HJit de Pers.
Afvaarturen der Stoombooten.
VOOSNE PUTTEN EN MAASHÏMPH.
Zomerdienst, aangevangen 1 April 1886.
De nu op handen Grondwetsherziening, die
in September a. s. bij de heropening der Kamers,
of liever, bij de hervatting der zittingen (want
officiëele openingsredenen zullen er alsdan niet
gewisseld worden) terstond aan de orde zal ko
men, kan ons uit den aard der zaak thans niet
veel belangstelling inboezemen. Want wel zal
die herziening een generale moeten heeten, maar
art. 194 en 168 zullen onaangeroerd blijven.
Daar willen de liberalisten, als het er op aan
komt, toch liefst niet aan getornd hebben. En
het kiesrecht en de defensie wil men aan den
gewonen wetgever overlaten. Dus wat beteekent
nu zulk een grondwetsherziening? Er wordt
slechts ijdele moeite aan besteed. Ten slotte
zal zij natuurlijk toch vallen, aangezien er twee
derde van de Kamer vóór zoude moeten stem
men, wilde zij bekrachtigd kunnen worden. En
dat gebeurt niet.
De heer De Beaufort heeft bij zijn spreken
over de nadere regeling van het kiesrecht te
kennen gegeven, dat als art. 76 der Grondwet
niet in den zin der tegenwoordige meerderheid
gewijzigd wordt, de liberalen niet mee zullen wer
ken aan het goedkeuren van eenige grondwetsver
betering. Dat is dus precies hetzelfde, merkt
de Standaard zeer juist op, als wat nu weken
achtereen „met zoo woest rumoer als werk
staking, als obstructionisme, als vermomde tegen
werking, als gebrek aan vaderlandsliefde, poli
tiek kabaal, enz. aan het volk is voorgesteld".
Doch toen er al die smaad op zulk een ge
dragslijn het tegenhouden van alle herziening
der Grondwet om een bezwaar tegen één artikel
werd losgelaten, gold het ook slechts de anti
revolutionaire partij en gold het de scAooZquaestie.
Thans, nu hetzelfde werd aanbevolen, door de
liberale partij en met betrekking tot de kies-
quaestie, steekt er in zulk een maatregel niets
onbehoorlijks meerZóó verhangt men de
hekkens naar gelang van den weg, dien men
van liberalen kant gaarne op wil.
De heer Lohman bekwam Dinsdag 27 Juli
in de Tweede Kamer het woord, en vroeg haar
verlof de navolgende vragen tot de Eegeering
te mogen richten
1. is het der Regeering bekend, dat in Leider
dorp de politie, ter uitvoering van een besluit
van de Synode der Ned. Herv. Kerk, haar
macht beschikbaar heeft gesteld zonder de be
slissing af te wachten van de rechterlijke macht
2. zoo ja, is dan de Regeering bereid mede
te deelen op welken grond dit is geschied
Op verzoek des Voorzitters besloot de Kamer
aan den heer Lohman het gevraagde verlof te
verleenen, en tevens, dat deze interpellatie zal
gehouden worden op de eerstvolgende vergadering
na die, waarop de interpellatie van den heer
Reuther zal plaats hebben.
(Onze lezers vernamen zeker reeds, dat niet
alleen de politie met geweld te Leiderdorp is
opgetreden, om het Synodaal gezag te verster
ken, maar dat aldaar, op den avond van 25 Juli,
zelfs het houden van godsdienstoefening en
doopsbediening in het gewone kerkgebouw finaal
is belet geworden door een detachement cavalerie
en een troep infanterie, waarschijnlijkgerequireerd
door een der wethouders, die den Burgemeester
verving.)
Donderdag 29 Juli had de interpellatie van
den heer Lohman plaats. Hij begon met een
uiteenzetting van de twee rechtsbeschouwingen,
die thans in de Ned. Herv. Kerk gelden. De een
houdt de leden als behoorende tot het groote
geheel, dat over het land is verspreidde ander
als leden der plaatselijke kerk. Nu rijst er ver
schil over de goederen, en daarin behoort de
rechterlijke macht te beslissen. Doch nu heeft
in Leiderdorp de politie beslist, en ging dus haar
bevoegdheid te buiten. Zij trok partij voor de
Synode, zocht den synodalen predikant, die van
Benthuizen kwam, te laten preêken en verstoorde
daarna de godsdienstoefening met den eigen
plaatselijken leeraar. Er geschiedde dus onrecht
en daartegen kwam de heer L. met kracht in
verzet.
De Minister Heemskerk wees er op, dat hier
alleen sprake was van de handelingen van een
lokaal ambtenaardie meende zijn plicht te doen.
De burgemeester kreeg bericht van de Synode,
dat de plaats vacant was, en dat er een ring-
predikant zou komen. De president-kerkvoogd,
die de sleutels der kerk had, vroeg ook bescher
ming en handhaving der orde. (Deze was juist
de eenige kerkvoogdmet synodale gezindheid.)
De heer Beelaerts van Blokland nam deze
gelegenheid te baat, om nog eens te toonen
hoeveel synodale sympathieën hij wel heeft.
Hij verklaarde zich geheel oneens met den heer
Lohman, hij gaf den burgemeester van Leider
dorp gelijk. Hij wilde met veerkracht de rust
gehandhaafd zien.
De heer Lohman betoogde nu nog eens het
onbillijke van 's burgemeesters gedrag. De
kerkvoogdij alleen heeft over de kerk te beslis
sen, zoolang er geen rechterlijk vonnis is geveld,
maar niet de president-kerkvoogd, met uitslui
ting van de andere kerkvoogden. De burge
meester had dus de beslissing van de geheele
kerkvoogdij moeten vragen. Wilde hij Ds. Vlug
niet bijstaan, dan mocht hij evenmin den ring-
dominé helpen.
De Minister bleef er echter bij, dat de burge
meester vrij wel in zijn recht was, en dat hij kon
afgaan op den president-kerkvoogd.
Na nog eenige woordenwisseling raakte dit
onderwerp van de tafel.
Yervolgens kwamen een aantal ontwerpen van
minder belang aan de orde. Het voornaamste
daarvan is dat betreffende den suikeraccijns, het
welk met bijna algemeene stemmen is aangeno
men. De accijns op vreemde basterdsuiker is
daardoor een weinig verhoogd.
Misschien wordt de Kamer tegen 10 Aug. nog
weer even saamgeroepen voor het bespreken der
gestichtenwet en van nog een paar kleinigheden.
Waar thans de Maatschappij aan hangt.
De liberalen toonen zich in woord en geschrift
steeds zeer in hun schik over de krachtige onder
drukking van het socialisten-oproer, waarbij zij den
aanleggers de betuiging hunner diepe verontwaardi
ging niet sparen, doch overigens de oorzaken overal
elders zoeken dan waar die in werkelijkheid zijn
te vinden.
Op de verontwaardiging dingen wij niets af. Het
bedrijf van mannen als Domela Nieuwenhuis en
sommige zijner vrienden, die volkomen zich bewust
wat zij doen, eerst onwetende en kortzichtige vol
gelingen opruien en prikkelen tot hopeloozen strijd,
en dan als er bloed komt te stroomen, zich uit
den weg maken, is verachtelijk.
Maar wij zouden wenschen, dat de oorzaken
werden gezocht, waar die zijn. Immers op wie drukt
de verantwoordelijkheid voor de sociaal-democrati*-
sche verdwaasdheid, anders dan juist op die libera
len, die nu voor die verdwaasdheid zooveel min
achting, gepaard met gemoedelijk vermaan, over
hebben.
De anarchistische aanvallen op de maatschappij
zijn rechtstreeks het gevolg van de ondermijning
door de liberalen van de Goddelijke wet, en van
het wegcijferen van een leven hiernamaals, waarin
zal worden gemaaid, wat in het vleesch is gezaaid.
Dat ondermijnen en dat wegcijferen nu is niemand
kan dit ontkennen het werk van hen, die onder
den naam van liberalen nu meer dan een halve
eeuw op den loop der zaken in Kerk en Staat be-
slissenden invloed hebben uitgeoefend.
Zeker wanneer wij zouden afgaan op de
fraaie woorden, die bij gelegenheid der laatste ver
kiezingen, in strooibilletten en courant-artikelen in
Kiezers-vergaderingen, zelfs op den voorzitters-stoel
der Eerste Kamer, aan godsdienst-zin, als het
schoonste sieraad van het volk zijn gewijd dan
krijgt het den schijn, als deden wij met dit be
weren den liberalen groot onrecht aan.
Maar wanneer niet wordt afgegaan, op door den
nood afgeperste fraaie betuigingen, wanneer ge
let wordt op wat in waarheid is, dan blijkt
dat van onze beschuldiging geen woord behoeft
teruggenomen.
Er zijn dit ontkennen wij natuurlijk niet
een aantal liberalen, onberispelijke Staatsburgers.
Wij gaan zelfs verder.
Wij betwisten het niet, dat ook onder de liberalen,
oprechte belijders van den Heere Jezus Worden
aangetroffen.
Immers een ieder wordt het niet gegeven zich
los te maken van vooroordeelen, waarmede men soms
is opgegroeid, en het kan gewis gebeuren, dat men,
schoon oprecht geloovig, niet doorziet de verderfe
lijke strekking van het liberalisme, waarvan men
meent, op staatkundig terrein, veilig een aanhanger
te kunnen zijn.
Doch die onderstelde goede trouw van sommigen
kan niet ongedaan maken, dat het liberalisme als
zoodanig niets weten wil van een erkennen van Gods
Woord, gelijk de Bijbel ons dat openbaart, als ons
hoogste richtsnoer, in ons leven, maar ook in Kerk
en Staat en Maatschappij.
Niet alleen wil het liberalisme niet van een zoo
danig erkennen weten, het staat vijandig over
tegen de openbaring Gods, in Zijnen vleesch gewor
den Zoon.
Het waren geen ijdele woorden die woorden
van Christus: die niet met Mij is, is tegen Mij, en
die niet met Mij vergadert, die verstrooit.
De gansche geschiedenis bevestigt dat Godde
lijke Woord.
De geschiedenis van het liberalisme is de geschiede
nis van den strijd der wereld tegen den Christus.
Ook, en niet het minst, in onzen tijd.
Waarom gaat het, als wij bij voorbeeld het oog
vestigen, op de groote vraag van onze dagen,
in den strijd over bizonder en Staats-onderwijs, in
het wezen der zaak?
Immers om niets anders, dan om het aannemen
of verwerpen van den Zaligmaker.
Tegen bizonder onderwijs op zichzelf, heeft de
liberaal geen bezwaar.
Maar het bizonder onderwijs dat aanspraak maakt
op den naam van Christelijk, dat is den liberaal
een doorn in het oog.
Men duldt het, omdat men het niet durft te
verbieden.
Maar verder gaat men niet, tot geen prijs.
Elke bevordering, elke bevoordeeling er van,
is den liberaal een gruwel, in die mate, dat
achteruitzetting van het Christelijk bizonder onder
wijs, in den letterlijken zin het eenige punt is, dat
zoodra het ter sprake komt, allen liberalen al hun
onderlinge diep gaande verdeeldheid doet ter zijde
stellen.
Dat ligt niet daaraan, dat ons bizonder onder
wijs niet aan de eischen voldoet, die de Staat aan
het onderwijs stelt.
Hoe hoog die eischen, waar de op dat punt
heerschende mode, voor het tegenwoordige mogen
zijn opgevoerd, en hoe beperkt de middelen mogen
zijn, waarover in tegenstelling van het openbaar
onderwijs, het bizonder onderwijs beschikt, onze
Christelijke bizondere Scholen verschaffen een zoo
goed onderwijs, dat het, naar de herhaalde ver
klaringen van de met het toezicht belaste Staats
ambtenaren, de vergelijking met het openbaar
onderwijs, glansrijk kan doorstaan.
Doch dit is nog het voornaamste niet. Ons
onderwijs kweekt geen Staatsgevaarlijke burgers.
Bij ons worden grondslagen gelegd, waarop later
sociaal-democratische theoriën en hersenschimmige
voorstellingen geen vat hebben.
Onzen kinderen, wordt naast gehoorzaamheid aan
Gods wet, ingeprent gehoorzaamheid aan de van
God gestelde machten, en eerbied voor de grond
slagen van den Staat.
Hun eigen, wèl begrepen belang moest derhalve
de liberalen aansporen, de Christelijke bizondere
School, al achten zij zichzelve te verlicht om er
voor hun kroost van gebruik te maken, niettemin
te begunstigen, uit al hunne macht.
Toch, in weerwil het eigenbelang de menschen
gewoonlijk, meer dan iets anders scherpziende maakt,
zien wij dat het tegendeel gebeurt.
Waarom dat?
Om geen andere reden, dan omdat op die
Christelijke School de kinderen ook worden bekend
gemaakt met het alles beheerschend feit, dat Jezus
Christus is de Zoon Gods, geopenbaard in het vleesch,
om door .Zijn bloed ons zondaren, te verlossen van
het rechtvaardig oordeel, dat over ons is gekomen,
en dat hiervan de wereld niet weten wil.
Daaraan is het dan ook toe te schrijven, dat de
liberalen, als met blindheid geslagen voor de on
vermijdelijke en reeds allerwege zich openbarende
gevolgen, zich haasten om alles wat een onge-
loovige zoogenaamde wetenschap opdischt, als
het maar strijdt met de in den Bijbel geopen
baarde waarheid, en als het maar de strek
king heeft, om die waarheid te ondermijnen
terstond als ware daar nu niets meer tegen te zeg
gen, te verspreiden onder alle klassen van het
volk. Wordt vervolgd.
L.
Een onbillijke critiek.
De wijze, waarop de Kerkelijke Courant van
24 Juli gewag maakt van Ds. Hoekstra's te
Leiden onlangs gehouden toespraak in de ure
des gebeds voor de Vrije Universiteiteit, moeten
wij bepaald lasterlijk noemen.
De redacteur van genoemd blad heeft natuur
lijk het volste recht om van gevoelen te ver
schillen met den redenaar; maar hij heeft niet
het zedelijk recht, en het is allesbehalve fair om,
gelijk hij deed, twee stukken, nl. de rede van
Ds. Hoekstra over Ps. 115 en die van Prof. J. J. P.
Valeton (over de Schriftwoorden: „Alles is het
uwe, en gij zijt van Christus") tegenover elkaar
te plaatsen, en dan den inhoud van het eerste
met zijn eigen, partijdig gekozen woorden terug
te geven, en daarentegen het andere stuk door
letterlijke aanhalingen voor zichzelf te laten
getuigen.
Zoo zegt de Kerk. Courant, dat Ds. Hoekstra
den invloed van het Christendom „in de wereld",
gedurende achttien eeuwen, heeft miskend, en
den Heere Jezus heeft voorgesteld als een
„arme Koning zonder Land," die alleen gezag
kon oefenen in den kring van 'sprekers geest
verwanten.
Was dit zeggen nu waardan zou zulk een
schildering door en door zwartgallig zijn.
Maar wel verre van over weretótoestanden te
spreken, handelde hij voor een Nederlandsch
publiek over Nederlandsche toestanden, en wel
over de toestanden van den laatsten tijd.
Wat ligt daar nu voor miskenning in van
het vele goede, dat God ons volk gaf in de
achttien eeuwen die verliepen, of ook van het
geen Hij elders in de wereld als openbaring
Zijner genadekracht teweegbrengt?
Kan Christus, onze Koning, niet onmetelijk
veel „Land" in bezit hebben, kan Hij Zijn
heerschappij niet veelvuldig openbaar maken
buiten de grenzen van ons Vaderland?
En heeft Ds. H. daar iets van gezegd?
Maar wat blijft er dan over van de betichting,
alsof Ds. H. de eere van Christus te na ware
gekomen?
Men kan toch niet over alle landen en over
alle eeuwen tegelijk spreken.
We durven de Kerk. Courant daarom gerust
uitnoodigen, dat zij hare beschuldiging waar
maakt öf intrekt. Het eerste zal zij onmogelijk
kunnen, en dan vorderde de eerlijkheid om tot
het laatste over te gaan.
Verder geeft dit blad Ds. H. ook nog na,
dat hij „geene van Gods Werkingen schijnt te
kennen, dan die hij meent te moeten opmerken
in de stichting en den wasdom van de Vrije
Universiteit."
Hier stuiten wij weer op het hetzelfde partijdig,
ondoordacht verwijt. En dat nog wel van een
hoogleeraar! (Prof. Gooszen is Redacteur).
Omdat ik Gods doen op één gebied prijs,
daarom zal het dan heeten, dat ik op alle an
dere terreinen, maar die ik in zulk een oogen-
blik niet betreed, ook niets van Gods heerlijke
werkingen bespeur.
Waarlijk, wij konden deze manier van kritiek-
oefening niet laten passeeren, zonder er, ook uit
hoogachting voor den uitnemenden getuige, die
in de Pieterskerk te Leiden optrad, met een enkel
woord tegen op te komen.
En wat nu Prof. Valeton's preek aangaat,
zoo veroorloven wij ons de vraag, of zijn daarin
uitgesproken theoriën met zijn eigen handelingen
wel overeenstemmem.
Hij zegt, dat de beoefenaar der wetenschap
zich bij zijn onderzoekingen alleen heeft te laten
leiden door den aard van het voorwerp zijns
onderzoeks.
Maar in plaats van zich zelf aan dien regel
te houden, en daarom de H. Schrift, als zijnde
van het begin tot het einde het onschendbare en
onfeilbare Woord van God, te ontzien, laat hij
onder den kunstreehterlijken arbeid, dien hij zich
over dien Bijbel aanmatigt, stuk na stuk er uit
bezwijken.
En terwijl Prof. Valeton vermanend vroeg:
„Is er nooit veroordeeld, waar zelfs niet geoor
deeld mocht worden, omdat het te eenemale
aan de noodige kennis ontbrak? En waar het
oordeel niet kon uitblijven, ging het daar steeds"
met liefde, met welwillendheid met een onder
stellen en zoeken van het goede bij anderen, ge
paard? terwijl hij, zeggen wij, aldus anderen
leert, oordeelt hij zelf zóó onzacht over anderen,
dat hij kort geleden met nog vier geestverwanten
het z. g. Utrechtsch advies onderteekende, waarin
onze dapperste strijders voor recht en gerechtig
heid op politiek gebied kortweg geteekend wer
den als gebrekkig van karakter en weinig trouw
aan hun beginselen.
Sapienti sat.
UNIE-COLLECTE.
Mogen we met ernst aandringen op de trouwe
behartiging van al den voorbereidenden arbeid,
die in verband staat met de op 17 Aug. e.k.
te houden collecte.
Op dien dag zullen voor de achtste maal door
heel het land gelden worden ingezameld voor
de Scholen met den Bijbel.
Door de offers op dien dag nemen onze
christenen een heilige wraak over het onrecht,
dat ons wordt aangedaan bij de uitvoering van
de Sehooiwet, die op 17 Aug. 1878 werd be
krachtigd, en waarin alle geldelijke voordeelen
alleen aan zulke scholen zijn toegekend, waar
Christus gebannen blijft en alzoo het ongeloof
gevoed.
God gaf reeds veel. Van jaar tot jaar bracht
deze Unie-collecte meer op. Zij liep zelfs in
1884 tot ruim 120,000. Alleen het vorige
gingen wij iets terug, nl. tot op 111,000.
Dat verlies moest thans eigenlijk ingehaald
worden. De cijfers van zulk een karakteristieke
inzameling moeten indien eenigzins mogelijk,
een oploopende reeks blijven vormen.
Plaatsgebrek belet ons ditmaal het overnemen
van den inhoud der 2e opwekkingseirculaire, die
het Hoofdbestuur der „Unie" ons zond.
Misschien de volgende week.
Anti-Geuzentaal uit den Briel.
De gelegenheid, reeds door zoo vele liberalistische
bladen gretig aangegrepen, om uit het kerkelijk conflict
te Leiderdorp weer een wapentje te smeden, tegen de
christenen in ons Vaderland, verlokte ook de Brielsche
Courant („het Weekblad") om haar schrijfpen eens in
alsem te doopen.
Van den wezenlijken, historischen Christus, gelijk die
in het heilig karakter zijner liefde o. a. in Matth. 10
en 24, in Joh. 2 geteekend staat, kent haar redactie
blijkbaar niets. Ook schijnt het principieel verschil
tusschen de verschillende partijen, welke dusver in de
Herv. Kerk in éénzelfde synodaal verband werden samen
gedwongen, haar totaal onbekend te zijn. Anders kon
zij onmogelijk zoo dwaas uitvallen.
Of wie zijn anders de /too/ctechuldigen, als er oproer
komt: zij, die een onnatuurlijke kerkelijke verbintenis
willen bestendigen, of wel dezulken, die na lange jaren
door reglementeering van het snoodste onrecht gesard
en geprikkeld te zijn, eindelijk wat hartstochtelijk worden.
Wie heeft meer op zijn gewetenhij, die drift ver
wekt of hij die, aldus gepord, zij het dan ook met ver
zaking van zijn beginselen, een oogenblik drift openbaart.
Doch de „Brielsche" vraagt daar niet naar. Zij phan-
taseert zich een Jezus beeld naar eigen goeddunken, en
weet voorts van niets dan van de Synodale" macht.
En terwijl zij anderen beschuldigt van gebrek aan
liefdetoont zij zelve haar woede tegen de „bende
kerkgangers" en tpgen de „opgezweepte schart-" nauwe
lijks te kunnen verkroppen. Volg, lezer, om u daarvan
te overtuigen, slechts haar oproerige taal. Zóó spookt
en kookt het nu reeds op verre afstand, op haar redactie
bureau. Men moge daarvan afmeten wat „woest gebaar"
zij wel getoond zou hebben, als zij op het terrein van
den strijd aanwezig geweest ware.
Want och, of zij nu al een liedje van Schiller aan
haalt en daarachter denkt gedekt te zijn, die manoeuvre
kan haar gemis aan kennis en inzicht niet vergoeden.
Immers, als men eenmaal met liedjes aan het vechten
gaat, dan mogen wij er ook wel een aanhalen, en dan
verwijzen we de redactie naar het volgende coupletje
van de Génestet over Jan Raphetwelk wij ten aan
zien van sommige harer volgers nog wél zoo geschikt
vinden als wat zij ons voorhoudt:
Jan Rap is zeer vrijzinnig, zeer 1
Hij houdt niet van die vromen
Hij geeft „geen weêrga" om de leer,
En smaalt van „breede zoomen",
'"VajTDEN BOM'MEL:
Maandag en Dinsdag 's morgens 4-| ure.
Donderdag 's morgens 6 ure.
Zaterdag 's morgens 6f ure.
VAN ROTTERDAM:
Maandag en Dinsdag 's namiddags 2 ure.
Donderdag en Zaterdag 's namiddags 2J ure.
Van BRIELLE naar ROTTERDAM
Maandag en --
Dinsdag 8 morg" en nam 4* ure"
Overige dagen 6|, 11£ 4|
ÏC-uju.iTg'*TUTJu" Vcl'lf "CC11C mllUIie UlL"^ c) nlllUiül
is door het schrikken van het paard van een tram
rijtuig tusschen Zuidbroek e?i Muntendam te water
geraakt en verdronken
De justitie te Dordrecht heeft'de hand gelegd
opzekeren J. R., een 31 jarig arbeider, van wien
het gebleken is, dat hij de boerenbehuizing en
hooischelf van J. van de Nadort, te Dubbeldam,
welke verleden week een prooi der vlammen wer
den, heeft in brand gestoken. Persoonlijke wraak
neming is de aanleiding tot die euveldaad geweest,
daar Van de Nadort aan J. R. geweigerd had, om
als knecht op de hoeve in dienst te komen.
Een bemande sloep van het fregat Evertsen,
werd in het Nieuwediep door een vischschuit aan
gezeild, waardoor de sloep eenige schade kreeg.
Drie miliciens sprongen in de haven, doch werden
gelukkig gered.
Te Monnikendam, ontstond de vorige week
brand in de bakkerij van C. Hoogendijk. De be
woners lagen reeds te bed. Gelukkig werd een
der kinderen door den rook wakker en waren de
brandspuiten snel tegenwoordig. Een gedeelte van
het huis is verbrand. Alles was verzekerd.
Op den Ooster-spoorweg bij Vbeesp is een
tweejarig meisje, het kind van een baanwachter,
dat den weg wilde overloopen, door een trein
overreden. De arme kleine was terstond dood.
Ter hoogte van Franeker sprong onlangs een
tapper uit Leeuwarden uit den in volle vaart zijnde
Harlingertrein", om zijn hoed op te rapen, die afge
waaid was. Hij moet bij deze roekelooze daad een
been hebben gebroken.
Te Abbega, gem. Wijmbritseradeel, is, tenge
volge van het broeien van hooi, eene boerderij
afgebrand, toebehoorende aan den heer W. M.
Oppedijk te Ijlst.
Een jongeling in de gemeente Uitingeradeel
(Friesland) heeft het huis zijner moeder in brand
gestoken. Hij is terstond in hechtenis genomen,
doch daarna weêr op vrije voeten gesteld, omdat
hij bij het verhoor alle teekenen gaf van volslagen
krankzinnigheid. Hij werd daarop onder geleide
huiswaarts gebracht.