HJit de Pers. Afvaarturen der Stoombooten. VOOSNE PUTTEN EN MAASHÏMPH. Zomerdienst, aangevangen 1 April 1886. De nu op handen Grondwetsherziening, die in September a. s. bij de heropening der Kamers, of liever, bij de hervatting der zittingen (want officiëele openingsredenen zullen er alsdan niet gewisseld worden) terstond aan de orde zal ko men, kan ons uit den aard der zaak thans niet veel belangstelling inboezemen. Want wel zal die herziening een generale moeten heeten, maar art. 194 en 168 zullen onaangeroerd blijven. Daar willen de liberalisten, als het er op aan komt, toch liefst niet aan getornd hebben. En het kiesrecht en de defensie wil men aan den gewonen wetgever overlaten. Dus wat beteekent nu zulk een grondwetsherziening? Er wordt slechts ijdele moeite aan besteed. Ten slotte zal zij natuurlijk toch vallen, aangezien er twee derde van de Kamer vóór zoude moeten stem men, wilde zij bekrachtigd kunnen worden. En dat gebeurt niet. De heer De Beaufort heeft bij zijn spreken over de nadere regeling van het kiesrecht te kennen gegeven, dat als art. 76 der Grondwet niet in den zin der tegenwoordige meerderheid gewijzigd wordt, de liberalen niet mee zullen wer ken aan het goedkeuren van eenige grondwetsver betering. Dat is dus precies hetzelfde, merkt de Standaard zeer juist op, als wat nu weken achtereen „met zoo woest rumoer als werk staking, als obstructionisme, als vermomde tegen werking, als gebrek aan vaderlandsliefde, poli tiek kabaal, enz. aan het volk is voorgesteld". Doch toen er al die smaad op zulk een ge dragslijn het tegenhouden van alle herziening der Grondwet om een bezwaar tegen één artikel werd losgelaten, gold het ook slechts de anti revolutionaire partij en gold het de scAooZquaestie. Thans, nu hetzelfde werd aanbevolen, door de liberale partij en met betrekking tot de kies- quaestie, steekt er in zulk een maatregel niets onbehoorlijks meerZóó verhangt men de hekkens naar gelang van den weg, dien men van liberalen kant gaarne op wil. De heer Lohman bekwam Dinsdag 27 Juli in de Tweede Kamer het woord, en vroeg haar verlof de navolgende vragen tot de Eegeering te mogen richten 1. is het der Regeering bekend, dat in Leider dorp de politie, ter uitvoering van een besluit van de Synode der Ned. Herv. Kerk, haar macht beschikbaar heeft gesteld zonder de be slissing af te wachten van de rechterlijke macht 2. zoo ja, is dan de Regeering bereid mede te deelen op welken grond dit is geschied Op verzoek des Voorzitters besloot de Kamer aan den heer Lohman het gevraagde verlof te verleenen, en tevens, dat deze interpellatie zal gehouden worden op de eerstvolgende vergadering na die, waarop de interpellatie van den heer Reuther zal plaats hebben. (Onze lezers vernamen zeker reeds, dat niet alleen de politie met geweld te Leiderdorp is opgetreden, om het Synodaal gezag te verster ken, maar dat aldaar, op den avond van 25 Juli, zelfs het houden van godsdienstoefening en doopsbediening in het gewone kerkgebouw finaal is belet geworden door een detachement cavalerie en een troep infanterie, waarschijnlijkgerequireerd door een der wethouders, die den Burgemeester verving.) Donderdag 29 Juli had de interpellatie van den heer Lohman plaats. Hij begon met een uiteenzetting van de twee rechtsbeschouwingen, die thans in de Ned. Herv. Kerk gelden. De een houdt de leden als behoorende tot het groote geheel, dat over het land is verspreidde ander als leden der plaatselijke kerk. Nu rijst er ver schil over de goederen, en daarin behoort de rechterlijke macht te beslissen. Doch nu heeft in Leiderdorp de politie beslist, en ging dus haar bevoegdheid te buiten. Zij trok partij voor de Synode, zocht den synodalen predikant, die van Benthuizen kwam, te laten preêken en verstoorde daarna de godsdienstoefening met den eigen plaatselijken leeraar. Er geschiedde dus onrecht en daartegen kwam de heer L. met kracht in verzet. De Minister Heemskerk wees er op, dat hier alleen sprake was van de handelingen van een lokaal ambtenaardie meende zijn plicht te doen. De burgemeester kreeg bericht van de Synode, dat de plaats vacant was, en dat er een ring- predikant zou komen. De president-kerkvoogd, die de sleutels der kerk had, vroeg ook bescher ming en handhaving der orde. (Deze was juist de eenige kerkvoogdmet synodale gezindheid.) De heer Beelaerts van Blokland nam deze gelegenheid te baat, om nog eens te toonen hoeveel synodale sympathieën hij wel heeft. Hij verklaarde zich geheel oneens met den heer Lohman, hij gaf den burgemeester van Leider dorp gelijk. Hij wilde met veerkracht de rust gehandhaafd zien. De heer Lohman betoogde nu nog eens het onbillijke van 's burgemeesters gedrag. De kerkvoogdij alleen heeft over de kerk te beslis sen, zoolang er geen rechterlijk vonnis is geveld, maar niet de president-kerkvoogd, met uitslui ting van de andere kerkvoogden. De burge meester had dus de beslissing van de geheele kerkvoogdij moeten vragen. Wilde hij Ds. Vlug niet bijstaan, dan mocht hij evenmin den ring- dominé helpen. De Minister bleef er echter bij, dat de burge meester vrij wel in zijn recht was, en dat hij kon afgaan op den president-kerkvoogd. Na nog eenige woordenwisseling raakte dit onderwerp van de tafel. Yervolgens kwamen een aantal ontwerpen van minder belang aan de orde. Het voornaamste daarvan is dat betreffende den suikeraccijns, het welk met bijna algemeene stemmen is aangeno men. De accijns op vreemde basterdsuiker is daardoor een weinig verhoogd. Misschien wordt de Kamer tegen 10 Aug. nog weer even saamgeroepen voor het bespreken der gestichtenwet en van nog een paar kleinigheden. Waar thans de Maatschappij aan hangt. De liberalen toonen zich in woord en geschrift steeds zeer in hun schik over de krachtige onder drukking van het socialisten-oproer, waarbij zij den aanleggers de betuiging hunner diepe verontwaardi ging niet sparen, doch overigens de oorzaken overal elders zoeken dan waar die in werkelijkheid zijn te vinden. Op de verontwaardiging dingen wij niets af. Het bedrijf van mannen als Domela Nieuwenhuis en sommige zijner vrienden, die volkomen zich bewust wat zij doen, eerst onwetende en kortzichtige vol gelingen opruien en prikkelen tot hopeloozen strijd, en dan als er bloed komt te stroomen, zich uit den weg maken, is verachtelijk. Maar wij zouden wenschen, dat de oorzaken werden gezocht, waar die zijn. Immers op wie drukt de verantwoordelijkheid voor de sociaal-democrati*- sche verdwaasdheid, anders dan juist op die libera len, die nu voor die verdwaasdheid zooveel min achting, gepaard met gemoedelijk vermaan, over hebben. De anarchistische aanvallen op de maatschappij zijn rechtstreeks het gevolg van de ondermijning door de liberalen van de Goddelijke wet, en van het wegcijferen van een leven hiernamaals, waarin zal worden gemaaid, wat in het vleesch is gezaaid. Dat ondermijnen en dat wegcijferen nu is niemand kan dit ontkennen het werk van hen, die onder den naam van liberalen nu meer dan een halve eeuw op den loop der zaken in Kerk en Staat be- slissenden invloed hebben uitgeoefend. Zeker wanneer wij zouden afgaan op de fraaie woorden, die bij gelegenheid der laatste ver kiezingen, in strooibilletten en courant-artikelen in Kiezers-vergaderingen, zelfs op den voorzitters-stoel der Eerste Kamer, aan godsdienst-zin, als het schoonste sieraad van het volk zijn gewijd dan krijgt het den schijn, als deden wij met dit be weren den liberalen groot onrecht aan. Maar wanneer niet wordt afgegaan, op door den nood afgeperste fraaie betuigingen, wanneer ge let wordt op wat in waarheid is, dan blijkt dat van onze beschuldiging geen woord behoeft teruggenomen. Er zijn dit ontkennen wij natuurlijk niet een aantal liberalen, onberispelijke Staatsburgers. Wij gaan zelfs verder. Wij betwisten het niet, dat ook onder de liberalen, oprechte belijders van den Heere Jezus Worden aangetroffen. Immers een ieder wordt het niet gegeven zich los te maken van vooroordeelen, waarmede men soms is opgegroeid, en het kan gewis gebeuren, dat men, schoon oprecht geloovig, niet doorziet de verderfe lijke strekking van het liberalisme, waarvan men meent, op staatkundig terrein, veilig een aanhanger te kunnen zijn. Doch die onderstelde goede trouw van sommigen kan niet ongedaan maken, dat het liberalisme als zoodanig niets weten wil van een erkennen van Gods Woord, gelijk de Bijbel ons dat openbaart, als ons hoogste richtsnoer, in ons leven, maar ook in Kerk en Staat en Maatschappij. Niet alleen wil het liberalisme niet van een zoo danig erkennen weten, het staat vijandig over tegen de openbaring Gods, in Zijnen vleesch gewor den Zoon. Het waren geen ijdele woorden die woorden van Christus: die niet met Mij is, is tegen Mij, en die niet met Mij vergadert, die verstrooit. De gansche geschiedenis bevestigt dat Godde lijke Woord. De geschiedenis van het liberalisme is de geschiede nis van den strijd der wereld tegen den Christus. Ook, en niet het minst, in onzen tijd. Waarom gaat het, als wij bij voorbeeld het oog vestigen, op de groote vraag van onze dagen, in den strijd over bizonder en Staats-onderwijs, in het wezen der zaak? Immers om niets anders, dan om het aannemen of verwerpen van den Zaligmaker. Tegen bizonder onderwijs op zichzelf, heeft de liberaal geen bezwaar. Maar het bizonder onderwijs dat aanspraak maakt op den naam van Christelijk, dat is den liberaal een doorn in het oog. Men duldt het, omdat men het niet durft te verbieden. Maar verder gaat men niet, tot geen prijs. Elke bevordering, elke bevoordeeling er van, is den liberaal een gruwel, in die mate, dat achteruitzetting van het Christelijk bizonder onder wijs, in den letterlijken zin het eenige punt is, dat zoodra het ter sprake komt, allen liberalen al hun onderlinge diep gaande verdeeldheid doet ter zijde stellen. Dat ligt niet daaraan, dat ons bizonder onder wijs niet aan de eischen voldoet, die de Staat aan het onderwijs stelt. Hoe hoog die eischen, waar de op dat punt heerschende mode, voor het tegenwoordige mogen zijn opgevoerd, en hoe beperkt de middelen mogen zijn, waarover in tegenstelling van het openbaar onderwijs, het bizonder onderwijs beschikt, onze Christelijke bizondere Scholen verschaffen een zoo goed onderwijs, dat het, naar de herhaalde ver klaringen van de met het toezicht belaste Staats ambtenaren, de vergelijking met het openbaar onderwijs, glansrijk kan doorstaan. Doch dit is nog het voornaamste niet. Ons onderwijs kweekt geen Staatsgevaarlijke burgers. Bij ons worden grondslagen gelegd, waarop later sociaal-democratische theoriën en hersenschimmige voorstellingen geen vat hebben. Onzen kinderen, wordt naast gehoorzaamheid aan Gods wet, ingeprent gehoorzaamheid aan de van God gestelde machten, en eerbied voor de grond slagen van den Staat. Hun eigen, wèl begrepen belang moest derhalve de liberalen aansporen, de Christelijke bizondere School, al achten zij zichzelve te verlicht om er voor hun kroost van gebruik te maken, niettemin te begunstigen, uit al hunne macht. Toch, in weerwil het eigenbelang de menschen gewoonlijk, meer dan iets anders scherpziende maakt, zien wij dat het tegendeel gebeurt. Waarom dat? Om geen andere reden, dan omdat op die Christelijke School de kinderen ook worden bekend gemaakt met het alles beheerschend feit, dat Jezus Christus is de Zoon Gods, geopenbaard in het vleesch, om door .Zijn bloed ons zondaren, te verlossen van het rechtvaardig oordeel, dat over ons is gekomen, en dat hiervan de wereld niet weten wil. Daaraan is het dan ook toe te schrijven, dat de liberalen, als met blindheid geslagen voor de on vermijdelijke en reeds allerwege zich openbarende gevolgen, zich haasten om alles wat een onge- loovige zoogenaamde wetenschap opdischt, als het maar strijdt met de in den Bijbel geopen baarde waarheid, en als het maar de strek king heeft, om die waarheid te ondermijnen terstond als ware daar nu niets meer tegen te zeg gen, te verspreiden onder alle klassen van het volk. Wordt vervolgd. L. Een onbillijke critiek. De wijze, waarop de Kerkelijke Courant van 24 Juli gewag maakt van Ds. Hoekstra's te Leiden onlangs gehouden toespraak in de ure des gebeds voor de Vrije Universiteiteit, moeten wij bepaald lasterlijk noemen. De redacteur van genoemd blad heeft natuur lijk het volste recht om van gevoelen te ver schillen met den redenaar; maar hij heeft niet het zedelijk recht, en het is allesbehalve fair om, gelijk hij deed, twee stukken, nl. de rede van Ds. Hoekstra over Ps. 115 en die van Prof. J. J. P. Valeton (over de Schriftwoorden: „Alles is het uwe, en gij zijt van Christus") tegenover elkaar te plaatsen, en dan den inhoud van het eerste met zijn eigen, partijdig gekozen woorden terug te geven, en daarentegen het andere stuk door letterlijke aanhalingen voor zichzelf te laten getuigen. Zoo zegt de Kerk. Courant, dat Ds. Hoekstra den invloed van het Christendom „in de wereld", gedurende achttien eeuwen, heeft miskend, en den Heere Jezus heeft voorgesteld als een „arme Koning zonder Land," die alleen gezag kon oefenen in den kring van 'sprekers geest verwanten. Was dit zeggen nu waardan zou zulk een schildering door en door zwartgallig zijn. Maar wel verre van over weretótoestanden te spreken, handelde hij voor een Nederlandsch publiek over Nederlandsche toestanden, en wel over de toestanden van den laatsten tijd. Wat ligt daar nu voor miskenning in van het vele goede, dat God ons volk gaf in de achttien eeuwen die verliepen, of ook van het geen Hij elders in de wereld als openbaring Zijner genadekracht teweegbrengt? Kan Christus, onze Koning, niet onmetelijk veel „Land" in bezit hebben, kan Hij Zijn heerschappij niet veelvuldig openbaar maken buiten de grenzen van ons Vaderland? En heeft Ds. H. daar iets van gezegd? Maar wat blijft er dan over van de betichting, alsof Ds. H. de eere van Christus te na ware gekomen? Men kan toch niet over alle landen en over alle eeuwen tegelijk spreken. We durven de Kerk. Courant daarom gerust uitnoodigen, dat zij hare beschuldiging waar maakt öf intrekt. Het eerste zal zij onmogelijk kunnen, en dan vorderde de eerlijkheid om tot het laatste over te gaan. Verder geeft dit blad Ds. H. ook nog na, dat hij „geene van Gods Werkingen schijnt te kennen, dan die hij meent te moeten opmerken in de stichting en den wasdom van de Vrije Universiteit." Hier stuiten wij weer op het hetzelfde partijdig, ondoordacht verwijt. En dat nog wel van een hoogleeraar! (Prof. Gooszen is Redacteur). Omdat ik Gods doen op één gebied prijs, daarom zal het dan heeten, dat ik op alle an dere terreinen, maar die ik in zulk een oogen- blik niet betreed, ook niets van Gods heerlijke werkingen bespeur. Waarlijk, wij konden deze manier van kritiek- oefening niet laten passeeren, zonder er, ook uit hoogachting voor den uitnemenden getuige, die in de Pieterskerk te Leiden optrad, met een enkel woord tegen op te komen. En wat nu Prof. Valeton's preek aangaat, zoo veroorloven wij ons de vraag, of zijn daarin uitgesproken theoriën met zijn eigen handelingen wel overeenstemmem. Hij zegt, dat de beoefenaar der wetenschap zich bij zijn onderzoekingen alleen heeft te laten leiden door den aard van het voorwerp zijns onderzoeks. Maar in plaats van zich zelf aan dien regel te houden, en daarom de H. Schrift, als zijnde van het begin tot het einde het onschendbare en onfeilbare Woord van God, te ontzien, laat hij onder den kunstreehterlijken arbeid, dien hij zich over dien Bijbel aanmatigt, stuk na stuk er uit bezwijken. En terwijl Prof. Valeton vermanend vroeg: „Is er nooit veroordeeld, waar zelfs niet geoor deeld mocht worden, omdat het te eenemale aan de noodige kennis ontbrak? En waar het oordeel niet kon uitblijven, ging het daar steeds" met liefde, met welwillendheid met een onder stellen en zoeken van het goede bij anderen, ge paard? terwijl hij, zeggen wij, aldus anderen leert, oordeelt hij zelf zóó onzacht over anderen, dat hij kort geleden met nog vier geestverwanten het z. g. Utrechtsch advies onderteekende, waarin onze dapperste strijders voor recht en gerechtig heid op politiek gebied kortweg geteekend wer den als gebrekkig van karakter en weinig trouw aan hun beginselen. Sapienti sat. UNIE-COLLECTE. Mogen we met ernst aandringen op de trouwe behartiging van al den voorbereidenden arbeid, die in verband staat met de op 17 Aug. e.k. te houden collecte. Op dien dag zullen voor de achtste maal door heel het land gelden worden ingezameld voor de Scholen met den Bijbel. Door de offers op dien dag nemen onze christenen een heilige wraak over het onrecht, dat ons wordt aangedaan bij de uitvoering van de Sehooiwet, die op 17 Aug. 1878 werd be krachtigd, en waarin alle geldelijke voordeelen alleen aan zulke scholen zijn toegekend, waar Christus gebannen blijft en alzoo het ongeloof gevoed. God gaf reeds veel. Van jaar tot jaar bracht deze Unie-collecte meer op. Zij liep zelfs in 1884 tot ruim 120,000. Alleen het vorige gingen wij iets terug, nl. tot op 111,000. Dat verlies moest thans eigenlijk ingehaald worden. De cijfers van zulk een karakteristieke inzameling moeten indien eenigzins mogelijk, een oploopende reeks blijven vormen. Plaatsgebrek belet ons ditmaal het overnemen van den inhoud der 2e opwekkingseirculaire, die het Hoofdbestuur der „Unie" ons zond. Misschien de volgende week. Anti-Geuzentaal uit den Briel. De gelegenheid, reeds door zoo vele liberalistische bladen gretig aangegrepen, om uit het kerkelijk conflict te Leiderdorp weer een wapentje te smeden, tegen de christenen in ons Vaderland, verlokte ook de Brielsche Courant („het Weekblad") om haar schrijfpen eens in alsem te doopen. Van den wezenlijken, historischen Christus, gelijk die in het heilig karakter zijner liefde o. a. in Matth. 10 en 24, in Joh. 2 geteekend staat, kent haar redactie blijkbaar niets. Ook schijnt het principieel verschil tusschen de verschillende partijen, welke dusver in de Herv. Kerk in éénzelfde synodaal verband werden samen gedwongen, haar totaal onbekend te zijn. Anders kon zij onmogelijk zoo dwaas uitvallen. Of wie zijn anders de /too/ctechuldigen, als er oproer komt: zij, die een onnatuurlijke kerkelijke verbintenis willen bestendigen, of wel dezulken, die na lange jaren door reglementeering van het snoodste onrecht gesard en geprikkeld te zijn, eindelijk wat hartstochtelijk worden. Wie heeft meer op zijn gewetenhij, die drift ver wekt of hij die, aldus gepord, zij het dan ook met ver zaking van zijn beginselen, een oogenblik drift openbaart. Doch de „Brielsche" vraagt daar niet naar. Zij phan- taseert zich een Jezus beeld naar eigen goeddunken, en weet voorts van niets dan van de Synodale" macht. En terwijl zij anderen beschuldigt van gebrek aan liefdetoont zij zelve haar woede tegen de „bende kerkgangers" en tpgen de „opgezweepte schart-" nauwe lijks te kunnen verkroppen. Volg, lezer, om u daarvan te overtuigen, slechts haar oproerige taal. Zóó spookt en kookt het nu reeds op verre afstand, op haar redactie bureau. Men moge daarvan afmeten wat „woest gebaar" zij wel getoond zou hebben, als zij op het terrein van den strijd aanwezig geweest ware. Want och, of zij nu al een liedje van Schiller aan haalt en daarachter denkt gedekt te zijn, die manoeuvre kan haar gemis aan kennis en inzicht niet vergoeden. Immers, als men eenmaal met liedjes aan het vechten gaat, dan mogen wij er ook wel een aanhalen, en dan verwijzen we de redactie naar het volgende coupletje van de Génestet over Jan Raphetwelk wij ten aan zien van sommige harer volgers nog wél zoo geschikt vinden als wat zij ons voorhoudt: Jan Rap is zeer vrijzinnig, zeer 1 Hij houdt niet van die vromen Hij geeft „geen weêrga" om de leer, En smaalt van „breede zoomen", '"VajTDEN BOM'MEL: Maandag en Dinsdag 's morgens 4-| ure. Donderdag 's morgens 6 ure. Zaterdag 's morgens 6f ure. VAN ROTTERDAM: Maandag en Dinsdag 's namiddags 2 ure. Donderdag en Zaterdag 's namiddags 2J ure. Van BRIELLE naar ROTTERDAM Maandag en -- Dinsdag 8 morg" en nam 4* ure" Overige dagen 6|, 11£ 4| ÏC-uju.iTg'*TUTJu" Vcl'lf "CC11C mllUIie UlL"^ c) nlllUiül is door het schrikken van het paard van een tram rijtuig tusschen Zuidbroek e?i Muntendam te water geraakt en verdronken De justitie te Dordrecht heeft'de hand gelegd opzekeren J. R., een 31 jarig arbeider, van wien het gebleken is, dat hij de boerenbehuizing en hooischelf van J. van de Nadort, te Dubbeldam, welke verleden week een prooi der vlammen wer den, heeft in brand gestoken. Persoonlijke wraak neming is de aanleiding tot die euveldaad geweest, daar Van de Nadort aan J. R. geweigerd had, om als knecht op de hoeve in dienst te komen. Een bemande sloep van het fregat Evertsen, werd in het Nieuwediep door een vischschuit aan gezeild, waardoor de sloep eenige schade kreeg. Drie miliciens sprongen in de haven, doch werden gelukkig gered. Te Monnikendam, ontstond de vorige week brand in de bakkerij van C. Hoogendijk. De be woners lagen reeds te bed. Gelukkig werd een der kinderen door den rook wakker en waren de brandspuiten snel tegenwoordig. Een gedeelte van het huis is verbrand. Alles was verzekerd. Op den Ooster-spoorweg bij Vbeesp is een tweejarig meisje, het kind van een baanwachter, dat den weg wilde overloopen, door een trein overreden. De arme kleine was terstond dood. Ter hoogte van Franeker sprong onlangs een tapper uit Leeuwarden uit den in volle vaart zijnde Harlingertrein", om zijn hoed op te rapen, die afge waaid was. Hij moet bij deze roekelooze daad een been hebben gebroken. Te Abbega, gem. Wijmbritseradeel, is, tenge volge van het broeien van hooi, eene boerderij afgebrand, toebehoorende aan den heer W. M. Oppedijk te Ijlst. Een jongeling in de gemeente Uitingeradeel (Friesland) heeft het huis zijner moeder in brand gestoken. Hij is terstond in hechtenis genomen, doch daarna weêr op vrije voeten gesteld, omdat hij bij het verhoor alle teekenen gaf van volslagen krankzinnigheid. Hij werd daarop onder geleide huiswaarts gebracht.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 2