Christelij k Weekblad voor de Zuid-Hoilandsche en Zeeuwsche Eilanden. Donderdag 11 November 1886. lste Jaargang No. 37. INHOC SIGN O VINCES Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 Staatsblad no. 124). UITGEVER W. BOEKHOVEN, SOMMELSDIJK. v"r.T~ Alle stukken voor de liedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. 5Ëïj, «Me zicla met Iset volgende kwartaal aanvangende S December, op tilt blad wencellen te a5s«a- neeren, ontvangen die nog in deze maand ver§cliijnemle nummers G-ISATSS. Weekkalender. Zijt gij een Zendingsvriend? De Volkeren der aarde. Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond. Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent franco per post. Afzonderlijke nummers 5 Cent. Advertentiën to Cent per regel. Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave. November. Zon Maan op onder op 12 Vrijdag 7.20 4.10 4.38 18 Zaterdag 7.22 4. 8 5.10 14 Zondag 7.24 4. 7 5.48 15 Maandag 7.25 4. 5 6.34 16 Dinsdag 7.27 4. 4 7.29 17 Woensd. 7.29 4. 2 8.33 L. IC. 18 Donderd. 7.31 4. 1 11.— Markten. Puttersh. pm. St. Maart.d. vm. Middelb.en_ Tholen O p.&v. I. 't Ware juist geen wonder wanneer iemand op de vraag hierboven gesteld, zoo al geen beslistneen, dan toch slechts aarzelend zijn ja kon doen hooren. Zending d. i. zending onder Mahomedanen en Heidenen, in verre overzeesehe gewesten, waartoe zal ik er, zoo zegt of denkt althans menigeen, mij eigenlijk mee inlaten. Hebben we niet om ons heen „gedoopte heidenen" genoeg? Laten we die eerst met den Heere en zijn dienst bekend maken. Het hemd is immers nader dan de rok. Volkomen waar, maar vergun ons er iets bij te voegen. En wel ten eerstedat dezelfde Heer, die u geleerd heeft het eene te doen en het andere uiet na te laten, ook zegt: Predikt het Evan gelie aan alle creaturen. Alle, hier maar ook ginds. Vergeet of verzuimt gij het laatste, dan handelt ge dus tegen zijn bepaald gebod in. Ten tweede moet ge wel bedenken, dat in dien vroegere geslachten evenzoo gedacht had den als gij thanswij wellicht zelf nog buiten God en Christus leven zouden. De mannen, die hier het Evangelie brachtenof zij die het in later eeuwen weer aan het licht brachten, had den zeker ook in hun onmiddellijke omgeving handen vol werks kunnen vinden. Toch gingen zij uit en brachten het Woord Gods waar het nog niet was. Ten derdedat onze vaderen in den besten tijd der kerk hnnne belangstelling in de Zen ding toonden, reeds een seminarie voor zende lingen stichtten, en in onze overzeesehe bezit tingen naar vermogen de kennisse Gods onder de heidenen poogden te verbreiden. Wij, die in deze vaderen zoo vaak roemenen die zooveel gemakkelijker dan zij het Zendingswerk kunnen drijven, zouden minst gezegdbij hen niet moe ten willen achterstaan. Ons Nederlandsche volk in zijn geheel is nog juist geen Zendingsvolk, Toch mogen we niet voorbijzien, dat vooral in de laatste jaren een groote verandering ten goede heeft plaats ge grepen. Mag ook het feit, dat ons kleine land meer dan 12 Zendinggenootschappen teltde vraag wettigen of we niet aan versnippering van krachten lijdende genootschappen zelf zijn een verblijdend teeken. Heugelijk is ook dat nagenoeg alle op beslist geloovig standpunt staan, en in den laatsten tyd veel belangstel ling en krachtigen steun vinden. We willen ons zelf niet prijzen en wijzen er daarom liever op hoe de Duitsche predikant Gloël, die onlangs ons vaderland bezocht, om er 't chris telijk leven te leeren kennen, openlijk verklaarde, hoe na Engeland, Nederland de meeste offer vaardigheid voor de zending toont. Duitschland staat, zegt hij, ver daarbij ten achter. Dat er echter nog altijd velen verre staan, dat ook niet juist alle gevers daarom nog be langstellenden kunnen heetenheeft meer dan een reden. En onder deze staat minder on verschilligheid dan wel onbekendheid bovenaan. Onbekend maakt onbemind. Oppervlakkig beschouwd is zeker die onbe kendheid eenigzins bevreemdend. De Zendings- vereenigingen toch geven niet alleen jaarlijks verslag van hetgeen binnen hun werkkring is voorgevallenmaar houden meestal ook nog van tijd tot tijd vergaderingen aan de Zending gewijd. Daarbij bezitten velen hun eigen blad, dat de lezers omtrent den arbeid van eigen en andere zendelingen op de hoogte houdt. Eindelijk nog bestaan er bladenbepaald aan de Zending in het algemeen gewijd. En toch is onbekendheid met geringe belang stelling in de Zending bij niet weinigen onloo chenbaar. Hoe dat nu komt? Och, zeer eenvoudig, wijl het weinig baat of gij al spreekt en schrijft, zoo de hoorders en de lezers ontbreken, en dat nu is, helaas, hier maar altezeer het geval. We zouden wellicht niet bescheiden zijn, indien we eens mededeelden, hoe het met het bezoek van sommige „Zendingsvergaderingen" staat, wat het lot van o zooveel „Zendingsbla den" is. In 't algemeen kan het ver van be moedigend heeten. Tegenover een kleine groep van zeer volijverige hoorders en lezersstaat een groote meerderheid, die nu eenmaal aan hooren noch lezen lust heeft. Nn is dit ten deele te wijten aan de onver schilligheid voor de Zending, waarvan we reeds spraken. Men is „voor 't goede" en alzoo ook voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk onder de „blinde heidenen." Men wil er ook nog wel wat voor geven. Maar daarmee moet het dan ook uit zijn. Het overige is zaak voor hen, die er zich nu eenmaal voorgespannen hebben. Hoe 't met het werk gaat, daar vraagt men niet naar, en neemt er geen kennis van. Anderen weer, en dat is vooral zoo in de groote steden, beweren geen tijd te hebben, om ook nog over de Zending iets te hooren cf te lezen. Er is zooveel waarvan men op de hoogte moet blijven. Wie heeft tyd om van alles ken nis te nemen. Intusschen, dat gevoelt ieder, dergelijke rede neeringen houden geen steek. Laat er maar eens iets bijzonders zijn, een groote daling of rijzing op de markt, een ontzettend onheil, een be langrijk rechtsgeding en plotseling heeft ieder den tijd tot lezen of hooren, al staan er ook kolommen in de nieuwsbladen vol van. Neen, de reden zit ergens anders. Een mensch heeft altijd tijd om datgeen te vernemen, waar hij belang in stelt, wat hem aantrekt, wat hij tegelijkertijd en gemakkelijk vat, wat hem hel der is, als hij er van hoort. En nu staat het met de Zending zoo ge schapen, dat wie er keunis van nemen, en van lezen wil, zich daarvoor eenige moeite dient te getroosten', er zich moet inwerken. Daarin nu hebben ook vaak de beste christenen geen lust. Wat brengen onze Zendingsbladen? Allereerst berichten van hun eigen genootschap. Zendeling A b. v. is verplaatst naar Soekaboema, Zend. B hoopt te Doreh een kerk te stichten. Zend. C arbeidt met zegen onder de Batakkers. Op de Sanjir-eilanden ontmoet men tegenstand. Voorts brengen zij vaak mededeelingen over de Zending in 't algemeen. B. v. In Aloeka gaat de American Board of Missions een Zen ding beginnen. De Karenen zijn nu bijna allen gekerstend. Te Uganda stuit de Zending weer op moeielijkheden enz. enz. Nu, is dat al, 'tzij heugelijk, 'tzij bedroevend. Maar het laat u tamelijk koud, als gij van Br. A, B of C ongeveer niets weet, en, al stond er de dood op, niet in staat zoudt zijn te zeg gen wat Doreh is, wie de Batakkers zijn, of waar de Zending onder de Karenen haar arbeids veld heeft, 't Zijn al namen voor u en niets meer. Een naam is niets, tenzij hij u een denk beeld vertegenwoordigt. En vandaar vandaar voor een goed deel dat gebrek aan levensgemeenschap met de Zen ding en den Zendingsarbeid onder ons volk. H. Wordt vervolgd.) „Wachter, wat is er van den nacht?" „De wachter richt den blik naar het Oosten en hij antwoord„Nog altijd is het nacht en duisternis, en de morgen ver." De beeldspraak is veeleer te zwak dan te sterk voor de werkelijkheid. Het is onmogelijk in den Oosterschen toestand gelijk hij thans is, lichtpunten te ontdekken. Veeleer ziet een der grootste Europeesche bladen thans, voor het eerst sinds het eindeloos Bulgaarsch geschil be gon, ernstig gevaar voor den vrede van Europa. We konden ten vorigen male nog kortelijk melden, hoe de Bulgaren, door den nood ge drongen, zich begonnen te voegen naar Rus- lands eischen, hoe sterk en zwaar die dan ook waren. De wijze waarop Kaulbars, achter wien de Czaar staat, voortdurend handelt is volkomen geschikt om alle harten van hem te vervreem den, en daartoe is 't ook gekomen. Met alle erkenning van Kuslands rechten is dit zeker, dat het èn veel te veel eischt èn dat de wijs waarop dit geschiedt zoo bar mogelijk is. De eene klacht bij de Bulgaarsche regeering door Kuslands vertegenwoordiger ingediend, jaagt de andere; nu eens hoort men van een protest, dan weer van een ultimatum enz. enz. Dat desniettemin aan de eischen der Russen wordt toegegeven, geschiedt, naar we reeds zeiden uit nood Europa laat Rusland zijn gang gaan en ziet toe. En alleen vermogen de Bulgaren tegen Rusland natuurlijk niets. Of echter de bitterheidnu gezaaidzich niet later zal wreken Of men te veel eischend niet zich zelf bedriegt? Het is zeer te vreezen. Het toegeven heeft echter tot nog toe den Bulgaren weinig gebaat. Veeleer is de bewering gegrond, dat het hun geschaad heeft. Vooreerst toch hebben de onderhandelingen met Zankoff, hoofd der Russische partij, tot niets geleid. Men wilde om Rusland te bevre digen een gemengd ministerie vormen, doch Zankoff weigert daarin op te treden, als niet de Sobranje ontbonden, 't regentschap afgedankt en een ministerie onder Kaulbars aangesteld wordt. Zulke voorwaarden moesten wel op verzet stuiten. Ten tweede heeft men nauwelijks op Rusland's eisch de officieren, die wegens den aanslag op Vorst Alexander gevangen zaten losgelaten, of een hunner zekere Nabokoff maakt zich meester van de havenstad Boergas, en houdt die met behulp van Grieksche en Montenegrijnsche hand langers bezet. De stad is sinds door de Bul garen hernomen. En eindelijk is door het onderhandelen met de Russische partij door de regenten gebroken met hun gedragslijn tot nog toe. Hun aanzien is er door verzwakt, al kan men begrijpen dat zij, in zulke omstandigheden, 't spoor bijster worden. Kortom, door Europa alleen gelaten, met de Russen reeds in hun havens en Kuslands ver tegenwoordigers en vrienden in hun land, rest den Bulgaren wel weinig meer dan 't hoofd in den schoot te leggen. Gaat het echter als tot nog toe, dat het onmogelijke wordt geëischt, dan zal Rusland wellicht toch ten slotte een bezetting 't eenige middel dat overblijft, achten. Nu zijn echter pas weer opnieuw in het Oos- tenrijksch parlement verklaringen gedaan zij betroffen ditmaal 't onmisbare van leger- versterking tot eiken prijs waaruit men althans vermoeden kantegen welke gebeurlijkheid maatregelen worden genomen. Oostenrijks en Ruslands belangen moeten op het Balkan-Schiereiland telkens weer botsen. Daarin ligt ook het huidig gevaar, ook bij alle weerzijdsche pogingen om den vrede te bewaren. Van het geschil of liever de spanning tusschen Frankrijk en Engeland over Egypte, kan men kortweg zeggen, dat zij voortduurt, maar dat Frankryks pogingen, om Turkije voor zich en tegen Engeland in te nemen, mislukt zijn. Niet dat de Porie Brittanje zoo liefheeft, doch haar wijsheid handelt naar het woord: „geen haat of nijd maar eigen profijt", en de Fran- schen, hoe goede vrienden ook, kunnen daar over nadenken. Dat Engeland over deze uitkomst zich ver heugen zaler Rusland wellicht gaarne de vrije hand voor laat in Bulgarije, is dui delijk, als men bedenkt in hoevele moeielijkhe den het Britsche rijk thans verkeert. In Birmah is nog altijd de rust volstrekt niet volkomen en duurt de krijg steeds voort. In Zuid-Afrika is, gelijk men weet, het geschil over Zoeloeland met de Boeren der Nieuwe republiek Vrijheid geëindigd met de erkenning dezer laatste door Engeland. Doch dit heeft in Afrika zoowel als te Londen weer al de grim migheid der Boerenhaters opgewekt, die het ministerie geweldig over den hekel halen, wijl het deed wat recht en billijk was. Erger nog dan dit al echter is, dat men in Brit tanje met de grootste maatschappelijke nooden heeft te worstelen. Te Londen zijn de helft der werk lui broodeloos. De hoog gestegen nood heeft zelfs ettelijke van de aanzienlijkste leeraars en geeste lijken uit de Vrije kerken, de Staatskerk en de Roomsche kerk bewogen, om gezamenlijk po gingen aan te wenden tot leniging. Doch er zal ontzaggelijk veel te doen zijn en wat de zaak verergert is, dat tevens de Socialisten zich niet onbetuigd laten. Zij hadden op 9 November, den dag waarop de nieuwe Londensche burge meester statelijk zijn intreê doet, een optocht willen houden. Dit is echter door de politie verboden, en nu wilden zij een Vergadering be leggen op het Trafalgarplein. Ook dit echter is niet toegestaan, wat niet wegneemt, dat velen met bezorgdheid den dag zullen te gemoet zien, daar de Socialisten toch hun zin willen doen. Moge, wanneer deze regelen onder de oogen der lezers komen, alles in rust zijn afgeloopen. In Frankrijk is een nieuwe herziening der Schoolwet ingevoerd, in den geest als Kappeijne ons hier bezorgde, te weten voor geeselen schor pioenen. Het onderwijs wordt geheel aan de kerk onttrokken. Voor God is in de school geen plaats meer. Zij vormt enkel burgers. Terecht heeft de rechterzijde het niet aan krach tige pleidooien tegen dit weer uitgebreide Staats schoolmeesterschap laten ontbreken. Doch het baatte niet. De heftigheid der beraadslagingen echter is slechts het voorspel van den strijd, welken de invoering der wet in heel 't land verwekken zal. Terecht sprak graaf de Mun De worsteling begint thans met het christelijk geweten.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 1