„Wat nu?" Gelijk uit ommestaande advertentie blijkt, zal er op 11, 12, 13 en 14 Januari a. s. te Amsterdam een samenkomst wor den gehouden van personen uit allerlei streken des lands, die in het voortbestaan der Synodale Hiërarchie zeer ernstig be zwaar en gevaar zien voor den geeste lijken wTelstand der Hervormde kerken. Het voornemen is niet, om nogmaals de deugdelijkheid of verwerpelijkheid van deze Synodale Hiërarchie ter toetse te brengen, maar om, uitgaande van de overtuiging, dat met haar moet gebroken worden, de publieke opinie in onze kerken in dien zin te leiden. Er zullen eiken avond openbare godsdienstoefeningen wor den gehouden, en in de onderscheidene sectiën zullen alle belangen, die met het hoofddoel van het congres saamhangen, ter sprake komen. Onder de voorstellen, die aan de orde komen, behoort ook een adres aan Z. M. den Koning en de quaestie der Burgerlijke rechtsvordering. Plaatselijk UTieuws. Sommelsdijk. Terneuzen. Dinsdag 21 Dec. werd alhier gevankelijk binnengebracht A. Cornelisse, land bouwer onder de Gemeente Zaamslag, op het jBoekaamfcoaicIigiiig. den lande omvat, en daardoor met eer en macht is omgeven, een zuiver kerkelijk leven leiden. „In doeken gewonden", dat symbool van de kribbe des Heeren. blijft nog steeds het gewone ken- teeken van Zijne Kerk. Niet vele rijken en niet vele edelen voegen zich bij haar, tenzij dan om haar te verwoesten. Zij gaat hier met gebonden gang, en eerst in het Jeruzalem, dat Boven is, zal zij schitteren in vrijheid en heerlijkheid. Na lang stilzwijgen in den kerkelijken strijd heeft Ds. H. V. Hogerzeil eindelijk de pen nog eens weer opgevat; kennelijk met het doel om toch vooral goed te waarschuwen tegen het vaarwel zeggen van de Synodale organisatie, zooUs die in de Nederl. Herv. Kerk bestaat. Ook waagt hij bij vernieuwing een poging om de snoode vervolging, die een met vele ver loochenaars van den Christus gemengde pries terschaar over 75 gaarne getrouwe opzieners en diakenen in de hoofdstad onzes lands, tot in het vonnis der „afzetting" toe, doordreef, voor haar in het gelijk te redeueeren. Reeds bij voorbaat konden wij gissen, hoe weinig hem dit onzalig streven gelukt zoude zijn. Immers, indien onmiskenbaar het heldere licht van Gods Woord, over de geschriften en handelingen der nu doleerende broederen straalt, dan moet noodzakelijk alle tegenbetoog en con tragedrag in het donker wegschuilen. Beide ge dragslijnen kunnen onmogelijk goed zijn. Heeft de te Amsterdam gevestigde „Nederduitsche Gereformeerde Kerk" het bij het rechte eind, dan ligt daarin tevens het oordeel opgesloten over het Hervormd Genootschap. Maar o, hoe werden wij in deze overtuiging gesterkt, toen wjj inzage namen van de veertien bladzijdjes, die Ds. H. nu elf maanden zwijgens heeft saamgebracht. Het is als de stomme zucht van een machtelooze tegen de metalen stem, die al dien tijd van de zijde der „geschors ten" over ons Vaderland heeft weerklonken. Gij betaalt voor deze 14 bladzijdjes 15 cent, dat is ruim een cent per pagina; maar wij durven gerust verzekeren dat dit geld beter besteed kan wordenvooral in deze barre winterdagen, waarin zoo velen gebrek lijden. Hoe het mogelijk is, dat een wetenschappelijk gevormd man, en tevens belijder des Heeren, zijn naam niet te goed acht om dien op het titelblad van zulk een nietig opstelletje te plaatsen, kunnen wij maar nauwelijks vatten. Wie in een ernstigen strijd meê uittrekt, dient toch van wapens voorzien te zijn. Anders doet hij beter met thuis te blijven en zich aan zijn werk te houden. Had Ds. H. dit bedacht, hij zou zich niet andermaal gewaagd hebben op het voor hem te gladde ijs, waarop hij zich al meermalen zoo deerlijk bezeerde. Reeds bij den eersten oogopslag treft ons de verdachtmaking, waarin dit boekske heil zoekt. Altijd hebben de irenischen er den mond vol over gehad, dat wij, gereformeerden, hen zoo akelig in discrediet brachten, omdat wij voort durend op hun zwakheden wezen. Die beschul diging had grond, omdat wij hun personen er buiten lieten en alleen tegen hun uitgespro ken, beleden beginselen in verzet kwamen. Maar wat doet nu deze irenische vaandel drager? Weerlegt liij de getuigenissen der af gezette broederen? Het heeft er niets van. Had hij daaraan gedacht, hij zou een gansch ander bestek hebben moeten maken dan dat van een volkstraktaatje. Trouwens, hij erkent, dat die stukken „veel bevatten, waarop iedereen die onze kerk en hare belijdenis liefheeft, ja en amen kan zeggen", (blz. 4) Maar, ziet u, op de „strekking", op de „toepassing" heeft hij verschrikkelijk tegen. Nu, dit bevreemdt ons niet. Ds. H. wil lijdelijk blijven staan tegen over de kerkelijke zonden. Wel is ook hij overtuigd, „dat op bijna ieder terrein van werk zaamheid in zijne Kerk dringend hervorming noodig is," wel klaagt hijoch, „of allen, die het goed met uwe kerk meenen, in de kracht Gods zich opmaakten, en onderling verbonden, om dat werk der reformatie moedig en met volharding op te nemen" (blz. 5), maar, zoo lang hij nog „vrijelijk" het Evangelie kan pre diken, wil hij het daarbij laten. Dat die pre diking eerst aangevuld wordt en eerbied wekt door een bijbelschen wandel in de kerk, en dat ieder kerkelijk dienaar ten deze ook een per soonlijke roeping heeft; daarvan toont hij niet het minste te beseffen. Geen wonder dan, dat hij in de vervolging der nu doleerende broede ren geen vervolging om den Woorde Gods kan zien. (blz. 11). Doch niet alleen zoekt hij een uitvlucht in de beweering, dat de „afgezette" broederen een op zichzelf veel waars bevattende redeneering verkeerdelijk zouden aanwenden; neen, hij gaat ook verder, en verliest zich geheel in liet on bewijsbare door zich als rechter over hun be doelingen op te werpei, en zulks (want hierin zit juist het schuldige) gansch en al tegen hun eigen gedurig herhaalde verklaringen in. Hoe dikwijls hebben de „geschorsten" het niet verzekerd, dat het hun om niets anders te doen was dan om de eere van Christus, en mitsdien om het winnen van meerdere onder danen in Zijn Koninkrijknog in hun laatste woord aan de „volle Synode" gaven zij duide lijk te kennen, dat zij tot elke schikking be reid waren, ook tot prijsgeving van het ge wraakte artikel 4, van het beheersreglement (hetwelk men als aanleiding tot de schorsing gebruikte), indien slechts een eind gemaakt werd aan de stelselmatige ondermijning van Jezus' wettige heerschappij over zijne duur gekochte gemeente En toch durft Ds. H. vlak daarmede in tegenspraak te schrijven, dat men met de voorgestelde reformatie niet bedoelt, „het verlorene en afgedwaalde op te zoeken, de kranken geestelijk te verzorgen, en het Evangelie van Gods vrije genade in Jezus Christus zoo ver mogelijk te brengen". Toch stelt hij het voor, alsof waarlijk de vervolging geschiedde om de wijziging in het beheers reglement alleen. Kan het onbeschaamder? Alsof al de opgenoemde werkzaamheden niet juist des te beter konden behartigd worden alsof de kerk geen zendingsarbeid meer kon vervullen, indien haar organisatie in overeen stemming wordt gebracht met haar belijdenis Maar dat is toch wel wat hard geoordeeld, Ds. Hogerzeil! De vervolgde broederen offeren niet alleen hun rust en hun kracht, maar ook hun geld op voor de belangen, die zij dienen, en gij, met synodaal predikant te blijven, offert niet het minste op van uw stoffelijke voordeelen. Is daar dan niets goeds bij. Is het enkel maar halstarrigheid, die de 75 ambtsdragers en hun duizenden aanhangers dreef? Hoe is dat mogelijk O, wacht maar even, Ds. H. zal zijn uit drukking een weinig verzachten, door er bij te voegen, dat zij de geestelijke betering des levens „niet alleen en in de eerste plaats be doelen." Maar onderwijl werken dan toch al vast de gedachten en vooroordeelen in de aan gegeven richting voort. Heel een kerk, wat haar uitwendige inrichting betreft, omver te willen halen, en dat zonder heilige beweeg redenen, zonder geestelijke aandrift, wie voelt niet, dat dit het werk van socialisten en van dalen is. Juist, daar komt gij ook terecht, als gij het denkspoor van Ds. H. volgt; en de vele zalvende bijvoegingen, waarmede hij deze beschuldiging voordraagt, veranderen aan het karakter van zijn aanklacht niet het minste. En dan nog zegt de man, die met zulk een onbewijsbare betichting en door God verboden oordeel over de harten begint, dat hij tot God bidt, of zijn pennevrucht door Hem „tot voor lichting, heeling en samenbinding moge ge bruikt worden." Wie moet ^geen diep mede lijden hebben met een „samenbinding" van gedachten als uit deze weinige woorden merk baar is! Een schrijver, die zich op die manier, ten koste van anderer eerlijken naam plaats zoekt te verschaffen bij zijn lezers, verdient eigenlijk niet, dat men hem ten einde toe nagaat. Doch het boekje is klein en eer wij het uit de hand leggen, willen wij nog even zien wat er verder in staat. (Slot volgt). CreisieEig'tl Hfeaiws. Uit Vlaardingen schrijft men ons: De haringvisscherij van het afgeloopen jaar was verreweg de grootste, welke in Nederland bekend is. Nimmer bereikte de vangst zulk een cijfer. De geheele aanvoer in Nederland bedroeg dit jaar ongeveer 342,500 tonnen haring, tegen ongeveer 284,500 tonnen in 1885, dus dit jaar 58,000 ton haring meer; en dit terwijl de vangst van 1885 reeds zeer voldoende was. Jammer dat dit fortuin zoo betrekkelijk was, want, door de lage prijzen gedurende de geheele teelt, maakten noch reederijen noch visscherseen schitterend resultaat, integendeel menigeen maakte een slecht jaar. Als een zeldzaamheid op bet gebied van vischvangst wordt gemeld, dat door de sloep „Johannes Cornelis", stuurman J Noordzij, van Pernis, in één schot 5500 schelvisschen zijn gevangen. Te Haarlem zijn gisternamiddag te ruim 4 uren, zes kinderen, zittende in eene slede, en een zevende dat de slede voortduwde, in den Heeren Singel door het ijs gezakt. Het zevende kind, een 10-jarig meisje, is daarbij verdronken en eerst een paar uren later opgehaald De anderen zijn met veel moeite gered. Drie jaar geleden werd een landbouwer te Gemert tot 3 maanden gevangenisstraf ver oordeeld. De man nam daar geen vrede mee en ging het land uit. Amerika werd zijn toe vluchtsoord. Dezer dagen kreeg hij echter zulk een trek naar zijn oude vaderland, dat hij besloot terug te keeren, om zijn familie nog eens te zien, hopende natuurlijk dat de politie hem niet meer kennen zou. Helaas de ma liep in den val, daar hij door de maréchaussees te Gemert gepakt werd. Onder de personen, die in 1886 aan het vaderland ontvallen zijn, noemt de Standaard de volgende: Mr. J. B. Gratama, oud-hoogleeraar aan de Universiteit te Groningen. Prof. J. J. Meinsma, hoogleeraar te Delft. Dr. S. S. de Koe, hoogleeraar te Utrecht. Dr. E. H. Lasonder, hoogleeraar te Utrecht. Lr. A. E. Simon Thomas, hoogleeraar te Leiden. Dr. P. Hofstede de Groot, hoogleeraar te Groningen. Dr. J. J. de Hollander, hoogleeraar te Breda. Pr. R. A. Mees, hoogleeraar te Groningen. N. M. Feringa, secretaris van Christelijk Nationaal Schoolonderwijs. L. Tinholt, predikant te Koudum. N. H. de Graaf, predikant te Amsterdam. J. C. van Marken, predikant te Amsterdam W. Th. van Griethuysen, predikant te Rot terdam. C. J. Geertsema, oud-lid der Eerste Kamer. E. J. Attema, oud-lid der Tweede Kamer. Mr. K. A. Poortman, oud-lid der Tweede Kamer. Mr P. J. L. Hollingerus Pijpers, oud-lid der Tweede Kamer. Mr. S. Wjbenga, lid der Tweede Kamer. K. de Jong, oud-lid der Tweede Kamer. J. Dirks, oud-lid der Tweede Kamer. Mr. W. A. J. Baron Schimmelpenninck van der Oye, grootmeester van 's Konings Huis. Mr. W. G. Hovy, kamerheer des Konings. Jhr Mr. F. W. A. Beelaerts van Blokland. W. G. Hoyel, kolonel der vesting-artillerie. A. C. Camerling, s P. T. H. Maschek, j D. H. de Fremery, E. J. Jacobs, gepens. gener.-majoor. Jhr. K. W. de Koek, I L. A. C de Bock, 1 A. J. Pels Rycken, J Generaal Demmeni, Gouverneur van Atjeh. Mevr A. L G. Bosboom Tousaint 1 Coenraad Busken Huet, 81 Neerbosch, 29 Dec. Op de Weesinrichting van den heer J. van 't Lindenhout alhier zijn sinds eenige dagen de mazelen in hevige mate onder de talrijke weezen uitgebroken, zoodat op het oogenblik meer dan 100 kinderen aan deze besmettelijke ziekte lijdende zijn. De mazelen hebben echter tot heden gelukkig een goedaardig karakter. Te Breda is dezer dagen een geval voor gekomen, hetwelk voor belanghebbenden bij begrafenisfondsen niet geheel zonder gewicht is. Zekere A. v. A. was door zijne vrouw verze kerd in een begrafenisfonds. Na het overlijden volgde de uitkeering van de gelden, doch in plaats van die te gebruiken tot bekostiging van de begrafenis, wilde de vrouw het burgerlijk armbestuur daarmede belasten. Na de hardnekkige weigering der weduwe gaf dit bestuur eindelijk toe, en het lijk werd van gemeentewege ter aarde besteld, niettegenstaande de vrouw het geld uit het fonds had ontvangen. Openbare Vergadering van den Baad der Gemeente Sommelsdijk, op Maandag 27 December 1886, des voormiddags, ten 11 ure. Tegenwoordig de heerenA. J. de Graaff, voorzitter C. Joppe, J. Breesnee, J. B. Mys, A. C. Mijs, Van Dorsser, IC. de Graaff en Faasse. I. De notulen der vorige vergaderidg worden gelezen, goedgekeurd en geteekend. II. Brengt de Voorz. ter tafel. De ingekomen stukken, bestaande in a. Een adres van P. van Rikxooit, timmerman alhier, 17 December j. 1., daarbij verzoekende opgenomen te worden in de rij van ambachtslieden, die voor de Ge meente werken. Wordt besloten hem op zijn beurt ook voor de Gemeente te laten werken. b. id. Van D. E. van der Bij, horlogemaker alhier, 16 dezer, waarbij hij verzoekt, belast te mogen worden met het opwinden en in orde houden van het toren uurwerk. De Raad overtuigd, dat iemand, die in de lasten der Gemeente deelt, ook in de lusten moet deelen en dat een ingezetene der Gemeente voor iemand, die buiten de Gemeente woont, gaat, besluit Van der Bij voor het vervolg en tot wederopzeggings toe daar mede te belasten en W. Kern te Middelharnis van de waarneming daarvan te ontheffen. c. id. Van A. L Korvink alhier, 27 dezer, wenschende bij evt-ntueele behoeften van manufacturen voor rekening der Gemeente, voor de levering daarvan in aanmerking te komen. Wordt besloten bij voorkomende gelegenheden hem eenige leverantie's te gunnen. III. Wordt overgegaan tot de benoeming van een lid van 't Burgerlijk Armbestuur. Uit de voordracht, be staande uit de heerenJ. Vis, aftredend lid en C. J. Mosterdijk wordt de heer J. Vis herkozen. IV. Daarna tot die van een lid van de Plaatselijke Schoolcommissie. Uit de voordracht, bestaande uit de heeren C. Groenendijk en J. L. Armstrong, wordt ge kozen de heer C. Groenendijk, deurwaarder alhier. V. Wordt overgegaan tot de benoeming van een Ge meente-Geneesheer. Na eenige discussiën wordt besloten dezen te benoemen voor den tijd van twee jaar (1887 en 1888). Daarna wordt met algemeene stemmen als zoodanig benoemd de heer Dr. T. Breesnee, Geneeskun dige alhier. VI. Wordt besloten den veldwachter, P. Pape, eene gratificatie te verleenen van 15.wegens zijne vele en gewichtige bemoeiingen op de kaai, tijdens het drukke vervoer der suikerpeen. VII. Deelt do voorzittrr mede, dat eenige posten op de begrooting dienst 1886 zijn oveischreden, dat echter op andere over is. Wordt bësloten de post „Onvoorziene Uitgaven" te verhoogen met f 305,10. Vergadering gesloten. 2 Jan. Wederom heeft den naar hier beroepen Predikant (WelEerw. Heer Ds. Bout hoorn te Sprang) bedankt. gehucht Othene. Hij wordt verdacht van brand stichting. Vrijdag toch brandde iets op zijne hofstede, en Maandag morgen (20 Dec.) stond de geheele schuur in lichte laaie. 3 paarden, 4 koeien en ong. 65 hoenders kwamen in de vlammen om. Men deukt, dat kwaadwilligheid in het spel is. De aangerukte brandspuit van Zaamslag kon slechts het woonhuis behouden. Twee leden der Middelburgsche rechtbank zijn reeds alhier aangekomen om genoemden A. C. in verhoor te nemen. De heer R. J. A. Lagas, klerk bij den prov. waterstaat alhier, is als zoodanig over geplaatst op het kantoor van den ing. te Zierikzee. De mensch wikt God beschikt. Dui delijk is ons dat hier bevestigd door het stoom schip Azalea, kapt. Bury. Deze boot, komende van Gent, met bestemming naar Londen, verliet vóór ettelijke dagen onze haven. Op de hoogte van Ostende door eene zware stortzee overval len, schoof de last van het voordek, uit olie vaten bestaande, overboord. Ook de hofmeester had het ongeluk overboord geslagen te worden. Een matroos werd zwaar gewond, terwijl de Azalea veel averij had aan trappen, deuren en stoompijpen. In den nacht van 2829 Dec. is het schip hier weer binnen gekomen om zooveel mogelijk de schade te herstellen. 's Gravendeel. De alhier gehoudene collecten ten behoeve der armen, tot eene buitengewone bedeeling van kleedingstukken, alsmede de, tot uitdeeling op Nieuwjaarsdag, ter voorkoming van het Nieuwjaarwenschen aan de huizen der ingezetenen, die sedert jaren alhier uitmuntend werkt, hebben beiden de aanzienlijke som van pl. m. 600.opgebracht. Benoemd tot onderwijzer van school no. 1 J. Schaap, te Katwijk aan Zee. De heer C. Moret, die sedert jaren een waardig lid van den Gemeenteraad is, heeft, tot veler leedwezen, zijn ontslag genomen. Door de Christelijke Gereformeerde Ge meente is een flink pand aangekocht tot oprich ting van een school. Joseph Livesey s woord over Mout- dranken. Vertaald en toegelicht door J. F. Beijer, Gep'K Kapi tein-Ingenieur. Utrecht, C. H. E. Breijer, 1886. Prijs 0.75. Ofschoon wij nu juist niet dwepen met de geheel-onthouding, wenschen wij dit boek toch in veler handen. Livesey schreef met het oog op Engelsche toestanden, maar ook in ons land neemt het gebruik vau sterke bieren op zoo onrustbarende wijze toe, vooral in de steden, dat er wel eeus ernstig tegen gewaarschuwd mag worden. De heer Beijer deed dan ook een heel nuttig werk met de overzetting in onze taal van Livesey's krachtig protest. Vooral wordt daarin het volksbegrip bestreden, dat bier min of meer tot onze levensbehoeften zoude behooren; of dat het althans een nuttige en voedzame drank zoude zijn. Op gronden, aan de wetenschap en de ervaring ontleend, toont hij duidelijk aan, dat dit een dwaling is, dat het gebruik van moutdranken, nu zij met zooveel alkohol vermengd worden, in elk geval is af te keuren. In schijn wekken zij den mensch op, maar achterna brengen zij slechtë neerslachtigheid teweeg. Ook wekken zij veelal op tot het gebruik van nog meer prikkelende en bedwelmende dranken. Wij ontvingen ter inzage en aankondiging het eerste nummer van den twintigsten jaar gang van Maran atha. een halfmaandelijkseh tijdschrift, gewijd aan de Evangelisatie, en tevens dienende tot Orgaan der Belgische Christel. Zendingskerk. (Het verschijnt bij den uitgever H. J. Gerretsen te 's Gravenhage en kost 2,60 per jaar.) Gaarne grijpen wij deze gelegenheid aan om Maran atha met warmte aan te bevelen. Zoo dikwijls wij tijd hadden, den inhoud van dat blad na te gaan, werden wij er door ge sticht en onderwezen. Vele schrijvers van naam leveren er geregeld opstellen in, zooals de talentvolle Redacteur, Ds. J. W. A. Notten, Prof. S. van Velzen, Mr. L W. C. Keuchenius, Ds. J. van Andel, Ds. S. A. van den Hoorn en anderen. Ingezonden. In reflexie op het ingezonden stukje van den Heer K. te Sommelsdijk, zie ons No. van 23 Dec. jl.ontvingen wij een schrijven van Ou derlingen en Diakenen te Middelharnis, hetwelk wegens den onbescheiden, aanmatigenden toon, die er in heerscht, eigenlijk voor plaatsing wei nig geschikt is. Toch laten wij het, ter mijding van den schijn van ongeoorloofde partijdigheid hier volgen. Red.) Uw Nr. van 23 Dec. bevat een ingezonden stuk, waar wel boven staat: „Buiten verant woordelijkheid van de Redactie", maar voor welks opname gij in elk geval aansprakelijk zijt. Wij kunnen niet nalaten, U onze diepe verontwaardiging over die opname te kennen te geven. Dat in dat stuk. waarvan de inzender zich niet noemt, groote onkunde ten toon ge spreid, meer dan ééne onjuistheid medegedeeld wordt, zullen wij daar laten, maar wij protes teeren er ten sterkste tegen, dat de persoon van onzen predikant er schandelijk in wordt

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1887 | | pagina 2