De Volkeren der aarde.
Gemengd lieuws.
Plaatselijk lieuws.
Sommelsdijk, 15 October 1886. De toegang
voor de zomerverzuimers tot de Openbare Lagere
School is uitsluitend gesteld op Maandag 1 No
vember a. s. Aan hen, die niet op dien datum
ter school zijn, wordt voor het geheele winter
halfjaar de school ontzegd.
Ilerkingeii. Evenals ten vorigen jare gaan
van hier wederom een 30-tal personen, zoowel
vrouwen als mannen, naar de slikken, tot op
raping van oesters. Naar men zegt, zullen deze
werkzaamheden 5 a 6 weken aanhouden. Dat
dit de mindere klassen alhier, vooral nu de
werkzaamheden op den akker voor velen afge-
loopen zijn, welkom is, is licht te begrijpen.
Stellendam. Bij besluit van den heer Com
missaris des Konings zijn de heeren D. Zaaijer
en D. Lodder tot Zetters voor 's Rijks belastingen
in deze Gemeente benoemd.
Goedereede. De rekening dezer Gemeente
over het jaar 1885 is door heeren Gedeputeerde
Staten dezer provincie goedgekeurd. Deze reke
ning bedraagt in ontvang 10080.71j en in
uitgaaf 9010.98 en sluit derhalve met een
voordeelig saldo van 1069.73;.
Ouddorp. Bij het onweder van jl. Woensdag
sloeg de bliksem langs de woning van Posteljon
A. v. d. Doel, zonder evenwel brand te ver
oorzaken. Langs de goot henenvliegend en hier
en daar iets losrukkend, schijnt hij zich een
uitweg te hebben gebaand in den regenbak.
St. Annaland. Naar men verneemt, wenseht
onze predikant, de heer P. A. J. Noordink,
Zondag 31 dezer alhier zijn afscheid te prediken.
St. Maartensdijk.
De gedurige bede van den waarachtig be
keerde mag dan wel zijnO God, vereenig mij
met hechte banden aan U, laat heel de rekening
mijner overtredingen om Christus wil bij U
vereffend zijn, en daardoor mijn hart en mijn
hoop verlevendigd worden; maar dan ookbe
waar Gij mij voor struikelen, opdat mijn om
gang eerlijk zij onder de heidenen, die U niet
kennen. Doorgrond mij, en ken mij, en zie of
er ook een schadelijke weg bij mij is, en voer
mij op het pad, dat alle verstandigen hemel
waarts brengt.
Zalig zijn de reinen van hart, want zij zul
len God zien.
M. G.
Dat we al wederom met het Oosten aanvangen,
zij den lezer ten bewijs, dat ten eerste het
einde der lange Bulgaarsche geschiedenis nog
niet is gekomenten tweede, dat zij nog steeds
vooraan staat onder de wereldgebeurtenissen.
Naar men weet, hebben de verkiezingen, die,
ondanks alle Ruslands verklaringen, toch ge
houden zijn, aan de Bulgaarsche regeering, een
belangrijke meerderheid bezorgd. Slechts be
trekkelijk weinig Russisch-gezinden zijn geko
zen. Deze uitslag is opmerkelijk als men bedenkt,
hoe sterk het verzet van Russische zijde tegen
de verkiezingen was, en eveneens als men ver
neemt, hoe de Russische partij alle krachten
had ingespannen om de uitkomst anders te
doen zijn. Duidelijker dan ooit is nu gebleken,
dat het Bulgaarsche volk het met het regent
schap eens is, 't welk de zelfstandigheid van
Bulgarije tegenover Ruslands eischen handhaaft.
En niet minder sterk spreekt het onthaal
den Russischen vertegenwoordiger, generaal
Kaulbars, op zijn rondreis door Bulgarije ten
deel gevallen. Ongeveer nergens bleek hij be
geerd te zijn. Overal toonde de bevolking zich
van hem en zijn plannen afkeerigzijn zending
is als mislukt te beschouwen.
In hoever nu dit laatste, evenals de uitslag
der verkiezingen den Czaar, de oogen openen
zal voor den waren staat van zaken in Bulga
rije, dient men af te wachten. Betrouwbare
mededeelingen van Duitsche bladen wijzen er
op, hoe keizer Alexander reeds geruimen tijd
is misleid geworden door onware berichten
over den toestand van genoemd vorstendom.
Thans echter zullen dan den Russischen keizer
de oogen wel opengaan. Een eerste gevolg daar
van is wellicht het aan generaal Kaulbars ge
zonden bevel, om van zijn reis door Rumelië,
het pas met Bulgarije vereenigd gewest, maar
af te zien. Teruggeroepen is Kaulbars echter
nog niet. Ook houdt de officieuse Russische
pers vol, dat verkiezingen, onder omstandigheden
als de huidige in Bulgarije, geen waarde hebben.
En, wat. meer zegt, Rusland heeft in een schrij
ven aan de mogendheden bericht, dat het de
verkiezingen niet erkent.
Wat nu dan? Zal Rusland Bulgarije met
een leger bezetten, en zoo de wederhoorigen
dwingen? 't Is zeer te betwijfelen. Ten eerste
zou het van Rusland weer zware offers vergen,
ten tweede weet men, dat Oostenrijk waarschijn
lijk niet lijdelijk zou toezien, en kon achter
Oostenrijk Engeland staan. Daar echter de nieuw-
gekozen volksvertegenwoordiging (de Sobranje)
niet aanstonds bijeenkomt, is 't ook nog om
andere redenen wel mogelijk, dat we thans een
tijdperk van stilstand intreden, waarin wellicht
de mogendheden zich gaan bezig houden met
het stellen van een troonkandidaat, in de plaats
van den afgetreden vorst Alexander.
Met dit al blijft de toekomst hoogst onzeker.
Vooral daar het tooneel der verwikkelingen
het aan verrassingen zoo rijke Oosten is. We
gelooven echter, dat in en door dit al lang
zaam maar zeker de raad Gods, in de profetie
verkondigd, wordt vervuld.
In Weenen is men plotseling opgeschrikt
door de ontdekking van een aanslag die, ware
hij gelukt, de ontzettendste gevolgen na zich
gesleept zou hebben. Een bende omwentelings
mannen had namelijk het snoode plan gevormd,
op 's keizers naamdag de schoone hoofdstad aan
den Donau op vier plaatsen in vlam te zetten.
In de verwarring zou men dan met dynamiet
de openbare gebouwen vernielen. Ook schijnt
een aanslag op den keizer tot het opzet be
hoort te hebben. Even vóór dat het misdadig
voornemen zou worden uitgevoerd, gelukte het
aan de politie een twintig der deelnemers te
vatten. De hoofdpersoon moet echter ontkomen
zijn.
Doch is ook de aanslag Gode zij dank
verijdeld, de geest, die hem ingaf, blijft woelen
en werken, en elke nieuwe uiting bewijst zijn
leven en zijn kracht.
In Denemarken is de oude strijd tusschen re
geering en vertegenwoordiging weer begonnen,
en zijn met groote meerderheid de wetten, die
de eerste voorstelde, afgekeurd.
Geschil, botsing, strijd der volken, onderling
of in eigen boezem, dat is het kort begrip onzer
weekkroniek. Men behoeft geen Pessimist te
zijn, om te wenschen naar beter dagen dan de
huidige, grauw als dit herfstweder. Gode zij
dank, dat de Christen een Optimist zijn kan,
want hij weet, dat de toekomst zijns Heeren
en voor hem zaligheid is. H.
Prof. J. H. Gunning
tegenover de gereformeerde belijders.
VI.
Dat Prof. G. volstrekt geen actieve tucht in de
kerk wil geoefend hebben, en dat hij zich daarom
verklaart zoowel tegen het afzetten der Amster-
damsche kerkeraadsleden als vroeger tegen de af
snijding der modernen, noemt hij een „hem heilig
beginsel, omdat het is naar Gods Woord''
Eerst moet eene Gemeente „genoegzaam uit den
geloove leven," zegt hij, zoodat zij het gezag en
de tucht vrijwillig beaamten de door tucht
aangegrepenen „haar erkennen", (blz. 4 en 20).
Dit beroep op de H. Schrift eischt nadere toetsing.
In normalen toestand geven wij gaarne toe, dat
kerktucht steeds bedoelen moet: het beschamen
verootmoedigen en terechtbrengen van den zondaar.
(I Cor. 5:5; 2 Thess. 3 14; I Tim. 120).
Doch wat is het geval in de Herv. Kerk Daar is
de beschaming schier onmogelijk, doordien die kerk
reeds meer dan twee geslachten heeft gewend aan
het straffeloos dulden van allerlei verderfelijke ketterij.
Geen enkele valsche leerstelling (op den weg der
ontkenning) werd door haar sinds 1816 als contra
bande afgewezen.
Daardoor is een toestand van verkouding, ver
harding en onbuigzaamheid ingetreden, waardoor
geheel het kerkelijk leven onherkenbaar is geworden.
Prof. G. neemt het den gereformeerden kwalijk,
dat zij gebruik maken van de rechtsgeleerde ad
viezen der H.H. Farncombe Sanders, de Geer en
van Bemmelen, wijl zij de kerk juridisch „als niet
veel meer dan een naamlooze vennootschap zonder
hooger beginsel beschouwen". Doch aan wien de
schuld? Niet de gereformeerden hebben haar
zoo zeer verlaagd. Dat deden de ontwerpers der
reglementen, die daarmede een geheel wereldsche
organisatie in het leven riepen. Thans moet er met
dat feit gerekend worden, en is het dus voor ieder,
die nog met die kerk van doen wil hebben, nood
zakelijk om zelf mede af te dalen tot de laagte,
waarin zij zich bevindt.
Door zulk een diepe krenking zijn de plaatse
lijke Herv. kerken jammerlijk aan het kwijnen ge
raakt.
En nu wil het ons toch voorkomen, dat in
menig lang verwaarloosd ziekteproces alleen van
een buitengewone kunstbewerking opheffing en
genezing is te wachten.
Juist het voorstellen van zulk een operatie,
en het maken van begin aan dat pijnlijk werk,
verraadt, dunkt ons, geloof aan de levenskracht der
kranke. Levendig schuldbesef leidt tot opslaan uit
de zonde.
Neen, zegt Prof. G. de menschen zijn nu toch
door tucht niet tot inkeer te brengen; zij storen
zich er niet meer aanzij voelen er geen pijn van
en daar we dus toch niet kunnen hopen op het
gewenschte effect, raad ik zulk een middel af;
alleen wil ik splitsing, voor zoover de gerefor
meerden er toe dwingen.
Is dat nu gezond christelijk? Kan dat naar de
meening des H. Geestes zijn? Eerst mede te willen
toelaten, dat de kerk door voortdurende binnen
treding van modernen en andere niet-belijders zal
worden ontkerkt, en dan te midden van die ont
kerkte massa te betoogen, dat er nu maar niets
meer aan tucht gedaan moet worden, omdat de
verbastering te sterk werd?!
Want nu voegt Prof. G. er wel verzachtend bij,
dat hij niet „dadelijk" wil afsnijden, en dat hij
wel even stellig voor tucht is, doch dat hij daar
„geleidelijk" toe komen wil, maar bij die beperkin
gen houden wij ons niet op, dewijl hij er te gelijk
bij zegt, dat hij geen tuchtmiddelen wil, eer „de
gezondheid van het (kerkelijk) Lichaam de krank
heid weer uitwerpen kan". En nu weten wij immers,
dat het onkruid, als het eenmaal in een wildernis
de overheid kreeg, niet zal wegsterven enkel door
er wat goed zaad tusschen in te strooien. Dat uit
stellen wordt dus eindeloos verschuiven.
Gesteld eens, Prof G. zag de Herv. Kerk voor
geen echte kerk meer aan, dan ja zouden wij het
vatten, dat hij de afsnijding als doelloos verwierp.
Doch op het standpunt van iemand die niet
slechts kerkelijke kringen en groepen in het Ge
nootschap erkent, maar die het geheele Genootschap
als kerk eert, is zulk een raad onverdedigbaar. Want
voor zoo iemand komt het verzaken van tucht omdat
zij al zoolang werd nagelatendaarop neer, dat men
alsof verzuim met verzuim, en zonde met zonde
zich gedraagt zou te herstellen zijn.
Dit zoude Prof G. stellig ook wel inzien, als hij
zich maar wat strenger aan Gods Woord gebon
den achtte. Dan toch vraagt men niet allereerstwat
zal het gevolgwat zal de uitwerking zijn, maar:
wat gebiedt God?
De apostel Paulus schrijft toch niet: gij moet
alleen de afwijkers in leer en leven teekenen en
hun gemeenschap ontvlieden, als ge denkt dat dit
den toestand verbeteren zal. En Johannes vermaant
niet: zoo iemand deze leer niet brengt, ontvangt
hem niet in huis, zoo gij meentdat gij hem daar
zeer mede zult doen. Maar hun heilige voorschriften
zijn als onvoorwaardelijk geldig te boek gesteld.
Vreemd vinden wij het ook, dat Prof G. het
rechthet volkomen recht zelfs tot afsnijding (van
de modernen en de in zijn oog onhandelbare gerefor
meerden) erkent (blz. 5) en dat hij het tegelijker
tijd een eisch zijns geloofs rekent om zulk een
ingrijpen af te raden.
Nu willen wij toch gevraagd hebben hoe het
ooit met de eischen des geloofs strijden kan, als
eene kerk datgene onderneemt waartoe zij „naar
haar levensbeginsel volkomen recht heeft". Moet
het dan van de omstandigheden afhankelijk gesteld
worden, of eene kerk al dan niet haar rechten zal
toepassen? Prof. G. drage in ons de uitdrukking,
maar dat vinden wij een zonderlinge theorie, omdat
zij ons geheel overlevert aan de subjectieve beschou
wing der kerkbestuurders.
Hier proeven wij weer het ethisch beginsel, dat
den mensch van den vasten bodem der H. Schrift
aftrekt, en speelruimte laat voor allerlei uiteen-
loopende gevoelens.
Het volgende akelige voorval had Vrijdagavond
in den Haag, de koninklijke residentie, plaats:
Een man, wiens vrouw in gezegende om
standigheden verkeert, had heftige woorden met
haar en dreigde haar met moord. Zij verborg zich,
maar hij achtervolgde haar, met een mes ge
wapend, waarop zij de straat op ijlde. De buren
schoten te hulp en wilden den woesteling tot
bedaren brengen, doch dit gelukte niet zoo
spoedig en men was dus verplicht de hulp der
politie in tte roepen. Een agent wilde den
woestaard aangrijpen, toen hij zich met een
breekijzer gewapend had tegen hen, die hem
zijn mes wilden ontnemende politie-dien aar
ontving een zoodanigen slag met 't breekijzer
op de handen, dat 't bloed er langs stroomde.
Nu ook zijner zijds gebruik makende van zijn
wapen een stok bracht de politie-agent
zijn tegenpartij een forschen slag toe, waardoor
hij bewusteloos neerviel; de man werd toen
zekerheidshalve nog geboeid op een wagen
naar het hoofdcommissariaat van politie gebracht.
Donderdagnacht is boven het eiland Wal
cheren een hevig onweder losgebarsten. De
bliksem sloeg in den molen te Zoutelande,
waardoor een begin van brand ontstond, hetwelk
gelukkig door de bewoners spoedig werd ge-
bluscht.
Te Gapinge is de bliksem ingeslagen, nl. in
den toren, zonder echter brand te veroorzaken.
Ook boven het eiland Schouwen heeft een
zwaar onweder gewoed, dat zich tot driemaal
toe herhaalde. De bliksem sloeg in bij den
wagenmaker De Roo, te Serooskerke.
Te Wateringen (Zuid-Holland) sloeg de bliksem
in de kap van een der watermolens van den
Wateringveldschen polder. De brand werd ge
lukkig intijds door den watermolenaar ontdekt
en gebluscht, zonder belangrijke schade te
hebben veroorzaakt. Ook in den naburigen
Plaspoelpolder is de bliksem in een watermolen
geslagen en heeft brand veroorzaakt, die wel
gebluscht werd, maar toch is de schade daar
aan kap en wieken grooter.
In de Friesche Wadden vertoeft sinds
eenige dagen een Engelschman met zijn jacht,
om daar, gewapend met een kanonnetje, jacht
te maken op eenden en zeekoppen. De vangst,
welke per schot dikwijls 30 a 50 vogels be
draagt, wordt door de bootslieden aan den vas
ten wal voor zeer geringen prijs verkocht.
Ook in andere waterrijke streken van ons
land wordt deze liefhebberij op die moorddadige
wijze vaak door Engelschen uitgeoefend, tot
groot ongenoegen van alle andere jagers.
Terwijl Donderdag de Vreeswijksche schip
pers Kamu, ten Heuvel, van der Haar en anderen
nabij Kuilenburg op de rivier de Lek lagen,
ontstond plotseling een hevige windhoos, waar
door de rivier op het punt, waar die hoos het
sterkste was, in een oogwenk genoegzaam droog
werd en het water belangrijk omhoog werd
gevoerd.
Door spoedig de zeilen te strijken, ontkwa
men de schippers nog tijdig aan een groot
gevaar.
Te Scheveningen is heden bericht ontvangen,
dat de matroos Oornelis Bal, van eene der
bomschuiten, den 13 October door een grondzee
overboord is geslagen en verdronken, nabij de
Engelsche kust.
Onder Haarlemmermeer is Zaterdag het
woonhuis van K. van Willigen, aan den Ring
dijk bij den Bennebroekerweg, door een onbe
kende oorzaak geheel afgebrand. Alles was
verzekerd.
Een spuit van Aalsmeer deed bij het blus-
schen dienst.
Te Assen zijn Zaterdag twee ongehuwde
vrouwen gevankelijk binnengebracht, de eene
uit Dalerveen en de andere uit Annen. Beiden
worden verdacht van kindermoord en moeten
hare schuld reeds hebben bekend.
Uit Arnhem meldt men ons: De Arn-
hemsche beetwortelsuikerfabriek, die zich tot
heden niet bij „den Bond" heeft aangesloten,
besteedt voor de peeën 9 a 9,50 per 1000 KG.
Voor dezen prijs zijn niet alleen bij deze ge
meente maar ook op vele plaatsen in de Betuwe
en op de Veluwe suikerpeeën geteeld, waarvan
de aflevering overal een aanvang heeft genomen.
Te Kuilenburg is deze week de stoelen-
makerij der Gebr. de Jong geheel afgebrand.
Alles was verzekerd.
Te Zevenbergen is de huisvrouw van den
wegwerker v. G. plotseling van schrik dood
gebleven, omdat zij een harer kinderen miste en
dacht dat het een ongeluk had gekregen. Het
kind had zich echter onder de tafel verscholen.
In de nabijheid van Zijdewind (N-H.) is
een meisje door den bliksem getroffen en gedood.
Nog andere personen zijn in meerdere of min
dere mate gekwetst.
Uit de veenkoloniën in de provincie Gro
ningen schrijft men ons: De prijzen van het
fabriekstroo zijn rijzende. Per 1000 kilo wordt
besteed v. gedorscht rogge 12.00, machinaal
11.00, tarwe 10.00 en haver en gerst ƒ9.00.
De fabrieksaardappelen zijn met 5 cent per heet.
verhoogd en zijn voor de Amerikaansche 70
Ct., alle andere soorten 80 Ct. Eetaardappelen
kosten 1.25 a 1.40 per heet.
Bij den landbouwer J. Linders, te Blerik
bij Venlo, is door een onbekende oorzaak de
geheele pachthoeve, met al wat daarin was,
afgebrand. Een paard, eene koe, twee varkens
en een kalf vonden daarbij den dood. Alles was
verzekerd.
De 21 jarige Maria D. van Garmerwolde,
die Dinsdag jl. door de Arr. rechtbank te Assen
wegens diefstal van een japon tot 2} jaar ge
vangenisstraf werd veroordeeld, is in de gevan
genis plotseling krankzinnig geworden en dien
tengevolge overgebracht naar het krankzinni
gengesticht te Medemblik.
Alhier ontstond in de afgeloopene week
een begin van schoorsteenbrand, dat met be
hulp van eenige emmers water, spoedig gebluscht
werd.
Als Zetters voor 's Rijks-directe belastingen
zijn door den heer Commissaris des Konings
in deze provincie, voor deze Gemeente benoemd,
de heeren C. Moerkerk en A. Munters.
Hoogstwaarschijnlijk zal het nieuwbe
noemde Hoofd der School, de Heer M. Touw,
met 1 November a. s. zijne betrekking aan
vaarden.
Op de Molenkade alhier zal door het
Gemeentebestuur een lantaarn geplaatst worden.
- Jl. Woensdagnacht woedde een vreesselijk
onweder boven deze Gemeente. Oe bliksem
afleiders der telefoontoestellen op den vuurtoren
en op bet Rijkstelegraafkantoor werden bescha
digd. Verder werd geen schade aangericht,
terwijl ook gelukkig geen persoonlijke onge
lukken plaats hadden.
De heer C. Lodder en P. J. Goekoop zijn
bij besluit van Zijne Excellentie den heer Com
missaris des Konings benoemd tot Zetters voor
's Rijks Directe belastingen alhier.
's Gravendeel. Tot leden van 't College Zetters
der directe belastingen zijn met ingang van
1 Januari 1887 herbenoemd, de heeren L. Naakt
geboren en C. Brand Az.
De mazelen beginnen af te nemen. Slechts
een paar gevallen met doodelijken afloop zijn
voorgekomen.
Door den Raad dezer Gemeente is besloten
ter gemoetkoming in de kosten van instand
houding enz. der bijzondere telegaaf-onderaeming
alhier, voor 1887 weder een toelage te verleenen
van 150.
In den tuin van Js. Goedegebuure Az. alhier
hebben zich op één stengel vier flinke kooien
ontwikkeld.
Woensdag 13 dezer had de laatste vergadering in dit
jaar plaats der Vereeniging van Burgemeesters en Secre
tarissen op Tholen, waarbij alleen, evenals vroeger, tegen
woordig waren de leden der gemeenten St. Annaland,
St. Maartensdijk, Stavenisse en Scherpenisse.
Tot nieuw lid werd door den heer D. Bolier voorge
steld, en met algemeene stemmen aangenomen, de heer
J. de Rijke, Wethouder te Stavenisse.
De heeren M. Kievit, Secretaris van Scherpenisse,
J. Polderman Jr., van St. Annaland en N. Polderman,
Burgemeester van St. Maartensdijk, die in de vorige
vergadering op zich genomen hadden eene spreekbeurt
te vervullen, leidden elk een onderwerp in.
De heer M. Kievit, die tot onderwerp gekozen had
de art. 10 en 11 der gem. wet, sprak speciaal:
a. Over het berekenen der volstrekte meerderheid,
wanneer bij verkiezing van 3 of meer personen niet alle
stembriefjes met het vereischte getal namen zijn ingevuld,
waarbij hij tot de conclusie kwam, dat het getal stem
briefjes en niet het getal stemmen tot grondslag moet
worden genomen.
b. Over benoeming, wanneer meer dan het vereischte
getal de volstrekte meerderheid heeft bekomen, in welk
geval, volgens sprekers meening, het rationeel zoude
zijn, niemand als benoemd te verklaren, en een vrije
stemming te doen plaats hebben, daar in den zin der
wet geen benoeming met volstrekte meerderheid is ge
schied en tot herstemming geen wettelijke reden bestaat.
c. Dat, ingeval 2 personen, een gelijk getal stemmen
bekomen hebbende en de oudste in jaren, ofbij gelijken
ouderdom, de door het lot aangewezene, verklaart de
benoeming niet aan te nemen, eene nieuwe verkiezing
zal dienen plaats te hebben.
Het onder b vermelde, lokte eene breedvoerige discussie
uit.
De heer N. Polderman merkte op, dat in art. 10 en ll
der gem. wet van geen andere stemmingen wordt ge
sproken, dan van le stemming en van herstemming.
De le stemming afgeloopen zijnde, kan in geen geval
eene andere volgen dan herstemming, en dat deze laatste
in het onderhavige geval geen plaats kan hebben, spreekt
van zelf.
Volgens zijne meening, zal in dergelijk geval hij, die
de meeste stemmen op zich verwierf, meer de aangewezen
persoon zijn, dan die minder stemmen verkreeg, zoodat
bij het bestaan bijv. van 3 vacatures, 4 personen de
volstrekte meerderheid hebbende met 78, 76, 70 en 65
stemmen, de laagste zal afvallen.
Met deze opvatting vereenigde zich de vergadering.
De heer J. Polderman had tot onderwerp gekozen al. 1
art. 102 gem. wet, en besprak de gevallen, waarin de