.Binnenland.
Uit de Fers,
BInnenlandsch Hieuws.
Plaatselijk Sieuws.
een groot volk, zooals dat leven zich naar
buiten openbaart. Men ziet, dat de Christelijke
Zending hier den strijd heeft tegen een stelsel,
een welgeordende godsdienstige inrichting en
dat de arme blinde heidenen, in gevallen als 't
vermelde, zeker niet gemakkelijk van hun prach
tige eeredienst-zonde afstand doen. H.
Kerkelijke kwestie.
Zoo heeft dan het orakel gesproken. Het
vonnis over de geschorsten is geveld. Het
Prov. Kerkbestuur van Noord-Holland heeft
hun bedrijf van zoo ergerlijken aard bevonden,
dat het èn predikanten èn kerkeraadsleden
heeft ontzet van de door hen. in de Ned. Herv.
Kerk en de Ned. Herv. Gem. te Amsterdam
bekleede bedieningen en ambten. Zeker zal er
door dat vonnis over mannen als Ds. van Son,
van Schelven, Karssen, de Gaay Fortman en
van Loon en zoovele anderen, die als ouderlingen
en diakenen fungeerden [waaronder Dr. Kuyper,
Dr. Rutgers, Dr. Woltjer, Dr. de Hartog,
Mr. Fabius etc. etc.] een kreet van verontwaar
diging zijn ontlokt aan duizende harten. De
ontzettingsbul is te groot, dan dat wij die in haar
geheel in dit blad zouden kunnen opnemen. Het
zij genoeg te weten, dat genoemde broeders aldus
zijn gevonnisd, niet om onzedelijke handelingen,
want, door Gods genade openbaren zij een oprecht
christelijken levenswandel, ook niet om onrecht
zinnigheid in de leer, want omtrent de zuiverheid
hunner Evangelieverkondiging bestaat geen
twijfel. Wat gaf dan aanleiding tot zulk een
ergerlijk vonnis? Niets anders dan het uitbrengen
van eene stem, dat zij, daartoe geroepen, deden
naar overtuiging en plicht. Zij hebben feitelijk
niets gedaan, dat kan door niemand ontkend;
alleen, zij hebben iets verkeerds bedoeld volgens
de meening der hoogere besturen. Niet ten
onrechte vreest zelfs een man als Mr. Sanders
(een liberaal advocaat) er voor, als deze manier
van recht doen op staatkundig gebied wordt in
toepassing gebracht. Heeft men het recht om
iemand te vervolgen, ook als men maar vermoedt,
dat hij iets verkeerds bedenkt of bedoelt, waar is
dan de grens? Wat waarborg blijft er dan over
voor iemands persoonlijke vrijheid?
Onwillekeurig komt men tot de gedachte, of
het de besturen niet nog om iets anders te doen
was dan om de orde te herstellen. Vooral van
een orthodox classikaal bestuur van Amsterdam
zou niemand het verwacht hebben, dat zij waar
lijk hunne broederen ter afzetting zouden voor
dragen. Lange jaren heeft het toegelaten, dat
mannen van beslist ongeloovige richting, die aan
de waarde der H. Schriften te kort deden en de
Godheid van Christus loochenden, onverhinderd
hunne alles omverwerpende stellingen verkon
digden en thans ging het in aller oog achtens
waardige mannen, maar van Gereformeerde begin
selen, op eene ongehoord ruwe wijze te lijf. Of
we dan nu aan het einde zijn van de kerkelijke
kwestie? Wij gelooven, dat zij thans eerst recht
beginnen zal. Deze onzetting zal de lont steken
in het vuur, dat overal ligt opgetast. Wij blijven
hopen, dat de oogen vooral thans zullen opengaan
voor de onzalige gevolgen van eiken dwang, om
bijeen te houden wat niet bijeenhoort.
De Synode zal van hare pogingen wel niet
afhouden, ook waar hare voorstellen nagenoeg
eendrachtig zijn afgewezen. Doch moge zij ook
den eerlijken zin openbaren, om te voorkomen,
dat mannen van kloeke overtuiging en karakter
worden opgeofferd aan de niets ontziende harts
tocht van eene Kuyper hatende partij. Want dat
het voornamelijk tegen den persoon en den
invloed van Dr. Kuyper gaat, is voor ieder niet
onkundige, eene gansch doorzichtige zaak. Doch
niet op de wijze, als thans wordt beproefd, zal
men dien verminderen. Integendeel, het is
onwedersprekelijk, dat de publieke opinie, hem en
de geschorsten, meer en meer rechtvaardigen gaat.
Naast de adviezen van den heer Farncombe San
ders liggen reeds die van den heer Baron de Geer,
hoogleeraar in de rechten, en van den heer
van Bemmelen. Men staat voor den overmoed
van een bestuur, dat noch thans grond meent te
hebben, de geschorsten, vooral de 5 predikanten,
derwijs te mogen treffen.
„Groen van Prinster er en Calvijn."
Onder bovenstaand opschrift werd dezer dagen
in 't District Leiden een strooibiljet verspreid,
dat door ieder anti-revolutionair verdient gelezen
te worden.
Het bevat o. m. het volgende
„Kiezers
Men spelt u op de mouw, dat een goed Cal
vinist Liever Liberalist dan Rome!" moetroe
pen, en dat Calvijn altoos tegen Rome aan den
kant van den Liberaal zou hebben gestaan.
Dit nu is onwaar.
Hoor maar, wat Calvijn zelf er van zegt!:
„Het zou wat fraais zijn, dat ik den Paus
met zijn trawanten en dienaren naar vermogen
tegen stond en inmiddels hen geworden liet,
die nog veel gevaarlijker vijanden Gods zijn en
Zijn waarheid nog gevoeliger aanranden. Immers
het Pauslijk Rome heeft ten minste nog eenig
godsdienstig aanzien; de Paus laat de leer der
onsterfelijkheid onaangetastonderwijst de vree-
ze Gods; neemt nog eenig absoluut verschil
tusschen goed en kwaad aan; eert den Christus
nog in Zijn Goddelijke en menschelijke natuur
en ontzegt niet alle gezag aan de Heilige Schrift.
Zij daarentegen heffen elk principieel verschil
tusschen de aardse he en hemelsehe dingen op, en
ondermijnen het wezen zelf van den godsdienst."
Ziet ge zelf niet, lezers, hoe Calvijn juist het
tegendeel zegt, van wat men den kiezers wijs
maakte
Nog dit.
Groen van Prinsterer, zegt men, die edele
Staatsman, riep„in mijn isolement ligt mijn
kracht," en zou dus het doen van Kuyper en
Lobman scherp hebben afgekeurd.
Dit is even onwaar.
Want nu nog, nadat hij gestorven is, spreekt
Groen van Prinsterer in zijn geschriften.
En wat zegt hij daar op bl. 6, 9 en 30 van
Deel VI zijner „Nederlandsehe Gedachten?"
Lees het hier:
„De verhouding van mijne vrienden, Dr Kuy
per en de Savornin Lohman tot de Roomsch-
Katholieken komt met mijn eigen gedragslijn
overeen." Groen van Prinsterer.
„Aan onze uitnemende vrienden, Dr. Kuyper
en Mr, De Savornin Lohman wordt overleg bij
de stembus met de Roomsch-Katholieken door
weinigen, het zij zoo, doch wier oordeel wij
niet gering schatten, euvel geduid, als lag hierin
verloochening van de zinspreuk: „In ons isole
ment ligt onze kracht." Hiertegen moet ik op
komen." Groen van Prinsferer.
Amersfoort.
Door de anti-rev. kiesvereeniging, Nederland
en Oranje, is met eenparige stemmen candidaat
gesteld voor de Tweede Kamer (de heer Mackay,
nam Utrecht aan) de heer Mr. L. W. C. Keu-
chenius. Wij verheugen ons in deze candidatuur.
De man, die eenmaal Indië verliet, om zijn Va
derland en koning hier op deze wijze te dienen,
heeft allereerst recht op een opengevallen zetel.
Ook met de eigenaardigheden, die dit edel ka
rakter aankleven en die men groote mannen
gaarne vergeeft, blijft lip voor het geloovig volk
van Nederland een onmisbare tolk in de Staten
des Lands.
Opening der Staten-Generaal.
Gisteren werden de vergaderingen der Staten-
Generaal door onzen grijzen vorst in persoon
geopend. De troonrede vormt het belangrijkste
deel dezer plechtigheid. Hieronder volgt zij
Mijne Heer en
„Met genoegen bevind Ik Mij weder te midden
der vertegenwoordigers van mijn volk.
„Het is u bekend, welk verschil van meening
tusschen mijne Regeering en een deel van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal aanleiding
gaf tot de onbinding van deze. Ik mag ver
wachten, dat de afgebroken arbeid thans zal
worden hervat.
„Mijne betrekkingen met andere mogendheden
zijn zeer vriendschappelijk. Het is Mij aangenaam
te kunnen vermelden, dat de kustvaart tusschen
de havens van Duitschland weder voor de Neder
landsehe vlag is opengesteld.
„De gunstige afloop van de conversie van een
deel der Nationale schuld strekte tot bevestiging
van 's lands krediet.
Behalve de wetsontwerpen betreffende de
Grondwet en andere, die in de vorige zitting
aanhangig waren, zullen nog enkele spoed-
eischende aan u worden voorgelegd.
„Mogen uwe werkzaamheden, onder Gods
zegen, tot heil van het vaderland strekken.
„Ik verklaar de buitengewone zitting der
Staten-Generaal te zijn geopend."
Ten einde goed te weten, welke gedragslijn
voortaan zal moeten gevolgd wordenhebben de
geschorste kerkeraadsleden te Amsterdam zich
met veertien belangrijke vragen tot eeuige alge
meen als bekwaam en onafhankelijk erkende
rechtsgeleerden gewend.
Ofschoon vast overtuigddat zij Gods Woord
op hun zijde hebbenwilden zij nu ook gaarne
zoo nauwkeurig mogelijk weten, in hoe verre zij
gemeten naar de menschelijke bepalingen en ver
ordeningen, in hun recht stonden.
Reeds hebben twee rechtsgeleerde adviezen
de pers verlaten, n.l. één van Mr. A. J. W. Farn
combe Sanders te 's Hage en één van Prof. Mr.
B. J. L. Baron de Geer van Jutphaas, Hoogleeraar
te Utrecht.
Ditmaal spreken wij alleen van het eerste
stuk. Het boeit door zijn nuchterheid en klaar
heid, en er behoort niet veel rechtskennis toe,
em het hier kenbaar gemaakte redebeleid te
volgen.
„Het hoofdmoment," zegt de heer F. S. „en de
diepste grond van dien (kerkelijken) strijd ligt
geheel in het gemoed en den geest; de vraag
omtrent de kerkelijke goederen is daarvan
slechts eene nevenzijde." Maar die nevenzijde
beziet de geleerde schrijver zóó nauwkeurig en
schetst hij zóó duidelijk, dat het een genot is,
zijn uiteenzetting te lezen. Wij raden het koopen
en onderzoeken van dit stuk dan ook sterk aan.
Er is heel veel leering uit te trekken.
De schrijver vindt het jammer, dat de Regee
ring, toen zij zich krachtens het Koninklijk
Besluit van 9 Februari 1866, onttrok aan de
bemoeiing met het beheer der kerkegoederen,
zij geen betere orde op dit beheer gesteld heeft,
hetgeen alleen door een wet had kunnen geschie
den. De Engelsche Regeering ging in 1869 bij
de opheffing der Iersche Staatskerk wijzer te
werk, en wees der kerk het bestuur en de
personen aan, aan wie zij de goederen overdroeg.
Voorts stelt de adviseur op bezadigden toon
de door het Classikaal Bestuur van Amsterdam
begane dwaasheden in het licht, en betreurt het,
„dat de ontwikkeling in de laatste vijftig jaren,
van juistere rechtsbegrippen op staatkundig ge
bied, in kerkelijke kringen nog zóó weinig
schijnt teruggewerkt te hebben, dat hier nog
een rechtspleging mogelijk blijkt, die de arbitraire
justitie van onze oude plaatselijke regenten
oligarchie doet herleven."
Schr. oordeelt, dat één der voorwaarden, voor
de toepassing van het schorsingsartikel vereischt,
ontbrak; dat het Cl. Bestuur van de schorsing
een dwangmiddel heeft gemaakt; dat zoomin het
Cl. Bestuur recht had om te doen, wat des Ker-
keraads was als het Provinciaal Kerkbestuur om
te doen wat des Cl. Bestuurs was; dat het Cl.
Bestuur zich in elk geval niet mengen mocht in
het beheer der kerkegoederen, dat de kerkeraad,
namens de gemeente, het beheer voert (blz. 22);
dat het Prov. Bestuur het recht niet had, het
Beheersreglement van 1875 te vernietigen, en
dat deze vernietiging wel om drie redenen on
wettig is (blz. 36), dat de Synodale Colleges
niets te maken hebben met en zelfs geen recht
tot toezicht op het goederenbeheer.
Vooral trok onze aandacht hetgeen de heer
F. S. antwoordt op de vraag, of de bij besluit
van 14 Dec. 1885 aangebrachte wijzigingen in
het Beheersreglement ook reglementair verboden
waren. Men weet, hoe de tegenstanders van
alle kanten op de onbarmhartigste wijze het
nieuwe artikel 41 van dat Beheersreglement
ten toon hebben gesteld, als hoog verraad en
poging tot roof.
Welnu, deze rechtsgeleerde merkt met het
oog op dat art. 41 eenvoudig aan, dat de ver
bindende kracht der Belijdenis nog steeds door
de Reglementen gehuldigd wordt, en dat het
opzeggen der gehoorzaamheid aan een Synodaal
kerkverband stellig niet in strijd kan geacht
worden met den geest en de hoofdzaak dier Be
lijdenis; dat zulk een uittreding uit het Syno
daal verband zeker ook geen „verstoring van
orde en rust" mag heeten, dewijl splitsing veeleer
vaak den vrede bevordert. Hij schrijft: „De
bloote afscheiding uit de uitwendige stoffelijke
banden eener zichtbare kerkvereeniging kan te
betreuren wezen, maar uit een protestantsch oog
punt nooit strafbaar zijn." Het komt hem voor,
„dat het Class. Bestuur, in zijn meening, dat
materiëele afscheiding op stoffelijk gebied een
kerkelijk misdrijf wezen zou, ook hier zooals
op meer plaatsen van dit zonderling proces,
onbewust staat onder den invloed van Roomsch-
Katholieke kerkbegrippen. Die begrippen nu
mogen waar of verkeerd wezen, protestantsch
zijn ze stellig niet', integendeel, ze zijn zoo
lijnrecht anti-protestantsch als het maar kan,"
(blz. 45).
De besluiten aangaande het Beheersreglement,
bevatten dan ook z. i. niets, hetwelk bij de
andere reglementen verboden is (blz. 51.)
Zoo mogelijk nog krasser en van nog meer
gewicht is het gegeven antwoord op vraag 14,
of nl. beroep op den wereldlijken rechter als
kerkelijk vergrijp kan worden gequalificeerd.
Schrijver merkt hierbij op, dat hoe meer vol
komen de scheiding tusschen Kerk en Staat is,
ook 's rechters bevoegdheid en plichtom in
kerkelijke zaken tusschenbeide te komen, des
te grooter wordt. En even goed als de rechter
in geval van verschil den zin en de strekking
der conditiën van een brandpolis onderzoekt,
even goed als hij de rechten beschermt in een
reederij of een spoorwegmaatschappij, evengoed
kan hij, rechter, in het geval komen, dat hij
moet onderzoeken, welke verplichtingen de be
sturen eener kerk hebben, op grond eener als
bindend aangenomen geloofsbelijdenis. Nu kan
een kerkelijk bestuur, als het door den rechter
in het ongelijk gesteld is, den gehandhaafden
aanklager wel kerkelijk tuchtigen, omdat hij
hulp buiten de kerk zocht, ja zelfs kan het zoo
iemand wel ontzetten uit het lidmaatschap, of
afzetten als predikant, maar dan kan zulk een
ontzet of afgezet persoon andermaal een proces
beginnen, door nl. een actie wegens contracts
breuk bij den rechter in te stellen. Alsdan zou
het herstel of de weeropneming van een ge
schrapt lidmaat of predikant door den rechter
kunnen gelast worden.
Aan het slot spreekt de heer F. S. den wensch
uit, dat men ook eenmaal voor de kerkver-
eenigingen aparte burgerlijke wetten moge gaan
maken, even goed als b. v. voor coöperatieve
vereenigingen en markgenootschappen, ten einde
haar meer vrijheid van beweging te verzekeren,
dan binnen de perken der algemeene wetten
mogelijk is. Maar hij waarschuwt ook de ker
kelijke besturen, om door geen censuur of erger,
op pseudo-katholieke manier de vrijheid tot
beroep op den burgerlijken rechter te benemen,
wijl zich tegen zulk een roomsche houding wel
eens een hevig verzet zoude kunnen openbaren.
Wij achten het noodig, dat deze denkbeelden
in ruimen kring verspreid worden. Ieder be
langstellende leze dit manlijk geschrift.
In de Bazuin van 2 Juli jl. herhaalt Ds. Beuker
schriftelijk wat hij in de meeting te Leiden heeft ge
zegd, en verdedigt tevens zijne aldaar aangenomen hou
ding. Hij is van oordeel, dat het te berde brengen van
zijne reeds vroeger geuite bezwaren heel goed een ant
woord kon heeten, op iets wat Prof. Kuyper in zijn
inleiding had gezegd. Naar ons inzien houdt deze be
wering geen steek. Immers, Prof. K. zeide niet, dat
alle, op vorige samenkomsten ingebrachte bedenkingen
voor ieder geheel waren weggenomen, maar hij con
stateerde alleen, en o. i. terecht, dat men na ver
scheidene meetings, die tot verdediging van de oprichting
der Vrije Universiteit moesten strekken, ook uit den
kring der tegenstanders had erkend, dat de voorstanders
van die Hoogeschool op hun standpunt en met hun
overtuigingen niet anders konden handelen dan zij deden.
Verder ging spr. niet.
Nu kennen wij heel goed de door Ds. B. gepubliceerde
bezwaren. Maar daarop is indertijd wel terdege gelet.
De laatste bijlage van „Strikt genomen" (het in 1880
geschreven, bekende werk van Dr. K., strekkende om
het recht tot Universiteitsstichting staatsrechtelijk en
historisch te toetsen) behandelt grondig het verband
tusschen de Kerk en de theologische faculteit. Het ging
toch niet aan, daar thans weer op terug te komen.
In wat wonderlijke richting ware de discussie dan
verloopen Men moet toch ook in het debat tijd en wijze
kennen. Wat iemand in een inleiding, geheel in het
voorbijgaan, en met slechts enkele woorden zegt, kan
in het debat toch moeielijk tot een hoofdonderwerp ge
maakt worden, indien het buiten verband staat met
het geheele doel van de meeting en met de geheele
strekking van het referaat.
In de inleiding zeide Prof. K. zoo veel-, o. a. ook, dat
men te Leiden verstaat wat de eer van een man, de
eer van een overtuiging eischt. Maar verbeeld u, dat
men nu over een dergelijke uitdrukking eens had willen
discussieerenDat ware toch ook door Ds. B. wel afge
keurd. Welnu, het door hem gereleveerde raakte de kern
van het onderwerp evenmin.
M. G.
Te Raamsdonk verloor den 3 Juli een arbeidersgezin
voor de tweede maal een volwassen zoon door verdrinken.
Vijf jaar geleden was het een, die in het hooiland werkte
en zich te water begaf; thans was het een zoon, die
als milicien te Geertruidenberg in garnizoen lag en bij
het baden in of bij den Amer omkwam.
In het tweede gesticht der strafkolonie Veenhuizen,
is een advocaat uit Parijs aangekomen, om zijn broeder,
een verpleegde, wiens straftijd was geëindigd, naar
Frankrijk mede te nemen, ten einde daar eene erfenis
van f 75,000 te ontvangen. Tevens bestaat vooruitzicht
op eene tweede erfenis, 't Is te hopen, dat de man
Veenhuizen niet weer terugziet.
De gemeente Alkmaar is door de arrond. recht
bank aldaar veroordeeld tot betaling van f 6500, aan de
wed. Siebrands, wier echtgenoot in 4884 overleed aan
de gevolgen van zijne verwonding, doordien een kesp
of kolder van den gevel van het Waaggebouw aldaar
afviel.
Door de rechtbank te Roermond is iemand uit
Mierlo, die bij ongeluk een 80-jarige vrouw aldaar over
reed, veroordeeld tot twee maanden celstrafwegens
manslag door onvoorzichtigheid.
Te Uithoorn viel het 8-jarig dochtertje van L. V.
in het water, met het ongelukkig gevolg, dat zij na
eenigen tijd levenloos werd opgehaald. Nog geen twee
jaar geleden verloor L. V. door een zelfde ongeluk zijn
eenigen zoon.
Te Zwartsluis in de zoogenaamde „Kolk" is een
13-jarig dochtertje van de wed. H. Bosman, bij het
uitspoelen van een vaatdoek, achter haar huis van de
waterstoep gevallen en verdronken.
Te St. Pieter bij Maastricht is een jongeling bij
het afwasschen van wortelen te water geraakt en ver
dronken.
De aardappelen in het Oldambt (Groningen) begin
nen hier en daar reeds te sterven, terwijl sommige
soorten reeds aangetast zijn door de ziekte.
Bij de politie te Amsterdam is van die te Londen
een telegram ontvangen, waarin gemeld wordt, dat men
aldaar had vernomen, dat Londefische dieven in 't bezit
zijn van valsche sleutels van eene Amsterdamsche Bank,
met het oogmerk, om daarvan te gelegener tijd gebruik
te maken tot het plegen van een inbraak. Den naam
der bank had men echter niet kunnen te weten komen.
De politie heeft het bewuste telegram aan alle Am
sterdamsche Bankinstellingen ter inzage gezonden, opdat
de directien er van op hare hoede zouden zijn.
De Prof. Staten van Zeeland hebben afwijzend be
schikt op het verzoek van het Bestuur der kweekschool
voor machinisten te Amsterdam om subsidie. Het voor
stel om f 500 subsidie toetestaan aan de ambachtsscheol
te Middelburg is aangenomen.
In Zeeland zijn de Provinciale opcenten dit jaar
met twee cent verminderd.
Te Kampen is door den gezagvoerder van het
stoomschip Minister Thorbecke meegedeeld, dat in de
Zuiderzee, ten oosten van Marken, vele Noordsche balken
drijven, zoodat hij op zijne reis naar Kampen met
moeite er door heen moest varen.
Bij het scheppen van water is te Rotterdam het
dienstmeisje van de stoomboot Telegraaf, varende op
Antwerpen, over boord geslagen en verdronken. Haar
lijk werd opgehaaldhet meisje was juist 20 jaar ge
worden.
Te Smilde heeft een jongen van tien jaar zich in
eene diepe vaart gewaagd, om een jongetje van zes jaar
te redden, hetwelk hij met goeden uitslag heeft volvoerd.
De barbier Prévoo en echlgenoote te Groningen
hebben in zeven dagen tijds van hun zestal kinderen
vier door den dood verloren. De mazelen, welke in
Groningen meer slachtoffers eischen, vergezeld van
longontsteking of stuipen, was de ziekte, waaraan deze
kleinen bezweken. Wij kunnen ons de diepe droefheid
dezer bezochte ouders eenigszins voorstellen. De Heere
zij hun Trooster, en spare de beide hun overgebleven
kinderen.
Door een ingezetene te Groningen is aan den Burge
meester 160 gulden ter hand gesteld, met het verzoek
dit bedrag te verdeelen onder de agenten van politie.
Vinde dit voorbeeld op andere plaatsen veel navolging!
Onze politieagenten hebben het veelal niet ruim en
hun taak is in dezen hoozen tijd soms moeielijk, vooral
in de steden.
In de nabijheid van Bourtange (Gron.) werden
door de rijksambtenaren onlangs drie herten gezien, en
in de venen van Ter Apel zagen de veenarbeiders er
een rustig loopen weiden. Toen het dier echter de
menschelijke stem hoorde, was het in een oogenblik uit
het gezicht verdwenen.
Een dienstmeisje te Hilversum verloor, ruim 3jaar
geleden, plotseling haar stem. Men schreef dit destijds
toe aan eene verkoudheid; doch alle aangewende mid
delen tot herstel mochten niet haten, en haar spreken
bleef steeds een zacht fluisteren. Verleden week onder
vond het meisje een hevigen schrik, daar ten gevolge
van eene vergissing het vermoeden oprees, dat een kind
vergiftigd was. Gelukkig bleek dit laatste onjuist te
zijn, doch door den schrik had het meisje plotseling
haar stem weer teruggekregen, en zij spreekt nu weer
even helder als ieder ander.
Door eenige personen te 's Gravenhage wordt
moeite gedaan om handteekeningen te werven op een
request, om gratie voor Domela Nieuwenhuis.
Te Tiel is een man, die een zak zaad naar den
zolder droeg, daarmee van de trappen gevallen en daar
door zoo ernstig aan het hoofd verwond, dat hij den
volgenden avond aan de gevolgen is overleden.
Te Dordrecht viel Zaterdag een 12-jarige jongen
in de Beeltjeshaven. De heer Mr. J. A. M. van der
Hardt Aberson, griffier bij 't kantongerecht, die het
ongeval bemerkte, begaf zich onmiddellijk naar buiten,
sprong te water en had het geluk den jongen, die reeds
zinkende was, van een anders wissen dood te redden.
De kerkeraad van Kollum heeft in zijn op 9 Juli
gehouden vergadering het besluit genomen, om het kerke
lijk verband met de Synodale organisatie los te maken.
Sonimelsdijh, 9 Juli 1886. De toelating op
de Openbare Lagere School in deze Gemeente
is vastgesteld op 2 Augustus a. s. voor kinderen,
die den leeftijd van zes jaren hebben bereikt
of dien bereiken binnen drie maanden, na den
dag der toelating; terwijl ouders of voogden,
die voor hunne kinderen of pupillen toegang
tot genoemde School verlangen, zich van 12
tot 24 Juli a s„ onder overlegging der vaccine-
bewijzen, daartoe kunnen aanmelden.
Middelkaruis, 12 Juli '86. Heden midddag
had hier een treurig ongeluk plaats. De visch-