Ghr istelij k Weekblad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Donderdag 12 Augustus 1886. lste Jaargang No. 24. FEUILLETON. IN HOC SIGNO VINCES Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 {Staatsblad no. 124). UITGEVER W. BOEKHOYEN, IPHT" Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan den Uitgever. sSie aicSi s$iet het volgende kwar taal. aanvangende 2 Septem ber, op dit blad wesisclien ie abonneeren. ontvang en de nog In deze maand verschijnende nummers gratis. Weekkalender. Augustus. Zon Maan Markten. Geloofsgenezing. Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond. Abonnenentsprijs: per drie maanden 40 Cent franco per post. Afzonderlijke unmmers 4 Cent. SOMMELSDIJK. Advertentiën iO Cent per regel. Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave. op onder onder 13 Vrijdag 4.42 7.28 414 Woerden, pm. V. M. 14 Zaterdag 4.44 7.26 6.44 op 7.14 15 Zondag 4.45 7.24 16 Maandag 4.47 7.22 7.40 17 Dinsdag 4.49 7.20 8. 4 18 Woensd. 4.50 7.18 8.26 19 Donderd. 4.52 7.15 8.48 in. De heer Zegers betoogt du in zijn geschrift, dat Jac. 5 1416, ofschoon wel doelende op lichamelijke en niet op geestelijke krankheden, en hoewel ook niet betrekking hebbende op slechts een enkele, of een bepaalde soort van ziekte, toch ook weer niet bedoelt, en niet kan bedoelen, dat elke ziekte af te bidden zoude zijn. Anders toch waren er door de geloovigen einde- looze levensverlenging te verkrijgen, tenzij dan dat zij plotseling wegstierven. Maar juist, omdat dit niet in Gods plan ligt, geeft Hij aan Zijne lieve kinderen, hoe vast ze ook overigens in het geloof mogen staan, niet immer de vrijmoedigheid tot zulk een dringend gebed, om afwending van ziekten en kwalen. Ook zegt de Apostel Jacobus, die het bidden bij de kranken zoo sterk aanbeveelt, nergens, dat daarbij de natuurlijke middelen moeten buiten gesloten worden. Hij noemt alleen bet hoofd middel, en, gelijk de heer Z. opmerkt, bet laat zich gemakkelijk denken, dat Jacobus uit bet verval van zedelijkheid en godsdienst, hetwelk hij onder de geadresseerden van zijn brief had ontdekt, aanleiding heeft genomen, om hen af te manen van bet gebruik van hijgeloovige mid delen, en hen liefelijk op te wekken alleen te steunen op de almacht Gods, Doch daarom ver werpt hij nog ganschelijk de uitwendige mid delen niet. Pastor Blumhardt bezag deze zaak dan ook beter dan Ds. Hazenberg. Hij keurde het raad plegen van doctoren en het gebruik van medi cijnen in het minst niet af; integendeel, het verwaarloozen van die middelen noemde hij dweepachtigdoor niets te rechtvaardigen, een zijdigeigenzinnig en liefdeloos. Maar Ds. H. schrijft eenvoudig„Ik ben stout in het veroordeelen van het gebruik van medicijnen en God zegent mij daarvoor." Ds. Srnitt (uit Amsterdam) laat zich in ge lijken geest uit: „Ik durfdezegt hij, uit eerbied voor Godgeen dokter raadplegen." En zelfs is er een dokter in Londen, die geen middelen meer gebruikt. De heer Z. bewijst nu, ter bestrijding van deze overgeestelijke neigingendat de II. Schrift het den mensch als een plicht voorschrijftom alles te doen wat tot verzachting van aardsche ellende middellijk kan gedaan worden. God zelf sluit zich in zijn wonderwerken geregeld bij het be staande aanen werkt door middelen. Gods Woord wraakt de schijnbaar vrome tegenstelling tusschen het werk Gods en het aanwenden van wat in onze macht staat. Toen God Egypteland met tien plagen bezochtriep Hij geen gansch ongekende plagen te voorschijnmaar versterkte de meer voorkomende landplagen. Israël moest zelf het op wonderlijke wijze vermenigvuldigde manna verzamelen. Het dochtertje van Jaïrus, als het uit den dood is opgewektmoet terstond wat eten. Koning Hiskia, wiens leven God op het gebed genadiglijk verlengde, moest op last van Jesaja een klomp vijgen op zijn ziekelijk gezwel doen leggen, (hetgeen volgens Dr. de Geer in dergelijke gevallen wel meer als ge neesmiddel aangewend werd). De handelingen van Jezus met eenige kranken (zie Markus 738 8 23Joh. 9) pleiten voor hetzelfde gevoelen nl. ten gunste van de middelen. Paulus beveelt zijn medearbeider om bij zijn drinkwater wat wijn te gebruiken, tot versterking. De heer Z. neemt dan ook aan, en wij met hem, dat de genezing in vele gevallen door toe doen der geneeskundige behandeling plaats heeft. In den regel kan op een buitengewoon, plotseling ingrijpen van Godswege niet gerekend worden. Nu doet de geneeskunde ook wel middelen aan de hand, die hier of daar een schadelijk effect hebben,-of geheel zonder uitwerking blijven, maar dat geeft geen recht, om zich tegen die middelen te verzetten. Dan kon men ook wel dezelfde bedenking tegen de voortdurende pre diking der waarheid opperen. Neen, zoomin als een verstandig christen met een gebroken been zal blijven liggen, zonder den chirurgijn te laten halen, evenmin zal hij de koorts b. v. in zijn lichaam onbestreden laten, zoolang hij nog quinine kan bekomen. Wat Prins Willem in een geheel ander ver band getuigde, geldt niettemin ook in nadruk hier: „Wanneer men eenige zaken zonder mid delen wil aanvangen, of wat erger is, door gierigheid zijn middelen achterhoudt, dat is niet op God betrouwd, maar Hem getenteerd; daaren tegen, dat is op God betrouwen, te gebruiken de middelen, die Hem gelieft ons aan te bie den, en Hem te bidden, dat Hij Zijn zegen daarover wil laten gaan." Hoofdstuk IV van Zegers' werk gaat over den omvang der geloofsgenezing. Want Ds. H. beroept zich op hetgeen toch werkelijk bij vele zieken op het geloovig gebed is geschied. De heer Zvraagt echter in deze al weer wat zegt de Schrift. Hoe ver strekte Jezus en Zijne apostelen hun krankengenezingen uit? In den regel genazen zij alleen zulke kranken, die door andere middelen niet konden genezen worden. Dat God nu een anderen weg zou gaan volgen met de lijdende menschheid, is voor het minst twijfelachtig. Trouwens, ook de door Ds. H. genezen personen waren meest dezulken, die vruchteloos andere wegen en middelen had den beproefd; kranken van de ergste soort. En dat de beoefening der geloofsgenezing niet allen kan helpen, hebben Ds. H. en zijn medestan ders wel ondervonden. „Tegenover de gevallen van genezing, zoo schrijft Ds. Huet, hoevele gevallen zijn er, waar de herstelling is achterwege gebleven!" Terwijl Ds. Srnitt verzekert, dat voor vele lijders met den besten wil, maar zonder de minste vrucht, we ken of maanden lang gebeden is. Neen, het is o. i. volkomen waar, wat Ds. Huet onlangs op merkte: „De kracht van God is geen machi nale kracht, waarover de nietige mensch naar welgevallen kan beschikken, maar een levende uitstrooming, waarvan God steeds de vrije, vrij machtige uitdeeler en beschikker is. Of de heer Z. dan ten slotte de waarde der geloofsgenezing gering schat Hoe zou hij dat kunnen? Verbeeld u, lezer, den zieke, die op eens zijn gezondheid (den grootsten aardschen schat) herkrijgt, en dat na veel tobben en zwoegenwelk een uitnemend geschenk uit Gods hand viel hem dan ten deel En voorts, wat is het niet tot beschaming van het ongeloof, dat zich in onzen tijd steeds driester verheft, en zoo gaarne de „wetenschap" als een krachtig wapen tegen ons keert, wan neer God aan vele kranken zijn wondermacht verheerlijkt. Evenwel waarschuwt Z. de waarde der ge loofsgenezing in dit opzicht niet te overschat ten, wijl het geloof (dat de vijanden alleen zou kunnen behouden) toch geen zaak is van ver standelijk overleg, en de miskenners van Gods eere er toch altijd weer wat op weten te vin den, om Zijn groote daden uit natuurlijke toe valligheden, en in elk geval buiten de Schrift om te verklaren. Aan het slot van zijn boek, stelt de heer Z. de vi-aag, of de genezingen op het gebed gewone gebedsverhooringen zijn, dan wel of zij met een apparte gave aan sommige menschen, of althans met een afzonderlijke voorbereiding des gemoeds, nl. het verwekken van een bijzondere ontvanke lijkheid voor het wonder der genezing, in verband staan. Op die vraag durft hij nog niet volkomen te beslissen. Hij stelt het lang niet vast, dat meer geloofsoefening en kweeking van een heilig leven de verbreiding der gaven en krachten uit den apostolischen tijd moeten terugbrengen. Hij is niet overtuigd, dat deze dingen voor onzen tijd tot het wezen of tot het welwezen der Kerk zou den behooren. De H. Geest deelt aan een iegelijk in het bijzonder wat Hij wil." (1 Cor. 12 11.) „De genade Gods is veelvuldig." (1 Petr. 4 10.) Intusschen laat deze overweging den Christenen Eene Martelares zonder Martelaarskroon. DOOR E. A—GLYPHOS. Vervolg.) Keeren wij na deze wel wat lange uitweiding naar Heidelberg terug en verplaatsen wij ook onzen geest ruim 20 jaren achteruit in dien veel bewogen hjd van woeling en tweedracht op kerkelijk gebied. Grunthler had steeds gehoopt, dat de aangename en gunstige omstandigheden, waarin hij nu ver- keeren mocht, ook een gewenschten invloed op het lichamelijk gestel zijner Olympia zouden uit oefenen; maar zijne verwachting bleek al meer en meer ijdel te zijn. Haar teeder gebouwd lichaam kwam de ontzettende schokken, die het had moeten ondergaan, niet weder te boven. Hare ziekelijk heid nam voortdurend toe, en zij gevoelde ook zelve wel, dat haar einde allengskens naderdemaar deste meer schitterde nu de heerlijkheid des Christe- lijken geloofs in hare ziel, wier wandel reeds zoo lang in de hemelen was. Schriftelijke werkzaamheden, die anders voor haar zulk eene magnetische aantrekking hadden, verrichtte zij nu ook niet anders, dan waar het gold aan hare geliefde vrienden en bloedverwanten eenen brief te richten. Van de aarde had zij reeds sedert lang niets meer te vragen, hare blikken waren op het hoogere gevestigd. Dit blijkt ons zoo duidelijk uit haren laatsten brief aan Lavinia „Geloof mij, lieve Lavinia, die godzalig leven wil, moet velerlei droelheid ondergaan. Wij zijn pelgrims en vreemdelingen op deze aarde; wij kunnen de aanvallen van den booze niet ontgaan, waarmede hij ons van alle kanten omringt. Wij moeten zon der ophouden bidden, opdat wij in den strijd niet bezwijken en de krone des eeuwigen levens ont vangen. Zoo moge dan Gods Woord het richtsnoer uws levens en een licht op uwen weg zijn! Wandel in de vreeze des Heeren en vrees geen schepsel, wiens bestaan zoo voorbijgaand is als eene wolk, als eene bloem, die verwelkt, als een rook, die ver dwijnt. Hier op aarde leven wij in staat van oorlog, de kinderen Gods zijn aan duizenden droefenissen blootgesteld. Maar deze beproevingen moesten ons met vreugde vervullen, want zij verkondigen ons, dat de heerlijke en genaderijke dag nabij is, waarop wij met elkander de hemelsche vreugde zullen ge nieten. Tot dien tijd willen wij elkander in onze brieven met zusterlijke liefde begroeten en in den geest vaak bij elkander zijn. Het aanzijn dezer wereld vliegt snel voorbijZoo schreef zij, en dat op eenen leeftijd, waarin de mensch nog zoo vol hoop en verwachting is, en de vermogens des geestes hare volle rijpheid bereiken Maar bij haar woog het reikhalzend verlangen, om ontbonden te worden en bij Jezus te zijn, zwaarder dan de be geerte om nog langer in het aardsche tranendal te vertoeven. Nogmaals werd haar teergevoelig hart door bange zorg en veel angst beklemd. De huivering wekkende pest woedde in de omliggende landstreken en naderde als een zwarte schrik aanjagende onweers wolk ook de stad harer inwoning. Daar vielen te Heidelberg reeds de noodlottige slachtoffers dezer ontzettende bezoeking. Grunthlers beroep bracht hem dag en nacht aan de ziek- en sterfbedden, om de lijders niet alleen lichamelijke verlichting, maar als Christelijk geneesheer ook geestelijke ver troosting te verschaffen. Terecht vreesde men, dat ook hij en zijn gezin door de vreeselijke ziekte zou worden aangetast. Hoe ellendig ziek en zwak Olympia ook zelve ternederlag, in de godskracht des geloofs hield zij haren geliefden man op geenerlei wijze in de vervulling zijner beroepsplichten tegen, integendeel sprak haar liefdevolle stem hem telkens moed in, wanneer hij bij de ongelukkigen geroepen werd- Word/ vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 1