Ghr istelij k
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Donderdag 9 September 1886.
g No. 28.
FEUILLETON.
I
IN HOC SIGNO VINCES
Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 {Staatsblad no. 124).
UITGEVER
W. BOEKHOVEN,
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever.
Een vriendelijk verzoek aan
onze geachte abonnés buiten
Flakkee, om het verschuldigde bedrag
van het verloopen kwartaalzijnde
40 Centons s. v. p. per postwissel
te willen overmaken.
Ook enkelen, die het eerste kwartaal
nog schuldig zijn, verzoeken we vriende
lijk dat bedrag daarbij te voegen, terwijl
we anders zoo vrij zullen zijn, op 15 Sep
tember a. s., over dat bedrag te dispo-
neeren met 10 Cents verhooging voor
porto. De Uitgever.
Weekkalender.
September.
Zon
Maan
4.11
11.10
Markten.
Socialist en Kapitalist?
De Volkeren der aarde.
OM DES GELOOFS WIL.
Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond.
Abonnementsprijs: per drie maanden 50 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOMMELSDIJK.
Advertentiën 10 Cent per regel.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts
tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave.
10 Vrijdag
11 Zaterdag
12 Zondag
13 Maandag
14 Dinsdag
15 Woensd.
16 Don der d.
op
onder
onder
5.29
6.26
3. 8
5.80
6.23
V. M.
5.32
6.21
op
5.34
6.19
6. 9
5.35
6.16
6.31
5.37
6.14
6.53
5.39
6.12
7.15
Aardb. p. en vm.
Goes veemarkt.
Het is algemeen bekend, dat de voorname
woordvoerder der sociaal-democraten, ten onzent,
F. Domela Nieuwenhuis, door erfenis in het
bezit van een aanzienlijk vermogen is geraakt,
en dus is geworden kapitalist.
Gelijk men weet, is van alles, wat deze sociaal
democraat schrijft en spreekt, schering en inslag,
dat het kapitaal en het erfrecht moeten worden
opgeruimd, en dat dit binnen niet langen tijd
zal worden tot stand gebracht door middel van
de bloedigste omwenteling die de wereld ooit
heeft aanschouwd, tenzij de kapitalisten nog
bij tijds mochten besluiten, vrijwillig van bet
hunne afstand te doen en dit te stellen ter
beschikking van de aanstaande socialistische
maatschappij.
Tot dusver is er niets van verluid dat Domela
Nieuwenhuis, met de door hem geërfde kapi
talen heeft gehandeld, zooals hij eischt dat
zal worden gehandeld door de kapitalisten, die
hij bestrijdt, en die hij met de bloedige wraak
oefeningen zijner volgelingen bedreigt.
Integendeel, wordt verhaald, dat hij zijn ver
mogen op zeer voorzichtige wijze belegd en in
veiligheid gebracht heeft.
Indien dit waar mocht zijn, dan is daarmede
uitgemaakt dat Domela Nieuwenhuis zijne Vol
gelingen misleidt en alle aanspraak op vertrou
wen, alle aanspraak zelfs op den naam van
eerlijk man heeft verbeurd.
Het spreekt toch van zelf, dat een man, die
zijne min ontwikkelde medeburgers opruit en
ophitst tegen de bezittende klassen, omdat die
klassen geen lust hebben, op zijne uitnoodiging
have en goed af te staan, terwijl hij zelf,
ten zijnen eigen behoeve, het erfrecht gelden
laat en de kapitalen, die hij door erfenis en
ook op andere wijze verkrijgt, voor zich zelf
houdt, zoo goed als zij niet meent wat hij
zegt, en niet op het oog heeft het heil van
dat deel des volks, als welks beschermer hij
optreedt, maar eigenbelangzuchtige oogmerken
vervolgt, die hij door volksmisleiding zoekt te
bereiken.
Het belang van hen, die den gewezen pre
dikant volgen, brengt dus ontegenzeggelijk mede,
dat hun leider aantoone, wat hij met de van
zijne moeder geërfde kapitalen heeft gedaan.
Heeft hij met die kapitalen gehandeld, zoo
als hij wil, dat anderen zullen handelen met
de hunne, dan zullen wij de eerste zijn om te
erkennen, dat Domela Nieuwenhuis het met
zijne leeringen, al nemen wij die niet aan,
eerlijk meent.
Heeft hij niet met die kapitalen gehandeld,
zooals hij wil dat anderen er zullen handelen
met de hunne, dan heeft een ieder het recht
om den sociaal-democraten, die zich op hem
blijven beroepen en voor hem aanhangers zoeken
te winnen, toe te voegenuw leider is uit
zijne eigene handelingen geoordeeld, en ver
dient geen anderen naam dan dien van volks
bedrieger.
Wij noodigen F. Domela Nieuwenhuis dus
uit, aan te toonen, wat hij met zijn onlangs
verworven vermogen heeft gedaan.
Wij zullen zorgen, dat deze uitnoodiging
in zijne handen komt, en wij zullen zijn ant
woord onder het oog onzer lezers brengen.
Wij zullen zelfs verder gaan.
Wij zullen ons beijveren om zijn antwoord,
ook als dit in stilzwijgen mocht bestaan, onder
het oog te brengen van een zoo groot mogelijk
publiek, opdat althans geen strijd meer zij,
over deze vraag: is Domela Nieuwenhuis een
eerlijk man of is bij dat niet?
Onze vraag kan dus ook niet worden afge
wezen, met het beweren, dat zij zou zijn een
onbescheiden vraag.
Dit toch staat vast. Kan of wil Domela
Nieuwenhuis, onze vraag, onbescheiden of
niet niet voldoende beantwoorden, dan is
hij geoordeeld niet door ons, wat hem on
verschillig kan zijn, maar door zijne eigen
volgelingen, voor zoover die niet willens en
wetens blind verkiezen te zijn.
Indien Domela Nieuwenhuis Recht voor allen
tot voertuig voor zijn antwoord kiest, zal
hij wel zoo goed willen zijn, een exemplaar
aan de Eedactie van ons blad toe te zenden.
L.
Het Oosten.
Wanneer men Europa vergelijkt met een groot
gebouw, in welks kameren verschillende gezinnen
huizen, dan zijn de vertrekken aan de oostzij
die, welke in den regel meer de aandacht
vereischen dan al de andere.
Niet alleen zijn sommige dier vertrekken
wrak, maar telkens stijgt nu hier dan daar uit een
der vensters rook op, ook wel eens dikke walm,
zoodat men bij de wetenschap, dat er steeds
brandstof gereed ligt en het vuur smeult, elk
oogenblik vreest de vlammen weer te zien uit
slaan, die heel het gebouw konden aansteken.
Dan komt de Europeesche brandweer aan
rennen, met zakken om de vlam te smoren,
met water om het vuur te blusscben, met kanonnen
ook om in 't uiterst geval bet brandend gedeelte
omver te schieten.
Dit ter inleiding, nu we de Bulgaarsche
geschiedenis vervolgen.
We verhaalden de vorige week, hoe onverwacht
in Bulgarije de vlam uitsloeg, maar nog gedempt
werd door eigen volk. De brandweer kon thuis
blijven. Anders gezegd: de verdreven Vorst
is op veler dringende bede weergekeerd, daar
door op nieuw toonende wat hooge moed in
hem woont. Zijn reis geleek een zegetocht.
Overal, buiten de grenzen zijns rijks en voorts
daar binnen, te Philippopel in Rumelië als in
zijn hoofdstad Sofia werd hij met vreugd weder
ontvangen, met gejuich begroet. Naburige staten,
zelfs het nog pas vijandig Servië, hebben hun
sympathie getoond.
En toch het vuur blijft smeulen. Deze
Bulgaarsche geschiedenis kan nog een zeer langen
staart hebben. De toekomst is donker.
Zoodra was hij niet teruggekeerd, of de
Bulgaarsche Vorst zond aan den keizer aller
Russen het volgend telegram:
„SireNu ik de Regeering over mijn land
weer heb aanvaard, waag ik het Uwer Majes
teit mijn eerbiedigen dank te betuigen, dat
Uw vertegenwoordiger te Rutscbuk door zijn
officieele aanwezigheid bij mijn ontvangst aan
de Bulgaarsche bevolking heeft getoond, dat de
keizerlijke regeering de tegen mijn persoon
gerichte revolutionaire handelwijze niet kan
goedkeuren. Te gelijker tijd veroorloof ik mij
Uwer Majesteit mijn oprechten dank te betui
gen voor het zenden van generaal prins Dol-
gorucki als buitengewoon afgezant. Terwijl ik
de wettige macht weer in handen neem, is het
mijn eerste werk om Uwer Majesteit de ver
zekering te geven, dat ik het ernstige voor
nemen heb om elk mogelijk offer te brengen,
ten einde de edele bedoelingen van Uw Majesteit
te kunnen ondersteunen, welke moeten strekken
om Bulgarije te verlossen uit de ernstige tijden,
welke het tegenwoordig beleeft. Ik verzoek
Uwer Majesteit prins Dolgorucki te machtigen
om zich rechtstreeks en zoo spoedig mogelijk
met mij in betrekking te stellen. Het zal mij
een voorrecht zijn U bet zekere bewijs te geven
mijner onveranderlijke gehechtheid aan uw
persoon. Het monarchaal beginsel heeft mij
genoopt den wettigen toestand in Bulgarije
en Oost-Ruraelië te herstellen. Daar Rusland
mij de kroon heeft gegeven, ben ik bereid
deze weder in de handen van Ruslands souve-
rein terug te geven."
Men ziet, de Bulgaarsche vorst boog voor
zijn machtigen naamgenoot. Hem dankte hij
alles en was bereid hem de kroon van Bulgarije
weer te geven."
Doch wat antwoordde de Czaar aan zijn neef?
Dit:
„Ik heb het telegram van Uw Hoogheid oni-
Naar het Hoogduiisch
DOOR
E. A—GLYPHOS.
Huilend bruiste de ijskoude Noord-westerstorm
over de woudrijke bergen van Champagne en joeg
de dichte sneeuwvlokken tegen de ramen van een
klein landhuis, dat midden in eenen met eene dikke
sneeuwlaag bedekten tuin eenzaam aan den zoom
des wouds gelegen was. Binnen evenwel in de
ruime woonkamer was het deste aangenamer. Groote
blokken hout brandden in den haard en verhelder
den met een roodachtig flikkerenden weerschijn het
vertrek, waarin reeds de schaduwen der avondscheme
ring zichtbaar werden. Snorrend lag de groote huis
kat voor den haard, en daarnaast zat in den met
leder bekleeden, grooten leuningstoel een hoog be
jaard grijsaard met gesloten oogen. De strenge trek
ken van het gerimpeld gelaat waren onbeweeglijk,
slechts schenen hun de flikkerende, vlammen van
het haardvuur van tijd tot tijd eenen adem des
levens bij te zetten. Lang, sneeuwwit haar hing van
de beide zijden des hoofds op de schouderen neder.
Een jong, schoon meisje met donker haar en licht
bruine oogen stond bij het raam; zij had de han
den gevouwen en staarde onafgewend in den sneeuw
storm naar buiten. Daar werd de deur van het
belendende vertrek geopend en eene nog levens-
frissche vrouw, wier bloeiend gelaat uit een wit
mutsje bevallig te voorschijn kwam, trad haastig binnen.
„Ziet gij nog altijd niets, Madeleine?" vraagde
zij op bezorgden toon.
„Neen, moeder!"
„O, ik ben zoo ongerust, hij moest toch reeds
lang hier zijn. God verhoede het, dat hem een on
geluk zou overkomen zijn!"
Een blijde uitroep viel haar in de rede. „Daar
komt Joli!" riep Madeleine, door het raam op een
kleinen, zwarten hond wijzend, die in vroolijke spron
gen dwars over het uitgestrekte sneeuwveld kwam aan
snellen. „Thans zal vader ook wel niet veraf meer zijn".
„Ja waarlijk, daar komt hij aan, Godezij dank!"
zeide de vrouw, nu weer ruimer ademhalend. „Maar
wat draagt hij toch op de armen?"
„Daar is eene vrouw, vader heeft ze stellig in
de sneeuw gevonden!" zeide Madeleine, en beiden
snelden nu den naderkomende tegemoet.
„O, wat ben ik blij, dat gij eindelijk weer t' huis
zijt!" begroette hem zijne echtgenoote.
„Maar wien hebt gij daar toch Om 's Hemels
wil, dat is immers eene Zigeunerin, die wilt gij
ons toch niet in huis brengen?!"
„Haast u, Madeleine, maak in de kamer een
leger terecht", hernam de man bedaard, „wij mogen
deze vrouw niet in het verwarmde vertrek brengen,
ik vond haar geheel verkleumd in de sneenw lig
gen, maar er is nog leven in haar, wij kunnen
haar nog wel redden, en, lieve Jeannette", zoo
keerde hij zich daarop vriendelijk tot de verbaasd
en ontevreden daar staande vrouw:
„Bedenk: Wat gij aan eenen der minsten zult
gedaan hebben, dat hebt gij aan Mij gedaan". Toen
sloeg zij beschaamd de oogen neer en zeide
„Vergeef mij, Claude, ik was hardvochtig en on
barmhartig! Daarop hielp zij de oude Zigeunerin
in de kamer op het haastig in orde gebrachte bed
leggen, en allen deden met vereende krachten nu
hun best, om haar weder in het leven terug te
roepen, dat hun na verloop van eenigen tijd dan
ook gelukte. Nadat de oude eene kleine verster
king genoten had, viel zij in een verkwikkenden
slaap.
In de toenmalige, onrustige oorlogstijden, het
was onder de regeering van Lodewijk XIV
zwierven nog veel talrijker dan tegenwoordig
Zigeunerbenden stroopend rond, door het volk
veracht en gevreesd om de bovennatuurlijke kun
sten, die men hun toeschreef.
Toen nu daarop het gezin in de woonkamer te
zamen gekomen was, vraagde Jeanne vol verwach
ting aan haren man: „Vertel ons nu toch eens,
hoe het gegaan is en wat gij bij den maire uitge
richt hebt."
De gelaatstrekken van den aangesprokene wer
den somber. Wordt vervolgd.