Christelijk
Vrijdag 22 April 1887.
2óe Jaargang N° 60.
IN HOC SIGN O VINCE S
W. BOEKHOVEN,
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
SOMMELSDIJK.
Advertentiën 10 per regel.
tweemaal berekend.
Advertentiën worden bj de Uitgever ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Alle stukken voor de Redactie hestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
April.
Zon
Maan
Markten.
Re mensch naar 't Woord der
waarheid geoordeeld.
Ingezonden,
voor de Zuid-Hollandscfie en Zeeuwsche Eilanden
Deze Courant verschjnt eiken Vrijdag.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven worden slechts
WËEKHA1MDER.
op
onder
onder
L. Kwart.
22
Vrijdag
4.49
7.7
6.6
23
Zaterdag
4.47
7.9
NM.'sra.9.13
op
Vlaardingen vee
24
Zondag
4.45
7.10
5.45
25
Maandag
4.43
7.12
6.12
26
Dinsdag
4.41
7.14
6.44
Sommeld. pa.ve.
27
Woensd.
4.39
7.16
7.22
28
Donderd.
4.37
7.17
8.11
in.
Waarde Vriend!
Gij moet nu niet meenen, mijn vriend, dat
ik er vermaak in schep, om dit treurige feit te
verzwaren. Het zij verre van mij daarin beha
gen te hebben maar ik zou u de kwaal van
uw ziel, en het gevaar dat ge tegengaat,
zóó te verstaan willen geven, dat gij tot het
besluit kwaamt om naar genezing om te zien
en den toekomenden toorn te ontvlieden. Het
Woord Gods, waar het uw natuurlijken toestand
beschrijft, openbaart u ook het gevaar waarin
ge verkeert. Het verklaart u dat de menschen
van nature kinderen des toorns zijn; dat hij
die niet gelooft, airede veroordeeld is; dat de
schuld gekomen is over alle menschen tot ver
doemenis dat alle menschen, voor zoover zij in
de zonde leven, in een staat des doods zijn, dat
de bezoldiging der zonde de dood is, de tweede
dood in een poel des vuurs; dat de ziel die ge
zondigd heeft zal stervendat vernieling en el
lende in der menschen wegen isdat er een dag des
oordeels en der verderving der goddelooze men
schen zal zijn. God, die een God van barmhartig
heid is, verklaart zelf, dat Hij degenen die de on
gerechtigheid doen haat, en dat Zijn aangezicht
is tegen degenen die kwaad doen, om hunne
gedachtenis van de aarde uit te roeien. De god
deloozen hebben geen vrede, spreekt de Heere.
En opdat nu niemand zich verkeerde voor
stellingen zou maken van een zeer gewichtige
zaak, gebruikt het Woord Gods de krachtigste
uitdrukkingen, om ons te toonen, dat de een
niet moet meenen in een beteren toestand te
verkeeren dan de ander. Allen die zonder de
wet gezondigd hebben (zonder de geschreven
wet gekend te hebben) zullen ook zonder wet
verloren gaan; en zoovelen, als onder de wet
gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld
worden. Want dit zegt de Schrift: vervloekt
is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen ge
schreven is in 't boek der wet, om dat te doen.
Met andere woorden: alwie in één enkel punt
de wet Gods heeft overtreden, die is een schul
dig schepsel. De apostelen des Heeren verkla
ren ons dat de toorn Gods van den hemel ge
openbaard wordt, niet over sommige gruwelijke
misdaden, maar over alle ongerechtigheid; zij
verklaren ons dat alle overtreding en ongehoor
zaamheid rechtvaardige vergelding zal ontvan
gen; dat er verdrukking en benauwdheid zal
zijn over alle ziel des menschen, die het kwade
werkten dat alwie de geheele wet zal houden
en in èén zal struikelen, schuldig is geworden
aan allen, en ook veroordeeld zal worden en
verloren zal gaan door die enkele zonde, als
had hij de geheele wet overtreden. Dat zijn de
verklaringen der apostelen, en onze Heere leert
ons, dat zelfs een enkel slecht woord eene ziel
blootstelt aan 'thelsche vuur.
De profeten en de apostelen stellen zich niet
maar tevreden met ons te verzekeren, dat het
voor den mensch gevaarlijk is in zijn natuur
lijken staat te volharden; maar zij geven ons
eene vreeselijke beschrijving van dat gevaar.
Zij verklaren ons dat de onrechtvaardigen het
koninkrijk Gods niet zullen beërven; dat God
op de goddeloozen zal regenen strikken, vuur
en zwavel, dat het vreeseljk is te vallen in de
handen des levenden Gods, dewijl onze God een
verterend vuur isdat de Heere Jezus van den
hemel zal geopenbaard worden met de engelen
zijner kracht, met vlammend vuur wraak doen
de over degenen die God niet kennen, en over
degenen die het Evangelie van onzen Heere Je
zus Christus niet gehoorzaam zijn, dewelke zul
len tot straf lijden het eeuwig verderf, verre van
het aangezicht des Heeren en van de heerlijkheid
Zijner sterkteen al wie niet gevonden zal wor
den, geschreven in 'tboek des levens, zal in 't
verderf geworpen worden.
Niet alleen de gruwelijke zondaars, maar zelfs
de vreesachtigen en ongeloovigen, die den Heere
niet durven volgen of weigerden Zijn Woord te
gelooven, zullen hun deel hebben aan 't verderf.
Zij zullen eten van de vrucht van hunnen weg,
en zich verzadigen met hunne raadslagen, terwijl
de rook van hunne pijniging opgaat in alle
eeuwigheid.
Onze Verlosser zelf, wiens zachtmoedigheid
en mededoogen nooit genoeg geprezen is, verre
van deze ontzettende verklaringen te verzwakken,
bevestigt ze veeleer op de meest volkomene wijze.
Hij toch leert onsdat Hij al de goddeloozen
zal oordeelen en hen uit Zijne nabijheid zal
verwerpen met het ontzettende woordGaat weg
van Mij, vervloektenin 't eeuwige vuur, dat den
duivel en zijne engelen bereid isen Hij zegt
dat zij in de eeuwige pijn zullen gaan, waar
weening zal zijn en knarsing der tanden, waar
hun worm niet sterft en het vuur niet uitge-
bluscht wordt.
Onze Verlosser spoort u aan geen, offer te
ontzien om daaraan te ontkomen: Vreest niet
voor degenen die het lichaam dooden en de ziel
niet kunnen dooden; vreest veeleer Dien, die
heide ziel en lichaam kan verderven in de hel.
Ontzettende uitspraak! De Heere is niet maar
tevreden u te waarschuwen voor 't gevaar waarin
uwe ziel loopt; Hij geeft u de verzekering
daarenboven, dat talloos velen zich zelf in dat
eenwig verderf storten, waarvan geen enkel uit
wendig voordeel u kan bevrijden. Wijd is de
poort en breed is de weg, die tot het verderf
leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan
en Hij voegt er, als om aan zijn onderwijs nog
meer gewicht te geven, dit bijDe poort is eng
en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en
weinigen zijn er, die hem vinden! Want velen
zijn geroepen maar weinigen uitverkoren. Gij
moet u dus niet voorstellen dat het zoo gemak
kelijk is den weg ten hemel te volgen; dan
zoudt ge u deerlijk vergissen, want de weg is
nauw. Beeldt u niet in dat het grootste getal
gered moet worden en dat g j dus slechts met
de groote menigte behoeft mede te loopen; zij
volgt den weg die ten verderve voert, en er
zijn er maar weinigen die den weg kiezen wel
ke naar God en de eeuwige heerljkkeid leidt.
O begeer dan toch vuriglijk tot die weinige
gelukkigen te mogen behooren!
Misschien tracht gij, waarde vriend! de ge
dachte aan 't gevaar waarin uwe ziel loopt te
verzwakken, door te zeggen dat gj niet zoo
schuldig zijt, als ik u zou willen doen gelooven.
Gij zijt, zoo spreekt ge, geen leugenaar, on
eerbare, geen goddelooze of onrechtvaardige, en
gij hebt u niet een van die zonden te verwijten,
waaraan zoovele duizenden zich overgeven. Dat
is wel mogelijk, maar als gij u zelf beter kendet,
en als gj vooral Gods wet beter kendet, dan
zoudt gj u gedrongen gevoelen te beljden,
dat gij met uwe gedachten een groot getal van
die zonden hebt bedreven, waaraan gj nu on
schuldig meent te wezen, en dan zoudt ge toe
stemmen, dat, hoe uw gedrag ook moge zjn,
Gods Woord u zondaar noemt en veroordeelt,
omdat gj niet alles gedaan hebt wat u bevolen
is te doen, en omdat gj dikwerf datgene hebt
gedaan - hetwelk u verboden was. Hoe braaf g j
ook zjn moogt, toch zjt ge, als ge u niet van
harte stelt onder 't gezag van Gods Zoon, weer
spannig tegen het Evangelie.
Bedriegt u zelf dan niet; niet alleen gruwe-
1 jke zondaarsmaar ook de onrechtvaardigen
alle degenen, die geen waarachtige godsvrucht
hebben, zullen het koninkrijk Gods geenszins
beërven.
Indien iemand den Geest van Christus niet
heeft, die komt Hem niet toe. Indien iemand
den Heere Jezus Christus niet lief heeft, die
zj eene vervloeking. Die den Zoon ongehoor
zaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn
Gods bljft op hem. Het Evangelie lichtvaardig
achten, is verloren gaan; daarom schrijft ook
de "apostelHoe zullen wj ontvliedenindien
wj op zoo groote zaligheid geen acht nemen.
G.K. Wordt vervolgd.)
WAAR, WIE EN WAT?
.Van oudsher is er van zeker volk een roep
uitgegaan van huiseljke deugden en goede ze
den.
Reeds sinds lange jaren evenwel is dat goed
gerucht verzwakt en tegenwoordig wordt het
bjna overschreeuwd door het kwade. Vanwaar
dit? Eén reden uit de vele willen wj hier uit
eenzetten.
Meer dan drie eeuwen geleden, toen dat volk
nog zuchtte onder 't knellend juk van een mach
tig koning, waren er in verscheidene steden
clubs of vereenigingen opgericht, die zich ten
doel stelden het dominospel te beoefenen. Uit-
drukkeljk bepaalden de statuten, dat alleen dit
spel en geen ander bedoeld werd. En zj, die
tot gezegde vereenigingen toetraden, vatten dit
dan ook altjd in dien zin op.
Vooral van de zjde der trawanten des vreem
den gezaghebbers ondervond de vorming van
nieuwe clubs geduchten wederstand. Met zwaar
den en lansen gingen ze er tegen.in. En de
oude, reeds bestaande clubs konden daarom
slechts met moeite het hoofd boven water hou
den. Doch met taaie volharding hielden ze zich
staande en was het dan niet altjd in getalsterkte,
toch wonnen ze in gehalte. Wie niet met hart
en ziel aan 't dominospel verkleefd was, trok
zich terug en zoo hieven slechts mannen over,
één van zin en één van bedoelen.
Juist door deze eensgezindheid werd een veer
kracht geteeld, die zich wel voor de overmacht
boog, maar om zich onverwjld op te richten,
zoodra het knellen van 'tjuk minder werd ge
voeld en om het af te werpen, zoodra de kans
daartoe gunstig werd.
Daaruit verklaart zich dien langen, hangen
oorlog door dat volk tegen zijne onderdrukkers
gevoerd. Die oorlog werd (zooals de lezers kun
nen weten) afgebroken door een veeljarig be
stand. Rust en vrede keerden toen in 't getei
sterde land terug en voor de domino-clubs scheen
een betere tjd aan te breken. Allerwege waren
Het woord «club" heeft bij onze natie geen verheven klank:
Maar de lezer bedenke wel, dat hier een voorstelling wordt gege
ven van zekere bekende geschiedenis ten deele in beeldspraak. In
zulk een gelijkenisrede moet men niet te sterk op elk woord hechten,
maar meer het hoofddoel van het stuk in het oog vatten. En dat
hoofddoel is hier de aanwijzing van rechtsverkrachting;
een kwaad, dat even berispelijk is in een club of besloten gezelschap
als op de publieke markt des levens, en even verfoeielijk bij het
spel als op hooger terrein. In elk geval, hier lette men wel op, wil
de schrijver de lichamen die hij op het oog heeft, volstrekt niet o p
één 1 ij n stellen met clubs voor spelen.
ze opgericht. Geen stad of dorp binnen de land
palen of het bezat zulk een club. Alleen hare
leden konden tot gewichtige landsbetrekkingen
geroepen worden.
Maar helaaseen hoogleeraar, door zjn toe
treden tot een der clubs volledige instemming
met de statuten betuigd hebbende, komt met
verscheidene zjner vrienden overeen tjdens de
vergaderingen ook eens aan het damspel te be
ginnen. Te vergeéfs beroept zj zich op de sta
tuten, die zoo duideljk spreken. De meerder
heid hoort die protesten geduldig aan. Dan neemt
haar woordvoerder het woord en zegt: »Wat
wilt gj toch, .gjlieden met uwe statuten? Wj
raken immers die statuten niet aan. Gj kunt
domino-spelen, zooveel gij wilt. Wj beletten
u dat immers niet? Gun ons dan het damspel."
»Maar die statuten veroordeelen u," roept de
minderheid, »want zj sluiten het damspel uit."
»Wj hebben hier te gebieden," is het antwoord,
gjlieden moogt toezien."
Ware nu deze beweging tot ééne plaats be
perkt gebleven, dan zou het zoo'n vaart niet
geloopen hebben. Doch toen de vriendjes van
dien geleerden heer, die menigvuldig waren,
van 't geval hoorden, zeiden ze: »Hè ja, wj
wilden ook wel zoo'n damspelletje." En zoo
gingen ze op andere plaatsen 't grapje naboot
sen. De statuten dorsten ze niet aan te raken.
Neen, want dan zou er een storm opgestoken
zjn, die hen onder de puinhoopen van eigen
teleurgestelde verwachting en verjdelde hoop
hegraven hadde. Zj deden eenvoudig als wa
ren er geen statuten en speelden naar hartelust
hun damspel.
Toen zjn de aan de statuten getrouwe broe
deren plaatseljk tezamengekomen en hebben
gezegd: »Zoo kan 'tniet langer." Ze hebben
tegenover 't oude, afgeweken bestuur een nieuw
benoemd, wiens lust het was de statuten op te
volgen.
»Wel zoo!" zeide toen't oude bestuur, zon
dert gj u af, dan verliest gj uw recht op de
eigendommen der vereeniging." »Neen! zei
't nieuwe bestuur, »die eigendommen komen
ons toe, want wj vormen de ware vereeniging."
En ze hebben de hulp van rechter en politie
ingeroepen, om hun in 't bezit te stellen hun
ner eigendommen.
Maar ziet, wat ongeloofljk schjnt, gebeurd.
De rechter heeft, evenals de onwettige bezitters,
geantwoord: Gjlieden moogt toezien." Toen
zag 't er donker uit voor de liefhebbers van 't
dominospel.
Evenwel een prins van den bloede, ook al
lid van een dier clubs, heeft zich de zaak aan
gaan trekken. In zjn banier stond het devies:
»Het dominospel zal ik handhaven, zoolang ik
leef." Ten gunste der verdrukte minderheid
wierp hij het zwaard in de weegschaal. Mede
door z jne bemiddeling werd er in eene niet on-
aanzienljke provincie-stad eene groote vergade
ring gehouden van afgevaardigden der verschil
lende clubs om de statuten te herzien. Narjpe
overweging werd besloten het dominospel te
handhaven. De vrienden van het damspel moes
ten of zich aan de statuten onderwerpen, öf
heengaan. Zoo zegevierde de rechvaardige zaak.
Slechts twee jaren later ontvlamde weer de
oorlogsfakkel; het zwaard, dat twaalf jaren rustte,
verliet weer de schedehet vuurroer werd van
de wand genomen en de koperen kelen van
honderden kanonnen brulden weldra elkander
tegen en stortten dood en verderf uit over
s' lands beemden. Maar de eendrachtdie de
vergadering in de ongenoemde provincie-stad
gevolgd was, had macht gemaakt en na nog
ruim 25 jaren worstelens moest de onderdruk
ker het hardnekkige bedelaarsvolk (een naam,
door schimpende lasteraars uitgedacht, maar