Christelij k
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Donderdag 13 Januari 1887.
lste Jaargang No. 46.
t
I
DEN HAAG.
iclilieid.
:r
lüITGANG."
tst,
ROTTERDAM.
ILHABNIS.
BOMMEL."
IAASBYMPH.
November 1886.
o. 1 en 2.
>n Rotterdam.
IN HOC SIGN O VINCES
Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 Staatsblad no. 124).
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers.
Weekkalender.
Jan.
Zon
Maan
Markten.
De Volkeren der aarde.
Met gedeformeerd kerkelijk
Congres.
„Wat nu?"
D»
Insecten.
heel Engeland
ij zoo zullen wij
Nederland en
btige en scha-
t>oals: wand-
jrstorren
vliegen,
meubelen,
kortom, alle
le insecten
Ij totaal uitge-
|en wegneemt.
dat, wanneer
preparaat één-
hetzelve bij
In zeerste zul-
ieder hiervan
rijken burger
legen rembours
jrag van 1.—
uist alleen daar
maar tevens
bben om, zoo-
iirect te kun-
tn door
KERS,
41, Den Haag.
lette men
rijzing. Tevens
3or het geheele
en Overflakkee.
siober.
3 morg. 6,u.
7,15 u.
10,4-5 u.
's mid. 12,— u.
's nam. 1,— u.
a 3,u.
3.30 u.
pg met de stoombooten
i omgekeerd.
Wpassagiers
voorm. 9,15 u.
10,- u.
|N;
|OOT.
JfS:
lags BJ uur
uur.
des Zondags
nst.
uur.
1 uur.
ITTERDAM.
:t.
i 5^ ure.
ure.
3 1£ ure.
la ure.
fmbooten.
TERDAM.
ÏRIELLE.
iam. 2f ure.
uur later,
ROTTERDAM.
2 ure.
2
RVOÉTSLUIS
2f en 2f ure.
f uur later.
r Rotterdam, voorm. 8£
Hellevoetsluis, voorm.
dentie met de Rijks-
ETST
ter dam.
7.
ROTTERDAM:
7
m. u.
9
10
11
ag 12
ag 13
ESTST
(7.
Tan
jelburg-
aar
'erdam.
u. 8,15
8,4-5
8,15
Van
Rotterdam n.
Middelb. en
Vlissingen.
voorm. 8,—
Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond.
Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN Co.,
SOMMELSDIJK.
Ad verten tiën 10 Cent per regel.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts
tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij de Uitgevers ingewacht tot den dag der Uitgave.
op
onder
onder
14 Vrijdag
8. 5
4.14
10.31
15 Zaterdag
8. 4
4.15
10.57
16 Zondag
8. 3
4.17
3.42
L. K.
11.50
17 Maandag
8. 2
4.18
18 Dinsdag
8. 1
4.20
—.19
19 Woensd.
7.59
4.22
—.52
20 Donderd,
7.58
4.24
1.31
De eerste week des nieuwen jaars heeft zich
op het staatkundig tooneel juist niet door be
langrijke gebeurtenissen gekenmerkt, 't Is nog
altijd de „stille tijd."
Dat er in dien stillen tijd echter even hard
gewerkt wordt, al is 't niet door de Parlementen,
weet ieder. Aan geruchten van allerlei te wachten
verwikkelingen is trouwens geen gebrek. Nu
van hier dan van daar komen geruchten van
naderenden oorlog, omtrent wier meerdere of
mindere juistheid vooralsnog echter weinig is
te zeggen.
In Bulgarije schijnt tot den terugkeer der
afgezanten alles bij het oude te blijven. Zij zijn
van Londen naar Parijs gegaan, doch hebben ook
daar hij den minister weinig troost gevonden, en
weten nu dat ook van Frankrijk niets te wachten
is. Als kandidaat voor den Bulgaarschen troon
wordt thans weer de hertog van Leuchtenberg
genoemd.
In Engeland is de gedeeltelijke ministerieele
crisis nog altijd niet geheel opgelost, en de
ministerraad, waarin dit geschieden zou, uitge
steld. Met het oog op het Oosten is deze crisis
van gewicht. De vraag, of er in zake Bulgarije
een verbond tusschen Rusland en Duitsckland
is gesloten, wordt van bijna alle zijden ontken
nend beantwoord, 't Was de Parijsche bericht
gever van de Times die het meedeelde. Dat
echter heide mogendheden het in zake Bulgarije
vrij wel eens zijn, is minder twijfelachtig.
Hiermede is in 't kort opgesomd, wat de
week te vermelden geeft; het is weinig en
helaas daarbij weinig goeds. H.
Hartverheffend was de aanblik, dien de van
alle oorden des lands toegestroomde menigte
in de groote zaal van Frascati heden opleverde.
Bij het schrijven dezer regelen is er nog
slechts één van de vier vergaderdagen voorbij,
maar reeds nu mag geconstateerd, dat het
Congres schitterend is geslaagd.
Er heerschte een levendig besef, dat het hier
ging om de gewichtigste belangen, om het
heil van kerk en vaderland; en naarmate de
uren vorderden, klom de geestdrift bij sprekers
en bij hoorders.
Nergens in de gansche zaal, ofschoon zij
1600 a 1800 personen kon bevatten, was meer
een plaatsje onbezet.
Prof. Dr. A. Kuyper opende te 11 ure de
samenkomst met het aanroepen van den Naam
des Heeren, met het opgeven van enkele verzen
uit Ps. 27 en met een barteljjke toespraak,
waarin hij wees op de noodzakelijkheid om toch
niet met hooge gevoelens het congres bij te
wonen, wijl er veeleer reden is tot diepe ver
ootmoediging. Wel gaf God Zijn Naam
hebbe er eere voor in enkele gemeenten
verlossing uit het hiërarchisch slavenjuk, maar
wat zijn deze bij de duizend, die nog gebonden
liggen. Spr. waarschuwde daarom ernstig voor
oppervlakkig roemen, wijl dit ons slechts in
de strikken des Satans zoude leiden.
Na de pauze werden er drie schoone refe
raten geleverd, die naar wij met blijdschap
vernamen, reeds in druk gereed liggen.
Het eerste van Prof. Rutgers, had ten doel
den aard en de verderfelijke werking van de
Synodale hiërarchie aan te toonen. Het tweede,
van Prof. de Savornin Lobman, zette historisch
uiteen, hoe het mogelijk was, dat er zulk een
juk kon komen te drukken op de gereformeerde
kerken dezer landen. Terwijl eindelijk Prof.
Kuyper in een derde referaat met overweldigende
duidelijkheid de redenen uiteenzette, waarom
het juk thans moet afgeworpen.
Na de beslissing, die te Amsterdam viel, is
de hoofdslag geleverd. Dwaasheid ware het,
thans nog herstel door middel van de „besturen"
te wachten.
Het is niet mogelijk in korte woorden het
voornaamste terug te geven dat er werd opge
somd. Maar dit eene willen wij er van zeggen,
dat hetgeen ten laste der Synodale hiërarchie
werd ingebracht, voor haar verpletterend was.
Alle drie de resolutien, welke den grond
slag van het congres uitdrukten, werden met
groote meerderheid van stemmen aanvaard.
Vervolg en slot).
De organisatie, zegt Ds. H., is nog zoo slecht
niet, dat gij er u van los moet maken. De
fout zit veel meer in de personen. Men kan
in elk geval in de Herv. Kerk nog vrijelijk
prediken naar de Schriften. En eenige regels
verder zegt hij letterlijk: „De noodzakelijkheid
daartoe (nl. tot het verlaten van de organisatie),
is eerst dan daarwanneer het Evangelie en de
Sacramenten niet meer naar Gods Woord mogen
bediend worden. Maar zoover is het, Gode zij
dank in uwe gesmade kerk nog niet gekomen."
Laat ons zien, of dit waar is. Natuurlijk
geven wij dadelijk toe, dat de strijdvormen
van onzen tijd met die van de 16e eeuw ver
schillen. In de Roomsche kerk mocht men
het Evangelie niet vrijelijk prediken en in het
Synodaal Genootschap wel. Doch maakt dit de
kerk beter of slimmerd Wij meenen het laatste.
Als de vrije verkondiging van Gods Woord
verboden was, gingen zeker alle christenen veel
spoediger tot een andere organisatie over. Maar
door dien schijn van het vrije woord worden
velen opgehouden. Die taktiek is dus verder
felijker, omdat zij vrienden en vijanden op één
terrein samenhoudt. Maar de kerk als kerk wordt
er mede vernietigd. En dat niet alleen, maar
de gewetens worden er door verkracht, de
karakters bedorven; vele harer leden worden
er ten deele door ontmenscht. Gods Woord
eischt overal, dat bij het woord de daad zal
gevoegd worden, dat leer en practijk elkander
zullen dekken maar zie, dat is het nu, wat
„hoogere besturen" steeds verhinderden. Gij
moogt uw bestekken van kerkbouw aan de
schare voorleggen, zooveel gij maar wilt; maar
pas op, dat gij er niet naar gaat bouwen. Als
ge maar een tweeslachtig wezen wilt zijn, als
ge maar bestendig tweespalt in uw ziel wilt
kweeken, als ge het maar bij vroom, bijbelsch
preêken wilt laten, zonder die leer te versieren
en te bevestigen met een bijbelschen wandel
dan ja laat men u met rust. Als dat echter
kerkelijke vrijheid is, dan is er in de strikken
des Satans óok vrijheid. Want, geloof mij, de
Verleider van den beginne zal het u niets
1). Zie Matth. 23 3; 24 43 en 46; Lukas 6 43-49;
1 Tim. 4:6; Joh. 1 22.
moeielijk maken, indien gij hem in theorie al
bestrijdtal ontkent gij ook zelfs zijn bestaan;
indien gij u slechts feitelijk naar zijn ingevingen
gedraagt. Wee echter dengenen, die zich aan zijn
bestuur daadwerkelijk onttrekken die zoekt hij
overal te benauwen. Precies hetzelfde, wat men
van de Synodale hiërarchie ondervindt. Geen
beroep op Gods Woord heeft bij haar ingang.
Zaai vrijelijk het Evangelie op den kerkelijken
akker zegt zij, zooals gij meent dat te moeten
zaaien; maar nooit zal ik gedoogen, dat gij ande
ren verhindert u op den voet te volgen om dat
zaaisel er weer uit te werken. Inderdaad, een
schoone vrijheid
Doch zie, terwijl nu het Herv. Genootschap
altijd bezig is om het ja en neen saam te
lijmen, en eigenlijk met al haar reglementen,
geheel van ja en neen aan elkaar hangt, wil
Ds. H. als pleitbezorger van dat Genoot
schap nog positie nemen als de meer eerlijke
man, die geen beloften verbreekt, en wiens
woorden ja ja en neen neen zijn (zie blz. 14 en
15). Dan durft zoo iemand nog gedurig te
spreken van „verantwoording voor God doen".
Dus voor éénmaal een gegeven woord verbreken
(stel nl. dat het gegeven is; allen gaven het
lang niet) om daardoor in een zuivere levens
positie voor God en menschen te geraken, dat
gispt Ds. H. als een onzedelijk bedrijf. Maar
dag aan dag, het eene jaar in, het andere
uit, ja te zeggen op den preêkstoel en neen in
de consistoriekamer, dat acht hij niet onzedelijk,
neen zelfs plicht!
De Heere verlosse ons van het deelgenoot
schap aan zulk een zedelijke voortreffelijkheid
Het is alzoo onwaarwat Ds. H. voorgeeft,
dat het Evangelie en de Sacramenten nog naar
Gods Woord mogen bediend worden in de
Herv. Kerk. Het Evangelie mag slechts bediend
worden op voel. van gelijkheid met de leugen-
leer, die de Kerk doorgraaften van de Sacra
menten mag geen ketter worden geweerd.
Maar in de gemeenten van Galatië en Korin-
the dan, vraagt Ds. H.daar was het bederf
toch ook al ver doorgedrongen, en toch raadt
de Apostel immers geen afscheiding aan?
Wij zullen een paar wedervragen doen. O,
wij betwisten niet, dat daar treurige zonden
voorvielenafschuwelijke zonden zelfsen de
inwendige verdeeldheid schreide er ten hemel.
Maarwas de verwereldlijking van de kerk
daar ook gereglementeerdLeest gij ook ergens
in de brieven van die gemeenten, dat zij bij
„rechtspraak" van elders gedwongen werden
om den hals te krommen onder de wetten van
de vijanden van het kruis van Christus? En
ook, staat er in Ds. Hogerzeil's Bijbel dan niet
II Cor. 6, alwaar Paulus vermaant„Trek niet
een ander juk aan met de ongeloovigenwant
wat mededeel heeft de gerechtigheid met de
ongerechtigheid? En wat gemeenschap heeft
het licht met de duisternis?. Daarom gaat
uit het midden "van lien, en scheidt u af, zegt
de Heere, raakt niet aan hetgeen onrein is, en
Ik zal ulieden aannemen." Is er in Gal- 2 9
zelfs geen voorbeeld gegeven, dat broeders en
broeders van elkander zijn gegaan, om des te
beter, ieder op een eigen veld, tot eer van
God te kunnen arbeiden?
Wij kennen de tegenwerping, die Ds. H.
hier maken zal. Gewisseljjk, zal hij zeggen,
de broeders gingen uiteen, en de geloovigen
werden gedrongen om zich in het dagelijksch
verkeer niet op te houden hij en niet te laten
leiden door de ongeloovigenmaar dat was
toch geen formeele scheiding. Wij antwoorden:
bewijs ons eerst, dat er een formeele vormelijke
reglementaire) samenbinding was, en eerst dan
hebt gij recht te vragen op welke plaatsen
Paulus de losmaking of afscheiding voorschrijft.
Men kan toch, dit begrijpt ieder, geen bevel
tot afsnijding van reglementaire handen geven,
als die banden niet eens bestaan
Hier komt bij, dat Ds. Hogerzeil met opzet
den klem legt op het woord „afscheiden". Hij
weet wel, dat, al is er ook meer licht over
dien in vroegere jaren zoo 'verachten term op
gegaan, er toch altijd nog een groot aantal
belijders in de Herv. Kerk zijn, die er door
opschrikken, en blindelings alles tegenstaan,
wat met dien naam is gebrandmerkt.
Mijn lezer, laat ons toch niet aan klanken
hangen. Wat willen de doleerende broederen
te Amsterdam? Wat bedoelt het gereformeerd
congres, dat dezer dagen in die stad gehouden
wordt? De Kerk van Christus verlatenWij
bezweren u bij de trouw van Gods verhond,
bij het onherouwelijlre van Gods eeuwige ver
kiezing, dat kunnen zij niet. Wie eenmaal
lid van het lichaam van Christus (en daardoor
tevens lid van zijne Kerk) werd, die kan er
nooit meer uitvallen. Of zoudt gij meenen, dat
het lichaam van Christus nog aan ontbinding
onderhevig was Maar hier op aarde
gaat het over de tijdelijke gestalte, over den
aardschen verschijningsvorm van die Kerk, en
wat nu in die vormen is ingedrongen en strij
dig is met Gods uitdrukkelijke bevelen, dat en
dat alleen moet afgescheiden, omvergeworpen
worden, evenals in de 16e eeuw. Het gaat niet
om het verlaten of omverwerpen van de Kerk
{die zal wel blijven staan) maar om het af
werpen van een Gode-vijandige bestuursheer-
schappij, van een reglementenlast, die het in
wendige der Kerk verderft.
Of Ds. Hogerzeil dus al de harten tracht
week te maken, of hij al zegt dat God toch
in vroeger dagen zijn genadig welbehagen zoo
kennelijk over de Heiv. Kerk heeft getoond;
dat Hij met Zijn H. Geest er nog niet uit
geweken isdat vele onzer vaderen er begraven
liggen, enz., dat alles bewijst slechts, dat Ds.
Hogerzeil een ethisch man is, die vau het
gevoel zijn levensgrond maakt, en Gods vrij
machtige, vaak onbegrijpelijke daden in plaats
van Zijn onfeilbaar Woord tot richtsnoer van
zijn kerkelijk leven heeft gekozen. Een levens-
fout, die Ds. H. ook nader toont aan te kleven
door zijn zeggen, „dat hij het ruischen van den
H. Geest nog niet kan kooren in wat men nu
een reformatie noemt". (Alsof dat ruischen te
vernemen was buiten de II. Schrift om!)
Daarom zeggen wij u, de mate van Gods
welbehagen of van Gods heiligen toorn over
het Hervormd Genootschap van 1816 is door
geen sterveling te bepalen. Eer verzamelt ge de
sterren des hemels in uw hand dan dat gij op
metingen zoudt doen in het harte Gods. Wat
voorts den Heiligen Geest aangaat, die kan
(met eerbied gesproken) niet wijken uit de
Herv. Kerk, zoolang die kerk niet wijkt uit de
wereld. Immers de geest werkt de geheele
wereld door, om haar te overtuigen van zonde,
van gerechtigheid en van oordeel (Joh. 16 7-11).
En wat de vaderen betreft, die hebben er slechts
hun vergankelijk omhulsel achtergelaten, hetwelk
nu reeds lang vergaan is. Maar als zij ware
leden der Kerke Christi waren, dan zijn hunv
zielen terstond bij het verscheiden overgebracht
in de reine sfeer des hemels!
0, indien zij thans op konden staan uit hunne
graven, en getuigen waren, hoe op hunne graf
zerken de troon voor een Christusverdringende
priesterheerschappij was opgerichtkoevelen
onder hen zouden een zwaard door hunne ziel
voelen gaan, en uitroepen: wee mij, dat deze
afgoderij boven mijn lijk moest worden bedre
ven En wel verre van de tegenwoordige ge
nootschappelijke samenleving van on- en bij
en half- en kwartgeloovigen te beschouwen als
-
A j
fi' Ui
f ;:A
l'lw
1
-.f-