Christelijk
"W eekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Donderdag 9 December 1886.
lste Jaargang No. 41,
Ien haag.
IARHIS.
lASNTMPH,
IN HOC SIGNO VINCES
'lilieid.
[TGANG.''
>MMEL."
I en 2.
Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 Staatsblad no, 124).
A]]e stukken voor de Redactie bestemd,
Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
Een vriendelijk verzoek aan
onze geachte A bonnés buiten Flakkee,
om het verschuldigde bedrag van het
verloopen kwartaal, zijnde 50 Cents,
ons s. v. p. per postwissel te willen over
maken, vóór 15 December, daar wij
anders zoo vrij zullen zijn, daarover te
disponeeren met 10 Cents verhooging
voor porto.
De Uitgever.
Weekkalender.
Een profeet als Mozes.
De Volkeren der aarde.
|lk
i secten.
el Engeland
bo zullen wij
jederland en
|ge en scha-
als: wand-
[•«torren
vliegen
meubelen
kortom, alle
insecten
|totaal uitge-
i wegneemt.
Bat, tvanneer
feparaat één-
I hetzelve bij
zeerste zul-
3er hiervan
lijken burger
pn rembours
;van ƒ1.
alleen daar
naar tevens
pn om, zoo-
|ect te kun-
ïoor
Iers,
I. Den Haag.
lette men
|mg. Tevens
het geheele
Overflakkee.
it,
ober.
porg. 6,u.
7,15 u.
10,4-5 u.
bid. 12,— u.
ham. 1,— xl.
3,u.
3.80 u.
let de stoombooten
«gekeerd.
p agiers
■orm. 9,15 u.
10,— u.
iTTERDAM.
Llö uur
R3,
^4 V
Ides Zondags
it.
uur.
uur.
iRom.
ure.
i ure.
ure.
ure.
lonten.
ember 1886,
JAM.
|LLE.
2£ ure.
ater.
TERDAM.
ETSLUIS.
2| ure.
later.
terdam, Yoorm. 8£
evoetsluis, voorin,
met de Rijks-
i
dam.
TERDAM
's m. 9,15 u.
n 9,15
9,_,
9,-,
9.-,
ST
botterdam.
Van
IGr
Botterdam n.
MiddEhb. en
Vlissingen.
5
voorm. 8,
O
8,_
.5
f
8,-
Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond.
Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN Co.,
SOMMELSDIJK. j
Advertentiën lO Cent per regel.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts
tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave.
December.
Zon
Maan
Markten.
op
onder
V. M.
10 Vrijdag
8. 3
3.44
9 50
onder
11 Zaterdag
8. 4
3.44
8.31
12 Zondag
8. 5
3.44
9.27
13 Maandag
8. 6
3.44
10.15
14 Dinsdag
8. 7
3.44
10 55
15 Woensd.
8. 8
3.44
11.29
16 Donderd.
8. 9
3.44
11.58
Deut. 18 15.
„Een profeet, uit het midden van uuit uwe
broederen, als mij, zal u de Heere, uw God,
verwekken: naar hem zult gij kooren." Deze
woorden vormen een deel van de rede, welke
Mozes tot de kinderen Israels hield, ten einde
hen te waarschuwen voor afgoderij. Hij wijst
hun op verschillende gruwelendie gevonden
zouden worden in het land, dat de Heere, hun
God, hun weldra tot een erfdeel zoude geven.
De volken, welke in dat land woonden, hadden
allerlei heidensche gebruiken. Hunne zonen en
dochteren lieten zij door het vuur doorgaan, zij
ondervroegen den wichelaar, hielden zich met
goochelarij en tooverij op, en zochten dus heil
bij gansck verkeerde leermeesters. Maar hierte
genover stelde Mozes nu den grooten profeet,
dien God uit het midden van hen zoude ver
wekken, en naar wien zij zouden hooren.
Wie is deze groote profeet? Bijna alle oude
Schriftbeoefenaarsen ook onze gereformeerde
vaderen hebben het er voor gehoudendat
Mozes hier niet anders kan bedoeld hebben dan
den Christus; maar in onzen tijd zijn niet al
leen ongeloovige, doch zelfs vele geloovige uit
leggers de meening toegedaan, dat Mozes alleen
heeft willen zeggen, dat ofschoon hij weldra
van het tooneel dezes levens zoude aftreden,
en dus zijn volk niet meer als profeet zoude
kunnen bijstaan, het nogtans niet aan pro
feten in Israël zoude ontbreken. Anderen, meer
gematigd, oordeelen, dat er ook wel de Christus
onder verstaan moet worden, maar alleen als
eind- en toppunt van een geheele rei van pro
feten, die de Heere na Mozes te voorschijn
zoude roepen.
Toch zijn er vele gronden, waarop wij mogen,
ja moeten aannemen, dat Mozes met den profeet,
dien hij bij zichzelven vergeleek, den Christus
heeft aangeduid.
In Numeri 12 wordt Mozes toch als profeet
zeer treffend onderscheiden van alle andere
profeten Gods. God toornde over Mirjam en
Aaron, dewijl zij zich met Mozes op ééne lijn
wilden plaatsen Immers zeide de Heere tot
hen „Zoo er een profeet onder u isIk de
Heere zal door een gezicht Mij aan hem bekend
maken, door eenen droom zal ik met hem spre
ken. Alzoo is Mijn knecht Mozes niet, die in
Mijn gansche huis getrouw is. Van mond tot
mond spreek Ik met hemen door aanzienen niet
door duistere woorden, en de gelijkenis des Hee-
ren aanschouwt hijwaarom dan hebt gijlieden
niet gevreesd tegen mijnen knecht, tegen Mozes
te spreken Aan het einde van het hoek
Deuteronoruium (H. 34 10) lezen wij, dat er
„geen profeet meer in Israël opstond, gelijk
Mozes, dien de Heere gekend had, van aan
gezicht tot aangezicht".
Spreekt dus Mozes van een profeet als hij,
dan moet daarmede ook wel een gansch bij
zonder persoon bedoeld zijn.
Dat Israël naar zulk een Redder uitzag, toont
ook de vraag, die sommige priesters en Levieten
tot Johannes den Dooper richtten. »Zijt gij
de profeet?" (Joh. 1 21)
Nog een ander zijdelingsch bewijs is hierin
gelegen, dat de Samaritaansche vrouw, van
welke wij in Joh. 4 gewag vinden gemaakt,
en die (gelijk alle Samaritanen) alleen kennis
had aan de vijf boeken van Mozes, eveneens
haar verwachting omtrent den Messias als
profeet belijdt.
Geven wij nu bovendien acht op het zeggen
van Nathanaël: „wij hebben dien gevonden,
van welken Mozes in de wet geschreven heeft,"
verder op de aanhaling van Mozes woorden
door Petrus in zijne Pinksterrede (Hand. 3 22)
en op dezelfde aanhaling door Stefanus (Hand.
7 37), telkens als zij bezig zijn den Christus
te verkondigen, en bovenal op de stem, die
er uit den hemel kwam, toen Christus met
Mozes en Elia op den berg Thabor vertoefde:
„Deze is mijn geliefde Zoonin denwelken
Ik mijn welbehagen heb, hoort hem!" dan is
het wel schier boven allen twijfel, dat Mozes
in Deut. 18 15 de komst van den Middelaar
Jezus voorzegd heeft.
Het was dan ook op dien Verlosser, dat in
den tijd der beloften alles wachtte en heen
wees. Met steeds klimmende helderheid werd
Zijne nederdaling op deze aarde aangekondigd.
En dit niet alleen. Hij werd ook in ver
schillende heiligen afgebeeld. Niet alsof het
mogelijk ware geweest het leven van eenig
zondig mensch op te voeren tot de hoogte,
waarop de Zone Gods zich zoude doen kennen.
Zelfs de volle schaduw van zijn beeld kon door
geen nietig menschenkind weergegeven worden.
Maar toch zijn er vele trekken van overeen
komst geweest tusschen het leven van eenige
Godsmannen en dat van den Middelaar. Som
mige beelden hem voor als profeet, andere als
priester, weer andere als koning. De een spiegelt
wat van Hem af in den staat Zijner vernede
ring, de ander in den staat Zijner verhooging,
nog andere in beide staten. Nu is Mozes ook
wel in andere opzichten type en afbeel
dende gestalte van den Verlosser, in zooverre
zijn uitleiding van het Israëlitische volk uit
Egypteland herinnert aan de verlossing van
het slavenjuk der zonde, en wijl immers zijn
heenleiding door de woestijn naar het land
Kanaan telkens denken doet aan de leiding
van Christus, die al de Zijnen, zij het ook door
veel aardsche bekommeringen heen, toch ge-
wisselijk opvoert naar het Land der eeuwige
rust. Doch in Deut 18 15 wordt Mozes alleen
in zijn profetische hoedanigheid als voorbeeld
van Christus gesteld.
Tusschen hem en het tegenbeeld zijn er
inderdaad vele punten van overeenstemming.
Zoowel in hun leven als in hun leer, in hun
voorspellingen en in de wonderteekenen, welke
dienen moesten om hun leer te bevestigen.
Overeenstemming in de tijdsomstandigheden,
waarin zij geboren werden, en in de wijze van
wijding en afzondering tot hun ambtelijk werk
Evenwel is het schier niet doenlijk om op
de overeenkomst te wijzen, zonder tevens het
groote verschil in beider leven te laten uit
komen. Wie goed op dat verschil merkt, ziet
al spoedig Mozes op den achtergrond ver
dwijnen. Immers, Mozes heeft wel de wet ge
geven, maar de genade en de waarheid zijn
door Jezus Christus geworden. Ja geworden. In
Hem kreeg de genade voor den in zichzelf
verloren zondaar haar bestand. Door Hem
alleen kan deze weder tot het licht der waarheid
geraken. Christus is de persoonlijke Wijsheid,
Waarheid, Heiligheid, Schoonheid en wat er
meer verhevens kan genoemd worden. Zijn
Geest was het ook, die reeds alle profeten, welke
vóór Hem op aarde kwamen, aandreef en bezielde
Gelukkig zij, die in waarheid naar dezen Pro
feet luisterenniet slechts met het oor, uitwen
dig vormelijk, maar zoo, dat heel hun wezen
er door veranderd wordt. Want dit heeft Jezus
boven alle andere profeten voor, dat Zijn on
derwijs niet slechts vormend en opkweekend
is, maar dat het herscheppend, reinigend werkt;
dat er een adem des levens mede gepaard gaat,
die de ziel voor Zijn onderricht ontvankelijk
maakt.
Jezus hooren met bet verstand alleen is
nimmer genoeg. Dit kan den mensch wel nabij
het Koninkrijk Gods brengen doch nooit er in.
Slechts als Zijne woorden doordringen in het
diepst van het hart, en de innerlijkste roerselen
omzetten, oefenen zij bestendige kracht op 's
menschen leven. Ook zal ieder die dit ervaart,
zich gedrongen gevoelen, het van Jezus gehoorde
en geleerde weder verder te dragen en aan
anderen te doen hooren. Belijden toch, als het
met een gevoelig hart geschiedt, is zaligheid, en
wat leven bezit, zoekt leven te openharen en
te kweeken.
Gewichtige dingen in het meer nabijliggend
deel van Europa leiden ditmaal de aandacht
eenigszins af, van het nog altijd hangend en
slepend Oostersch vraagstuk.
In Frankrijk is plotseling een ministerieele
crisis uitgebarsten. Het ministerie van de Frey-
cinet is gevallen over de koloniale Staatkunde.
Tonkin in Oost-Azië, waar Frankrijk met alle
macht zijn gezag wil handhaven, is het kabinet
verderfelijk geworden.
De Fransche Kamer bestaat uit twee groote
deelenMonarchalen of anti-republikeinen en
Republikeinen. Gelijk de eersten zijn ook de
laatsten in allerlei groepen verdeeld. Gaan echter
de monarchalen veelal saam, de republikeinen
staan als gematigden en als radicalen scherp
tegenover elkander, en dit komt telkens uit. Te
vens zijn de radicalen weer verdeeld in een
uiterste en een gematigde partij.
Nu had de minister de Freyeinet dezer dagen
met behulp der laatste groep in zake Tonkin een
overwinning behaald, doch dit kon de andere
radicale groep niet dulden. Vandaar, dat zij zich
bij een stemming over de afschaffing der
onderprefecten bij de rechterzijde voegde. Het
ministerie werd, met een meerderheid van 13
stemmen, geslagen en diende zijn ontslag in.
Telkens en telkens had men op allerlei wijzen de
regeering tot zuinigheid gedwongen, dezen en
dien post geschrapt. Ten slotte weigerde het
kabinet langer te blijven.
Nauwelijks echter was dit geschied, of men
gevoelde ook de radicalen zelf dat met de
aftreding van dit ministerie weinig zou gewonnen
zijn, Onmiddellijk toonde men zich in de verschil
lende republikeinsehe groepen tot schikken en
plooien bereid. Op het oogenblik dat we dit
schrijven, is nog niets beslist; 't kan zeer wel
zijn, dat een ministerie wordt gevormd onder
Floquet, den radicalen voorzitter der Kamer.
Zooals de zaken thans staan, is echter kwalijk
een ander ministerie dan een republikeinsch-
radicaal mogelijk. De toestand is zoo, dat de
feitelijk bestaande drie partijen elkaar telkens
schaakmat kunnen zetten, en dit nu kan, bij
toestanden als de bestaande, elk oogenblik tot
botsingen leiden. Het radicalisme wordt in
Frankrijk machtig en is door het liberalisme, dat
er toe leidt, niet tegen te houden. Slechts een
krachtige Staatkunde op de Christelijke wereld
beschouwing gegrond, vermag dat. Doch waar
vindt men die in Frankrijk's eindeloos gedeelde
groepen vertegenwoordigd
In Duitschland wordt thans aller aandacht in
beslag genomen door de nieuwe legerwet.
De tegenwoordige stand enz. van het Duitsche
leger wordt bepaald door een wet, die loopt over
zeven jaren, welke nog niet verstreken zijn. Toch
heeft de regeering in de ernstige tijdsomstandig
heden aanleiding gevonden om reeds nu een
nieuwe wet voor 7 jaar voor te stellen, zeven
jarige oorlogsbegrooting en legerversterking.
Zoowel in de troonrede als later nog door den
keizer werd er nadruk op gelegd, hoe de leger
versterking en al den aankleve van dien in de
nabuurrijken Frankrijk en Rusland Duitschland
wel dwingt zich te sterken. Zelfs maakt men
opmerkelijk! zooveel haast, dat de regeering
liefst de wet nog vóór Kersttijd zag aangenomen.
In den Rijksdag verklaarden de Duitsch-Vrij
zinnigen, hoe zij in geen zevenjarige oorlogsbe
grooting kunnen toestemmen en men toch ook
door den Bond met Oostenrijk sterk was. De
Ultramontanen zijn eveneens tegen de zevenjarige
begrooting. Doch nadat deze gevoelens geuit
waren, wierp de grijze veldheer von Moltke 't
gewicht zijner woorden in de schaal.
Hij wees er op, dat Duitschlands buren ter
linker- en rechterzijde, die zich zoo wapenen,
dat de last daarvan zelfs voor een rijk land op
den duur moeielijk te dragen is. Het kon
daarom tot een spoedige beslissing komen en
dus achtte hij het indienen van dit ontwerp, zelfs
voor de zeven jaren zijn afgeloopen, volkomen
gerechtvaardigd.
Het blijkt, dat Duitschland, wat betreft de
sterkte van zijn leger en de belasting van het volk,
achterstaat bij de andere Staten. Een verbond
met Frankrijk ware, zei von Moltke, zeer geschikt
om den Europeeschen vrede te bevestigen, maar is
onmogelijk, zoolang Frankrijk teruggaaf verlangt
van twee provinciën, welke Duitschland vast
besloten is, nimmer terug te geven. Het ver
hond met Oostenrijk heeft groote waarde, maar
toch moet een groote Staat zich op eigen
krachten verlaten.
Deze wet, zei von Moltke dient tot handha
ving van den zoo moeilijk verkregen vrede.
Haar verwerping sluit de verantwoordelijkheid
in voor de rampen van een vijandelijken inval.
Wij hebben Duitschlands eenheid, zoo sloot
hij, met genoeg moeite verworven. Laten wij
haar nu ook handhaven en toonen, dat wij eens
gezind zijn. De geheele wereld weet, dat wij
geen veroveringen verlangen. Laat zij ook weten,
dat wij de middelen bezitten en vast besloten
zijn om met de wapenen te behouden, wat wij
hebben verworven. Op geld moet men niet te
veel zien, als de tijden naderen dat kogels de
meest gangbare munt zijn.
't Ontwerp, dat bij anti-revolutionairen, con
servatieven en nationaal-liberalen, steun vindt,
is naar een commissie verzonden. Gewijzigd
heeft het kans op slagen.
't Is echter een ontrustend en treurig feit,
waarop de rede van Europa's grootste veldheer,
maar al te waar, wijst. De oorlogslast verplet
tert Europa; een beslissing kan niet uitblijven
maar hoe vreeselijk zal die zijn!
Dat Duitschland bijtijds zijn maatregelen
jfj'. j