Christelijk
Weekblad
Vrijdag 1 April 1887.
2d? Jaargang N° 57.
IN HOC SIGN O VINCES
W. BOEKHOVEN,
Abonnementsprijs per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVER
Advert e n t i n 10 per regel.
Advertentiën worden bij de Uitgevek ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
Alle stukken voor «Se Mealaetie bestemd, Advertentiën eas verdere Administratie, franeo toe te zenden aan den Uitgever.
WEEMKALMbm
April.
Zon
Maan
OBTHSJEMAHTE.
Antwoord aan Minos.
voor de Zuid-Hoüandsche en Zeeuwsche Eilanden
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdag.
SOMMELSDIJK.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven worden slechts
tweemaal berekend.
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Maandag
Dinsdag
Woensd.
Donderd.
op
onder
op
5.35
6.32
Eerste kw.
vm. 2.13
5.33
6.33
11.14
5.32
6.34
23
5.29
6.36
1.38
5.27
6.38
2.28
5.25
6.39
4.22
5.22
6.41
V ollemaan
vm. 5,58
Gorinchem
paardenmarkt.
Aardenburg
paard en veem.
Goes veem.
Middelburg
paard en veem.
Matth. 20 86—40.
Nadat de Heiland met Zijne discipelen aan het
Pascha, thans in een disch des Nieuwen Verbonds
veranderd, had aangezetennadat Hij het verraad
van Judas en de verloochening van Petrus had
aangekondigd; toenzoo lezen wij, ging Jezus
met hen' in eene plaats, genaamd Gethsemané,"
en reeds het noemen van dien èpkelen naam is
voldoende om allen, die onder het Evangelie zijn
opgegroeid, geheel het droevig tooneel,. dat die
hof eenmaal te aanschouwen gaf, voor den geest
te roepen.
Of neen, er werd eerst nog een lied gezongen.
Maar hoe was dat mogelijk, thans te zingen, met
zoo onbeschrijflijk veel ellende in liet naaste ver
schiet Niet alleen Jezus zelf, als de Alwetende,
zag klaarlijk de uren naderen, dat het bangste
lijden over Hem komen zoumaar Hij bad dit
immers ook medegedeeld aan Zijne jongeren. En
dan nu een lofzang omhoog heffen, hoe kon dit V
Dat Zijne discipelen uit de volle borst mede
gezongen hebben, durven wij niet zeggen; dit
dunkt ons voor het minst zeer twijfelachtig.
Hun gemoed zal daartoe wel te bezwaard ge
weest zijn. Maar boe de discipelen ook gestemd
mochten zijn, Jezus kon thans wel zingen; en
dat niet op gedempten toon, zoodat het eigenlijk
geen zingen zoude geweest zijn, maar met vaste,
zekere stem. Nooit liet Jezus Zijne smart over
Zijn geloof heerschen, en ook in de thans be
doelde oogenblikken was Zijne zielsgesteldheid
normaal, zoodat de snaren van Zijn gemoed op
harmonische wijze in roering konden geraken.
Toen die lofzang dan geëindigd was, ging Hij
met Zijn bemind gezelschap de stad uit, het dal
Kedron door, de brug van de beek over, en zoo
naar de belling van den Olijfberg, waar de hof
van Gethsemané lag. Ofschoon het nacht was,
bq len de poorten der stad voor dezen tocht geen
bé 'itsel, omdat die poorten bij gelegenheid der
fee ten te Jeruzalem altijd geregeld open bleven.
Uier, in Gethsemané, begint Jezus' lijdelijke
gehoorzaamheid, gelijk in de woestijn meer bet
tijdperk Zijner dadelijk-werkzame gehoorzaam
heid. Op beide plaatsen wordt Hij aangevallen
door de macht der hel. In de woestijn overwon
Hij door het Woordin Gethsemané door het
gebed.
Gethsemané beteekent olijvenhof," en reeds
die naam is met het oog op Jezus' worsteling
even veelbeteekenend als de naam Bethlehem"
(broodhuis), zoodat wij ook wel in deze naam
geving het voorzienig bestuur Gods mogen op
merken. Gelijk toch in Bethlehem het brood uit
den hemel nederdaalde, dat tot verzadiging en
eeuwig behoud van een anders verloren wereld
zou strekken, zoo werd de Heiland in Gethsemané
als een olijf geperst, tot voortbrenging van de olie
des Geestes, voor een door de zonde verdorde en
vermagerde menschheid.
Jezus had dezen weg des lijdens kannen ont
gaan, want op den berg der verheerlijking, op
Tbabor, was Hij als het ware weder teruggekeerd
in de voorportalen des hemels. Welk een schrille
tegenstelling dan ook tusschen Thabor en Geth
semané. Daar blonk zijn aangezicht van heer
lijkheid in een luchtige wolk. Hier drukten de
dikste nevelen der ongerechtigheid op Hem en
lag de grootste benauwdheid op Zijn gelaat uit
gespreid. Op Thabor kwam een liefdebetuiging
des Vaders uit den hemel, maar thans zwijgt de
Vader, en al de vervaarnissen der hel bedreigen
Hem. Jezus nam hier hetzelfde gezelschap in Zijn
dichtste nabijheid als op Thabor, maar Petrus
wenscht hier geen tabernakelen te houwen, want
zie hij slaapt.
Jezus moest in Gethsemané de pers alleen tre
den. Hoe stoutmoedig Zijne jongeren zich ook
nog kort te voren hadden uitgelaten, Jezus had
aan hen niet den minsten steun. Ontmoedigd en
afgemat toonen zij zich, en gansch onbekwaam
om deel te nemen in den zoo beslissenden kamp
dien zij hijwonen. Waarlijk, zulk eene houding
in de bangste uren des lijdens moest de smart
van hun Meester nog wei verhoogen.
Hij begon droevig en zeer beangst te worden.
Zijne ziel was bedroefd tot den dood toe. Iemand
kan bedroefd zijn zonder angstig te wezen, en
omgekeerd. Er is zelfs een droefheid die het hart
veeleer verruimt en versterkt dan benauwt. Daar
entegen wordt er veel zielsangst geleden onder
de menschen, die alleen verhardend werkt en
ganschelijk niet bedroefd maakt.
In de reine, teedere ziel van Jezus echter ne
men angst en droefheid gelijkelijk toe, naarmate
God de Vader Zijn aangezicht voor Hem ver
bergt en de Satan met zijn verschrikkingen na
der komt. Jezus liad hier niet sleelits den toom
Gods over enkele bepaalde zonden te dragen,
maar over de zonde in haar oorsprong, en dus
met inbegrip van al haar noodlottige vruchten.
Een last zóó zwaar, dat zonder Jezus' tussclien-
komst ieder een gansche eeuwigheid er aan mede
had moeten torschen.
Het spreekt van zelf, dat Jezus alleen leed
naar Zijne menschheid, want de Godheid kon in
Hem niet lijden.
Maar, zegt men misschien, was dan het lijden
niet denkbeeldig, daar immers de Godheid in Hem
alle menschelijke smart kon onderscheppen en
afweren?
Wie dit meent, onderscheidt niet genoeg de
twee naturen in Christus. Waren deze vermengd
dan ja was alle smart in Jezus ondenkbaar, maar
nu niet. De Goddelijke natuur treedt nu op den
achtergrond, en de menschelijke gaat de diepte
des lijdens in.
De verhouding van den geloovige tot God is
anders dan die van Christus tot den Vader. Maar
toch kan uit zijn leven ten deele de mogelijkheid
en volle werkelijkheid van Jezus' lijden worden
opgehelderd.
Immersde geloovige kan het geloof en de
gemeenschap met den Zaligmaker bezitten, zon
der dat hij op zekere tijden en in zekere om
standigheden van die vereeniging het dadelijk
voordeel smaakt. Alles is uwe" schrijft Panlus
aan de geroepene heiligen. En evenwel kan het
voor hun gevoel zijn als hadden zij niets.
Alzoo nu ook bij Jezus. Zijne Goddelijke na
tuur deed in Zijne menschheid wel voortdurend
de kracht der heiligheid en de draagkracht tot
het lijden doorwerkenmaar overigens miste
als we zoo spreken mogen, de Zoon des mensehen
in Gethsemané het gebruik van die Goddelijke
kracht, welke het lijden opheft en wegneemt.
Waar de toorn Gods tegen de zonde op Zijne
schouders lag, moest Hij de vertroosting des Va
ders en alzoo ook de volle inwerking Zijner eigen
Godheid derven. Dat kon niet anders. Het een
hing onafscheidelijk met het ander saam. God
de Zoon was het met den Vader altijd eens. Trok
dus de Vader Zijn vriendelijk aanschijn van Jezus
in Zijn menschheid terug, dan moest dit ook ten
gevolge hebben, dat Hij als mensch minder steun
had aan Zijne Godheid, ook al gaf deze Hem nog
het vermogen om den lijdensbeker tot den bodem
toe te ledigen.
Wat er in dien lijdensbeker gemengd was,
stipten wij reeds aan.
Het is gansch natuurlijk, dat Jezus naar Zijne
menschheid terugdeinsde voor het schrikkelijk
lichaamslijden, dat Hem straks onder de hand
van Pilatus en op het kruis van Golgotha wachtte.
Het voorgevoel van al dien smaad en jammer
zal Hem stellig hebben benauwd. Maar toch was
dat nog het ergste niet. Neen, Hij gevoelde hier
bovendien den ontzettenden druk van Gods hei
ligen toorn tegen de ongerechtigheid.
De mensch, als hij bekeerd wordt, beseft nog
slechts iets van dien toorn Gods, maar het volle
gewicht daarvan, zooals Jezus dat ondervond,
zou hem terstond ten verderve doen nederzinken.
Wij kunnen ons daarom aan deze zijde des grafs
geen rechte voorstelling maken van de diepte
van Jezus' lijden. Daartoe zou een nederdaling
ter helle noodig zijn, gelijk allen wacht, die niet
in Christus hun verberging zoeken.
O o
Geen wonder derhalve, dat de Heiland tegen
het ledigen van zulk een beker angstig opzag,
en bij herhaling bad: indien het mogelijk is,
Vader, laat deze drinkbeker van mij voorbijgaan."
Maar niettemin toonde Hij zich geheel eens-
willend met den Vader. Zoude het menschdom
gered worden, dan was terugneming van dezen
beker niet mogelijk. Daarom dronk Jezus hem
tot den bodem toe uit, voor al de Zijnen tot
eeuwige blijdschap en dankstof.
M. G.
(Zie zijn brief over de „zegeningen" van liet
liberalisme in ons no. van 18 Maart jl.)
Geachte Vriend
Zooals gij begint, zou ik het ook moeten
doen. Want ook ik vind het erg jammer, dat
je zoover van mij afwoont. Vroeger, toen je
wat dichter bij waart, kwamen we zoo dikwijls
hij elkaar om het één of ander te bespreken,
en thans, nu er nog zooveel meer en zooveel
andere dingen te bepraten zijn, moet het per
brief geschieden.
Enfin 't is niet andersGelukkig dat de post
zoo goed voor geregelde verzending zorgt.
Mist, ijsgang, storm en nog enkele storingen
uitgezonderd kun je ten minste in een paar
dagen elkaar beantwoorden, 't Duurt wel wat
lang, maar dat zal ook nog wel eens veran
deren, althans als die liberalen in waarheid
zulke voorstanders van vooruitgang, verlichting,
beschaving en ontwikkeling zijn, als waarvoor
je ze in je brief wilt doen doorgaan. Nu, ik
moet zeggen, dat die heeren erg voor die zaken
spreken, maar of ze er nu juist goed achter zijn,
betwijfel ik sterk. Immers, vooruitgaan op een
onbekenden weg zonder Gids of Reisboek, moet
ten verderve voeren; voor verlichting te zijn
en het ware Licht te missen maakt de duisternis
nog grooteren te roepen voor ontwikkeling,
maar de goede kiem te dooden, is dwaas en
misdadig. Neen, vriendgij kunt met de liberalen
zoo hoog wegloopen, als ge wilt, ik zal zoo
vrij zijn, u niet te volgen. Gij spreekt in uwe
brief van hard schreeuwen; ik heb al zooveel,
of liever nog zoo weinig gezien van zulke
levenmakers, dat ik 't liever bij hen zoek, die
in allen eenvoud bedaard voortbouwen op den
eenmaal gelegden, onwankelbaren Grondslag.
Bij hen is de wortel goed en daarom zal de
stam en zullen straks ook de vruchten goed zijn.
Gij begaat in uw schrijven telkens de gewone
fout. Gij ziet niet verder dan gij wilt en
moet. Weet ge, hoe ge doet? Als detijdgenoo-
ten van den profeet Amos. Die roemden alles,
omdat alles hun zoo buitengemeen tegenblonk.
Maar die schaapherder van Thekdóa, die in
onze dagen misschien ook geen kiesgerechtigde
zou zijn geweest, zag dieper. Hij zag door den
schoonen schijn het inwendig verderf en hij
werd niet moede te voorspellen dat dat verderf
zich straks gewisselijk naar buiten zou open
baren.
Laten we toch vooral niet zoo oppervlakkig
zijn en liever de beginselen toetsen, waarop
men bouwt, dan dat we prijzen, wat, goed
bezien, te verfoeien is.
Daar heb je nu, om te beginnen met het
begin, de nederlaag hij de stembus van de
fijnen"die domme lui, zooals je er bijvoegt.
Fijnen en domme lui, dat is dus hij u gelijk
luidend. Nu dat is gemakkelijk gezegd, of liever
nagezegd.
Maar is het waar Kent gij er niet, die waar
lijk niet dom zijn? Of zijn ze misschien dommer
dan die menigte, die zich het denkend deel"
der natie noemt en die gewoon is, al wat van
hun kant komt toe te juichen, zonder er over
na te denken? Neen, dat doen de domme lui
toch nog. Ze denken over alles nog eens na,
overwegen het en oordeelen dan. Die domme
lui hebben een eenvoudigen maatstaf»De
vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid."
Waar die vreeze wordt gemist, zeggen ze, is
de wijsheid ook zoek. Eene redeneering, nog
al zoo dom niet, vindt ge wel? Er kan die
domme lui niets voorkomen of ze gaan naar
dezen maatstaf beoordeelenen niet als uwe
knappe lui, nemen ze alles maar voor goede
munt aan.
En zooals het nu met die zaak gaat, zoo is
liet letterlijk met alles, wat ge me schrijft. Ik
kan natuurlijk in een brief dat alles niet aan-
toonen, want dan zou ik uren moeten schrijven,
en je weet, daar heb ik geen tijd voor. Over
een paar zaken mag ik echter niet zwijgen. Ik
bedoel allereerst over die paar afgevaardigden,
daar je van spreekt. Ik wil van die menschen
geen kwaad zeggendat mag ik niet en kan
ik niet doen.
Ik wil van je aannemen, dat het goede men
schen zijn en knappe menschen ook. Maar ik
zou ze nooit voor leden van de Tweede Kamer
kiezen. En weet je, waarom niet Omdat die
heeren zijn, wat je zoo noemt, liberaal. Zoo
iemand, die niet als beginsel van alle wijsheid
de vreeze des Heeren erkent, moet noodzakelijk
in alles te rade gaan met zijne rede, welke ik
nog altijd geloof, dat door de zonde ver
duisterd is.
Maar ik denk, dat gij en uwe eilanders dat
zoo niet inzien. Gij ziet in die heeren achtens
waardige lieden nu, ik zal op hun achtens
waardigheid niets afdingen maar gij vergeet,
dat zij in alles vlak tegenover hen staan, die
God alleen erkennen als de bron van alle gezag.
Vandaar een grondwet, als we thans hebben
en die gij zoo prijst. 0, ik zal de laatste zijn,
om te zeggen, dat er niet veel goeds in staat.
Maar dat er ook veel in voorkomt, dat ver
anderd en verbeterd moest worden is ook een
feit. Doch al was ze nog zoo goed, zoo er in
zake de uitvoering dier wet geen raad wordt
gezocht hij den Heere, wiens naam »Raad" is,
dan loopt liet immers toch alles verkeerd. En
van dien raad is men niet gediend, laat staan,
dat men dien zou zoeken.
En dan, lieve vriend! ge zegt het zelf, zij,
die wijsheid afbidden van Hem, die alleen wijs
heid schenken kan, worden eenvoudig lastige
lieden genoemd, die den boel maar ophouden
en tegenwerken. O, indien gij wist, hoe ze