Itiimesilaiid.
$*eiiicug'*l lit'uws.
Plaatselijk Jüieiiws.
fBoekaaiikoiicliging.
VAIIIA.
Uit de Tweede Kamer.
Hoofdstuk I en II van de grondwetsherziening
zijn afgehandeld, en over Hoofdstuk III liepen
de algeineene beraadslagingen ten einde.
Het belangrijkste, dat omtrent deze bespre
kingen te vermelden valt, is het feit, dat de
liberale meerderheid der Tweede Kamer op
10 Maart jl. niet wilde erkennen, dat de Ko
ning bij de gratie Gods regeert. De Prot.
Noordbrabanter noemt dit terecht, met betoog
op Spr. 815 een „vreeseljjke beslissing."
Het is ons te doen om een andere Kamer,
die in deugdelijk verband tot het volk staat.
Deze Kamer heeft geen zedelijke bevoegdheid
voor algemeene grondwetsherziening. De anti
revolutionaire partij maakt er daarom ook geen
werk van om de grondwet thans naar haar
inzichten veranderd te krijgen. Alleen aan de
hervorming van het kiesrecht (art. 70) zal zij
weer rechtstreeks medewerken. De overige
wijzigingen kunnen wij niet aanvaarden, zoo
lang deze Kamer zich ongezind toont recht te
doen.
Intusschen heeft onze partij zoo nu en dan
gelegenheid bij de beraadslagingen over verschil
lende onderdeelen van de grondwet, den libera-
listen aan de pols te voelen; de linkerzijde wil
de herziening gaarne algemeen maken.
Zoo ook bij de behandeling van hoofdstuk II.
De grondwet bépaalt, dat de wetten aldus
aanvangen: Wij, enz. Koning der Neder
landen, enz. Het eerste enz. slaat op den naam
des Konings, het tweede op verdere titels. Men
weet ook, dat onze Koningen steeds achter hun
naam hebben gevoegd: „bij de gratie Gods."
Het grondwetsformulier verplicht daartoe niet,
het duldt slechts zulk een inlassching. Wil de
Koning plotseling die bijvoeging weglaten, of
er voor in de plaats zetten„door eigen goed
vinden en door den wil des volks," dan is hij
daarin vrij. Want alleen de woorden „Wij" en
„Koning der Nederlanden" zijn er onveranderlijk
in aangegeven, terwijl al het overige toevallig
en veranderlijk is, en daarom slechts door „enz."
is aangeduid.
Of dus de „gratie Gods" uitgangspunt, fun
dament, hoeksteen van ons staatsrecht is, laat
de tegenwoordige grondwet alzoo onbeslist. Wel
hebben onze drie Koningen gedurende meer
dan zeventig jaren steeds achter hun tijdelijken
naam den naam des Eeuwigen in hun wetten
opgenomenmaar niets waarborgt ons, dat dit
zoo blijven zal.
Daarom stelde Professor Baron de Geer voor,
om dien onveranderlijken Naam Gods ook in
de grondwet op te nemen, nu men het desbe
treffend artikel toch ging nazien.
Het kan toch nooit een onverschillige zaak
zijn, om welke reden wij gehoorzaamheid be-
toonen aan den Koning en aan de wetten van
het land. Een grondwet mag daar niet over
zwijgen.
Toch hebben zij zich bedrogen, die dachten,
dat onze Regeering uit eerbied voor God, voor
onze koningen en voor de historie onzes volks,
het voorstel van Baron de Geer wel dadelijk
zou overnemen.
Wel verklaarde Minister Heemskerk uitdruk
kelijk: zoolang wij Ministers blijven, blijven
die woorden („bij de gratie Gods' j in de wet
ten, maar het voorstel van Prof. de Geer durfde
hij niet aan, omdat het van de rechterzijde
kwam. Of althans moest de liberale meerder
heid er hem eerst verlof toe geven. Dat het hier
een zeer ingrijpend volksbelang gold, scheen
hij niet te gevoelenhij toonde zich op dit
punt eigenlijk zeer onverschillig. Met een paar
nietszeggende uitvluchten maakte hij er zich af.
De over geheel het staatsrecht beslissende
vraag, of de Koning op bevel van God over ons
regeert, dan wel alleen, omdat menschen dit zoo
hebben goedgevonden, acht de Minister Heems
kerk nauwelijks de moeite waard om over te
spreken. Is dit niet ergerljjk.
Maar het was al weer ten believe van de
liberalisten. Deze wilden Gods Naam niet in de
grondwet. Wel gaven zij voordat de Koning
hunnentwege gerust het „bij de gratie Gods"
in zijn wetten kon invoegen, maar intusschen
loochende zij de genade Gods als bron van alle
souverein gezag.
Er moest dus gestemd worden, met dat ge
volg, dat al de liberalen (de HH. van der Feltz,
Farncombe Sanders en Buteux hadden zich
verwijderd) tegen de opname van de woorden
„bij de gratie Gods'' zich verklaarden.
Tot deze verwerping van het gezag Gods
werkten dus ook mannen als de heer Meesters
mede, die nog wel als godsdienstige lieden bij
de kiezers aanbevolen werden.
Zoolang deze Koning leeft, en deze Ministers
blijvgn* zal men ouder „enz." in de grondwet
nog verstaan: „bij de gratie Gods." De libe
ralisten gunnen hun dit als een onschadelijke,
private liefhebberij.
Maar later, als er Ministers aan het bewind
komen, die in geen Godsbestuur gelooven, zal
deze formule stellig wegvallen uit de wetten.
De Koning zal zich daar dan tevens naar moeten
schikken, want volgens liberaal staatsrecht mag
deze niets zelfstandig doen. Wel geeft men in
het afgetrokkene hoog op van 's Konings macht,
doch als het op de praktijk aankomt, besnoeit
men zijn gezag hoe langer hoe meer.
Dit bleek o. a. ook toen de heer Lohman
zijn amendement indiende, betreffende het slui
ten van verdragen.
Naar liberaal staatsrecht hangt de Koning
geheel af van zijne Ministers en de Ministers
van de meerderheid in de Kamers. Naar dat
fatale stelsel berust dus het gezag eigenlijk bij
de volksmeerderheid.
Gaarne verwijzen wij onze geachte lezers
naar de hierachterstaande advertentie van den
Heer Joan Fred. v. Leeuwen. Zijn uitgebreide
Catalogus van degelijke werken wordt op franco
aanvrage ook toegezonden door den Uitgever
dezer courant.
Volgens de N. R. C., is aan Hare
Majesteit de Koningin der Nederlanden de
zeldzame ouderscheiding te beurt gevallen, dooi
den Keizer aller Russen te worden begiftigd
met het grootkruis der in 1714 door Peter den
Groote gestichte orde voor dames, van de hei
lige Groot-martelares Katharina.
Uit Aalten wordt ons geschreven:
Er zijn hier ongeveer 100 man infanteristen,
huzaren en rijkspolitie ingekwartierd. Tevens
bevindt zich ter plaatse de Commissaris des
Konings van Gelderland, de procureur-generaal
van Arnhem en de officier van justitie van
Zutfen.
Ds. Van Oostrum Soede, die dezen ochtend
de predikbeurt moest vervullen, vond de kerk
gesloten, daar de doleerende partij de sleutels
in bezit heeft. Er is geen dienst gehouden.
Ongeregeldheden hadden niet plaats.
De arrondissements-rechtbank te Breda
heeft den arbeider A. v. d. S. te Rozendaal
tot zes jaren gevangenisstraf veroordeeld, omdat
hij den Oen Feb. 's avonds te 9| uur, opzettelijk
brand had gesticht in een schuurtje staande op
ongeveer een meter afstand van de woning
zijner ouders, die zich op dat oogenblik, evenals
hun kostganger, reeds te bed hadden begeven.
Hij had dit gedaan uit wraakzucht tegenover
zijne stiefmoeder.
Men meldt ons, dat in de kas van het
postkantoor te Oosterwijk (N-Been tekort
van p. m. 2000 bestaat. De boeken enz. zijn
door de justitie verzegeld. Het lijk van den
Directeur, die sedert Vrijdag vermist was, is
Zondag uit het water opgehaald.
Men meldt uit Sliedrecht:
Woensdag avond te 10 uren begaf zich de
schippersknecht Jan Rietveld met eene roeiboot
naar zijn op stroom liggend vaartuig, om daarop
te overnachten. Toen men Donderdag middag
nog niets van hem bespeurd had, ging men
onderzoeken. De roeiboot was nog aan het schip
bevestigd, maar de knecht was niet te vinden,
zoodat men vermoedt dat hij verdronken is.
Een kabeljauw, op de Enge.sche kust
gevangen, heeft onwillikeurig dienst gedaan als
overbrenger van een laatsten groet.
Men vond nl. in zijn maag een fleschje en
daarin een papier, waarop met potlood het
volgende was geschreven„De schoener Anna
van Bangor is aan het zinken. Mijne mannen,
die alle hoop opgaven, hebben het schip verlaten.
Ik schrijf je dit, lieve vrouw, opdat je zult
weten, als de flesch tenminste 't strand bereikt,
wat er geworden is van je lieveling Willie
God zegen je." En op de andere zpde stond:
„24 Jan. 1886. Vreeselijke storm. Beide masten
afgeslagen, 't Schip lek. Vaarwel beste vrouw
voor eeuwig. Je liefhebbende man W. Jenson."
M. C.
Ons land telt aan zijn vier universiteiten
thans 2504 studenten en wel te Leiden 854,
te Amsterdam 697, te Utrecht 515 en te Gro
ningen 428.
De directeur van het post- en telegraaf
kantoor te Waalwijk, is wegens ontdekte on
regelmatigheden in zijn beheer, in zijne betrekking
geschorst.
Ook uit Serooskerke en Nieuwedorp gingen
adressen ter Tweede Kamer, in zake de vacci-
nedwang. Uit Nieuwedorp voorzien van 100
handteekeningen.
Een timmermansknecht te Eist sloeg zich
bij het timmeren op den duim; dadelijk begon
de duim te zwellen, daarna de hand, eindelijk
de geheele arm. In enkele dagen was de man
een lijk.
Sommelsdijk, 22 Maart 1887 De kohieren
van den hoofdelijken omslag en van de belasting
op de honden dezer Gemeente, dienst 1887, zijn
door HH. Gedeputeerde Staten dezer Provincie
bij besluit van 15 Maart 1887, No. 1, goedge
keurd, respectievelijk ten bedrage van 4129'
en 178.50. Door Burgemeester en Wethou
ders dezer Gemeente is ter openbare kennis
gebracht, dat die kohieren gedurende vijf maan-
ter Secretarie voor een ieder ter lezing zijn
nedergelegd.
Door Burgemeester en Wethouders dezer
Gemeente is aan A. Jansen, alhier, voorwaar
delijk vergunning verleend, tot het oprichten
eener huidenzouterij, in het huis A No. 221,
staande aan de Voorstraat alhier, en aan A. v. Es
vergunning tot het oprichten eener bakkerij in
het huis A No. 22, mede aan de Voorstraat alhier.
In het afgeloopen jaar 1886 was het aan
tal kinderen, die in de schoolspaarbank alhier
spaarden, 190.
Het ingebrachte geld bedroeg f 662.251 in
het terugbetaalde 647.251, terwijl 39 nieuwe
boekjes worden uitgereikt.
Van October 1886 tot 1 April 1887 was
het aantal personen, die boeken lazen uit de
volksbibliotheek van wege het Departement
van .het Nut tot het Algemeen, Middelharnis
en Sommelsdijk, 95, terwijl aan die personen
2827 boekdeelen werden uitgereikt.
Het aantal beleende panden in de bank
van leaning alhier, bedroeg in het vorige jaar
586 tegen 520 in 1885. Er werden 570 panden
teruggevraagd tegen 527 in 1885.
Aan rente werd 8 pCt uitgekeerd.
23 Maart 1887. Naar men verneemt,
werd heden den Raad dezer Gemeente een ver
zoekschrift aangeboden, inhoudende het water
van de kerkgracht in verbinding te brengen
met het water der haven, ten einde ieder tij
genoemde gracht te kunnen zuiveren.
Onzes inziens zou dit niet alleen een verfris-
selling geven, maar vooral met het oog op brand,
in den omtrek der Ring. is dit zelf een behoefte.
Het adres was voorzien van meer dan 40
handteekeningen.
Goedereede. De geloofsbrieven van het nieuw
gekozen raadslid zijn in de jongste openbare
Raadsvergadering onderzocht en in orde be
vonden.
De over het afgeloopen jaar te storten
suppletie in het te kort der opbrengst van het
telegraafkantoor, bedraagt eene som van /'284.70.
De heer D. Goekoop is herbenoemd tot
lid van de plaatselijke schoolcommissie.
Met ingang van 1 Mei is de heer Wvan
Vliet, Rijksambtenaar, overgeplaatst naar den
Hoek van Holland.
Onze predikant, ds. P. Kerper, ontving
dezer dagen een beroep naar Colijnsplaat.
In het personeel der kust- en lichtwach-
ters op den grooten vuurtoren alhier, zal eer
lang eene vacature onstaan, aangezien de wachter
D. Huijser zijn eervol ontslag heeft aangevraagd.
Gedurende het afgeloopen jaar zijn door
het Rijkstelegraafkantoor alhier 1013 binnen-
landsche en buitenlaudsche berichten verzonden.
Stellendam Door de Maatschappij tot red
ding van schipbreukelingen te Rotterdam is de
zilveren medaille met getuigschrift toegekend
aan C. Lokker Jbz. te Goedereede en de bron
zen medaille met getuigschrift en 5.aan
F. de Geus, L. Nijlanden A. Klink te Stellendam
en W. van der Wende te Ouddorp en zulks
voor het redden van twee personen van de op
15 Dec. jl. voor de haven gezonken hoogaarts.
Dezer dagen zullen weer enkelen uit deze
Gemeente naar Amerika vertrekken.
Hellevoetslnis, 20 Maart. Een marinier 3e
klasse van Z. M. Wachtschip alhier, welke zich
zonder verlof gedurende 12 dagen van dien
bodem heeft verwijderd, heeft zich te Utrecht
bij de militaire autoriteit vrijwillig in arrest
begeven.
Had hij 1 dag langer gewacht, dan zou hem
zwaarder straf te wachten gestaan hebben, dan
nu, daar hij voor den krijgsraad had moeten
verschijnen.
Zuid-Beijerland. Het door Kerkvoogden en
Notabelen der Ned. Hervormde gemeente vastge
steld kohier van den kerkelijken omslag voor 1887,
bedraagt over 132 aangeslagenen f 533.40.
Op de door Burgemeester en Wethouders
vastgestelde kiezerslijsten komen voor: 94 kie
zers van leden voor den Gemeenteraad en 56
kiezers van leden voor de Tweede Kamer der
Staten-Generaal en voor de Provinciale Staten.
Ridderkerk. Volgens de nieuw vastgestelde
kiezerslijsten, bedraagt het getal kiezers in deze
Gemeente: voor den Gemeenteraad 222; voor
de Tweede Kamer 147voor de Provinciale
Staten 146.
Stavenisse. Met het begin dezes jaars be
droeg het getal kinderen van 6—12 jaar in
deze Gemeente, voorkomende op de lijst, Model III,
214 en dat van de lijst Model I 202, zoodat
12 kinderen van genoemden leeftijd niet ter
school komen. Het totaal aantal schoolgaande
kinderen bedroeg 278, waarvan 19 uit andere
Gemeenten, n.l. 11 uit St. Maartensdijk, 3 uit
St. Annaland, 2 uit Kralingen en 1 uit elk der
gemeenten Oosterland, Biezelinge en Schiedam.
Terueuzen. Zondag 13 Maart heeft aan den
oever van den Calamiteuzen polder onder deze
Gemeente eene oeverafschuiving plaats gehad.
De lengte van het stuk dat wegzonk wasong.
200 M., bij eene breedte van 60 M. Door de
vrij groote afstand van de afschuiving tot den
dijksteen (100 M. ong.), bestaat nog geen direkt
gevaar voor den polder.
De heer H. J. Vooren, hoofd van School A
alhier, is benoemd tot deskundige bij de examens
voor onderwijzer, te houden te Middelburg in
April a.s.
Woensdag 16 Maart trad voor de afdeeling
Terneuzen van Patrimonium als spreker op, de
heer K. Kater. Zijne rede liep over het punt*-
waarom moet Patrimonium optreden en wat
wil het.
Debat werd niet gevoerd.
Door dikke mist verhinderd, om in het
vaarwater te blijven, geraakte de Eng. stoom
boot Fairy, op reis van Huil naar Antwerpen,
Zaterdag 5 Maart in het Pas van Terneuzen
aan den grond. Met behulp van 3 sleepbooten
is het schip vlot gekomen en heeft de reis naar
Antwerpen voortgezet.
Gemeenteraadsziting van Vrijdag 4 Maart.
Voorzitter, de heer J. A. van Boven.
Aanwezig: de HH. Harte, Grenu, Moes, Ta-
zeiaar, van der Hooft, Jacs. de Feijter en Jozias
de Feijter.
De secretaris leest de notulen der vorige
vergadering voor; nadat deze goedgekeurd zijn,
gaat men over tot het onderzoeken der geloofs
brieven van het nieuw benoemde lid (vacature
Schuijlenburg) de heer G Wieland. Nadat door
de bh. Joz. de Feijter, Harte en Grenu (belast
met het onderzoeken) deze in orde bevonden wa
ren, wordt de heer Wieland met algemeene
stemmen toegelaten.
Voorts wordt behandeld een verzoek van den
heer P. A. van de Velde, inhoudende de vraag,
om een stukje gemeentegrond naast de woning
van S. Poppe. Het verzoek wordt ingewilligd.
Afwijzend wordt beschikt op het verzoek van
A. Meeuwsen, die een treuresch op het graf
zijner overleden vrouw wil plaatsen; men weigert,
op grond, dat, bij deze inwilliging, men meer
dere dergelijke verzoeken heeft te wachten en
alsdan de begraafplaats weldra ongeschikt zou
worden. De voorzitter, in acht nemende het
groot aantal monumenten op de begraafplaats,
wil een soort belasting heffen op het plaatsen
van grafzerken. Men besluit het in overweging
te geven aan het Dag. bestuur. Verder waren
ingekomen eenige brieven van Ged Staten.
Terzijde werd gelegd, als zijnde geschreven op
ongezegeld papier, een verzoek van de bewoners
van den Catspolder, vragende verbetering van
het z. g. „Donkerstraatje." De heer v. d. Hooft
komt op tegen de hooge som, die men betalen
moet voor het gebruik der rouwkoets. De voor
zitter geeft in overweging, om eene gemeente
rouwkoets aan te schaffen. Dit wordt in over
weging gegeven aan B. en Weth. De ver
gadering wordt gesloten.
Openbare brief aan het (Ned.
Herv.) Classicaal bestuur van Mid
delburg,
naar aanleiding van zijnen open
baren brief aan Ds. P. J. W.
Klaarhamer en aan de Ned. Herv.
gemeenten in de Classis, door
A. Littooij, Pred. der christ. geref.
gemeente te Middelburg.
Uitgegeven bij F. P. D' Huij
aldaar. 1887. Prijs 0,20.
Op de helderste wijze heeft Ds. Littooij den
schijnbaar vromen maar van naderbij bezien
door en door onwaren, ja goddeloozen brief
van het Middelburgsche classicaal bestuur ont
maskerd. Ook heeft hij met verscheidene aan
halingen uit de werken van Calvijn aangetoond,
dat de Synodalen in het minst geen recht
hebben, om dezen gereformeerden kerkvader tegen
de dusgenaamde „gescheidenen" uit te spelen.
Ds L. toont levendig te beseffen, dat de strijd
reeds vóór vijftig jaren tegen de synodale
hiërarchie aangebonden, precies dezelfde is, welke
de gereformeerde broederen thans strijden. Zoo
toen als nu, ging het over de vraag, wat bet
zwaarste zoude wegen in de kerkelijke bediening,
Gods heilig Woord of de reglementen. Daarom
heeft Ds. L. dan ook alle recht thans een woord
meê te spreken, en zulks te meer, nu het clas
sicaal bestuur „de gescheidene kerken" in zijn
brief heeft betrokken.
Ieder, die nog voorlichting gevoelt noodig te
hebben in den kerkelijken strijd, en nog twijfelen
mocht of afwerping van het synodale juk plicht
matig is, zal wèl doen met dit geschrift te
koopen en te bestudeeren.
Stop, stop, ge rijdt er over lieen!
Een oud heer ging op zekeren Zondag
morgen naar de kerk. Hij was een gelukkig
opgeruimd Christen, die zeer veel eerbied voor
den Sabbat had en nooit naliet hen, die dezen
dag ontheiligden, te vermanen. De wijze echter,
waarop hij dit deed, was nog al eens zonderling.
Zoo ontmoette hij op zjjn weg een man, die
met een zwaar beladen kar door de stad reed.
Toen de oude heer in zijne onmiddellijke nabij
heid gekomen was, bleef hij plotseling staan,
en de beide handen opheffende, alsof hij erg
schrikte, riep hij den man toe„Stop, stop,
ge rijdt er over heen; ge hebt het al overreden!"
De man op de kar was zeer ontsteldhield
zijn paard insprong op den grond en keek
onder het voertuig, waar hij verwachtte een
vreeselijk verminkt kind of voor het minst
een armen houd te zien, bij ongeluk onder
de wielen geraakt. Toen hij echter niets zag,
keek hij verwonderd den ouden heer aandie
hem zoo had doen schrikken door zijn vreemde
taal en vroeg hem „Zeg eens, mijnheer, wat heb
ik dan toch overreden?" „Het vierde gebod,"
mijn vriend," was het antwoord, „gedenkt den
Sabbat-dag, dat gij dien heiligt.''
Geïll. Volksblad.)
De onwilligste van alle jongens.
Onlangs bracht een heer met een onvriendelijk
voorkomen zijn zoontje naar school en zeide tot
den onderwijzer: „Hier breng ik u mijn jongen,
ik ben benieuwd of gij iets van hem zult kun
nen maken. Ik moet u bekennen, dat het mij
onmogelijk is om iets met hem aan te vangen.
Van alle onwillige jongens is hij zeker de
ergste."
„Zoo," sprak de onderwijzer, ,,'t is geen plei-
zierige aanbeveling, welke gij voor hem geeft;
maar we zullen eens zienwat er met hem te
doen is."
Toen de knaap eenige dagen op school was,
leide de meester op zekeren morgen heel vrien
delijk de hand op zijnen schouder en was
verwonderd, dat hij bij deze aanraking verschrikt
en bevende op zijde kroop.
„Wat scheelt er aan, Hendrik?" vroeg de
onderwijzer.
„Ik dacht, dat gij mij wildet slaan, meester!"
zei de knaap.
„En waarom zou ik u slaan, mijn jongen?"
vroeg de meester.
„Omdat ik zoo'n deugniet ben."