Christelij k Weekblad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Donderdag 6 Januari 1887. lste Jaargang No. 45. IN HOC SIGNO VINCES Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 Staatsblad no. 124). UITGEVERS W. BOEKHOVEN Co., Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers. Weekkalender. Jan. Zon Maan Markten. „Overleggende die in haar hart." De Volkeren der aarde. Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond. Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent franco per post. Afzonderlijke nummers 5 Cent. SOMMELSDIJK. Advertentiën 10 Cent per regel. Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij de Uitgevers ingewacht tot den dag der Uitgave. op onder op 7 Vrijdag 8.10 4. 2 2.17 8 Zaterdag 8. 9 4. 3 3. 5 Middelb. p.&v V. M. 9 Zondag 0° CO 4. 5 10.52 onder 10 Maandag 8. 8 4. 6 7.15 11 Dinsdag 8. 8 00 8. 8 12 Woensd. 8. 7 4. 9 9.31 13 Donderd 8. 6 4.11 10. 3 Luk. 2 19. Een paar dagen geleden stonden wij bij de wieg van een nieuwen jaarkring. Wat zal deze bij het opgroeien ons brengen? Niemand is in staat dit met zekerheid te zeggen. Maar wel weten wij, dat alleen zij met een gerust hart de toekomst kunnen tegen wandelen, die in waar heid hebben geknield bij de kribbe van Beth lehem. Het vorige jaar is niet geëindigd aleer weder overal in den lande van de grootste en heerlijk ste dingen is getuigd. Getuigd van oude, bekende dingenhet is waar, maar tevens van feiten, die, omdat zij hun grond en wortel in de eeu wigheid hebbennooit voor verandering of ver- ouding vatbaar zijn. Ieder zal raden welke feiten wij bedoelen. Slechts rest nu de vraag: wat bracht de her haalde verkondiging van het Kerstevangelie bij ons teweeg. Alleen bewondering Ach, mis schien bij sommigen, die het vernamen, zelfs dat niet eens. Men is al zoodanig gewoon ge worden aan de klanken van de boodschappen des heils, dat men ze met koelheid kan aanhoo- ren, zonder door haar gewicht en strekking be wogen te worden. Doch indien het al tot bewondering kwam, dat kan nooit toereikende zijn. Ook de engelen verwonderden zich over Jezus' komst op aarde, en toch werd hun staat voor God er niet door veranderd. Zij waren reeds lang vóór dien tijd zalig, omdat zij hun beginsel hadden bewaard, en zij bleven dat. Eveneens blijft de mensch dezelfde, al verbaast hij zich keer op keer over hetgeen God voor de redding van zondaren heeft willen doen. De dienst des Heeren is geen gevoelsgods- dienst, al gaat hij ook niet buiten het gevoel om. Het baat niet of de mensch zich al laat drijven op den stroom der verbeeldingwij belijden een redelijken godsdienst; God vraagt geen harts- tocht, geen toewijding van een enkel vermogen, maar het hart in zijn geheel; langs den weg der oprechte, welbewuste overtuiging treedt de her horen ziel in gemeenschap met den levenden Heiland. En nu staat het zeker tot onze leering en zelfbeproeving opgeteekend van de heilige Maria, dat zij „deze woorden alle te zamen bewaarde, overleggende die in haar hart." Allermerkwaardigst waren de omstandigheden, onder welke Maria, naar de beschrijving van den Evangelist Lukas, verkeerde, toen zjj deze be zadigde, voorbeeldige houding aan den dag legde. Uit kracht van een onbegrijpelijk wonder had zij een kindeke ter wereld gebracht; een zoon, omtrent wien een engel Gods haar en haar aan staanden echtgenoot de schoonste toezeggingen gedaan had. Hare nicht Elizabeth had haar aan gesproken als de moeder haars Heeren. En nu krijgt zij daar in dien nedeiigen dierenstal, waar zij eene schuilplaats in hare benauwdheid had moeten zoeken, een verhaal van hetgeen er in den nacht aan sommige herders was over komen. Deze immers gingen, nadat zij het kindeke gezien hadden, alom bekend maken wat hun in het veld was medegedeeld, en on getwijfeld zijn zij wel met hun ontboezeming begonnen bij Maria en Jozef. Welk een leven dig, opgetogen verhaal, zullen deze mannen haar voorgedragen hebben. Hoe zullen zij met ge spannen geestdrift hebben gewaagd van den majestueusen lichtglans, die hen deed sidderen in hunne weidevan den opbeurenden vrede groet en de beteekenisvolle tijding, die de engel hun gebracht haden van het zalig, verruk kelijk gezang, dat de hemelen had doen weer galmen. Wellicht ook had Maria de wijzen uit het oosten al zien neerknielen bij de kribbe. wat heeft zij in korten tijd veel door leefd wat een gedachten doorkruisen haar brein; wat een vragen driDgen zich aan haar geest op. Ja, waarlijk, het is wel op haar gelaat te zien, dat er veel in haar omgaat. Maar evenwel geeft zij aan haar gewaarwordingen geen uitdrukking. Vroeger was het wel eeriigermate anders met haar geweest. Want toen de engel Gabriël haar verschenen was, reisde zij met haast naar het gebergte van Juda, en stortte haar hart in een verheven lofzang uit. Maar later was zij onder de leiding des H. Geestes meer en meer tot kalmte gebracht, en alzoo toebereid om moeder te worden, en de veelbewogen dagen door te gaan, die haar wachtten. Overal elders vinden wij dan ook Maria terug als een stille, bedacht zame, peinzende christin. En al zeide zij nu bij de kribbe van haar kindeke weinig, zij dacht des te meer. Al wat zij hoorde en zag, legde zij als een kostbaren schat in het binnenste harer ziel weg. Van de rente van dat kapi taal heeft zij geleefd tot aan haar dood toe. Daardoor werd zij in staat gesteld om staande te blijven, zelfs toen er een zwaard door hare ziel ging. Ook toen hield het besef van al het heerlijke, dat zij in Jezus gezien en van Hem gehoord had, nog de overhand op den smaad en de folteringen, die zij Hem door Zijne vijanden zag aandoen. Hoe zoude het mogelijk zijn met volledigheid en zuiverheid aan te geven wat er in Maria's hart werd overwogen. Maar als wij het wagen een enkelen blik in dat gemoed te slaan, dan lijdt het, dunkt ons, geen twijfel of zij heeft de haar wel bekende profetiën van ouds in verband gebracht met hetgeen haar oogen thans aan schouwden Het oorspronkelijke woord, door „overleggen" vertaald, beteekent ook „vergelijken," „overeen brengen." Vroeger had zij zeker menigmaal gelezen van de ster die uit Jacob zoude voort gaan; van het weder oprichten van de verval len hutte Davids; van het reisje, dat voort zoude komen uit den afgehouwen tronk van Isaï; van de maagd, die zwanger zoude worden en een zoon zoude baren, wiens naam Imma- nuel moest zijnvan Hem, die Zijne kudde zoude weiden gelijk een herder, en die de lammeren in Zijne armen zoude vergaderen van het kleine Bethlehem Efrata, waaruit de Heerscher in Israël zoude voortkomenen zoo veel meer. Doch hoe weinig had zij toen vermoed, dat zij de moeder van dien Koning Israëls zoude worden. En thans, wat vielen al die profetiën, wat vielen de verwachtingen der vromen samen met haar eigen ervaringen! O, voorzeker, alles was haar nog lang niet duidelijk, maar weldra ging haar toch een wonderlijk licht over de kribbe in die dieren- grot op, en straks werd het haar hoe langer hoe klaarder, dat zij in haar kindeke tevens haar Heiland en Zaligmaker had te eeren en te prijzen. Tot dat resultaat, lezer, moet het herdenken der Kerstgeschiedenis ook een iegelijk onzer leiden. Al de tafereelen, die zich rondom de kribbe des Heilands groepeeren, dienen slechts ter opluistering van Hem, die zich uit vrije liefde zoo diep wilde vernederen. Alleen om Zijnentwil hebben zij waarde. Want zie, de engelen, die Jezus' komst in het vleesch met vroolijk geschal aankondigden, zijn weder naar den hemel vertrokken; de herders uit het nabu rige veld en de wijzen uit het Oosten weken spoedig terug van de plaats, waar zij aange beden haddende moeder des Heeren is reeds lang neergezonken in het graf. Maar Hij alleen is voor ons gebleven. Hij alleen is nog te vinden voor een iegelijk, die naar gerechtigheid hongert en dorst. Geen enkelen bidder laat Hij ledig staan. Wel zendt Hij in zichzelf rijken ledig weg, maar den ellendigen en die geen helper hebben, ontsluit hij de volheid van Zijn Koninkrijk. Hoewel wij in de geschiedenis verre achter Maria staan, en over alles meer een helder over zicht hebben, niettemin moeten wij hetzelfde bewaren en overleggen als zij. Er wordt heel wat bewaard en uitgemeten in deze wereld, dat. beter ware weggeworpen. Maar de parelen, die Maria wegsloot, waren haar een onderpand van de hemelsche schatten, die zij later heeft beërfd. Daarom is Maria's gedrag ook het eenig ware. En wie zoude haar gemoedsstemming geen benijdbare noemen? Al wat van Christus in het diepst der ziel is geborgen, komt in het Vaderhuis; het kan niet verloren gaan, want in alles wat van Christus is, heeft God een volmaakt welgevallen. Zalig derhalve zij, die, omdat zij met Christus vereenigd zjjn, in dit welgevallen deelen. Niet vroolijk is Europa uit het oude jaar in 't nieuwe overgegaan. Er heerscht onrust, ge wettigde, door mannen van naam en gezag openlijk geuite ongerustheid. Men vreest, dat een oorlog niet ver is en wel een groote krijg, waarin alle volken min of meer zullen worden betrokken. In hoever nu deze sombere verwachtingen zullen vervuld worden, is den Heere alleen bekend. Hij geve dat zij beschaamd worden Berekeningen te maken is zeer gewaagd, daar men eigenlijk zoo weinig weet. Slechts kan men letten op de teekenen, die zich voordoen. Deze nu zijn op het oogenblik niet ongun stig. De laatste dagen des ouden jaars gaven eenige betering te hopen, en het nieuwe ver sterkt dit. De president der Fransche republiek heeft hij de nieuwjaarsontvangst aan de gezanten verklaard, dat Frankrijk, gelijk nu 15 jaar, met alle landen op goeden voet blijven, den vrede bewaren wil. Hetzelfde heeft zeer beslist ook de minister van Buitenlandsche zaken, Goblet, uitgesproken, gelijk hij reeds vroeger verkla ringen gaf in gelijken geest, evenals zijn ambt genoot van oorlog, Boulanger, die in een rede er op wees, dat Frankrijk vrede begeert te be waren. Nu moge men zeggen, dat al zulke bewe ringen en verklaringen nog niet veel bewijzen en den vrede niet bewaren kunnen, toch is het zeer opmerkelijk dat ze worden uitgesproken. Het bewijst dat men de wereld wil overtuigen van zijn vredesgezindheid, en dit wederom toont, dat men zulks beter acht en vooreerst geen plan op oorlog heeft. Daarvoor kunnen allerlei redenen zijn. De een noemt de zekerheid, dat op Rusland's bondgenootschap niet meer valt te rekenen; de ander Duitschlands vastberaden houding, m ar in elk geval is het nu verklaarde opmerkenswaardig. Evenzoo is dit wat de Duitsche keizer heeft gezegd, toen hij, de negentigjarige, op Nieuw jaarsdag zijn tachtigjarigen legerdienst herdacht. Onder meer verklaarde de grijze vorst herhaal delijk, dat hij geloofde aan het behoud des vredes, en de hartelijke ontvangst, den Fransehen gezant te Berlijn bewezen, heelt dan ook velen van kwade vermoedens genezen. Met dit al blijft de toestand nog steeds ernstig, en is de toon van de Europeesche pers som ber. Allen hopen vrede, doch 't is met vreezen en beven. De Bulgaarsche gezanten bevinden zich thans, op hun reis door Europa, te Londen, waar men hen echter ook niet veel meer weet te vertellen dan elders. Naar 't schijnt 't zij er dan een bepaalde overeenkomst besta tusschen Duitsch- land en Rusland of niet zijn de mogendhe den het daarover eens, dat de Bulgaren het met Rusland moeten trachten te vinden, zich ten deele naar diens wil schikken, als wanneer de Czaar op zijn beurt ook wat zou toegeven. Zoolang echter heel de zaak niet is geëindigd, blijft het gevaar voor moeielijkheden en bot singen bestaan. In Engeland is een gedeeltelijke ministeriëele crisis ontstaan, door het uittreden van lord Churchill, geëindigd door de optreding van den liberaal Goschenzoodat nu Tories en oud liberalen elkander, althans in zake Ierlaud, op nieuw steunen zullen. In Egypte dreigen weer onlusten. Er is een nieuwe Mahdi opgestaan, die krijgsmacht onder zijn bevel heeft; ook in Arabië is 't ver van rustig en op Creta dreigen eveneens moeielijk heden. Over 't geheel schijnt bij den aanvang des jaars de staat van zaken in 't Westen iets beter, in 't Oosten echter vrij ongunstig. H. Machtsvertoon of wettig gezag. Reeds wezen wij in ons vorig nummer op de belangrijkheid van Prof. Hoedemaker's jong ste brochure, welke onder bovenstaand opschrift hij den heer J. A. Wormser te Amsterdam verscheen. Thans bevelen wij de lezing van dit stuk op nieuw aan. De Synodale encycliek of „maanbrief" wordt er letterlijk in vermaald; de groote schuld der belijders, die het gezag van Gods Woord zoo lang ongehandhaafd lieten, en steeds bezweken voor de dreigingen van menschenwordt er openlijk in beleden, en daarom dan nu ook alle Opzieners tot gemeenschappelijk handelen naar den wil des Heeren aangespoord. Het stuk is zeer vloeiend, blijkbaar met veel opgewektheid en ernstige deelneming in de kerkelijke beroe ring geschreven en laat zich daarom gemakkelijk lezen. Slechts hierin gaan wij niet met den hoog- geachten Schrijver mede. dat hij nog zooveel verwachting koestert van het behoud der mas sale volkskerk. Die hope is kwalijk te rijmen met den toenemenden afval van het Christen dom, die in zoo menig land, en ook helaas bij ons valt waar te nemen. Er helpt niets aan, eene kerk, die door haar ingedrongen vijanden op de leest der maatschappij is geschoven, zóó vast geschoven, dat èn haar ordeningen èn haar rechtspraak tegen de geloovigen gekant staan zulk eene kerk moet zich op nieuw begrenzen en organiseeren. Of men dit nu afscheiding noemt, is ons vrij onverschillig mits men er maar da delijk bij voege niet van de Kerk des Heeren, maar alleen afscheiding van valsche kerk vormen. Slechts bij uitzondering en voor korten tijd kan een groote volkshoop, die schier allen in

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1887 | | pagina 1