De Volkeren der aarde.
Dat «ie Pers.
©reiaieüig-ti Mieisws.
Als een klein kind struikelt, en zijn ouders
rapen het op, dan weten zij, dat het althans
niet uit moedwil valt, en nog minder uit haat
tegen die ouders. Maar zie, God werpt het
koord der redding uit naar dezulken, die een
vermaak scheppen in het ontvluchten van Zijn
nabijheid en in het honen van Zijn gezag.
Merk dan op, hoe groote liefde daartoe werk
zaam is!
In ieders hart zit van nature iets van den
Satan. De mensch wil de begeerten van den
Vader der leugenen doen. Die naar het vleesch
leven, kunnen Gode niet behagen, noch zich
Hem onderwerpen. Integendeel, hunne ziel is
tegen God in opstand. Zoolang de wil van den
zondaar niet door almachtige genade is over-
gebogen, beantwoordt hij de liefelijkste roepstem
men met de betuiging, hetzij in daden alleen,
of ook in woorden: „aan de kennis Uwer we
gen heb ik geen lust." En dat zijn nu de voor
werpen, die God uit loutere vrijmacht verkoren
heeft, die Hij eeuwig bemint, die Hij opkweekt
als zuigelingen, die Hij bemint en beschermt
als Zijn oogappel. Wij bidden u, gij die bij
ervaring zeggen moogt„Hij rukte mij uit den
ruischenden modderpoel mijner zonden. Hij werd
mij te sterk, ik moest het met mijn zondelust
en hemelhaat opgeven," en gij bepeinst dan
wat God al in het werk heeft willen stellen,
om uwe verlossing mogelijk en zeker te maken,
wij vragen u, kunt gij een eind vinden aan
deze dingen? Als God zulke vijanden tot Zijn
knechten of huurlingen maakte, het ware reeds
veel. Doch hij doet zooveel meer. Hij maakt u
tot Zijn teer beminde kinderen. Geeft dat geen
oneindige juichstof? Is het niet om als buiten
uzelven te geraken van blijdschap?
In klimmende mate zal dit gevoeld worden,
als wij ook letten op het offer van deze god
delijke liefde. Werp een geloovigen blik op het
kruis van Christus, en gij moet het toestemmen,
die liefde is nimmer te peilen. Het tafereel op
den berg Moria te aanschouwen gegeven, hoe
verheven ook, het verbleekt bij hetgeen op
Golgotha plaats greep. De geschiedenis leert
van mannen met veel liefde tot de naasten, en
die hun leven veil hadden voor anderer geluk.
Maar dan gold het geen vijanden. Van een
offerande zooals Jezus bracht, zoekt ge op heel
het wereldrond vruchteloos de wederga.
God zendt geen voortreffelijk mensch, geen
wijs leeraar tot onzen redder. Wat zou het ook
gebaat hebben, zoo er niet meer ware geschied.
Zelfs geen Gabriël kon ons oprichten. Maar
Christus, de Zoon van Gods eeuwig welbehagen,
wordt tot ons nedergelaten, om ons met God
te verzoenen. Die Christus werd ook niet ge
zonden om hier, gelijk Hem zoo rechtmatig
toekwam, geloofd en geprezen te worden, maar
opdat Hij den last der zonde en des toorns
Gods tegen alle ongerechtigheid zoude torschen.
Voorwaar bij de openbaring van zulk een zon-
daarsmin betaamt het ons alle gedachten ge
vangen te leiden onder de gehoorzaamheid aan
onzen hemelschen Borg. Begrijpen kunnen wij
die liefde niet, slechts kunnen we haar aan
bidden.
Eindelijk, wat een weldaden vloeien ons tegen
als vrucht van het genoemde offer der liefde.
Wij moeten ons tot de enkele opsomming er
van bepalen, en dan nog kunnen wij slechts
een gedeelte noemen.
Zij, die verordineerd zijn om tot kinderen
Gods aangenomen te worden, ervaren het krach
tig, dat God hen ook tot dat kindschap daad
werkelijk toebereidt. Zij worden door den
H. Geest wedergeboren naar Zijnen ivil, door
het woord der Waarheid. Voorts werkt de
H. Geest terstond in de geroepenen ten leven
het zaligmakend geloof. Aldus wordt de verloste
zondaar als met een geestelijken huwelijksband
aan Christus en aan Zijne gemeente verbonden.
Niet alleen krijgen Gods kinderen een kin
derlijk deel en kinderlijke voorrechten, maar
de H. Geest werkt ook in hen het zalig be
wustzijn, dat zij tot kinderen zijn gemaakt. En
dit gaat met heerlijke eenvoudigheid toe. Als
de geest des menschen zich naar God uitstrekt,
werkt God in hem dien zaligen zielevrede,
welke hem zoozeer verruimt en vertroost. Een
bijzondere stem uit den hemel is daarvoor niet
noodig, evenmin als gezichten voor het zinnelijk
oog. De toetssteen ligt gereed in Gods Woord,
hetwelk een onbedriegelijke uitspraak doet. Vele
menschen willen gaarne een apart teeken. Dit
komt voort uit gebrek aan inzicht in de
H. Schrift. Als er maar wat meer eenvoudig
heid heerschte, er zouden meer gezonde chris
tenen zijn.
De Geest Gods maakt den geredden zondaar
gehoorzaam, zoodat hij zegt: „Spreek Heere,
Üw knecht hoort." Hij vervult hem met har
telijke wederliefde, en overstort zijne ziel met
den beker der wellusten van Gods huis, ja doet
hem de teederste omhelzingen Godes in het
diepst van zijn wezen ervaren.
In dezen weg, en onder de liefelijke leiding
des Heeren, raakt de mensch ook verzoend met
alle kruis en druk, die hem hier beneden treffen.
De H. Geest voert hem gedurig uit de benauwd
heid als aan zeer stille wateren, en als eenmaal
de dood hem wil verschrikken, dan komt de
liefde Gods hem nog wel het beste te stade,
want dan ontslaapt hij als aan des Heeren mond
en als leunende op Zijn eeuwige armen.
Wel mag dus deze liefde Gods op het hoogst
geroemd en verheerlijkt worden.
M. G.
Twee omwentelingen.
Plotseling, sinds we de laatste maal schreven,
is Europa verschrikt door een beweging in het
Oosten.
Voor die verschrikking was reden. Ieder weet,
hoe met veel moeite in 't voorjaar aldaar de
vrede zij 't ook een tijdelijke werd her
steld. Maar elk weet ook hoe er altoos brand
stof gereed is voor nieuwe oorlogsvlammen.
En wat thans geschied is kon de ontstekende
vonk zijn.
Na den bloedigen oorlog tusschen Rusland
en Turkije, nu een tien jaar geleden, wist het
eerste rijk op het Bulgaarsch congres de vor
ming van een nieuwen staat Bulgarije door te
zetten, al was 't dat die minder omvang ver
kreeg dan de Czaar had gewenscht. Tot hoofd
van den nieuwen staat koos men vorst Alexan
der van Battenberg, zoon van den vorst van
Hessen.
Vanzelf stond alles in Bulgarije, leger, be
wind enz. onder Russisehen invloed. Eerste
minister werd de Rus Zankoff die een 60 jaar
telt. In 1880 volgde hem Karaseloff mede een
Rus op. Deze is nog geen 50 jaar oud.
Langzamerhand echter begon zich in Bulga
rije een streven te openbaren van volkomen
zelfstandigheid, tot handelen buiten Rusland
om. De vorst ging daarin mee. Ook Karase-
loff, schoon Russisch gezind koos tot leus
Bulgarije voor de Bulgaren. Daartegenover staat
de Russische partij, geleid door Zankoff, die
na zijn ontslag des vorsten bittere vijand is.
Rusland zelf is er natuurlijk alles aan gelegen door
Bulgarije de eerste viool te blijven spelen op
het Balkan-Schiereiland.
Toen nu kort geleden Rumelië, anders ge
zegd Zuid-Bulgarije, dat in elk opzicht bij het
andere, het vorstendom behoort, het Turksch
gezag afschudde en Alexander vorst van 't
vereend Bulgarije werd, wekte dit den toorn
des Alexanders van het Noorden, den Czaar.
Sinds heeft blijkbaar de Russische partij in 't
geheim even sterk tegen den vorst gewerkt,
als Rusland hem openlijk op het veld der
diplomatie dwarsboomde, steun vond hij daar
entegen bij Engeland en bij heel zijn volk.
Eindelijk besloot de partij van Zankoff een "be-
slissenden slag te slaan. Nu een twee weken
geleden drongen een aantal officieren e. a. van
die partij, in den nacht 't paleis binnen, dwon
gen Alexander een acte van afstand te teeke
nen en voerden hem, onder bedreiging met den
dood bij 't geringst verzet, gevangen den Donau
af. Verder werd hij per spoor naar Lemberg
op Oostenrijksch gebied gevoerd.
Doch nauw was deze omwenteling geschied
of het volk kwam van allen kant in verzet,
gelijk de soldaten, voor zoover zij omgekocht
of misleid waren, naar 't schijnt, tot bezinning.
Karaseloff stelde zich aan 't hoofd der trouw
geblevenen en weldra waren de aanleggers der
saamzwering gevat, en zond men aan den vorst
de dringende bede, om terug te keeren. Door
Alexander, die eenmaal buiten bereik zijner
vijanden overal met eerbewijzen was overladen,
werd aan die bede gehoor gegeven.
Hij keerde terug. In acht dagen onttroond,
gevangen en weder vorst, teruggekeerd in 't
zelfde schip dat hem wegvoerde!
Dat is, voor zoover we althans tot nog toe
weten, het kort verhaal van 't gebeurde. Doch
de vraag rijst, wat nu?
Dat Duitschland of Oostenrijk voor den vorst
krachtig in de bres zullen springen, is niet aan
te nemen. Engeland alleen kan dit evenmin.
Rusland is nu eenmaal machtig in het Oosten
en de Alexander van het Zuiden zal kwalijk
vast op zijn zetel kunnen zitten, tenzij hij op
een of andere wijs een verzoening treffe met
den Alexander van het Noorden.
Hoedanig nu Ruslands houding tot den Bul-
gaarschen vorst verder zijn zal, is nog onmo
gelijk te zeggen.
Op 't oogenblik zijn de Duitsche kanselier,
von Bismarck, en de Russische minister, von
Giers, te Trauzensbad bijeen, en volgens som
migen zijn het berichten van daar, die Alexan
der tot den terugkeer aanmoedigden. Doch van
andere zij verneemt men juist, dat Rusland
a leen dan van inmenging zich wil onthouden,
als Alexander aftreedt.
We onthouden ons van gissingen. Wellicht
is er reeds zekerheid als deze regelen in't licht
verschijnen. Vreemd is de toestand gelijk het ge
beurde zeker, nu men in Bulgarije zelf burger
lijk op 't oogenblik tweeërlei bewind en drie
partijen telt. Evenwel dat de vrede er onder
lijden zal, is althans tot nu toe aan te nemen.
In Engeland staat men nog steeds voor de
zelfde vraagstukken. De Ieren geven 't niet op
en verzetten zich heftig, als de politie hun we
gens wanbetaling van huur uit hun pachthoe
ven zet. Ook te Belfast zijn weer botsingen
voorgekomen.
Zoowel in het Oosten als in het Westen sluit
Augustus met gebeurtenissen die allerlei vragen
wekken voor de toekomst. H.
Prof. J. H. Gunning
tegenover de gereformeerde belijders.
I.
Het ons toegezonden jongste geschrift van Prof.
J. PI. Gunning Jr., getiteld „Nog een getuigenis in
zake het kerkelijk incident te Amsterdam", en uit
gegeven bij den heer W. A. Beschoor te 's Graven-
hage, hebben wij met belangstelling en bij herhaling
gelezen.
Gaarne zouden wij willen, dat wij er ook konden
bijvoegen: „met instemming", doch dan zouden wij
bezijden de waarheid spreken.
Trouwens, de geleerde schrijver, wiens groote
denkkracht gedurig bewondering afdwingt, verwacht
ook zulk een bijvalsbetuiging van gereformeerde
zijde niet.
Veel van hetgeen hij in zijn betoog inmengt,
achten wij op zichzelf volkomen waar en beharti
genswaardig, terwijl de vorm waarin hij zijn denk
beelden kleedt, verre van onbehagelijk is.
Maar als wij over den inhoud van zijn geschrift
ernstig peinzenmoeten wij wel tot het besluit
komen, dat het voor de oprechte aanhangers van
de leer onzer gereformeerde vaderen zeer stuitend
en kwetsend is. Het is waar, Prof. G. zegt de
dingen op den kalmsten toon. Schier al zijn letter
kundig borduursel ligt als op een fluweelen onder
grond uitgespreid. Doch daarom treffen zijn ver
wijten, als ze eenmaal goed begrepen wordendan
ook des te dieper.
Prof. G. behoort niet tot dè werkelooze toe
schouwers van de kerkelijke bewegingen onzer dagen.
Men kan het uit zijn woorden duidelijk proeven,
dat hij met volharding zinde en mediteerde om een
bevredigende verklaring te vinden voor het droevig
feit, dat thans de eene broeder den anderen vervolgt
en benauwt. Hij „lijdt en strijdt" met en voor
zijne kerk." „Nacht noch dag, zegt hij laten
(de kerkelijke troebelen) hem met rust."
Wij vreezen echter, neen sterker nog, wij houden
ons overtuigd, dat dit lijden en die onrust voor
een gedeelte daaruit voortkomen, dat Prof. G. niet
op een vasten, weg wandelt, en dat hij wij zeggen
het zonder scherp te willen zijn door de nevelen
van menschelijke wijsheid bevangen, verhinderd
wordt zich in stilheid neder te leggen bij de een
voudige bevelen van Gods Woord.
Prof. G. zegt, dat voor ons, gereformeerden „alles"
duidelijk, ja „volkomen helder" is, en daar heeft
hij tot op zekere hoogte gelijk in.
„Alles" is ons in het kerkelijk leven nog niet
duidelijk, daar scheelt o, zooveel aan. Maar wel
is ons zóóveel duidelijk als vereischt wordt om
met tamelijk vasten tred voorwaarts te trekken,
op het pad, dat ons draagt. En dat komt nu niet
omdat wij in eenig opzicht sterker of scherper van
gezicht zouden zijri dan Prof. G. Het heeft er niets
van. In redeneertalent zijn de meeste woordvoerders
onder de gereformeerden verreweg zijn minderen.
Maar het komt, omdat wij de grondwet voor onze
kerkregeering uit het Woord van God halen, en
die niet trachten op te sporen uit gezichten, leidingen,
omstandigheden, enz., waarbij ons alle vaste grond
ontzinkt, waarmede wij ons in hetbreede luchtruim
verliezen, en alles gaat afhangen van de zielsge-
waarwordingen en waardeeringswijze der bijzondere
personen. Zulk een helderheid en vastigheid is
dan ook een groote zegenwij zouden zeggenze
is ons onmisbaar.
Wordt vervolgd
De ondermijning van het Christendom
door de liberalen.
(Slot.)
Het Christendom, een vergissing, erger
nog, een leugen, een opzettelijk bedrog!
Krasser kan het wel niet.
En, let nu wel, de uiaunen die zulke leeringen
verkondigen, worden door liberale regeeringen
bij voorkeur geroepen tot het hoogleeraarsambt,
terwijl de meest gelezen bladen en tijdschriften
zich haasten die leeringen, zooveel in hun is,
te verbreiden.
Natuurlijk worden de gronden, waar die
leeringen op lieeten te rusten, niet medegedeeld.
Dat zou onmogelijk zijn.
Dagbladen en tijdschriften hebben geen plaats
voor al de zoogenaamde geleerdheid, waarmede
de zoogenaamde ontdekkingen der godgeleerde
wetenschap worden aangeprezen, en zoo zij er
al plaats voor hadden, hunne lezers zouden die
geleerdheid eenvoudig ongelezen laten.
Voor het denkende, van gelooven op gezag"
gruwende, maar tot ongeloovig zijn op gezag,
te meer genegen deel der natie, zijn de gronden
dier ontdekkingen volmaakt ouverschilliu. Het
„denkend deel der natie" let slechts op de re
sultaten „der wetenschap" en, als die resultaten
maar voor het Christendom ongunstig zijn, is
het voor zijn deel volkomen tevreden.
Zie slechts hoe de Spectator, dit verlichte
onder de verlichte tijdschriften, zich de handen
wrijft.
Het boek van professor van Manen -zoo
jubelt de Spectator, is een „uitstekend hoek."
Ware de godgeleerdheid maar „onbevangen",
„zij had het al lang opgegeven
Met de brieven van Paulus „is nu het laatste
bolwerk van het Christendom der overlevering
gevallen."
Er zal nog wel misschien een honderd jaar
over de brieven van Paulns worden gestreden,
„maar er is eene bres geschoten, die niet meer
„te dichten is, die allengs meer zal afbrokkelen
„en waarmede het prestige althans weg is."
Al hetwelk de „denkende" lezer op de ver
zekering van den schrijver, den heer Flanor,
zonder eenig bewijs heeft aan te nemen, en
zeer zeker ook aanneemt.
Men ziet het.
Er is tusschen ons en het liberalisme een
nooit te dempen kloof.
Het gaat niet om de eene of andere voorbij
gaande partij-quaestie.
Het gaat om niet meer of minder dan hierom,
of de maatschappij zal blijven gevestigd op den
bodem van het Evangelie, d. i. of daarin zullen
worden opgevolgd de Goddelijke wetten en of
er in zal worden geregeerd en geleefd met het
oog op een rechtvaardig oordeel hiernamaals,
dus: ter eere Gods; dan wel, of de maat
schappij zal terugkeeren tot den toestand der
heidensche maatschappij, ten tijde die maat
schappij het geloof aan hare goden had vaarwel
gezegd, zonder zich nog tot den Eénen Waar-
achtigen God, gelijk de Bijbel ons Dien open
baart, te hebben bekeerd; ten tijde dus toen
het gezag zijn steun had verloren en het eenige
recht gold, dat dan gelden kan, het recht van
den sterkste, terwijl voorts een ieder deed wat
goed was in zijne oogen.
Jezus Christus, of Satan.
Een derde is niet mogelijk.
Daarom kan niet te veel worden herhaald:
vóór of tegen het liberalisme beteekent niet
anders dan vóór of tegen Jezus Christus.
Een ieder zie dus wèl toe aan welke zijde
hij zich schaart.
Die mij verloochent voor de menschen, zegt
de Heere, ik zal hem verloochenen voor mijnen
Vader, Die in de Hemelen is.
L.
Volgens dz Kerk. Courant heeft ds. Wildeboer,
van Benthuizen in zijn brochure over het ker
kelijk conflict te Leiderdorp geschreven, dat ds.
Vlug aldaar is gekomen „met het bepaald voor
nemen om het kerkverband te verbreken."
Daaruit leidt dat blad dan af, dat de attestatie-
quaestie enkel als voorwendsel en gezochte
aanleiding werd aangegrepen „tot omverwerping
van het bestaande".
Tegen deze aantijging moeten wij opkomen.
Een paar weken geleden brachten wij per
soonlijk een bezoek aan de gemeente Leiderdorp,
en vernamen daar uit zeer vertrouwbare bron,
dat ds. Vlug op de edelaardigste wijze gehandeld
heeft Van een „plan" of „voornemen" is bij
zijn komst te Leiderdorp geen sprake geweest.
Alleen heeft hij den kerkeraad gewaarschuwd,
dat hij de noodzakelijkheid voorzag om eer
lang door afsnijding van het kerkverband aan
den verwoestenden invloed der synodale hië
rarchie weerstand te bieden. Maar dat zien
opkomen van een heilig moeten is gansch wat
anders dan het op touw zetten van een wille
keurig revolutionair plan.
En wat nog het mooiste is: toen eenmaal
het besluit van ds. Vlug persoonlijk om met
de oude organisatie te breken vaststond, en
toen hij dit zijnen medeopzieners bekend maakte,
heeft hij den Kerkeraad in geen enkel opzicht
willen binden. Desnoods zou hij alleen zijn
uitgetrokken. Dit bood liij hun aan Maar toen
heeft ook de kerkeraad zich terstond bereid
verklaard om tot hetzelfde doel de vrijmaking
der gemeente mede te werken.
Onverklaarbaar is het, dat de Kerkvoogden
te L. zoo weinig van zich doen hooren. Zij
schijnen den President maar aldoor oppermachtig
te hebben laten regeeren Maar dat kan toch
op den duur zoo niet. In een wettige vergadering
dient met stemmen meerderheid uitgemaakt te
worden, of de gemeente dan wel de van elders
komende synodale bezetting voortaan het kerk
gebouw in gebruik zal hebben.
Scheveningen, 1 Sept. Een zware ramp heeft
heden onze badplaats getroffen. Het fraaie
Kurhaus, verleden jaar pas voltooid, is een
prooi der vlammen geworden. De brand ontstond
door het omvallen van een spirituslamp op
kamer No. 88. Menschenlevens zijn er gelukkig
niet bij te betreuren.
Maandag, 23 Aug. verdronken aan den
Hoek van Holland, naar men zegt door roeke
loosheid, drie 20-jarige jongelingen, die van
elders den dag doorbrachten. In een klein
schuitje werden ze den Nieuwen Waterweg
overgezet, en toen ze nabij den wal waren,
begonnen ze te schommelen, waardoor het
schuitje kantelde, en allen te water geraakten.
De persoon, die overzette, wist zich aan de
schuit vast te houden, tot dat men hem bereikte,
en ofschoon er terstond pogingen tot redding
werden aangewend, konden de andere drie niet
gered worden, z'oodat ze jammerlijk omkwamen.
Hunne lijken werden niet gevonden.
In het gasthuis te 's Gravenhage is
tijdelijk opgenomen een knaapje van 3 jaren,
dat door wreedaardige ouders des morgens in
een kinderstoel was vastgebonden, waarop zij
het huis en naar men zegt, voor den Zondag,
de stad hadden verlaten. L'e buren waarschuw
den, op het voortdurend schreeuwen van het
kind, de politie, die het kindje medenam.
Te Amersfoort is ten huize van Ds. H. W.
K., tijdens de afwezigheid der bewoners, inge
broken en eenig geld, benevens onderscheidene
zilveren voorwerpen gestolen, ter gezamenlijke
waarde van 1000. De politie doet onderzoek.
Te Alkmaar geraakte de 11-jarige zoon
van een turfschipper in het N. Holl kanaal.
Het mocht den 15-jarigen S. enden 22-jarigen
de R., die zich terstond te water begaven, ge
lukken hem behouden op het droge te brengen.
De socialist Meegens te Amsterdam is,
wegens verzet tegen de politie, veroordeeld tot
6 maanden celstraf.
Aan het station Kempen, waar voor een
14 dagen de Conducteur Eich verongelukte, is
thans de 23-jarige wisselwachter Johan Straten
tusschen den trein gekomen en gedood. Aan
hetzelfde station liep ook de sneltrein van Vlis-
singen op een verkeerde lijn, omdat de elec-
trische wisselverbinding den dienst geweigerd
had. Den machinist, die het onheil bemerkte,
mocht het gelukken door spoedig te remmen
een groot ongeluk te voorkomen.
De landbouwer G. P. Jacobs, te Helden
(Limburg) is tijdens een hevig onweder, op de
heide door den bliksem getroffen en gedood.
Te Hoogeveen is, naar gemeld wordt, eene
begrafenisplechtigheid geschorst, op verzoek van
een der zoons van den overledene, omdat hij
vermoeden had, dat zijne stiefmoeder zijn va
der vergiftigd had. De justitie uit Assen heeft
eene gerechtelijke lijkschouwing gelast.
In een der bosschen nabij den Darthuizerberg
is de 13 jarige jongen zwervend gevonden, die
sedert eenige dagen te Leersum werd vermist,