Ghr istelij k
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Donderdag 30 September 1886.
lste Jaargang No. 31.
FEUILLETON.
IN HOC SIGNO VINCES
Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 Staatsblad no. 124).
UITGEVER
W. BOEKHOYEN,
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
Weekkalender.
Zon
Een kenmerkend antwoord.
De Volkeren der aarde.
OM DES GELOOFS WH.
Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond.
Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOMMELSDIJK.
Advertentiën 10 Cent per regel.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts
tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave.
October.
Maan
Markten.
op
onder
onder
1 Vrijdag
6. 4
5.36
7.52
Almkerk pm.
2 Zaterdag
6. 6
5.34
8.31
3 Zondag
6. 7
5.31
9.15
E. K.
4 Maandag
6. 9
5.29
10.54
5 Dinsdag
6.11
5.27
11.—
6 Woensd.
6.12
5.24
11.58
Westkappellev.
7 Donderd.
6.14
5.22
12.59
Middelburg p&v
Biervliet veetn.
Gelijk onze lezers weten, hadden wij aan
F. Domela Nieuwenhuis de vraag voorgelegd,
of hij met zijn onlangs geërfde kapitalen wel
zelf heeft gehandeld naar de leer, die hij sinds
jaren andere lieden voorpreekte.
Indien toch „bezit" diefstal is, en dus de be
zittende stand alleen eerlijk kan worden door
zijn goederen en kapitalen gedweê over te geven
aan de daarnaar gretig verlangende menigte,
dan spreekt het immers van zelf, dat ten minste
de voorganger van die ontevredenen en de ver
breider van die socialistische theorie den schijn
niet op zich mag laten kleven, als wilde hij
zeggen: doet wel naar mijne woordenmaar
niet naar mijne daden.
In dubbelen zin hing er dus zijn eer aan,
en zoowel de burger ais de schrijver D. N. was
zedelijk verplicht om te zorgen, dat vrienden
en tegenstanders beide de noodige zekerheid
kregen aangaande 's mans eigen gedrag.
En zie hier nu het antwoord in Recht voor
Allen gegeven
Gedaagd voor de inquisitie. In de Maas-
en Schelderode, door sommigen smaad- en
scheidbode genoemd, wordt D. N. gedaagd voor
de vierschaar van de redaktie van dat blad,
om zich te verantwoorden over de vraag: wat
hebt gij gedaan met uw onlangs verworven
vermogen Van de beantwoording van die vraag
zal het afhangen of D. N. een eerlijk man is
of niet nl. in de oogen van die redaktie.
Neen, nog verder, ook in de oogen van zijn
eigen volgelingen. Heeft de redaktie van dezen
een opdracht? Waarlijk men moet al zeer ver
waten zijn, om met zulk een aanmatiging te
komen opdagen en dan te verwachten dat men
antwoord zal krijgen. Het is eenvoudig bespot
telijk en wij zullen ons dus getroosten door
die redaktie voor een oneerlijk man te worden
beschouwd, wat ons natuurlijk bizonder spijt.
Wij deelen dit alleen mede als een staaltje hoe
ver de brutaliteit gestegen is. Dat blad is een
christelijk blad. Maar heeft het dan nooit ge
lezen, wat in Luc. 12 r3 en 14 staat? Daar
kwam iemand tot Jezus, om hem te verzoeken
dat hij zijn broeder zou zeggen de erfenis met
hem te deelen. Dus met dezelfde vraag, waar
mede die redaktie komt aandragen. En wat
zei Jezus? Mensch! wie heeft mij tot rechter
of scheidsman over ulieden aangesteld? Met
andere woorden, Jezus velt daarover geen oor
deel. Zou de redaktie van dat blad riet beter
doen het voorbeeld van Jezus te volgen en
zich niet op te werpen tot rechter of scheids
man, zelfs zonder gevraagd te zijn Wij meen
den, dat de aardsche goederen voor haar niet
het hoogste waren, maar het schijnt dat zij
daarop wel degelijk den nadruk legt. Is dat
misschien uit jaloersheid?"
Inderdaad dit bescheid is ontmaskerd. Zóó
krijgt men een juiste voorstelling van de po
sitie van dezen oproer verkondiger.
Eerst brengt hij onder de goede burgers van
ons Vaderland vele hoofden op hol en vele har
ten in beroering, en houdt hun als een heerlijk
ideaal voor, dat de gevestigde orde in de maat
schappij totaal zal omgekeerd worden. Tegen
alle zedelijkheid en redelijkheid en godsdienst
zin in.
Maar zie, als dan de beurt aan hemzelven
komt en hg een schoone gelegenheid krijgt om
persoonlijk een werkzaam aandeel te nemen in
het hoog geroemd omwentelingsplan, dan loopt
hij uit de opgejaagde zand- en stofwolken gauw
over naar den vasten bodem en de reine spheer
der Heilige Schrift.
De eigendommen van anderen wil hij er
goedsmoeds aan wagendoch zijn eigen goe
deren zoekt hij te dekken met de lessen van
Hem, die het Licht en de Behouder der wereld is.
Bovendien betwist hij ons het recht om de
geponeerde vraag te stellen. Daar zoude hij
gelijk in hebben, als wij dit van ons standpunt
gedaan hadden. Doch om hem met die vraag
te ontmoeten, moesten we wel vooraf naar het
terrein van zijn beschouwingen overstappen.
Bij die ontmoeting is hij echter van zijn
eigen erf weggevlucht. Voor de rechtbank van
zijn eigen leer durft hij de proef niet doorstaan.
Onze lezers zullen hieruit ook begrijpen hoe
valscb de bewering is, dat wij Domela Nieuwen
huis „voor de inquisitie gedaagd" zouden hebben.
Niets lag verder buiten onze gedachten dan
zulk een inquisitoriaal onderzoek. Om onze over
tuigingen behoeft hij zich als burger van den
Staat niets te bekommeren. Maar als iemand
een ketter blijkt te zijn tegenover zijn eigen
geloofsleuzen, dat is erger.
Niettemin bleek dat nu met D. N. het geval
te wezen.
Onrust en beroering.
Men zou den blik des zieners behoeven om
met meer dan gissingen zich te wagen aan een
uitspraak over hetgeen volgen zal uit toestan
den zoo ingewikkeld, ja verward als de huidige
op het volkerentooneel in Europa.
De hoofdoorzaak dier toestanden ligt natuur
lijk in het Oosten, dat de tragische rol vervult
van altijd en altijd weer Europa met oorlogen
en geruchten van oorlogen te vervullen. De
Bulgaarsche geschiedenis is thans de aanleiding,
gelijk er vóór die een andere was en daarna
weder een komen zal.
Steeds meer openbaar en diep wordt het
geschil tusschen Rusland en het regentschap
te Sofia. Men zegt elkaar over en weer harde
dingen. De Bulgaarsche regenten weigeren be
slist Rusland in alles naar de oogen te zien,
en de Czaar zijnerzijds blijft bij zijn eischen
en zendt zijn vertegenwoordiger generaal Kaul-
bars, naar men wil, met een soort van Ultima
tum, waarbij Bulgarije heeft te kiezen of te
deelen. Reeds moet Rusland zijn geldelijken
steun hebben onttrokken, om zoo, wijl daar
door de voorgenomen Bulgaarsche leening on
mogelijk wordt, Bulgarije te dwingen, dat zich
echter weer op andere wijs kan redden.
Alles wijst op een naderende botsing, en reeds
moet Bulgarija, vreezende dat Rusland het vor
stendom zal bezetten, er toe over zijn gegaan
de hulp van Turkije in te roepen.
Nu kan dit laatste alleen wel weing uitrich
ten tegen Rusland, maar toch kan dit een stap
zijn rijk in gevolgen, want, het brengt de thans
bestaande vriendschap tusschen Konstantinopel
en Petersburg in gevaar en geeft tegelijk En
geland een kans om weer bij de Porte in gunst
te raken, waarnaar het schijnt te streven.
Nu weet men hoe Engeland, al zweeg het
tot nog toe, verbitterd is over der Russen op
treden in Bulgarije. Ook liepen reeds geruchten
overeen anti-Russischen bond tusschen Engeland
en Oostenrijk. Tegelijkertijd toont Frankrijk zich
ontstemd dat Engeland in Egypte is en blijft,
gelijk men weet, en verklaren de Britten dit
juist te doen, ziende op den toestand in het
Oosten.
Kortom, de staat van zaken is, gelijk open
lijk in het Engelsche parlement werd uitgespro
ken, hachelijk. Wel liet vorst Bismarck zich uit,
dat er van de beweging in het Oosten geen
ernstig gevaar is te duchten, en zegt dit veel,
maar toch vergete men niet, dat ook hem de
loop der gebeurtenissen te sterk kon zijn. Want
geen menschen, ook niet de krachtigste, schrij
ven de geschiedenis; zij is de uitvoering van
Gods raad, die bestaan zal.
De opstand in Spanje is afgeloopen. Tal van
militairen en burgers zijn gevat en over de
leiders de beweging, die van de Zorillistische
republikeinen uitging, zal een streng vonnis
gaan. De verdere deelnemers die gevat zijn,
komen mede voor den rechter, al schijnt men
een deel te zullen loslaten. Schoon spoedig be
dwongen, heeft deze onverwachte opstand, als
bewijs van wat broeit en sluimert, en in de
hoofdstad onder de oogen der regeering, groote
beteekenis.
In Ierland openbaart zich meer en meer
weder den afkeer van al wat Engeland wil en
doet. De nieuwe onderkoning is zoo ontvangen,
dat hij er waarlijk niet in roemen zal. De on-
Naar het Hoogduitsch
DOOR
E. A—GLYPHOS.
Vervolgt)
Nu echter werd een nieuwe maatregel van ge
weld uitgedacht. Men bezette de Protestantsche
steden en huisgezinnen met inkwartieringen van
bandelooze, ruwe soldatenbenden, die met onmen-
schelijke wreedaardigheid de „ketters" zoo lang en
op alle bedenkelijke wijzen kwelden en mishandel
den, tot dat de armsten in hunnen nood naar den
naastbij wonenden Catholieken geestelijke liepen,
om te verklaren, dat zij tot de Roomsche kerk
overgingendan waren zij dadelijk van de vreese-
hjke inkwartieringen bevrijd. Geen wonder, dat nu
eindelijk de „bekeeringen" van dag tot dag toe
namen. Onder de soldaten waren het vooral de
dragonders, die wegens hunne woestheid en wreed
heid het meest gevreesd werden. Zoo volbrachten
dan eindelijk de „Dragonaden", wat alle verdruk-
dingen tot nog toe niet hadden kunnen volbren
gen. Den 22sten October 1685 werd bij een
koninklijk besluit het Edict van Nantes formeel
opgeheven en iedere uitoefening van den Protestant-
schen godsdienst, zelfs de huiselijke godsdienst
oefening, werd met de strengste straffen bedreigd.
Ieder predikant werd uit het land gebannen; den
gemeenteleden evenwel het verlaten des lands bij
galeistraf verboden.
Nochtans gelukte het aan niet weinigen der ge
trouwe zonen en dochteren der Gereformeerde kerk
in allerlei verkleeding en vermomming over de
streng bewaakte grenzen de wijk te nemen. In
Zwitserland, Engeland, en vooral in de Nederlanden
en de gewesten van den Keurvorst van Branden
burg vonden de vluchtelingen eene bereidwillige
en gastvrije opname. Als antwoord op het op
heffingsedict had de groote Keurvorst reeds den
25sten October het Edict van Potsdam uitgevaar
digd, dat aan alle uit Frankrijk gevluchte Her
vormden bescherming en woonstede in zijnen staat
beloofde.
De familie Rimont had hare gelofte getrouw ge
stand gedaan, en was onder alle verdrukkingen on
wrikbaar standvastig gebleven. Daar kwam op eens
het bericht, dat de gruwelijke dragonders ook hunne
landstreek naderden, en hoewel deze treurmare ook
in de harten van de bewoners van het stille en
vreedzame landhuis ontzetting en schrik te voor
schijn riep, nog eens beloofden zij elkander aan
hun geloof getrouw te blijven, er mocht dan komen,
wat wilde. Het was op een somberen, nevelachtigen
Octobermorgen, dat de gevreesde gasten ook bij
hen hunnen intrek namen. Op snelle paarden draafde
een troep dragonders het plein van het buitengoed
op. Claude Rimont ontving hen met waardigen
ernst en kalme bedaardheid, en geleidde, nadat zij
afgestegen was, de vloekende en tierende schaar in
zijne woning, waar reeds spijs en drank voor hen
gereed stonden.
„Geen wijn genoeg, vrekkige ketterschreeuwde
een van hen, „wilt gij 's konings soldaten in uw
huis dorst laten lijden?" Wacht, wij zullen het u
wel leeren!" En dreigend drong hij op Claude
Rimont aan, terwijl zijne kameraden, die zich onder
woest geschreeuw aan tafel gezet hadden, zijn voor
beeld volgden. De in 't nauw gebrachte man week
terug tot in de aangrenzende kamer, waarheen de
soldaten hem volgden. „Ha", riep de meest woeste
onder hen, op het boekenrek wijzend, waarop de
groote Bijbel stond: „Dat is het boek der ketters!"
Meteen liep hij er op toe, rukte den Bijbel naar
beneden en trad er met zijne voeten op. Bleek van
smart en gramschap over deze schending van het
heiligste, wierp Claude zich tusschen beiden. „Neemt
mijn have en goed, vernielt en verwoest het, ik moet
het verdragen, maar het heilige Woord Gods laat ik
in mijn huis niet schenden!"
„Wat, gij kettersche hond", schreeuwde de soldaat,
gij wilt nog oproerig zijn!" Tegelijkertijd gaf hij den
man een schop tegen de borst, ook de anderen
vielen over hem heen en wierpen hem op den grond.
Daar het was wel door de opgewondenheid, die
hem kracht verleend had zonder vreemde hnlp nader
te treden stond eensklaps de grijsaard, die tot
dusverre door de soldaten niet bemerkt geworden
was, midden tusschen hen. „Laat af!" sprak hij dof,
met plechtig verheven stem, „laat den gruwel na,
dien gij pleegt, anders zal God hem op ontzettende
wijze wreken!"
„Wat gaat het u aan, oude?" riep de soldaat.
„Pak u weg! anders.en hij hief reeds de vuist
op, om den grijsaard op het hoofd te slaan. Maar
als door schrik verlamd, hield hij op, toen zijne
oogen den blik van den ouden man ontmoetten,
die stijf met eene zonderlinge uitdrukking op hem
gevestigd was. Ook de anderen weken als voor eene
geheimzinnige hoogere macht terug.
Wordt vervolgd