichtige
bijdrage leverde voor de beoefening van het kerk
recht.
Het is zoo machtig, zoo bezield en bezielend,
het is zoo overvloedig rijk aan tegenargumen
ten, meest ontleend aan de geschriften der he-
dendaagsche tegenstanders (als Dr. J. H. Gun
ning Jr., Dr. G. J. Vos Az., e.a.) zeiven, het doet
zoo volkomen alle beschuldiging van rechts- en
plichtsovertreding te niet, dat men wel totaal
ontbloot moet zijn van alle gezonde begrippen
van kerkregeering, en bovendien geheel door par
tijhaat overmeesterd, om ongevoelig te kunnen
blijven voor zulk een doordringend betoog. Toch
vreest men maar al te zeer, dat de kerkeraad
er niet voor zwichten zal. De sterkste logica
baat niet, als het hart afkeerig is van de wegen
waar zij ons heendrijft. Het dogma der genoot
schappelijke schijn-eenheid schijnt nu eenmaal in
de kringen der irenischen alle kerkelijke zonden
te kunnen dekken.
Eenige jaren geleden oordeelde de Haagsche
kerkeraad nog zoo geheel anders. In 1880 was
er een nieuw artikel 38 van het Reglement op
het Godsdienst-onderwijs voor de Synode aan
genomen, hetwelk algemeene ergernis verwekte.
De kerkeraad besloot daarom, op advies van Dr.
Gunning, om het bedoelde artikel ter zijde te
stellen. En thans ziet men in het streven der
doleerenden (hetwelk niets anders bedoelt dan
het handhaven van Gods Woord en Christus' eere
boven de daarmede strijdige vindingen van men
schen) schending van eenmaal afgelegde beloften
en het zoeken van oproer, geweldpleging en re
volutie
»In 1879, zoo lezen wij op blz. 8, erkende de
kerkeraad nog met den heer Gunning, dat in de
Ned. Herv. kerk niet, evenals in de Roomsch
Kathol ij ke kerk, van eene aardsche kerkelijke
overheid sprake zijn kan; dat daar de Heere
Jezus Christus de eenige Overheid is, Wien alle
ambtsdragers in de kerk, niet bekleed met eene
heerschende en dwingendemaar enkel met eene
bedienende macht, eer en gehoorzaamheid ver
schuldigd zijn. Hoe heeft het nu aldus vragen
de adressanten aan den Haagschen kerkeraad
bij u Weleerwaarde en Eerwaarde Heeren, die
kinderen zijt van Gereformeerde Vaderen, kun
nen opkomen, tegenover de ondergeteekenden te
spreken van eene wettige overheid, daarbij uit
sluitend te denken aan de Synode en het ont
zeggen van gehoorzaamheid aan haar met den
naam van opstand te bestempelen? Is de Synode
dan sedert 1879 zoo hoog in Uwe schatting gerezen
en in macht, waardigheid en aanzien geklommen,
dat Gij thans verlangen moogt, dat de Herv. kerk,
met verloochening van eigen oorsprong, geschie
denis en wezen en van leer, plicht en roeping, zich
voor haar en voor haar alleen buige? Is dit
de gevolgtrekking die Gij maakt uit het feit dat
Het werd gedrukt bij J. V. Pijpers Jr.. Zuidwal 44 te'sllage,
en is voor belangstellenden verkrijgbaar. De prijs is ons onbekend.
de Synode 70 jaren lang met de ondermijning
van het christelijk geloof bezig, tot betere be
reiking van haar doel, in de door haar uitge-
schrevene formules van af te leggen beloften,
ook den eisch van gehoorzaamheid aan de ker
kelijke verordeningen heeft weten in te vlechten
Het heeft dan zijn nut U aan uwe uitspraak
van acht jaren vroeger te herinneren".
Op dezen ernstig-manenden toon is het geheele
Adres gesteld. Ook is het versierd met vele uit
spraken van Mr. Groen van Prinsterer, Mr. I.
Da Costa, Dr. D. Chantepie de la Saussaye en
andere mannen van naam en wetenschappelijk
gezag. Aan het citeeren zou geen einde zijn, als
wij alles wat ons in dit stuk bijzonder trof, wilden
overnemen. We vonden hier als het ware een
condensatie van kerkrechtelijke litteratuur. Maar
toch moeten we ons het genot gunnen om onzen
lezers nog een paar alinea's voor te leggen.
Wij lezen dan op blz. 26 omtrent de ethisch-
irenischen.
»Het gebrek of de dwaling, die der ethisch-ireni-
sche richting van den beginne af aankleefde, was
dat zij meende de in de Nederl. Herv. Kerk onder
Sijnodalen invloed bevorderde en gangbare leer-
vrijheid te moeten aannemen, »als een kwaad,
dat God over ons gehengt, en eene kastijding,
die Hij ons toezendt," en dat zij niet haar boven
alles erkende als eene der grootste zonden, die
in eene Christelijke Kerk, welke in dienst staat
van Hem, die de Weg, de Waarheid en het Leven
is, en die voor de zijnen bad: Heilig ze in Uwe
WaarheidUw Woord is de Waarheid" kan wor
den gepleegd."
Tegenover het beroep op »Gods leidingen,"
dat van irenische zijde zoo veelvuldig geschiedt,
en waarmede ook overeenkwam de raad van den
Haagschen Kerkeraad om die leidingen eerbiedig
te volgen, zeggen de adressanten, na verzocht
te hebben dat ook de onverwachte uitnoodiging
van een deel der Gemeente, hetwelk naar refor
matie der Kerk haakt, als zoodanige leiding worde
erkend, op blz. 38 en 39 het volgende:
»De Ondergeteekenden vreezen niet het ver
wijt, dat zij, hiertoe bij U aandringende, Gods
leidingen in de Kerk zouden weêrstreven. Het
Woord van God geeft zuiverder licht omtrent
zijnen Wil dan de uit 's menschen zondige daden
geborene toestanden het zouden kunnen doen,
al moge ook daarin zijn ondoorgrondelijk Be
stuur niet kunnen worden geloochend. Ofschoon
in iederen toestand en in alles, wat is of ver
dwijnt, Gods macht erkennende, en Zijnen Raad
eerbiedigende, zoude uw Kerkeraad toch ongaarne
voedsel geven aan den waan, dat Pilatus, die
eindelijk Barabbas boven Jezus verkoos, door
zijn opmerken en eerbiedigen van Gods leidin
gen, voor alle volgende eeuwen en in het bij
zonder voor dezen tijd, een voorbeeld van wijs
heid, van gehoorzaamheid en van geloofsmoed
heeft achtergelaten. Alle zonde en alle volhar
ding in het kwaad zoude, tegen uwe bedoeling,
kunnen worden gerechtvaardigd, indien de mensch
besluiten mocht in plaats van Gods Woord, Gods
leidingen of wat hij als zoodanig wenscht te
doen gelden, tot richtsnoer van zijn leven, den
ken en werken te kiezen. Waar men tot hier
toe gemeend had tegen de Revolutie het Evan
gelie te moeten inroepen, zoude dan voortaan
het Evangelie kunnen afgedaan ,en de Revolutie
opgehouden hebben eene omkeering te zijn van
Gods ordeningen."
En met betrekking tot de gelijkenis van het
onkruid onder de tarwe, (Matth. 12: 24 en 25),
waarop de Haagsche Kerkeraad zinspeelde om
der Gemeente aan het anti-Schriftuurlijke en zon
dige der pogingen tot reformatie der Kerk te doen
gelooven, schreven de adressanten (blz. 42 en 43):
»In Matth. 12: 24 en 25, luidende: »Het
Koninkrijk der Hemelen is gelijk aan een mensch,