De Volkeren der aarde. Vernieuwde afzondering, voor de geest verwanten en volgelingen van Mr. Groen van Prinsterer noodzakelijk geworden. ijlt de Fers. €wesgieaig'4i Mieaiws. kelijk ,,met de bestaande organisatie niet meer behoefde te rekenen." Wat hebben wij nog verder tot bewijs van noode? Uit de Herautnrs. 116, 128, 128, 129, 131, 249 en 251 blijkt daghelder, dat Dr. Iv. zich in '80 en '82 den gang van zaken niet anders heeft voorgesteld dan wij dien thans kunnen aan schouwen. „In die voorstelling, zegt hij in no. 129 (dd. 30 Mei '80): „In die voorstelling is nu eenmaal onveranderlijk de vaste overtuiging, dat de gemeenten als zoodanig officieel in haar Kerkeraden weer op de basis der drie formulieren van eenigheid zullen schuiven dat hierdoor van zelf de binten en stutten en steigers en stellages van Synodaal maaksel weg en uit elkaar zullen vallen; en dat alsdan tijdelijk tweeërlei gemeenten, beide met de drie formulieren tot grondslag, in sommige plaatsen naast elkaar zullen bestaanmaar om niet lang daarna, over en weêr, de overtuiging te wekken en tot kracht te doen komen, dat in één zelfde localiteit slechts ééne gemeente van Christus naar eisch der Gere formeerde beginselen bestaan kan of mag." In ur. 251 (dd. 15 Oct. '82) wordt hieraan nog toegevoegd„Diepste bede van alle gerefor meerden, links en rechts blijft: Maak de schei ding tusschen de zonen van hetzelfde huis door verkeerd begrepen ijver niet onherroepelijk." Het spreekt van zelf, dat Dr. K. zoomin als iemand anders den tijd wist, dat het hoofd- treffen tusschen de gemeenten en de hiërarchie zou plaats vinden; maar zooveel meenen wij nu toch te hebben bewezen, dat de stelling „als de Synode de studenten der V. U. maar toegelaten had, zou er geen conflict gekomen zijn" alle recht van bestaan mist. Natuurlijk is er altijd, zeker verband tusschen de opleiding van gereformeerde predikanten en het terrein van hun latereu arbeidin zooverre bestaat er ook betrekking tusschen de V. U. en de doleerende kerken. Maar al had de Synode de gereformeerde studenten toegelaten, dan had de kerkelijke oorlog toch niet kunnen uitblijven. Schier alles was op dien strijd berekend. Juist in de stu denten der V. U. zoude de synodale hiërarchie haar felste tegenstanders gevonden hebben. De zonde in de naast voorgaande jaren was dan ook niet, dat de gereformeerden een verkeerd plan hadden, maar dat zij, ondanks betere over tuigingen, zoo lang toefden met de uitvoering er van; dat zij in de kerk zoo lang ongehoor zaam aan God bleven. Waren nu de synodalen in het algemeen wat inschikkelijker geweest, had men meer vrijheid gelaten aan de gerefor meerde strooming, dan zou het twistvuur nog geruimen tijd hebben kunnen blijven smeulen. Maar hoe kon men dit verwachten? En dat de Synode de studenten der V. U. zou hebben willen toelaten tot het kerkelijk examen op de wijze zooals die door de Heraut reeds vooraf strengelijk werd geformuleerdis haast een on~ mogelijke veronderstelling. Zulke voorslagen kon de Synode niet aannemen, zonder afstand te doen van haar schuldig en Christus-onteerend gezagd. i. zonder zich te hekeeren. Slotsom van onze navorschingen is alzoo, dat de kerkelijke worsteling volstrekt niet ten be hoeve of ter wille van de Vrije Universiteit is begonnen. M. G. We beleven een hoogst ernstigen tijd. De gerichten des Heeren zijn op aarde. Zware aardbevingen teisteren midden- en zuid-Europa hebben, duizenden doen omkomen, en ont zaglijke schade aangericht. Geweldige mijnram pen vonden plaats in Frankrijk en België, en de cholera, die nu reeds jaren Europa teistert, vertoont zich weder op Sicilië. Te midden van al deze dingen houdt ook de beroering onder de volken nog niet op, en wil de bestaande spanning niet wijken, al mag eenige hoop worden gekoesterd op een beteren toestand; boop niet meer. In Duitschland is thans bij de verkiezingen hét groote pleit beslist en wel op de wijs, die verwacht werd. We geven hier een vergelijkenden staat van de sterkte der partijen: 1884. 1887. Anti-revolutionairen 77 85 Conservatieven 28 37 Nationaal-liberalen. 51 98 Liberalen 67 34 Sociaal-democraten 25 11 Centrum 99 99 Welfen 11 4 Polen 16 14 Volkspartij 8 0 Elzassers 15 15 en berekent, dat er nu 225 voorstanders van de zevenjarige legerwet zijn, terwijl het aantal der tegenstanders 172 bedraagt. De behandeling der wet in den Rijksdag is reeds begonnen. Opmerkelijk is dat, ondanks de vermaningen des pausen, het Centrum zijn standpunt tegen de wet heeft volgehoudenen toch onver minderd uit den strijd keert. De Sociaal democraten verliezen, wat de zetels betreft, veel, eveuzoo de Welfen, de felle tegenstanders van den kanselier, De regeering heeft blijk baar zeer gewonnen, al valt de uitslag in het Rijksland niet meê. Haar tevredenheid blijkt o. a. uit de troonrede, waarmee de Rijksdag is geopend en die een zeer vredelievenden geest ademt. Gunstig is zij dan ook te Weenen, ja te Parijs beoordeeld. In Engeland spreekt men verschillend. Zaterdag echter heeft Lord Sa lisbury die 't weten kan openlijk ver klaard, dat de algemeene toestand betert. Edoch, men bedenke wel, dat volkomen ze kerheid nog ver is, en er allerlei onberekenbare factoren in 't spel kunnen komen, al was 't slechts, wijl het Oostersch vraagstuk nog steeds onopgelost blijft. Welke verrassingen dit nu baren kan, is nog pas weer gebleken. Onverwacht barstte te Si- listria en te Roestsjoek, twee steden van Bul garije, een opstand uit, die 't ergste deed vreezen. Gelukkig ging slechts een klein deel des legers en nog minder van de bevolking mee. In een paar dagen was de opstand, die 't voorteeken van een grooteren moest zijn geweest, naar 't schijnt, bedwongen, Over de opstandigen, voor zoover zij niet zijn gevallen er zijn vele doo- deu gaat een streng gericht. Uit alles blijkt echter 't onzekere van den toestand. Tegelijk loopen er allerlei kwade geruchten omtrent oor log in het Oosten; wellicht zijn zij het werk van beursspeculanten. Doch er is cok buiten dien zooveel brandstof, dat bezorgdheid zeer gewettigd blijft, te meer daar ook het Egyptisch vraagstuk een ware twistappel schijnt tusschen Turkije en Egypte. De afgezant der Porte bevindt zich thans te Sofia om een schikking te beproeven, die èn de partijen èn Rusland bevredigt. Voorwaar geen gemakkelijke taak Kort gezegd, al is, Gode zij dank, de vrede nog bewaard gebleven, er is alle reden, om op de teekenen der tijden te letten en den Heere aan te loopen, dat Hij Europa voor den krijg beware. Kome haast de dag, waarop de volken „geen oorlog meer zullen leeren," de dag van den Vorst des Yredes! H. II. De laatste acht jaren (van '78 tot '86) wa ren wij zeer in uitwendige krachtsontplooiing vooruitgegaan. Onze politieke partij was meer en meer een georganiseerde Staatspartij geworden, zoowel in de Kamer als buiten de Kamer. Wij voelden ons dan ook in het laatst niet meer als zwakke getuigen voor de eere van Christus tegenover de machtige verdrukkers de zer eeuw. Neen, maar de liberalen en de niet- liberalen kwamen allengs duidelijker als eikaars gelijken op de politieke markt. Ja, het kwam zelfs zoover met onzen invloed, dat aan één onzer hoofdmannen, M. Baron Mackay, in April des vorigen jaars de gelegenheid werd aangeboden een Ministerie samen te stellen. Door twee gewichtige feiten echter zijn wij weer een heel eind teruggeslagen. Vooreerst doordien Baron Mackay zich de gelegenheid, om een Kabinet te formeeren, liet ontsnappenen ten andere doordien er botsing en scheuring kwam op kerkelijk gebied. Toen de Regeeringsportefeuilles aan Baron Mackay werden aangeboden, was de rechterzijde (d. w. z. alle niet-liberale partijen vereenigd) eigenlijk niet klaar voor die taak. Om die reden was Minister Heemskerk ook langen tijd ontzien, zoowel door de rechterzijde als door de linkerzijde der Kamer. Geen van beiden durfde zijne plaats en die zijner ambt- genooten bezetten. Dit was een fout van de rechterzijde. Nu de antirevolutionaire Kamerleden een maal met Roomschen en Conservatieven een tijd lang elkaar gesteund hadden in de beplei ting van dezelfde volksbelangen, kon men op de vingers wel natellen, dat zij ook spoedig te zamen tot regeeren geroepen zouden worden. Hierbij kwam, dat de liberalisten zich hoe langer hoe zwakker begonnen te gevoelen. On derlinge verdeeldheid had hen ontzenuwd. Maar zie, die flinke voorbereiding voor de samenstelling van een Kabinet ontbrak bij onze rechterzijde. Daar was ook haast geen tijd voor. Door onnatuurlijken groei groot geworden, werd de Regeeringstaak ons voorgelegd, eer wij er ernstig om dachten. Vóór 1876 zou het in niemands brein zijn opgekomen, dat wij over korten tijd tot regee ren geroepen konden worden. Onze Kamerleden konden toen alleen getuigen voor hun beginselen. Maar als het op stemmen ging, was er voor een voorstel van onzen kant schier nooit een meerderheid te wachten. Trouwens, het ligt ook niet op den weg van het christenvolk, dat het op Staatsgebied gaat heerschen en de wet stellen. Dat weten wij heel goed. Een wezenlijk christelijke overheid dient hier op aarde slechts bij uitzondering en voor korten tijd. Zij kan zich ook alleen handhaven, als God een algemeen beslag op de gewetens legt, zoodat de heimelijke tegenstanders zich onder werpen. Maar anders komen deze in opstand, zoodra de beginselen van Jezus' dienstknechten de heerschende worden. De kinderen Gods, als de vijand ze verdrukt, worden gewillig gemaakt tot lijden en dulden. Zoolang zij niet gedwongen worden totrhet- geen God stiptelijk verbiedt in Zijn Woord, be- toonen zij verdraagzaamheid. Zij protesteeren door te offeren. Maar de kinderen dezer wereld, als zij mee nen in hun rechten verkort te zpD, gaan geweld plegen. Zij keeren de maatschappij onderstboven. Daarom is het een hachelijk werk om christe lijk te regeeren over een mei-christelijke natie, en het is geen wonder voorwaar, dat mannen als Baron Mackay en Jhr. de Savornin Lobman daartegen schrikkelijk opzien. Toch was dat niet de reden, dat Baron Mackay de gelegenheid om aan het bewind te komen, voor onze partij wilde laten passeeren. Hij schijnt stellig gemeend te hebben, dat de Koning hem na zijn aanvankelijke weigering wel nader zou ondervragen. Dit is echter niet geschied. Vermoedelijk is zulks door Minister Heemskerk verhoed. Intusschen is Mackay' s weigering niet de eenige oorzaak van onzen achteruitgang. Ook de kerkelijke conflicten hebben daarin ruim schoots hun aandeel gehad. In die kerkelijke troebelen kwam het duidelijk aan het licht, dat onze antirevolutionaire Kamer leden het op zeer belangrijke punten van regee- ringsbeleid niet eens zijn. Men denke slechts aan de manier waarop Jhr. Beelaerts tegenover Jhr de Savornin Lohinan ging staantoen de Leiderdorpsche quaestie ter sprake kwam. Zoolang men zich op kerkelijk gebied tot een strijd van woorden bepaalde, konden alle be lijders van den Christus buiten de kerk nog geregeld samenwerken. Dit ging vrij goed op schoolgebied en op politiek gebied. Maar gelijk er in ue Kerk gereformeerden en irenischen warenzoo school diezelfde verdeeld heid ook onder onze antirevolutionaire Kamer leden. En dit werd nu helder. Er was ja indertijd door allen één program beaamd Maar sommigen hunner hielden zich daar eenvoudig niet aan. Het eene deel van onze Kamerpartij wilde vooruitstrevenen het andere deel hield uit verkeerde behoudzucht vaak zeer gewenschte verbeteringen meê tegen. Vooral in zake art. 168 der Grondwet kwam dit verschil uit, hoewel het antirevolutionair program onomwonden de schrapping van dat artikel als noodzakelijk heeft gesteld. Onze Kamerpartij miste dus een deugdelijk club-verband. Ieder bedoelde het op zijn ma nier goedieder werkte zoo hard hij kon mede voor hetgeen hem plicht en roeping scheen; ieder beleed, als het erop aankwam, zijn geloof in den Christus. Maar met dat al liepen de in zichten te ver uiteen, dan dat men geregeld samen kon arbeiden en vaste lijnen trekken. Daarbij kwam nu nog, dat men gedurig voeling met de Roomschen had, en dus ten deele in zijn bewegingen door hun eischen be paald en belemmerd werd. Op den duur kan dat alles zoo niet blijven. Eu dat behoeft ook niet, omdat wij thans zoo'n lioogen stand niet meer op te houden hebben. Er is nu vooreerst geen kans meer om meer derheid in het Parlement te worden, geen kans meer, om d regeering te aanvaarden. Zoo kan er weer vrijheid van beweging komen. Er kan weer in het program gestudeerd worden, men kan beter trouw betoonen aan beleden beginselen, en men kan over een betere orga nisatie handelen. Maar eer men tot andere partipndeeling over gaat, dient eerst het kiesrecht op billijke wijze geregeld te worden. Hierover zijn onze anti-rev. Kamerleden dan ook eenstemmig. De Uitslag der verkiezingen voor den Duitschen Rijksdag. De uitslag der verkiezingen voor den Duit schen Rijksdag geeft ons iets te leeren. Een der grootste veldheeren zijner eeuw, daar in gesteund door alle Duitsche officieren en als men bedenkt, dat de Duitsche krijgskundi gen de beste van heel Europa zijn, zegt dat iets was van oordeel, dat het Duitsche leger versterking behoefde, en dat die versterking, zou zij voldoende zijn, voor zeven jaren moest worden vastgesteld. De ontzachlijke krijgstoe rustingen van Frankrijk, de vijandelijke toon der Fransche bladen, de zich bij elke gelegen heid uitende haat tegen al wat Duitsch is, doen Bismarck vreezen, dat Frankrijk weder den oor log zoekt. En dan moet Duitschland, zal het zijn ouden erfvijand kunnen tegenstaan, van top tot teen gewapend en goed gewapend wezen. Maar in Duitschland heeft men hetzelfde ver schijnsel als hier. Voor de sterkte van hun land, voor hunne volksglorie, hebben de liberalen daar evenmin als hier geld over. Toen vorst Bismarck in 1871 het liberalisme over de Roomsche Kerk poogde te doen zege vieren, juichten die heeren en weigerden hem niets, van wat hij vroeg. Maar nu wilden zij, tegen het oordeel der beste veldheeren van den tegenwoordigen tijd, bet leger niet met 40.000 man versterken. Het Duitsche volk weet echter boe zulke tegenstrevers behandeld moeten worden. De Rijksdag werd ontbonden, en met ver pletterende meerderheid werden de liberalen uitgeworpen. Zal ons volk bij de Juni-stembus ook zoo handelen? Ook onze zee- en landmacht eischt dringend verbetering. Als, wat God verhoede, ons land in oorlog kwam, kunnen wij niets. En toch blijven de liberalen hardnekkig wei geren, geld voor de verbetering onzer krijgs macht toe te staan. Voor de onderdrukking van het Bijzonder onderwijs, stellen zij honderd duizenden beschik baar, voor 's lands defensie niets. Ook bij ons was, nog kort geleden, een uit nemend zeeofficier aan het hoofd van het de partement van Marine, die onze zeemacht ver sterken wilde. En ook bij ons weigerden de liberalen hen daarvoor onder aanvoering nog wel van den ex-dominé Lieftinck en den gewezen meubel maker Heldt, het geld te geven. Kiezers, zult gij zulke landverdervers her kiezen of zult gij, zooals het Duitsche volk, ze uitwerpen O. i. is uwe keuze niet moeilijk, indien gij uw land lief hebt. Kiesrecht. Op het stuk van kiesrecht zijn de aanhangers der antirevolutionaire staatsrechtelijke begin selen het volkomen eens. Volkomen eens hierover: 1. dat kiesbevoegdheid geen inklevend recht is, maar alleen langs historischen weg is ver worven 2. dat dit historisch verworven recht grond- wettigen waarborg vereischt; 't zij door om schrijving in de Grondwet zelve, 't zij door een exceptioneele grondwettige regeling van de wijze, waarop verandering in het eens toege kende kiesrecht tot stand zal komen 3. dat het kiesrecht niet een groep, en niet een klasse, maar heel het volk op zulk een wijs omvatten moetdat geen groep of klasse of minderheid tot zwijgen worde gedoemd of bloot sta aan onderdrukking; 4. clat geldbezit een immoreele en daarom verwerpelijke voorwaarde van kiesbevoegdheid isen hoogstens als één der vele factoren meetelt 5. dat het stemrecht niet in het individu maar in het gezin moet gefundeerden alzoo de gezinshoofden tot uitgangspunt heeft te kiezen 6. dat de Eerste Kamer, gelijk die thans reilt en zeilt, een nuttelooze dubbelgangster van de Tweede is, en daarom plaats dient te maken voor een Kamer van geheel andere samenstelling; 7. dat hiervoor in aanmerking behoort te komen eene sociale vertegenwoordiging die heel het volk gelegenheid biedt om op te komen voor zijn sociale belangenen 8. dat alleen deze terugkeer naar een orga nische vertegenwoordiging van het volkdoor zijn uitgangspunt èn in de gezinshoofden èn in de sociale belangen te zoeken, kans geeft op een te boven komen van de politieke en sociale ellende, die voortvloeit uit liet thans vigeerend, op het individu en het geldbezit gegronde, systeem. (Stand.) Naar men vermoedt hebben drie schelmen een brutalen diefstal gepleegd te St. Oedenrode in het postkantoor. Eerst trachtten zij een paneel uit de deur te zagen doch dit vlotte niet genoeg. Daarop sneden zij een ruit uit en begaven zich naar binnen. Eerst namen zij een „hartverster king" uit een door hen meegebrachte flesch en gebruikten op hun gemak van de tabak van den postdirecteur Toen hebben zij het geheele raam er uitgehaald, de brandkast door de opening geschoven en op een kar die zij daartoe rn de buurt hadden gestolen, weggereden naar een weide, waar zij de brandkast met behulp van voorhamers die zij in de nabijheid der weide uit een smidse weggekaapt hadden, open maakten en den inhoud 1300 medenamen. Een bankbiljet van 25 en een van 10 benevens een leeggedronken jeneverflesch lieten zij achter. In 't kantoor vond men de overblijfselen van de tabak van den directeur. Een bediende in het station te Bokstel meent drie verdachte personen aan liet station aldaar gezien te hebben. Men zou bijna meenen dat de dieven al ver weg gevlucht zijn. Den volgenden morgen namelijk vervoegde zich een net gekleed heer aan het postkantoor te Meppel, postzegels te koop aanbiedende. Een half uur later, toen de vogel evenwel reeds gevlogen was, kwam het telegrafisch bericht van den diefstal te St. Oedenrode men meent dat deze net gekleede heer een der drie schelmen kan geweest zijn. De heer J. van 't Lindenhout te Neerbosch ontving de vorige week tal van kleine en groote giften voor zijne Weesinrichting, o. a. van IN. N. uit Zutphen ƒ500 op Kouings verjaardag. Een vriend uit Rotterdam 20 kazen, een der bakkers te Nijmegen 800 krentenbroodjes, een ander 15 kilo speculaas en 15 pond moppen. Van eenoverleden weezen vriend te Hien (Betuwe) werd ƒ1000 ontvangen. De heer J. van 't Lindenhout heeft van Mr. Otte te Grand-Rapids (N.-Amerika) goede tijding van de weezen ontvangen, die onlangs daar heen togen en door hem met groote liefde zijn op genomen en geherbergd. Den 12en Maart trekken opnieuw eenige weezen derwaarts. Als eene bijzonderheid wordt aan de Kam per Ct. gemeld, dat bij de laatst opgekomen volontairs bij het instructie-bataljon zich er één bevindt, die eene lengte heeft van 1.914 meter. Volgens het Handelsbladis het Red- dingsleger, of Leger des Heils van voornemen binnen drie a vier weken een veldtocht te openen te Amsterdam. Een zaakgelastigde kwam Donderdag aan, om het bezoek voor te berei den. Van Amsterdam zou het naar Stuttgart gaan, Heinenoord4 Maart. Door het classikaal bestuur van Dordrecht zijn de heeren Floris Trouw, Hendrik Leeuwenburgh en Arie Kluit, geschorst in hunne betrekkingen respectievelijk van ouderling en diakenen bij de Nederlandsch Hervormde gemeente alhier. Ook uit Dordrecht en Zwijndrecht is een adres ingezonden aan de Tweede Kamer tegen Vaccinedwang, bevattende 864 handteekeningen.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1887 | | pagina 2