Christelij k
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Donderdag 14 October 1886.
No. 33.
FEUILLETON.
IN HOC SIGNO VINCES
Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 Staatsblad no. 124).
UITGEVER
W. BOEKHOVEN,
Alle stukken voor de Redactie bestemd,
Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
Weekkalender,
October,
Zon
Maan
Markten.
„Die reinigt zichzelven."
De Volkeren der aarde.
ISlsiiieitalaaM.
OM EES GELOOFS WIL.
Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond.
Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOMMELSDIJK.
Advertentiën 10 Cent per regel,
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts
tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave.
op
onder
op
15 Vrijdag
6.28
5. 4
6. 8
16 Zaterdag
6.30
5. 2
6.37
17 Zondag
6.32
5.-
7.10
18 Maandag
6.34
4.58
7.50
19 Dinsdag
6.36
4.55
8.39
L. K.
20 Woensd.
6.37
4.53
3. 1
21 Donderd.
6.39
4.51
10.42
Middelh. p.&v.
n.
I Joh. 3 3.
Velen lezen het hier besproken Schriftwoord
alsof er stond„die reinige zichzelven", zoodat
het alleen zonde bedoelen, de verplichting der
geloovigen tot het betrachten van heiligheid
aan te wijzen. Die opvatting is echter o. i. veel
te zwak. Neen, de discipelen des Heeren moeten
zich niet slechts reinigen, maar zij doen het
bepaald. Zij geven daardoor en zij hebben
daarin ook voor zichzelven het bewijs, dat zij
eene planting des H. Geestes in zich dragen.
Aan de vruchten wordt de boom gekend.
Het werk Gods in de ziel laat zich wel in
eenige deelen onderscheiden, maar wij moeten
oppassendat wij ze niet vaneentrekken.
Er bestaat altijd het nauwste verband tusschen
rechtvaardigmaking en heiligmaking, tusschen
geloof en goede werken, tusschen hope op God
en de zuivering van het gemoed. Het zijn sten
gels, die op één wortel rusten, den wortel des
geloofs.
Dit is niet zoo bedoeld, alsof de gedacht
van Gods kinderen onafgebroken waren bepaald
bij hetgeen edel is en welluidt, en alsof zij
nimmer een booze daad konden begaan. Schrift
en ervaring leeren dat anders. Doch hier moeten
wij wel op letten, dat de christen niet wandelt
in de zonde, en dat de hem invallende onreine
denkbeelden bij hem geen gemakkelijke huis
vesting vinden. De hoofdtoon, de regel van zijn
leven is Gode gewijd.
Geven wij nog eens acht op het beeld van
zoo even, dan zullen wij volstrekt niet betwis
ten, dat één van de twee stengels, die met den
geloofswortel in verbinding staan, voor een tijd
kan kwijnen en schier verstorven schijnen. De
christen is dan van het pad af, zooals men dat
noemt. Maar men begrijpt lichtelijk, dat het
waarnemen van versterf in één der takken ter
stond vreeze moet te voorschijn roepen aan
gaande de deugdelijkheid van de geheele plant,
of anders aangaande den grond waaruit zij haar
sappen opwaarts trekt. Het kan dus niet an
ders of de ziel, die het kwade najaagt, ook al
heeft zij vroeger veel uit Gods Woord genoten,
en zich verbeelddat zij gered was, zij verliest
in die doling toch allengs meer van haar hope,
en wordt geslingerd en geschud.
Waarlijk, het heeft een ontzachelijk diepe
beteekenis, als de Heiland tot Petrus zegt,
wanneer deze discipel op het punt staat om
treurig te zinken: „Ik heb voor u gebeden,
dat uw geloof niet ophoude". Waar zoude het
met hem heengegaan zijn, als dat gebed hem
niet had gesteund. Dan was zijn hoop in vol
slagen wanhoop omgeslagen, en hij had niet
meer durven vertrouwen op de liefde zijns
Meesters en op het verkrijgen eener plaats in
de vele woningen van het huis des Vaders.
Doch welk oprecht christen zal het op een
dergelijke belofte laten aankomen, en alzoo een
roekeloos spel drijven met zijn geestelijk levens-
bestaan? Weten de wandelaars op den smallen
weg ten leven het dan niet, dat alleen zij, die
volharden tot den einde, zalig worden? Zegt
Christus het hun door Zijn Woord niet aan,
dat wie in Hem niet blijft, is buitengeworpen,
gelijkerwijs de rank, welke den wijnstok verlaat
en derhalve verdort? Of zijn er dan niet vele
^/-bekeerden, die juist daarom niet wezenlijk
bekeerd zijn? Zullen niet velen zoeken in te
gaan, zonder te kunnen? Leerde de Zaligmaker
het niet helder, dat er zullen gerangschikt
worden onder de werkers der ongerechtigheid,
•ie er vast op rekenden mede binnen te gaan
in de eeuwige rust, wijl zij toch vele godsdienst
vormei. in achü hehLen genomen, wijl zij als
in Jezus' tegenwoordigheid hebben gegeten en
gedronken en voor Zijn Evangelie geijverd?
Moest de Apostel Paulus in zijn tweeden brief
aan Timotheus niet het droevig bericht zenden,
dat Demas hem verlaten en zich weer in
de armen van de tegenwoordige wereld gewor
pen had?
Gewis zij zijn met dit alles bekend, daar toch
elke levend gemaakte ziel de lessen des Bijbels
naspeurt als verborgene schatten. En bovendien
is het niet uit slaafsche vrees of bange bedreiging,
dat zij de zonde van verre haten. Al konden
zij geheel ongestraft zondigen, zij zouden er
toch geen behagen meer in scheppen, want zij
zijn het volkomen eens met Paulus, als hij uit
roept: „wij die der zonde gestorven zijn, hoe
zullen wij nog in dezelve leven."
Wordt vervolgd.)
Indien we ditmaal kort kunnen zijn, zoo is
dit minder uit gebrek aan stof, dan wel, omdat
nog gevoegelijk boven hetgeen we te vermelden
hebben, ware te schrijven: Als voren.
In het Oosten, d. i. thans in Bulgarije, staan
Russen en Bulgaren nog steeds in zeer gespan
nen verhouding tegenover elkaar. Rusland, door
generaal Kaulbars vertegenwoordigd, volhardt
bij zijn eischen. De Bulgaren hunnerzijds, al
thans het regentschap, toont zich ongeneigd
den Russen in alles ter wille te zijn. 't Gevolg
is een zeer hachelijke toestand, die elk oogen-
blik tot botsingen leiden kan.
Gelijk bekend is, heeft men in Bulgarije zoo
wel een Russische als een anti-Russische party.
Dc eerste onder Zankoff heeft, zegt men, ge
poogd de regeering, met behulp van Macedo
nische huurlingen, omver te werpen. Wat Kaul
bars betreft, te Sofia niet alles kunnende ver
krijgen wat hij verlangt, is bij een reis gaan
doen door heel het land. Voor zoover tot nog
toe blijkt, werd hij overal zoo ontvangendat
hem moest duidelijk worden hoe weinig hij
werd begeerd, 't Was hem te doende stem
ming van heel 't volk le leeren kennen, en
dit spreekt tot nog toe niet onduidelijk.
De wijze, waarop Kaulbars optreedt, zijn dic
tatoriaal handelen, vindt ook buiten Bulgarije
weinig goedkeuring. De ofBcieuseperste Weenen,
zoowel als te Berlijn, keurt zijn doen af.
In Frankrijk oordeelen ongeveer alle bladen
evenzoo. Te Petersburg echter schijnt men
ongezind een anderen weg in te slaan. Wel
liep 't gerucht, dat Kaulbars zou worden terug
geroepen, doch daarvan is nog niets gebleken.
Veeleer bewijst de taal van het officieuse Journal
de St. Pétersbourg, dat men in Rusland Bulgarije
beschouwt als ten prooi aan volksberoerders
welken het ten spoedigste dient onmogelijk
gemaakt hun heilloos drijven voort te zetten.
Of 't nu ten slotte tot een bezetting van
Bulgarije door Rusland zal komen? Denkelijk
niet. Voor den vrede van Europa is het in elk
geval ongewenscht. Oostenrijk zou bezwaarlijk
daarbij kunnen toezien. Reeds moet het zijn
bezwaren tegen Kaulbar's handelingen in Bul
garije te Petersburg hebben doen kennen. Ove
rigens echter zien de mogendheden kalm toe
en zal de Engelsche minister Churchill, wiens
jongste redevoering een roepstem tot Oostenrijk
bevatte, wel niet genoeg vermogen, om dit rijk
of Duitschland te prikkelen tot ernstig verzet
tegen Rusland. Opmerkelijk is echter Churchills
reis naar Berlijn, denkelijk ook naar Weenen,
terwijl de bladen vergeefs gissen, wat bij er
doen gaat.
Ondanks het verzet van Rusland hebben de
verkiezingen toch plaats gegrepen. De Russische
party poogde daarbij onlusten te doen ontstaan,
doch te vergeefs. De uitslag der verkiezingen
is zeer gunstig voor de regeeringbetrekkelijk
weinig Russische eandidaten zijn gekozen. Wat
Rusland doen zal, is nog onzeker. Generaal
Kaulbars moet aangedrongen hebben op zijn
ontslag, als het land niet door Russische troe
pen wordt bezet.
In Spanje heeft de jongste opstand zijn na
sleep in een ministerieele crisis, waarbij echter
't Liberalisme aan het bewind blijft.
Overigens is het staatkundig nieuws weinig.
Vermelding verdient nog, dat, terwijl de cholera
in Europa mindert, aardschokken zich nog
telkens doen gevoelen. H.
Bij de op 5 October jl. gehouden verkiezing
te Sneek zijn uitgebracht 3652 stemmenvan
onwaarde waren 25 stemmen, zoodat de meer
derheid 1814 stemmen bedraagt. Er moet her
stemming plaats hebben tuschén den liberaal
Vau Diggelen, die 1712, en W. G. baron Brant-
sen van de Zijpantirevolutionair candidaat
die 1584 stemmen verkreeg. De heer Dr. Vitius
Bruinsma, candidaat van „Algemeen Stemrecht,"
verkreeg 305 stemmende heer Rinkes Borger,
liberaal, 17.
Als onze geestverwanten in het kiesdistrict
Sneek nu den tijd, dien zij vóór de herstem
ming nog overig hebben, goed besteden, is er
kans, dat baron Brantsen er komt.
Naar het Hoogduitsch
DOOR
E. A—GLYPHOS.
Vervolgt)
In het vertrouwen op Gods hulp hoopten zij
dan op eenzame bergpaden door de bosschen de
grenzen te overschrijden. Sprakeloos gingen zij door
den donkeren, stormachtigen nacht, daar hoorden
zij plotseling achter zich een geruisch.
Was het de herfstwind in het dorrend gebladerte,
een stuk wild, of zaten hun de vervolgers op de
hielen? Verschrokken keerden zij zich om, daar
sprong hijgend met vroolijk geblaf hun trouwe Joli,
de huishond, tegen hen op; zij hadden in den haast
der vlucht niet meer aan hem gedacht; hij had
zich nu van zijnen ketting losgerukt en was hen
nagesneld.
Madeleine uitte een vreugdekreet„o, laten wij
hem medenemen, vader!" verzocht zij.
«Hij zou ons kunnen verraden," hernam de
laatste, „maar het zij zoo, hij mag ons uit de oude
woonplaats naar de nieuwe vergezellen."
In den volgenden nacht, nadat zij zich den dag
door rust versterkt en met veel dankbetuigingen van
den trouwen knecht afscheid genomen hadden,
zett'en onze vluchtelingen hunnen tocht voort. Om
streeks het aanbreken van den dag bemerkten zij
evenwel tot hunnen schrik, dat zij verdwaald en
verre van den rechten weg afgekomen waren. Zij
hadden N., dat Claude reeds vroeger verscheidene
malen bezocht had, reeds lang bereikt moeten heb
ben, maar bevonden zich nu in de plaats daarvan
in eene geheel vreemde, onbekende landstreek.
Niets dan bosch en heide, nergens was een dorp
te zien. Tot overmaat van teleurstelling begon het
weder nu zeer ruw en stormachtig te worden, een
gure wind dreef den vluchtelingen regendruppels
en enkele sneeuwvlokken tegemoet. Mevrouw Rimont,
die door den langen weg en de koude zeer was
uitgeput, was niet in staat, verder te gaan. Claude
maakte haar een weinig ter zijde van den weg op
een beschut plekje van het bosch een leger
terecht.
„Rust hier een poosje uit!" zeide hij, „ikwilin-
tusschen iets verder gaan en gindsche berghoogte
bestijgen. Van daar kan ik misschien eene plaats
of een huis zien, waar ik voor ons een onderkomen
voor eenige uren kan verschaffen. Madeleine, blijf
gij hier zoo lang bij moeder achter. Zoodra ik ge
vonden heb, wat ik zoek, kom ik terug, om u te
halen".—
Reeds meer dan een uur was verloopen en nog
altijd wachtten de vrouwen met beangste en be
zwaarde harten op de terugkomst van den man. Hare
bezorgdheid steeg tot een bang voorgevoel, toen zij
uit de verte het doffe geluid van schoten meenden
te hooren.
Een tijdlang was weder alles stil, toen hoorden
zij echter paardengetrappel en zagen door de dichte
boomstammen heen op den niet al te ver ver
wijderden weg twee soldaten voorbij draven. Ge
lukkig bleven .de vrouwen onbemerkt. Toen de
hoefslagen der paarden niet meer gehoord werden
en Claude Rimont nog altijd niet weder terugge
keerd was, kon Madeleine zich niet langer bedwin
gen. „Moeder, il moet vader gaan zoeken," zeide
zij in angstige geji agdheid, „ik heb niet langer rust
„Ik ga mede, kinV.," hernam mevrouw Jeanne, bij
den angst en de bezorgdheid hare uitputting over
winnend. „Geve Go 1, dat wij hem ongedeerd weder-
vinden." Beiden doolden numet de paden on
bekend, rond, zonder ook maar een spoor van
den gezochte te ontdekken. Op eens kwam de
hond, die den vader vergezeld had, huilend met
angstig geblaf tot haar terug. Hij moest gewond
zijn, want hij bloedde sterk. Toch liep hij onop
houdelijk heen en weer, als wilde hij haar aan
sporen, hem te volgen. De vrouwen deden dit,
zoo snel zij konden, door kreupelhout en struiken
over hoogten en steengruis zich een weg banend.
Plotseling gaf Madeleine, die hare moeder vooruit
gesneld was, een luiden gil van schrik. Daar voor
haar in de struiken langs de berghelling lagdoor
braambesranken half overdekt, de vader bewuste
loos, en, zoo als zij nu waarnamen, uit eene diepe
wonde in de borst bloedend. Waarschijnlijk had
den de soldaten, die op vluchtelingen loerend, die
streek doorkruisten, hem ontdekt, een der gezochten
in hem vermoed en hem vervolgd. Op de vlucht
voor hen, moest hij wel, de helling afsnellend, door
een der nagezonden kogels ter aarde gestrekt en
slechts door het overhangende struikgewas aan
hunne blikken onttrokken zijn.
Wordt vervolgd.