.Binnenland. Uit de Fers, BInnenlandsch Hieuws. Plaatselijk Sieuws. een groot volk, zooals dat leven zich naar buiten openbaart. Men ziet, dat de Christelijke Zending hier den strijd heeft tegen een stelsel, een welgeordende godsdienstige inrichting en dat de arme blinde heidenen, in gevallen als 't vermelde, zeker niet gemakkelijk van hun prach tige eeredienst-zonde afstand doen. H. Kerkelijke kwestie. Zoo heeft dan het orakel gesproken. Het vonnis over de geschorsten is geveld. Het Prov. Kerkbestuur van Noord-Holland heeft hun bedrijf van zoo ergerlijken aard bevonden, dat het èn predikanten èn kerkeraadsleden heeft ontzet van de door hen. in de Ned. Herv. Kerk en de Ned. Herv. Gem. te Amsterdam bekleede bedieningen en ambten. Zeker zal er door dat vonnis over mannen als Ds. van Son, van Schelven, Karssen, de Gaay Fortman en van Loon en zoovele anderen, die als ouderlingen en diakenen fungeerden [waaronder Dr. Kuyper, Dr. Rutgers, Dr. Woltjer, Dr. de Hartog, Mr. Fabius etc. etc.] een kreet van verontwaar diging zijn ontlokt aan duizende harten. De ontzettingsbul is te groot, dan dat wij die in haar geheel in dit blad zouden kunnen opnemen. Het zij genoeg te weten, dat genoemde broeders aldus zijn gevonnisd, niet om onzedelijke handelingen, want, door Gods genade openbaren zij een oprecht christelijken levenswandel, ook niet om onrecht zinnigheid in de leer, want omtrent de zuiverheid hunner Evangelieverkondiging bestaat geen twijfel. Wat gaf dan aanleiding tot zulk een ergerlijk vonnis? Niets anders dan het uitbrengen van eene stem, dat zij, daartoe geroepen, deden naar overtuiging en plicht. Zij hebben feitelijk niets gedaan, dat kan door niemand ontkend; alleen, zij hebben iets verkeerds bedoeld volgens de meening der hoogere besturen. Niet ten onrechte vreest zelfs een man als Mr. Sanders (een liberaal advocaat) er voor, als deze manier van recht doen op staatkundig gebied wordt in toepassing gebracht. Heeft men het recht om iemand te vervolgen, ook als men maar vermoedt, dat hij iets verkeerds bedenkt of bedoelt, waar is dan de grens? Wat waarborg blijft er dan over voor iemands persoonlijke vrijheid? Onwillekeurig komt men tot de gedachte, of het de besturen niet nog om iets anders te doen was dan om de orde te herstellen. Vooral van een orthodox classikaal bestuur van Amsterdam zou niemand het verwacht hebben, dat zij waar lijk hunne broederen ter afzetting zouden voor dragen. Lange jaren heeft het toegelaten, dat mannen van beslist ongeloovige richting, die aan de waarde der H. Schriften te kort deden en de Godheid van Christus loochenden, onverhinderd hunne alles omverwerpende stellingen verkon digden en thans ging het in aller oog achtens waardige mannen, maar van Gereformeerde begin selen, op eene ongehoord ruwe wijze te lijf. Of we dan nu aan het einde zijn van de kerkelijke kwestie? Wij gelooven, dat zij thans eerst recht beginnen zal. Deze onzetting zal de lont steken in het vuur, dat overal ligt opgetast. Wij blijven hopen, dat de oogen vooral thans zullen opengaan voor de onzalige gevolgen van eiken dwang, om bijeen te houden wat niet bijeenhoort. De Synode zal van hare pogingen wel niet afhouden, ook waar hare voorstellen nagenoeg eendrachtig zijn afgewezen. Doch moge zij ook den eerlijken zin openbaren, om te voorkomen, dat mannen van kloeke overtuiging en karakter worden opgeofferd aan de niets ontziende harts tocht van eene Kuyper hatende partij. Want dat het voornamelijk tegen den persoon en den invloed van Dr. Kuyper gaat, is voor ieder niet onkundige, eene gansch doorzichtige zaak. Doch niet op de wijze, als thans wordt beproefd, zal men dien verminderen. Integendeel, het is onwedersprekelijk, dat de publieke opinie, hem en de geschorsten, meer en meer rechtvaardigen gaat. Naast de adviezen van den heer Farncombe San ders liggen reeds die van den heer Baron de Geer, hoogleeraar in de rechten, en van den heer van Bemmelen. Men staat voor den overmoed van een bestuur, dat noch thans grond meent te hebben, de geschorsten, vooral de 5 predikanten, derwijs te mogen treffen. „Groen van Prinster er en Calvijn." Onder bovenstaand opschrift werd dezer dagen in 't District Leiden een strooibiljet verspreid, dat door ieder anti-revolutionair verdient gelezen te worden. Het bevat o. m. het volgende „Kiezers Men spelt u op de mouw, dat een goed Cal vinist Liever Liberalist dan Rome!" moetroe pen, en dat Calvijn altoos tegen Rome aan den kant van den Liberaal zou hebben gestaan. Dit nu is onwaar. Hoor maar, wat Calvijn zelf er van zegt!: „Het zou wat fraais zijn, dat ik den Paus met zijn trawanten en dienaren naar vermogen tegen stond en inmiddels hen geworden liet, die nog veel gevaarlijker vijanden Gods zijn en Zijn waarheid nog gevoeliger aanranden. Immers het Pauslijk Rome heeft ten minste nog eenig godsdienstig aanzien; de Paus laat de leer der onsterfelijkheid onaangetastonderwijst de vree- ze Gods; neemt nog eenig absoluut verschil tusschen goed en kwaad aan; eert den Christus nog in Zijn Goddelijke en menschelijke natuur en ontzegt niet alle gezag aan de Heilige Schrift. Zij daarentegen heffen elk principieel verschil tusschen de aardse he en hemelsehe dingen op, en ondermijnen het wezen zelf van den godsdienst." Ziet ge zelf niet, lezers, hoe Calvijn juist het tegendeel zegt, van wat men den kiezers wijs maakte Nog dit. Groen van Prinsterer, zegt men, die edele Staatsman, riep„in mijn isolement ligt mijn kracht," en zou dus het doen van Kuyper en Lobman scherp hebben afgekeurd. Dit is even onwaar. Want nu nog, nadat hij gestorven is, spreekt Groen van Prinsterer in zijn geschriften. En wat zegt hij daar op bl. 6, 9 en 30 van Deel VI zijner „Nederlandsehe Gedachten?" Lees het hier: „De verhouding van mijne vrienden, Dr Kuy per en de Savornin Lohman tot de Roomsch- Katholieken komt met mijn eigen gedragslijn overeen." Groen van Prinsterer. „Aan onze uitnemende vrienden, Dr. Kuyper en Mr, De Savornin Lohman wordt overleg bij de stembus met de Roomsch-Katholieken door weinigen, het zij zoo, doch wier oordeel wij niet gering schatten, euvel geduid, als lag hierin verloochening van de zinspreuk: „In ons isole ment ligt onze kracht." Hiertegen moet ik op komen." Groen van Prinsferer. Amersfoort. Door de anti-rev. kiesvereeniging, Nederland en Oranje, is met eenparige stemmen candidaat gesteld voor de Tweede Kamer (de heer Mackay, nam Utrecht aan) de heer Mr. L. W. C. Keu- chenius. Wij verheugen ons in deze candidatuur. De man, die eenmaal Indië verliet, om zijn Va derland en koning hier op deze wijze te dienen, heeft allereerst recht op een opengevallen zetel. Ook met de eigenaardigheden, die dit edel ka rakter aankleven en die men groote mannen gaarne vergeeft, blijft lip voor het geloovig volk van Nederland een onmisbare tolk in de Staten des Lands. Opening der Staten-Generaal. Gisteren werden de vergaderingen der Staten- Generaal door onzen grijzen vorst in persoon geopend. De troonrede vormt het belangrijkste deel dezer plechtigheid. Hieronder volgt zij Mijne Heer en „Met genoegen bevind Ik Mij weder te midden der vertegenwoordigers van mijn volk. „Het is u bekend, welk verschil van meening tusschen mijne Regeering en een deel van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aanleiding gaf tot de onbinding van deze. Ik mag ver wachten, dat de afgebroken arbeid thans zal worden hervat. „Mijne betrekkingen met andere mogendheden zijn zeer vriendschappelijk. Het is Mij aangenaam te kunnen vermelden, dat de kustvaart tusschen de havens van Duitschland weder voor de Neder landsehe vlag is opengesteld. „De gunstige afloop van de conversie van een deel der Nationale schuld strekte tot bevestiging van 's lands krediet. Behalve de wetsontwerpen betreffende de Grondwet en andere, die in de vorige zitting aanhangig waren, zullen nog enkele spoed- eischende aan u worden voorgelegd. „Mogen uwe werkzaamheden, onder Gods zegen, tot heil van het vaderland strekken. „Ik verklaar de buitengewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend." Ten einde goed te weten, welke gedragslijn voortaan zal moeten gevolgd wordenhebben de geschorste kerkeraadsleden te Amsterdam zich met veertien belangrijke vragen tot eeuige alge meen als bekwaam en onafhankelijk erkende rechtsgeleerden gewend. Ofschoon vast overtuigddat zij Gods Woord op hun zijde hebbenwilden zij nu ook gaarne zoo nauwkeurig mogelijk weten, in hoe verre zij gemeten naar de menschelijke bepalingen en ver ordeningen, in hun recht stonden. Reeds hebben twee rechtsgeleerde adviezen de pers verlaten, n.l. één van Mr. A. J. W. Farn combe Sanders te 's Hage en één van Prof. Mr. B. J. L. Baron de Geer van Jutphaas, Hoogleeraar te Utrecht. Ditmaal spreken wij alleen van het eerste stuk. Het boeit door zijn nuchterheid en klaar heid, en er behoort niet veel rechtskennis toe, em het hier kenbaar gemaakte redebeleid te volgen. „Het hoofdmoment," zegt de heer F. S. „en de diepste grond van dien (kerkelijken) strijd ligt geheel in het gemoed en den geest; de vraag omtrent de kerkelijke goederen is daarvan slechts eene nevenzijde." Maar die nevenzijde beziet de geleerde schrijver zóó nauwkeurig en schetst hij zóó duidelijk, dat het een genot is, zijn uiteenzetting te lezen. Wij raden het koopen en onderzoeken van dit stuk dan ook sterk aan. Er is heel veel leering uit te trekken. De schrijver vindt het jammer, dat de Regee ring, toen zij zich krachtens het Koninklijk Besluit van 9 Februari 1866, onttrok aan de bemoeiing met het beheer der kerkegoederen, zij geen betere orde op dit beheer gesteld heeft, hetgeen alleen door een wet had kunnen geschie den. De Engelsche Regeering ging in 1869 bij de opheffing der Iersche Staatskerk wijzer te werk, en wees der kerk het bestuur en de personen aan, aan wie zij de goederen overdroeg. Voorts stelt de adviseur op bezadigden toon de door het Classikaal Bestuur van Amsterdam begane dwaasheden in het licht, en betreurt het, „dat de ontwikkeling in de laatste vijftig jaren, van juistere rechtsbegrippen op staatkundig ge bied, in kerkelijke kringen nog zóó weinig schijnt teruggewerkt te hebben, dat hier nog een rechtspleging mogelijk blijkt, die de arbitraire justitie van onze oude plaatselijke regenten oligarchie doet herleven." Schr. oordeelt, dat één der voorwaarden, voor de toepassing van het schorsingsartikel vereischt, ontbrak; dat het Cl. Bestuur van de schorsing een dwangmiddel heeft gemaakt; dat zoomin het Cl. Bestuur recht had om te doen, wat des Ker- keraads was als het Provinciaal Kerkbestuur om te doen wat des Cl. Bestuurs was; dat het Cl. Bestuur zich in elk geval niet mengen mocht in het beheer der kerkegoederen, dat de kerkeraad, namens de gemeente, het beheer voert (blz. 22); dat het Prov. Bestuur het recht niet had, het Beheersreglement van 1875 te vernietigen, en dat deze vernietiging wel om drie redenen on wettig is (blz. 36), dat de Synodale Colleges niets te maken hebben met en zelfs geen recht tot toezicht op het goederenbeheer. Vooral trok onze aandacht hetgeen de heer F. S. antwoordt op de vraag, of de bij besluit van 14 Dec. 1885 aangebrachte wijzigingen in het Beheersreglement ook reglementair verboden waren. Men weet, hoe de tegenstanders van alle kanten op de onbarmhartigste wijze het nieuwe artikel 41 van dat Beheersreglement ten toon hebben gesteld, als hoog verraad en poging tot roof. Welnu, deze rechtsgeleerde merkt met het oog op dat art. 41 eenvoudig aan, dat de ver bindende kracht der Belijdenis nog steeds door de Reglementen gehuldigd wordt, en dat het opzeggen der gehoorzaamheid aan een Synodaal kerkverband stellig niet in strijd kan geacht worden met den geest en de hoofdzaak dier Be lijdenis; dat zulk een uittreding uit het Syno daal verband zeker ook geen „verstoring van orde en rust" mag heeten, dewijl splitsing veeleer vaak den vrede bevordert. Hij schrijft: „De bloote afscheiding uit de uitwendige stoffelijke banden eener zichtbare kerkvereeniging kan te betreuren wezen, maar uit een protestantsch oog punt nooit strafbaar zijn." Het komt hem voor, „dat het Class. Bestuur, in zijn meening, dat materiëele afscheiding op stoffelijk gebied een kerkelijk misdrijf wezen zou, ook hier zooals op meer plaatsen van dit zonderling proces, onbewust staat onder den invloed van Roomsch- Katholieke kerkbegrippen. Die begrippen nu mogen waar of verkeerd wezen, protestantsch zijn ze stellig niet', integendeel, ze zijn zoo lijnrecht anti-protestantsch als het maar kan," (blz. 45). De besluiten aangaande het Beheersreglement, bevatten dan ook z. i. niets, hetwelk bij de andere reglementen verboden is (blz. 51.) Zoo mogelijk nog krasser en van nog meer gewicht is het gegeven antwoord op vraag 14, of nl. beroep op den wereldlijken rechter als kerkelijk vergrijp kan worden gequalificeerd. Schrijver merkt hierbij op, dat hoe meer vol komen de scheiding tusschen Kerk en Staat is, ook 's rechters bevoegdheid en plichtom in kerkelijke zaken tusschenbeide te komen, des te grooter wordt. En even goed als de rechter in geval van verschil den zin en de strekking der conditiën van een brandpolis onderzoekt, even goed als hij de rechten beschermt in een reederij of een spoorwegmaatschappij, evengoed kan hij, rechter, in het geval komen, dat hij moet onderzoeken, welke verplichtingen de be sturen eener kerk hebben, op grond eener als bindend aangenomen geloofsbelijdenis. Nu kan een kerkelijk bestuur, als het door den rechter in het ongelijk gesteld is, den gehandhaafden aanklager wel kerkelijk tuchtigen, omdat hij hulp buiten de kerk zocht, ja zelfs kan het zoo iemand wel ontzetten uit het lidmaatschap, of afzetten als predikant, maar dan kan zulk een ontzet of afgezet persoon andermaal een proces beginnen, door nl. een actie wegens contracts breuk bij den rechter in te stellen. Alsdan zou het herstel of de weeropneming van een ge schrapt lidmaat of predikant door den rechter kunnen gelast worden. Aan het slot spreekt de heer F. S. den wensch uit, dat men ook eenmaal voor de kerkver- eenigingen aparte burgerlijke wetten moge gaan maken, even goed als b. v. voor coöperatieve vereenigingen en markgenootschappen, ten einde haar meer vrijheid van beweging te verzekeren, dan binnen de perken der algemeene wetten mogelijk is. Maar hij waarschuwt ook de ker kelijke besturen, om door geen censuur of erger, op pseudo-katholieke manier de vrijheid tot beroep op den burgerlijken rechter te benemen, wijl zich tegen zulk een roomsche houding wel eens een hevig verzet zoude kunnen openbaren. Wij achten het noodig, dat deze denkbeelden in ruimen kring verspreid worden. Ieder be langstellende leze dit manlijk geschrift. In de Bazuin van 2 Juli jl. herhaalt Ds. Beuker schriftelijk wat hij in de meeting te Leiden heeft ge zegd, en verdedigt tevens zijne aldaar aangenomen hou ding. Hij is van oordeel, dat het te berde brengen van zijne reeds vroeger geuite bezwaren heel goed een ant woord kon heeten, op iets wat Prof. Kuyper in zijn inleiding had gezegd. Naar ons inzien houdt deze be wering geen steek. Immers, Prof. K. zeide niet, dat alle, op vorige samenkomsten ingebrachte bedenkingen voor ieder geheel waren weggenomen, maar hij con stateerde alleen, en o. i. terecht, dat men na ver scheidene meetings, die tot verdediging van de oprichting der Vrije Universiteit moesten strekken, ook uit den kring der tegenstanders had erkend, dat de voorstanders van die Hoogeschool op hun standpunt en met hun overtuigingen niet anders konden handelen dan zij deden. Verder ging spr. niet. Nu kennen wij heel goed de door Ds. B. gepubliceerde bezwaren. Maar daarop is indertijd wel terdege gelet. De laatste bijlage van „Strikt genomen" (het in 1880 geschreven, bekende werk van Dr. K., strekkende om het recht tot Universiteitsstichting staatsrechtelijk en historisch te toetsen) behandelt grondig het verband tusschen de Kerk en de theologische faculteit. Het ging toch niet aan, daar thans weer op terug te komen. In wat wonderlijke richting ware de discussie dan verloopen Men moet toch ook in het debat tijd en wijze kennen. Wat iemand in een inleiding, geheel in het voorbijgaan, en met slechts enkele woorden zegt, kan in het debat toch moeielijk tot een hoofdonderwerp ge maakt worden, indien het buiten verband staat met het geheele doel van de meeting en met de geheele strekking van het referaat. In de inleiding zeide Prof. K. zoo veel-, o. a. ook, dat men te Leiden verstaat wat de eer van een man, de eer van een overtuiging eischt. Maar verbeeld u, dat men nu over een dergelijke uitdrukking eens had willen discussieerenDat ware toch ook door Ds. B. wel afge keurd. Welnu, het door hem gereleveerde raakte de kern van het onderwerp evenmin. M. G. Te Raamsdonk verloor den 3 Juli een arbeidersgezin voor de tweede maal een volwassen zoon door verdrinken. Vijf jaar geleden was het een, die in het hooiland werkte en zich te water begaf; thans was het een zoon, die als milicien te Geertruidenberg in garnizoen lag en bij het baden in of bij den Amer omkwam. In het tweede gesticht der strafkolonie Veenhuizen, is een advocaat uit Parijs aangekomen, om zijn broeder, een verpleegde, wiens straftijd was geëindigd, naar Frankrijk mede te nemen, ten einde daar eene erfenis van f 75,000 te ontvangen. Tevens bestaat vooruitzicht op eene tweede erfenis, 't Is te hopen, dat de man Veenhuizen niet weer terugziet. De gemeente Alkmaar is door de arrond. recht bank aldaar veroordeeld tot betaling van f 6500, aan de wed. Siebrands, wier echtgenoot in 4884 overleed aan de gevolgen van zijne verwonding, doordien een kesp of kolder van den gevel van het Waaggebouw aldaar afviel. Door de rechtbank te Roermond is iemand uit Mierlo, die bij ongeluk een 80-jarige vrouw aldaar over reed, veroordeeld tot twee maanden celstrafwegens manslag door onvoorzichtigheid. Te Uithoorn viel het 8-jarig dochtertje van L. V. in het water, met het ongelukkig gevolg, dat zij na eenigen tijd levenloos werd opgehaald. Nog geen twee jaar geleden verloor L. V. door een zelfde ongeluk zijn eenigen zoon. Te Zwartsluis in de zoogenaamde „Kolk" is een 13-jarig dochtertje van de wed. H. Bosman, bij het uitspoelen van een vaatdoek, achter haar huis van de waterstoep gevallen en verdronken. Te St. Pieter bij Maastricht is een jongeling bij het afwasschen van wortelen te water geraakt en ver dronken. De aardappelen in het Oldambt (Groningen) begin nen hier en daar reeds te sterven, terwijl sommige soorten reeds aangetast zijn door de ziekte. Bij de politie te Amsterdam is van die te Londen een telegram ontvangen, waarin gemeld wordt, dat men aldaar had vernomen, dat Londefische dieven in 't bezit zijn van valsche sleutels van eene Amsterdamsche Bank, met het oogmerk, om daarvan te gelegener tijd gebruik te maken tot het plegen van een inbraak. Den naam der bank had men echter niet kunnen te weten komen. De politie heeft het bewuste telegram aan alle Am sterdamsche Bankinstellingen ter inzage gezonden, opdat de directien er van op hare hoede zouden zijn. De Prof. Staten van Zeeland hebben afwijzend be schikt op het verzoek van het Bestuur der kweekschool voor machinisten te Amsterdam om subsidie. Het voor stel om f 500 subsidie toetestaan aan de ambachtsscheol te Middelburg is aangenomen. In Zeeland zijn de Provinciale opcenten dit jaar met twee cent verminderd. Te Kampen is door den gezagvoerder van het stoomschip Minister Thorbecke meegedeeld, dat in de Zuiderzee, ten oosten van Marken, vele Noordsche balken drijven, zoodat hij op zijne reis naar Kampen met moeite er door heen moest varen. Bij het scheppen van water is te Rotterdam het dienstmeisje van de stoomboot Telegraaf, varende op Antwerpen, over boord geslagen en verdronken. Haar lijk werd opgehaaldhet meisje was juist 20 jaar ge worden. Te Smilde heeft een jongen van tien jaar zich in eene diepe vaart gewaagd, om een jongetje van zes jaar te redden, hetwelk hij met goeden uitslag heeft volvoerd. De barbier Prévoo en echlgenoote te Groningen hebben in zeven dagen tijds van hun zestal kinderen vier door den dood verloren. De mazelen, welke in Groningen meer slachtoffers eischen, vergezeld van longontsteking of stuipen, was de ziekte, waaraan deze kleinen bezweken. Wij kunnen ons de diepe droefheid dezer bezochte ouders eenigszins voorstellen. De Heere zij hun Trooster, en spare de beide hun overgebleven kinderen. Door een ingezetene te Groningen is aan den Burge meester 160 gulden ter hand gesteld, met het verzoek dit bedrag te verdeelen onder de agenten van politie. Vinde dit voorbeeld op andere plaatsen veel navolging! Onze politieagenten hebben het veelal niet ruim en hun taak is in dezen hoozen tijd soms moeielijk, vooral in de steden. In de nabijheid van Bourtange (Gron.) werden door de rijksambtenaren onlangs drie herten gezien, en in de venen van Ter Apel zagen de veenarbeiders er een rustig loopen weiden. Toen het dier echter de menschelijke stem hoorde, was het in een oogenblik uit het gezicht verdwenen. Een dienstmeisje te Hilversum verloor, ruim 3jaar geleden, plotseling haar stem. Men schreef dit destijds toe aan eene verkoudheid; doch alle aangewende mid delen tot herstel mochten niet haten, en haar spreken bleef steeds een zacht fluisteren. Verleden week onder vond het meisje een hevigen schrik, daar ten gevolge van eene vergissing het vermoeden oprees, dat een kind vergiftigd was. Gelukkig bleek dit laatste onjuist te zijn, doch door den schrik had het meisje plotseling haar stem weer teruggekregen, en zij spreekt nu weer even helder als ieder ander. Door eenige personen te 's Gravenhage wordt moeite gedaan om handteekeningen te werven op een request, om gratie voor Domela Nieuwenhuis. Te Tiel is een man, die een zak zaad naar den zolder droeg, daarmee van de trappen gevallen en daar door zoo ernstig aan het hoofd verwond, dat hij den volgenden avond aan de gevolgen is overleden. Te Dordrecht viel Zaterdag een 12-jarige jongen in de Beeltjeshaven. De heer Mr. J. A. M. van der Hardt Aberson, griffier bij 't kantongerecht, die het ongeval bemerkte, begaf zich onmiddellijk naar buiten, sprong te water en had het geluk den jongen, die reeds zinkende was, van een anders wissen dood te redden. De kerkeraad van Kollum heeft in zijn op 9 Juli gehouden vergadering het besluit genomen, om het kerke lijk verband met de Synodale organisatie los te maken. Sonimelsdijh, 9 Juli 1886. De toelating op de Openbare Lagere School in deze Gemeente is vastgesteld op 2 Augustus a. s. voor kinderen, die den leeftijd van zes jaren hebben bereikt of dien bereiken binnen drie maanden, na den dag der toelating; terwijl ouders of voogden, die voor hunne kinderen of pupillen toegang tot genoemde School verlangen, zich van 12 tot 24 Juli a s„ onder overlegging der vaccine- bewijzen, daartoe kunnen aanmelden. Middelkaruis, 12 Juli '86. Heden midddag had hier een treurig ongeluk plaats. De visch-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 2