Ghristelij k
W eekblad
voor de Zuid-Hollaodsche en Zeeuwsche Eilanden.
Vrijdag 25 Maart 1887.
IN HOC SIGN O VINCES
Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881J {Staatsblad no. 124).
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN Co.,
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers.
Een vriendelijk versoek
Wcekfealciïiler.
Maart.
Zon
Maan
Markten.
De mensch naar het 't Woord der
waarheid geoordeeld,
li.
G.—K.
De Volkeren der aarde.
Deze Courant verschijnt eiken Vrijdagmorgen.
Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOMMELSDIJK.
Advertenties! 10 Cent per regel.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts
tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij de Uitgevers ingewacht tot Donderdagmiddag 12 uur.
aan onze geachte abonnés buiten Flakkeeom het
verschuldigde abonnement, vierde kwartaal, ons, na
aftrek der kosten, (zijnde dus 45 Cent) per
postwissel overtezenden, daar we anders zoo vrij
zullen zijn om met '10 Cent verhooging voor porto,
dus 60 Cent, daarover te disponeeren.
Niet twijfelende of aan ons billijk verzoek zal
gaarne worden voldaan.
De Administratie.
op
onder
op
25 Vrijdag
5 52
6.19
6.32
26 Zaterdag
5.49
6.21
6.53
27 Zondag
5.47
6.23
7.16
28 Maandag
5.45
6.25
7 41
29 Dinsdag
5.42
6.26
8. 9
30 Woensd.
5.40
6.28
8.43
31 Donderd
5.38
6.30
9.25
Vlaavding. v.m.
Oostburg veem.
Waarde Vriend,
Terwijl ik nu voortga met deze treurige be
schrijving van uw natuurlijken staat, moet ik
er nog bijvoegen, dat de mensch niet slechts
ongeschikt is, om iets te doen wat Gode wel-
behagelijk is, maar dat hij nog in volslagen
onwetendheid verke rt omtrent hetgeen Zijn
Schepper aangenaam is.
Onze Heere verklaart daarom zelf, dat dit
het doel van Zijn Evangelie is, om nl. den
menschen de oogen te openen, opdat zij uit
de duisternis zouden bekeerd worden tot het
licht, en uit de macht des Satans tot God.
Hij leert ons dat Hij gekomen is, om aan blin
den bet gezicht te geven. De beroemdste der
apostelen verzekert, dat zelfs de discipelen van
Christus eertijds in de duisternis warendat
zij en hij zelf ook verlost waren van de macht
der duisternis, en hij legt deze ootmoedige
bekentenis af: Want ook wij waren eertijds
onwijs, ongehoorzaam, dwalende door die in
beeldingen en die valsche verwachtingen, waar
door heden ten dage nog zoo vele duizenden
worden verleid.
Het gevolg van die verblinding is zoo groot,
dat de mensch den weg des vredes niet kent,
terwijl de redelooze dieren, zooals de ezel en
de os, nog beter hunne meesters kennen, dan
de ongeloovigen God. ,,Een os kent zijn bezit
ter, en een ezel de krib zijns beeren, maar
Israël beeft geene kennismijn volk verstaat
niet". Die verblinding is zoo groot, zoo schrik
kelijk, dat de natuurlijke mensch niet begrijpt
de dingen die des Geestes Gods zijnwant zij
zijn hem eene dwaasheid; zelfs het woord des
kruises is dengenen die verloren gaan, dwaas
heid; die verblinding is zoo misdadig, dat de
menschen de duisternis liever hebben dan het
licht, omdat hunne werken boos zijn, en dat
zij zoover voortgaan in hunne dwaasheid, dat
zij in eene zonde slechts een voorwerp van
spotternij zien. Kan de natuurlijke verblinding
des harten met nog donkerder kleuren voor
gesteld worden, dan door de daar aangehaalde
woorden, mijn vriend? De zonde, welke God
ons als oorzaak van ellende, dood en ramp
zaligheid voorstelt, is bij de menschen een
voorwerp van spotternij geworden.
Die dwazen Zij kuuneu er nog om lachen
terwijl het heerlijk heilsplan, waarin God Zijne
wijsheid en liefde heeft ten toon gespreid en
waarvoor de engelen vol bewondering zijn, in
de oogen van die arme Adamskinderen, welke
de waarheid nog niet heeft verlicht, slechts
eene dwaasheid is. Een mensch, die, terwijl
hij niet in staat is zich te verdedigen, nog
zou kunnen lachen, als bij duizend degens
boven zijn hoofd zag hangen of tegen zijn
borst gericht, zou nog niet zoo dwaas zijn als
zulk een, die over de zonde lacht. Ja, de mis
dadiger, die een plan, dat beraamd is, om hem
van de gevangenis of de galg te redden, ging
afwijzen, zou nog veel minder dwaas zijn dan
de zondaar, die met minachting het wonder
baarlijk heilsplan verwerpt, dat God ons voor
stelt in Zijnen Zoon, om ons van de ramp
zaligheid te redden. Zal ik hier ophouden?
Neen, want Gods Woord gaat nog veel ver
der De gewijde schrijvers gaan met de treurige
beschrijving van den staat van den gevallen
mensch voort, en verklaren ons, dat hij niet
alleen onrein en blind is, maar dat hij onder
de macht staat van den vreeselijksten vijand
van God en menschen. Zij noemen den
duivel de god dezer wereld, de overste van de
macht der lucht; hij en de bo^ze geesten, die
met hem gevallen zijn, zijn de overheden van
de duisternis dezer eeuw. Hij is de vader der
boozen; hij werkt met kracht in de kinderen
der ongehoorzaamheid, bij neemt het zaad weg,
dat. op verduisterde harten valt, hij verblindt de
oogen der ongeloovigen, en als het Evangelie voor
hen duister is, dan geschiedt dat door zijn in
vloed. Zij zijn gevangen in de strikken des
duivels, die hen gevangen hondt en onderwor
pen aan zijn wil. Zij die van God niet willen
weten, en de wereld volgen, hebben zich afge
wend achter den ISatan; en opdat ge nu niet
zoudt meenen, dat zulke vreeselijke verklarin
gen alleen maar openbare boosdoeners aan
gaan, verzekert de Heilige Geest u, dat het
doel van het Evangelie is, om de menschen
te trekken uit de macht des Satans, en hen
tot God te brengen, en dat het onkruid, dat
zijn die menschen, die niet werkelijk kinderen
van God zijn, dat die kinderen des Boozen zijn
De apostel Panlus erkent, dat hij en zijne
christen vrienden behoorden tot die dienaren des
Boozen de apostel Johannes wijst er ons ook
op. dat al de menschen in twee klassen ver
deeld worden, nl. kinderen Gods en kindereu
des duivels, en dat zij, die niet doen hetgeen
recht is, niet uit God zijn.
Dat is nog niet allesliet Woord der waar
heid zegt ons, dat de menschen meer lief
hebbers der wellusten dan liefhebbers Gods zijn,
vervreemd van 't leven Gods door de onwetend
heid, die in hen is, vervreemd van God en
Hem vijandig door hunne gedachten en booze
handelingen; dat Woord zegt ons, dat zij zon
der kennis Gods zijn dat zij Hem haten, en
dat zij zonder God in de wereld leven Van
daar, dat niemand, in zijn natuurlijken staat,
naar God zoekt; geen vreeze Gods is voor hunne
oogen. En zoo liun mond al niet spreekt, dan
zegt hun leven tot God: „Wijk van ons! want
aan de kennis uwer wegen hebben wij geen
lust". En door aan de ijdelheden dezer wereld
de voorkeur te geven, Gods gunst en Zijn dienst
verwerpende, is het, als spraken zij deze ont
zettende taal: Wie is de Almachtige, dat wij
Hem zouden dienen en wat baat zullen wij
hebben, dat wij Hem aanloopen zouden? De
apostel Paulus voegt aan die droeve schildering,
die de Schrift ons geeft van de verdorvenheid
des mensehen, nog iets toe, wanneer hij ons
zegt, dat het bedenken des vleescbes vijand
schap tegen God is. Het zou moeielijk zijn met
minder woorden de grootte van den val des
menschen te beschrijven. Het bedenken des
vleesches, dat is die zinnelijke lust, die neiging
des verstands, die begeerte des harten, die men
in gelijke mate aantreft, zoowel bij den braafsten
als den losbandigen, en die beiden er toe drijft,
oin de wereld en de dingen dezer wereld lief te
hebben. Wat ook het uitwendig gedrag van
iemand moge zijn, toch is, indien hij de wereld
liefheeft en najaagt, indien hij zich hecht aan de
aarde, de eenige drijfveer daarvan de neiging
des vleesches.
De gierigaard en de verkwister, de jongeling,
die de genoegens dezer wereld driftig najaagt,
en bet meisje, dat geheel opgaat in haar op
schik, staan volkomen onder de heerschappij
van de neiging des vleesches, evenals de wel
lusteling, van wien zij een afschuw hebben; en
de eerlijke koopman, wiens plannen en ont
werpen alleen maar betrekking hebben op deze
wereld, wordt door geen ander beginsel ge
dreven. De een zoowel als de ander wordt
door de neiging des vleesches voortgejaagd.
En wat is die neiging? Vijandschap tegen
God. Men zou kunnen meenen, dat deze droe
vige beschrijving slechts ternauwernood van
toepassing is op een soort van menschen, die
terecht door de maatschappij zijn uitgeworpen,
en niet op de geheele menschheid. Laat ons
eens hooren, wat Gods Woord te dien opzichte
zegt: „De dood is doorgegaan tot alle menschen,
dewijl allen gezondigd hebben. De Schrift heeft
het alles onder de zonde besloten. Wij dwaal
den allen als schapen, wij keerden ons een
iegelijk naar zijnen weg"; daaruit blijkt, dat
niemand van nature de wegen des Heeren
volgt; ieder gaat zijn eigen weg, en allen rich
ten zich naar de diepten der hel
De geheele wereld ligt in 't booze evenals
een gevangene, die gewond en geslagen is, zoo
is zij de lichte prooi van een duivelscben vij
and geworden. Allen hebben gezondigd en
derven de heerlijkheid Gods. Allen zijn afge
weken allen zijn onnut geworden; daar is
niemand die goed doet, daar is er ook niet
tot één toe Allen zijn onder de zonde; daar
is niemand rechtvaardig, ook niet ééner is
geen mensch rechtvaardig op aarde, die goed
doet en niet zondigt. Wanneer wip toch met
de ervaring van de lofwaardigste mannen te
rade gaan, uan zullen wij eene volkomene over
eenstemming bij hen aantreffen, waardoor de
leer, daar zooeven door mij uiteengezet, wordt
bevestigd. David legt deze ootmoedige belijde
nis af: „Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren,
en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen."
Daniëldie vrome en beteekenisvolle dienst
knecht van God, beweent ootmoedig zijn weder-
spannigheid tegen Zijn Heer. Job, die ni-t
minder om zijne godsvrucht bekend is, roept
nit: „ik verfoei mij, en ik heb berouw in stof
en asch", en Jesaja„Wee mijwant ik verga
dewijl ik een man van onreine lippen ben."
En Paulusdat voorbeeld van christelijke
bedrijvigheid, zeide eveneens: „Ik weet, dat in
mij, dat is in mijn vleesch geen goed woont,
want het willen is wel bij mij, maar het goede
te doen, dat vind ik niet. Wij waren van nature
kinderen des toorns, gelijk ook de anderen."
Wordt vervolgd.)
De aanleg tegen den Russischen Czaar be
raamd, waarvan de uitvoering op Zondag 1.1.
bepaald was, is het groote feit, dat heel de
afgeloopen week in de Europeescke pers werd
besproken.
't Was Zondag de verjaardag van den vree-
seljjken, helaas welgelukten moordaanslag, op
keizer Alexander II, vóór 8 jaren gepleegd. Op
dien dag woont de keizer den lijkdienst bij,
welke ter herinnering aan zijn vader wordt
gehouden. Ook ditmaal deed hij zoo, om ver
volgens naar zijn paleis te Gatsehina bij de
hoofdstad te vertrekkenbet keizerlijk gezin
bad nu twee maanden te Petersburg vertoefd.
De politie kreeg achterdocht tegen ettelijke
personen, die zich bewogen langs den weg,
welken de keizer nemen moest. Men wist, dat
er iets kon beraamd zijn. Weldra werden ette
lijke personen gevat, die de een een boek de
auder een tas droegen, althans zoo 't scheen.
Bij onderzoek echter bleken het helsche werk
tuigen te zijn en wel zeer gevaarlijke. Bij ont
ploffing hadden zij zeer zeker een ontzettende
verwoesting aangericht. De iuhechtenis genomen
personen bleken studenten te zijn of althans
gestudeerde lieden. Hun doel was blijkbaar
geweest, den keizer een gelijk lot te bereiden
als zijn vader trof.
Dit is eigenlijk al wat men nog weet. Voor
't overige loopen er allerlei geruchten, wier
betrouwbaarheid niet zeker is. Men verneemt
van talrijke inhechtenisnemingen, van verschil
lende saamspanningen enz. enz. En verschil
lend is het oordeel over de aanleggers van
het wanbedrijf. Sommigen wijzen op de onte
vredenheid der zoogenaamde constitutioneele
partij, die een grondwet eischt, en nu den
keizer wou dwingen. Doch dit blijkt een on
gegrond vermoeden. Veeleer is 't nagenoeg
zeker, dat het nihilisme hier weder in 't spel
is geweest.
Op de buitenlandsche staatkunde van Rusland
zal het gebeurde althans rechtstreeks niet van
grooten invloed zijn. Wel geeft de aanleg aan
de Panslavitische en andere Russische bladen
gelegenheid, om Europa harde dingen te zeggen.
Het nihilisme, zeggen zij, is ontstaan door
internationale invloeden de Russische jongelui
worden door het buitenland bedorven. Europa's
medegevoel voor Rusland is geveinsd enz. enz.
Den Engelschen en der Duitschen bladen, die
de tegenwoordige anarchistische beweging in
Rusland een vrucht noemden van het streven
der volkspartij, wordt duchtig de les gelezen.
Ook zijn de bladen verstoord over de gunstige
wijze, waarop de Lesseps zich na de goede
ontvangst te Berlijn genoten, over Duitschland
heeft uitgelaten. Zij waarschuwen de Fransehen
aan geen voorstellingen van Duitschland het
oor te leenen.
Het is opmerkelijk en leerzaam aldus de
Panslaviten te hooren spreken, pas nadat de
officieele vriendschap tusschen Berlijn en Peters
burg weer zoo krachtig uitkwam. Ook nu haast
men zich van Russische zijde officieel te ver
klaren, dat de betrekkingen tot Duitschland
uitmuntend zijn. Doch dat de Panslavitifche
partij met het huidige geen vrede heeft, blijkt
duidelijk, er is gevaar voor de toekomst.
Ook met oog daarop is het vau belang, dat
het verbond tnsscben Duitschland, Oostenrijk
en Italië thans is hernieuwd. Het is een feit,
dat zoowel met het oog op Frankrijk als op
Rusland de aandacht verdient. Op het oogen-
blik kan ineD zeggen, dat het gevaar voor den
vrede veel meer dreigt uit het Oosten dan uit
het Westen, doch ook in 't Oosten niet recht
streeks. Alles is en blijft daar onzeker.
Den Pessimisten, die in 't voorjaar een oor
log verwachten, heeft 1887 tot nog toe geen
gelijk gegeven. God verhoede, dat zij 't krijgen
zouden. Want de „gewapende vrede" moge een
kwaad zijn; de oorlog is ongetwijfeld een veel
grooter. H.