Christelij k Weekblad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Donderdag 26 Augustus 1886. lste Jaargang No. 26. I Ir LBHIS. immel; Iashymph. IN HOC SIGN O VINCES FEUILLETON. nI ITGANG." booten. en 2. ïrdam. 1 >edereede ipril aart in aan- jlellevoetsluis issagiers TTERDAM. lenst. pril 1886. I VIER. otterdam. Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 [Staatsblad no. 124). UITGEVER W. BOEKHOVEN, §ÜT Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. Weekkalender. Aug., Sept. Zon Maan Markten. I'll ill Helleroetsluis 2 aur. petsluis 3J uur. len Stellendam Is 5 uur. udam |,30 uur. [barnis petsluis )MBOOT. p-gs 5 uur. 6 6| lf uur. uur. rur. j;des Zondags Lniiam.] |4-I ure. re. 2 ure. 2| ure. AM 4£ ure, 4A 2 LE. en 6 ure. later. 'ERDAM. m. 4J ure. 4-1 TSLUIS. i en 5 ure. later. ar Rotterdam, u Rotterdam n. 2,45 ure, !-Veerboot op 1ERDAM tnorg. 11.tt. nam. 2.30 morg. 12. nam. 2.30 morg. 11. 11.- 11— ST Rotter dam n. Mid delburg en Vlissingen. voorm. 9. 9— »•- 9.- 9— 9— Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond. Abonnementsprijs: per drie maanden 40 Cent franco per post. Afzonderlijke nummers 4 Cent. SOMMELSDIJK. Advertentiën 10 Cent per regel. Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave. op onder op 27 Vrijdag 5. 5 6.58 2. 5 28 Zaterdag 5. 7 6.56 3.22 N.M. 29 Zondag 5. 9 6.54 1.14 onder 30 Maandag 5.10 6.51 7.24 31 Dinsdag 5.12 6.49 7.53 1 Woensd. 5.14 6.47 8.21 2 Donderd. 5.15 6.44 8.50 Middb. p. en vm. Bevordering van het Christelijk Onderwijs, Gods bevel. In het biduur ter voorbereiding van de „Unie"- collecte, op 16 Aug. jl. in de Chr. School te 's-Gravenzande gehouden, werd door ds. J. W. H. Kalkman, van Monster een zeer krachtige, kernach tige rede over het Chr. onderwijs uitgesproken, waarvan wij, om haar belangrijken inhoud gaarne, zij het ook bij wijze van uitzondering, het navol gende uitgebreid verslag opnemen. Te meer, wijl de zaak van het onderwijs nog niet veel in ons blad is behandeld. Na een korte inleiding, waarmede hij zich, ook uit kracht van eigen ervaring, als beslist voorstander der Scholen met den Bijbel verklaarde, riep hij alle mannen en alle vrouwen, die afkeerig zijn van den heerschenden tijdgeest, die nog beven voor Gods Woord en die geen ander onderwijs voor bun kin deren verlangen, dan dat hetwelk stoelt en zich baseert op den Bijbel, op om hun gebeden te bid den, hun tijd te geven en hun gelden te offeren aan de Chr. School. Hij knoopte zijn rede verder vast aan Jozua 1:9, waar de Heere, na de onder houding van Zijne inzettingen uitdrukkelijk voorge schreven te hebben, vraagt: „Heb Ik het u niet be volen". Als God iets beveelt, moeten wij het doen. Het is juist de zonde, die de bevelen des Heeren zoekt te dwarsboomen en tegenover het „gij zult", dat van Boven komt, het „ik zal nietin droevige ver metelheid over plaatst. God laat dat voor een tijd zoo toegaan. Duizend maal is het alsof Hij het niet zag of merkte. En de goddeloozen verheffen zich daarop. Maar aan het eind zal de God van Jacob toch de sterkste blijken te zijn. Het groote onderscheid tusschen de menschen is maar, dat de een hst heeft Gods wil te volgen en de ander niet. Wederbarende genade kan alleen die goede gezind heid wekken. Daardoor komt men onder de ban den der zonde uit, en gaat over onder den heer lijken band der gerechtigheid, en der liefdedie ons met Christus vereenigt. Aldus ontstaat het leger van Gods krijgsknechten op aarde. Allen, die tot dat leger behooren, van den veld heer af tot den geringsten recruut, zijn uit de ge lederen der vijanden voortgekomenzij zijn, als het ware gerecruteerd, of liever nog, krijgsgevangenen gemaakt. En nu trekken zij op onder de leuze „God wil het", overal waar de majesteit des Aller- hoogsten wordt aangerand, hetzij in staat of kerk, op het dorp of in de school, in huis of hart. Dat leger mag niet vragen naar den wil van de wereld, of naar den zin der meerderheid, ook niet naar eigen wenschen, maar alleen naar het bevel Gods. De geschiedenis heeft bewezen, dat de meerderheid niet altijd naar recht en billijkheid en naar waar heid vraagt. De wenschen der meerderheid zijn dus een onbetrouwbare gids. Neen, de eenig goede leidsman is God zelf, want Hij is de levende samen vatting van alle volkomenheid. Gelukkig is daarom hij, die over alle strijdgewoel heen het oog alleen op Gods heiligen wil richt. Waar zou het ook anders heen gaan, als de soldaten van een leger er allen een apart plan op na hielden, of elke com pagnie handelde naar eigen goeddunken. Het zou er slecht hebben uitgezien, onlangs, in de hoofdstad onzes lands, toen het oproer met geweld gestild moest worden, en het bevel klonk „vuur!", als toen de soldaten, wegens verschil van inzicht, of uit misplaatst medelijden, geweigerd hadden den haan af te trekken. Ook moeten wij niet te veel op de dadelijke uit komst letten. De vijanden Gods kunnen heel goed een tijd lang de overwinning behalen. Maar de vraag is slechts: wat eischt. Hijen dan weten wij, dat God alleen zulke scholen goedkeurt, waar aan den Bijbel niet alleen een plaats, maar het eerege stoelte wordt ingeruimd. Vriend en vijand moeten toestemmen, dat het leger des Heeren Zijne bevelen heeft te doen. Ook de huurtroepen, die overigens tot een andere nationali teit behooren (dat zijn zij, die slechts uitwendig bekeerd zijn), hebben alleen naar Gods gebod te vragen. Anders houden zij op in het leger te dienen. Dit is zoo klaar als de dag. Voortdurend moet de weg des heils aan de kin deren worden voorgesteld. De oude beschuldiging, dat de Chr. school de kinderen wel geschikt maakt voor den hemel, maar niet voor de aarde, behoeft niet wederlegd te worden op plaatsen, waar men reeds een Chr. school bezit, want daar is zij ver ouderd, en weten de menschen heel goed, dat de kinderen der Chr. school niet dommer zijn dan de andere. Het boek van Gods Wet leert ons van alles kennis te nemen, om daarna de verkregen kennis niet aan het ongeloof, maar aan het geloof dienstbaar te maken. De Chr. school wil mannen in het verstand, en kinderen, achterlijken in de boosheid kweeken. De openbare school daarentegen ontwikkelt ook wel het verstand, maar buiten Gods wet om. Wij voorstanders der Chr. school, richten de som der opvoeding zoo in, dat wij aan het eind Gods Woord naar ons toe trekken, maar de open bare school heeft geen andere uitkomst dan de ver werping van Gods Woord. Ja, denkt misschien iemand, dat stelt gij nu wel zoo voor, maar dat is zoo niet, want de staatsscholen zijn neutraal. Ei zoo, wat is dat dan anders? Als God zegt, dat het boek Zijner wet altijd moet wor den overdacht, dat Zijne Waarheid uit onzen mond niet mag wijken, is het dan geen opstand, geen rebellie tegen Zijn gebod, indien wij er nogtans van zwijgen. Maar dan is er geen neutraliteit, zegt ge. Juist, dat is het, wat wij bedoelen. Neutraliteit zou wezen: noch doen, noch laten. Dat kan niet. Alzoo verzet zich de openbare school, door over den Bijbel te zwijgen, nadrukkelijk en hardnekkig tegen het bevel Gods. Een openbaar onderwijzer te Apeldoorn heeft dezer dagen gezegd, dat het staatsonderwijs op moderne leest is geschoeid, en daar had hij gelijk in. Maar de moderne leest is niet gesneden uit het hout van Gods Woord, dat is de groote fout. God vraagt of verzoekt ons niet slechts, dat wij de kinderen tot Hem zullen leiden, neen Hij eischt het. Het is zijn hoog bevel. Wie echter dat bevel nu ook verachten, doet gij het niet, ouders, die door het Sacrament des Doops uw kinderen aan God Dieeenig hebt opgedragen en toevertrouwd. Brengt uw kroost dus alleen daar, waar de Bijbel nog het Boek der boeken wordt geacht. De openbare school verhindert de kinderen tot Jezus te komen. Dit doet zij reeds doordien zij hen niet naar Jezus toebrengt. Eén van beide toch: men leidt de kinderen naar Jezus heen, of men houdt hen van Jezus af. Hij is ons tot een val of tot opstanding. Neen, daar heeft Jezus wel voor gezorgd, dat men Hem niet voorbijloopen kan alsof men Hem niet zag. Een heiden kan onverschillig zijn, maar wie van Hem gehoord heeft, moet Hem óf het aangezicht, of den rug toekeeren. Aangezien dus onze arbeid met en voor de kinderen altijd hetzij vergadert, hetzij verstrooit voor Gods Konink rijk, en er geen middenweg denkbaar is, komen wij tot het besluit, dat de openbare school de kinderen van Jezus aftrekt. En niettemin is er geen andere Naam onder den hemel tot zaligheid! Hij alleen kan de kinderen voor twee levens gelukkig maken. Diep te beklagen zijn dus die opvoeders, welke de jeugd van Hem ver vreemden. Laat ons hen trachten terecht te wijzen in zachtmoedigheid. Tegenover hun schelden en smaden voegt ons slechts een gebed. Laten wij voorts onzen kinderen veel spreken van den weg tot zaligheid; houden wij hen terug van de scholen, waar het voornaamste, dat ons lief is, wordt dood gezwegen, en zenden wij hen daarheen, waar hun het pad des levens wordt gewezen. Kort geleden is het op een vergadering van openbare onderwijzers uitgesproken, dat het 't raad zaamst is, om bij de behandeling der „Vaderland- sche geschiedenis, de Hervorming maar onaangeroerd te laten. Maar nu willen wij toch aan elk eerlijk openbaar onderwijzer vragen, of wij met onze over tuigingen zulk een onderwijs wel kunnen gebruiken. Wij zijn verplicht voor onze scholen gestadig te bidden. Voor de „neutrale" scholen zal wel niet veel gebeden worden. Toch is aan Gods zegen alles ge legen. En als God onze onderwijzers bekrachtigt tot hun gewichtig werk, en de harten der kinderen ontvankelijk maakt voor het in hen gestrooide zaad, dan komen onze scholen met den Bijbel zelfs ten goede aan hare tegenstanders, omdat Zij tot be houd van haar geheele omgeving strekken. Elk Christen moet die scholen dagelijks gedenken, en op de vleugelen des gebeds dragen, opdat Gods oogen er over open zijn. De Heere vraagt: heb ik het u niet bevolen? En het volk, dat de getrouwig- heden bewaart, antwoordt: „Wat Gij ons geboden hebt, zullen wij doen, en waar Gij ons zendenzult, zullen wij gaan." Aan de Chr. scholen moeten wij naar vermogen offeren, hetzij ons goud, of ons zilver, of ons koper. Een onbillijke landswet noodzaakt ons veel geld af te staan voor scholen, die de christen een ramp voor Nederland acht. Wij moeten dus dubbel be talen. De openbare school dwingt daartoe, de vrije school vraagt alleen. De vrije school heeft veel noodig, niet voor zichzelve, of voor een onbestemd doel, maar voor uw kroost. Wat gij dus aan haar geeft, ouders, geeft ge eigenlijk aan uzelven. Nu is het te genwoordig wel een harde tijd. Met zwaren arbeid wordt vaak nog weinig verdiend. Doch God vraagt ook alleen, dat wij naar vermogen geven; en als de wil maar goed is, kan er nog menige gulden worden uitgespaard, ook door Christenen, die tot hiertoe, althans gedeeltelijk werd verspild. Op te kleitie gaven rust Gods zegen niet. Laat dan de gaven der liefde de gaven van den dwang te boven gaan. Toen de Israëlieten het gouden kalf gingen maken, stonden de vrouwen er hun lijfsieraden voor af. Dat ge schiedde voor een afgod. Zou nu de drang om aan zulk een heidensche begeerte te voldoen, nog sterker zijn dan de drang der christelijke liefde? Ook zij, die zich nog niet bekeerd weten, en toch zulk een goede zaak als het Chr. onderwijs is, wil len steunen, mogen wel eens bedenken, wat de engel des Heeren tot Cornelius zeide. Niet alleen zijne gebeden, maar ook zijn aalmoezen waren tot gedachtenis opgekomen voor'God. Zegt niet te lijdelijkhet moet van God komen. Zeker, alle zegen komt alleen van Hem. Ons goud en ons zilver behooren Hem ook toe. Maar, chris tenen, het geld komt van Boven door uw handen Eene Martelares zonder Martelaarskroon. DOOR E. A—GLYPHOS. Vervolg.) Weinig uren voor haren dood ontwaakte zij uit eene korte sluimering en glimlachte, alsof zij de eene of andere liefelijke verschijning gehad had. Ik ging tot haar en vraagde, waarom zij zoo zacht glimlachte. „Ik zag" zeide zij „in den droom eene plaats, die in het helderste, zuiverste licht schit terde" Hare zwakheid veroorloofde haar niet, verder te spreken. „Schep blijden moed, mijne dierbare", antwoordde ik haar, „gij zult spoedig la dit zuivere licht leven." Zij glimlachte weder en nikte eventjes. Kort daarna zeide zijIk ben gelukkig, volmaakt gelukkig!" Een oogenblik later scheen zij als ln eenen zachten slaap verzonken en de laatste zucht vlood over hare lippen." Wie denkt bij zulk een sterfbed, niet aan Paulus zwanenzang, zoo schoon berijmd door den eenigen Ten Kate: 'k Heb den goeden strijd gestreden In des Heeren kracht, Veel geleden, veel gebeden, Met geduld gewacht; En al beefden soms mijn leden, 'k Heb den loop volbracht. Rotsen, waar wij op vertrouwden, Bogen 't hoofd ter aard; Luchtpaleizen, die wij bouwden, Bleven niet gespaard: 'k Heb het beste toch behouden. 'k Heb 't geloof bewaard. Doornen tot een krans geweven, Heeft mij de aard bereid; Maar de kroon van 't eeuwig leven, Eeuw'ge heerlijkheid, Als de hemel slechts kan geven, Is mij weggeleid. Ook mijn uiterst ademhalen Loov' den trouwen Heer! Mijn geloof gaat zegepralen; Vrfenden, weent niet meer! Laat de zon ter kimme dalen, Schooner rijst zij weer. Ja, zoo was het met deze ware Christin. -Haar leven was een martelaarsleven; op aarde mocht zij de martelaarskroon niet verwerven, maar daar boven siert haar de kroon der eeuwige zaligheid, de onverwelkelijke en onverderfelijke kroon, die weggelegd is voor allen, die den Heere Jezus met oprecht geloof des harten in ootmoed liefhebben en Hem volgen, waar Zijne hand hen ook henen- leidt. Met blijmoedige, glimlachende trekken op het verbleekt gelaat lag daar Olympia Morata, nog in den dood zoo schoon als een Engel, op haar sterfbed. Het was den 7den..November 1555, des namiddags omstreeks 4 uur, dat hare ziel weder keerde tot Hem, die haar geschapen had. Zij had nog niet voluit 29 jaren geleefd. Hoe jong ont sliep zijVeel te vroeg naar het oordeel der wereld en toch kwam de dood voor haar niet te vroeg. Ofschoon zij pas den leeftijd had bereikt, waarop zij de welverdiende vruchten harer vroegere ijverige studiën had kunnen plukken, begeerde zij zulks niet, maar reikhalsde naar eene stad, wier bouw meester de Heere is, naar eene woning, niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen". Zij rustte zoo zacht en was aan al het verdere lijden ont rukt. Gods ver vooruitziende Vaderzorg oogstte Zijne garve weder in, toen zij rijp was voor de eeuwigheid. Treurig bleef de toestand te Heidelberg. De pest woedde vreeselijk voort en ontvolkte geheele straten der stad. Grunthler spande zich dag en nacht in, om haren voortgang te bestrijden. Dit alles, gepaard aan de diepe smart over het verlies zijner Olympia, deed ook hem bezwijken. Nog vóór het jaar ten einde liep, werd hij voor eeuwig weder met haar vereenigd. Met den treurzang, dien hij op haren dood gedicht had op de lippen, ging hij zijn einde te gemoet en blies den laatsten adem uit, onder het stamelen van de woorden van psalm 42 't Hijgend hert der jacht ontkomen, Schreeuwt niet sterker naar 't genot Van de frissche waterstroomen, Dan mijn ziel verlangt naar God. Ja mijn ziel dorst naar den Heer God des levens! ach! wanneer Zal ik naad'ren voor Uw oogen In Uw huis Uw naam verhoogen? Slot volgt. m 1 f;V' Sr I r| su M j ;1: A

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 1