De Volkeren der aarde. Ingezonden. S2ïipj>cr§. Plaatselijk Hieuwt. Hellevoetsluis, 14 Mei. Loodskotter no. 3 is gisteren avond alhier met gebroken steng uit het Engelsche kanaal aangekomen. Oude-Tonge. Gedurende de maand April was het aantal schoolgaande kinderen op de Openbare Lagere School alhier 397, en het ge heel aantal schooltijden 16654. Stellendam. Van de 20 kiezers voor de Provinciale Staten hebben er 17 hunne stem men uitgebracht. Goedereede. Op 11 dezer hebben van de 36 kiezers voor de Provinciale Staten, 31 hunne stembriefjes ingeleverd. Heenvliet, 12 Mei 1886. Gisteren zijn alhier bij de verkiezing van één lid voor den Gemeente raad, in plaats van wijlen den Heer C. Kwak, nade vluchten. God zal hen nimmer afwijzen. Wie zich als nietige schapen in allen ootmoed aan Jezus' herderlijke trouw overgeven, komen nooit beschaamd uit; zij worden dan allengs meer aan Zijn stem gewend, zij volgen die en de liefelijkste, zoetste vrede daalt er door in hunne ziel, ja neemt die ziel geheel in. M. G. In de laatste week is het gelukkig aan den staatkundigen hemel, die zoo zwart bewolkt was, een weinig helderder geworden. De hoop herleeft, dat het Grieksche vraagstuk ten slotte toch zonder oorlog voorloopig zoo niet beslecht worden, dan toch van de baan raken zal. De Grieksche minister Delyannis is namelijk afgetreden. Hij, die zijn koning voor den hui- digen toestand verantwoordelijk stelde; die blijkbaar had gehoopt met doorzetten het be oogde doel te bereiken; die meende, dat toe geven aan den eisch der mogendheden tot ont wapening hem onmogelijk was, heeft het bewind neergelegd. Daarmeê is de groote hinderpaal gevallen. Een nieuw ministerie onder Balbis, zonder bepaalde kleur, ter afdoening van zaken, is gevormd. Den troepen, die op weg waren naar de grens, is gelast hun tocht te staken. Weldra komt de Kamer bijeen, en hoogstwaar schijnlijk zal zij in de ontwapening bewilligen. De blokkade ddor de Europeesche vloten, thans met ernst begonnen, zal daartoe veel bijdragen. Steeds kruisen de vreemde oorlogs schepen op de Grieksche kust en beletten alle handelsverkeer naar buiten. Nu geschiedt wel de uitvoer van Griekenland grootendeels in den herfst, maar men weet wat een handelsvloot van 3000 schepen met 30000 man beteekent, ge weet ook wat het zeggen wil, als deze tot vol slagen werkeloosheid wordt veroordeeld. En dit gevoegd bij- de ontzaglijke kosten, reeds voor den oorlog gemaakt, zal de Grieken wel wijs doen woraen. Zoo is dan, Gode zij dank, het gevaar van een in de gevolgen onberekenbaren oorlog in enkele dagen veel verminderd. Moge het weldra geheel geweken zijn Ook in de Vereenigde Staten van N.-Amerika is, al valt er ook nog niet te roemen, de toe stand ten minste eenigszins gebeterd. De soci alistische uitbarstingen zijn bedwongen, en de roermakers gevangen gezet. De werkstakingen nemen blijkbaar niet toe. Naar men wil, hebben een 50000 werklieden hun eisch verkregeneen werkdag van acht uren. Of 't op den duur houd baar zal blijven, is een andere vraag. Intusschen heeft men opnieuw gezien op wat wijs het socialisme zijn denkbeelden tracht te verwezenlijken, met geweld, revolver en dyna miet. Het einde onzer eeuw kenmerkt nu en dan aan dat der vorige, toen de groote omwenteling van 1789 uitbrak. Er is een geest van wrevel uitgegaan onder de volken, van verzet tegen God en zijn verordeningen, een booze macht, die steeds woelt en werkt, 't Roept tot wa ken, maar tevens tot ernstig onderzoek naar de oorzaken van de wonden en kwalen der maat schappij. Die toch geneest men niet met kracht en geweld, maar door liefde, en wel die liefde, wier uitgangspunt de Christus is, wier doel Zijn verheerlijking. In Engeland is men nog altijd aan het beraad slagen over Gladstone's nieuwe wetten voor zelf bestuur en landbezit in Ierland. De kans op hun aanneming is en blijft echter gering, daar be halve de Tories ook de oud-liberalen en de radi calen en het Lagerhuis er tegen zijn, ongerekend nog dat het Hoogerhuis bijna geheel van de nieuwe Iersche wetten niet weten wil. Wat echter dan met en in Ierland zal geschieden, is een groot vraagstuk. H. De verkiezing voor de Provinciale Staten. Op verschillende wijze is in de liberale pers de uitslag der gehouden verkiezing besproken. Terwijl de een daarin alle reden vond tot juichenis de andere toch min of meer teleurgesteld. Terwijl sommige bladen victorie roepen, omdat de Eerste Ivamer nog alles be halve om is, zijn andere liberale bladen eerlijk genoeg, te erkennen, dat hun de uitslag der verkiezing geen groote stof tot dankbaarheid geeft. Sommigen doen het voorkomen, alsof de anti-liberalen eer af- dan toenemen in krachten. Nu, de waarheid is dan toch, dat de liberalen vast een 20tal zetels zeker verloren hebben, welk getal na de herstemmingen nog met 10 kan ver meerderd worden. Voorwaar, geen kleine winst, vooral in aanmerking genomen, dat over 't algemeen de anti liberalen eigenlijk nu voor de eerste maal werkzaam zijn opgetreden bij de verkiezing voor de Pi'ov. Staten. Als men bij de herstemming in Nijmegen gelukkig is, staan antiliberalen en liberalen in Gelderland reeds gelijk. UtrechtNoord-Braband en Limburg zijn reeds om en in Friesland, waar de liberalen thans 4 en in Zuid-Holland, waar zij zelfs 0 zetels verlo en, vordert men reeds tot 2/5 tegen 3/5. Natuurlijk, zegt De Standaard, is deze weg van ver overing der Eerste Kamer een lange weg. Maar toch, ook op dien weg is weer gevorderd. Ontbinding. Zeker werd op 13 Mei 11. ons heele land verrast door de mededeeling in de Staatscourant van een Koninklijk besluit tot ontbinding der Tweede Kamer. Van beide zijden is er deswege een stroom van verontwaardiging uitgegaan tegen den verantwoordelijken minister Heems kerk. Vooral na al wat reeds geschied is, geeft deze ontbinding daartoe weer op nieuw oorzaak. Heemskerk mocht na zijne belofte in de Eerste Kamer gegeven, de Tweede Kamer niet naar huis sturen, zonder althans verklaring afgelegd te hebben van hetgeen er geschied was omtrent de aanvrage om ontslag, de aanbieding aan de rechterzijde en het wéder intrekken van de aanvrage om ontslag. Toch heeft, door het tijdig optreden van den voorzitter, die de Tweede Kamer tegen Maandag 11. bijeenriep, één dag dus voor het intreden der ontbin ding, de minister het niet kunnen ontgaan verantwoor ding van zijne handelwijze afteleggen. En na hetgeen wij daarvan gelezen hebben, gelooven wij reeds nu te kunnen veronderstellen, dat men in 't algemeen daar van zeggen zal, dankbaar, maar niet voldaan. Over de ontbinding zelve werd Maandag weinig gesproken. Meer gold het debat de wijze waarop de rechterzijde in den heer Mackay tot de regeering zou zijn geroepen, meer der licht te ontvangen. En het is dan nu publiek, dat de heer Mackay is aangezocht, om een ministerie te vormen, maar op eene wijze, die hem als man van be ginsel en karakter wel moest doen weigeren. Als voor waarde gold namelijk, dat hij de voorstellen tot grond wetsherziening, waarmede hij met de geheele rechterzijde zich niet vereenigen kon, toch als minister weer in be handeling zou nemen. Ja, in waarheid, het is iets zeld zaams in de geschiedenis, dat men uit beginsel een eere plaats op een ministerstoel begint in te nemen. Zich alzoo vernederen, kan alleen hij, die met alle aardsche hoogheid toch klein werd voor God. Die nog eerbied heeft onder ons volk voor karakter, hoe hij ook voorts heette, moet niet zulk een daad als van dezen anti-revolutionair loven? Dat God gave, dat wij door zulke mannen nog eens geregeerd werden. En wie weet, wat God nog doet, als zijn volk er Hem in diepe verootmoediging om vraagt. Hij zal genade en eere geven ook onder duizenderlei miskenningen. Zoo zijn wij dan nu weer zonder Tweede Kamer en door ons gansche land zullen dus straks voor alle open gevallen plaatsen nieuwe verkiezingen moeten gehouden worden. Deze waren eerst uitgeschreven tegen 22 Juni, doch, door het ongrondwettige van dit besluit, zijn zij tot 15 Juni vervroegd. Wat een werk dus weer uoor- handen voor allen, die niet onverschillig zijn hoe de zaKen des lands loopen. Natuurlijk hoopt Heemskerk op eene wijziging in dien toestand. En wie hoopt het niet met hem. De wagen van Staat zit in 't zand. Zooals het tot heden stond gaat het niet. En het zou ook wel wonder zijn als het bij de komende verkiezin gen bleef zooals 't was. Er zijn districten, waarvan dit vrij zeker is, doch andere, zooals Middelburg, Tiel, Arnhem, Zutphen, Utrecht, Almelo, waar dit niet zoo zeker is, daar de anti-liberalen en liberalen daar bijna even sterk zijn in krachten, en een lOtal stemmen vaak de schaal naar rechts of links deed overslaan. Het zal dus nu meer dan ooit een ernstige strijd zijn, waartoe men zich [(15 Juni is zoo spoedig in 't land) bij tijds voorbereide. Ach, dat zooveel slapenden nog mochten wakker worden, opdat wij eens van de liberale heer schappij mochten verlost worden. Men klaagt en jam mert op elk gebied, men ziet de schoone vruchten van den prachtigen liberalistischen boom allerwege; men gevoelt ze in zijn belastingpenningen, men aan schouwt ze in een onderwijsregeling, die den histori- schen godsdienstig-zedelijken grondtoon van onzen Ne- derlandschen Staat ondermijnt en met een ter kwader uur begonnen Atjeeschen oorlog, onze schatkist uitput en ons volk op enorme schulden jaagt en toch en toch gaat menigeen aan zulk een liberalisme door zijne stem nog vaak een onverdiende hulde brengen of verzuimt door nalatig zijn hen, die deze toestanden reeds voor jaren voorspelden, te sterken in den strijd, die onder Gods voorzienig bestuur met al beter kansen gestreden wordt. De strijd gaat niet tegen de personen als zoodanig, maar tegenover de heillooze beginselen, welke die personen vertegenwoordigen en waardoor zij ter kwader ure zullen gebracht worden, waar menig een vroeger en zelfs nu nog niet zijn wil. Daarom aanvaarden wij den strijd en zullen niet ophouden met al wat in ons is, ons volk, meer bijzonder onze kiezers in ons district, aan te manen, ook voor zoover hun invloed reikt, het liberalisme tegen te staan. Spoe dig zullen zij daartoe de gelegenheid hebben. Tegen 15 Juni zie men eendrachtelijk een candidaat te krijgen, wien al wat niet meer van het liberalisme gediend is, zijn steun geeft, hier en aan de overzijde van de Kram mer. Ook van die zijde hangt zeer veel af voor een welgolukken van de kamp. Dat ook daar mannen van kloeken wille gevonden worden, om met ons mee op te trekken, is onze hope en verwachting. Eene week vóór de algemeene verkiezing voor leden yan de Tweede Kamer, n.l. op 8 Juni, zal voor het dis trict Middelharnis nog de verkiezing plaats hebben voor een lid van de Prov. Staten voor de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer Mr. D. v. Weel. Wij vertrouwen, dat de antirev. Kiesvereeniging tijdig de noodige maatregelen nemen zal, ons voor deze Ver kiezing gelijk van die voor de 2e. Kamer met een flinke candidaat op te treden. Voor die van 8 Juni is de candidaat reeds genoemd. Van bevriende zijde werd ons inzage gegeven van een ingezonden stukje in het Nieuwsblad v. d. Hoeksche- waard. De inzender teekent zich X. Nu aan ixen mag men anders het antwoord wel schul dig blijven. Mijnheer X. veroorlooft zich echter ook aan ons adres iets te zeggen nl.: „Wie walgt er niet van in de Maas- en Scheldebode, „op bedekte wijze eene beschuldiging aan het adres van „Gedeputeerde Staten gericht te zien, dat zij, in zaken van geschil moetende beslissendit doen ten voordeele van de liberalen Wij zouden X. wel willen uitnoodigen, eens het nummer te noemen, waarin wij schreven, wat hij ons laat schrijven. Dat II.H. gedeputeerden in zaken van geschil alleen der liberalen voordeel zoeken, zou wat al te bout gesproken zijn en zoo hebben wij in „de Maas- en Scheldebode" ook niet gesproken. In zaken die beginselen raken, zouden wij het trouwens wel voor onze rekening durven nemen. En wat we ook wel deden, dat was, niet onduidelijk laten gevoelen, dat H.H. gedeputeerden de verkiezing voor de Prov. Staten in ons district in tweeën hadden gedeeld om twee kansjes voor zich te houden. Dit lijkt nu wel wat ondeugend, maar 10 tegen 1, dat H.H. ge deputeerden er zelf ook zoo over denken. X., die zich voordoet als niet liberaal, is ook erg verontwaardigd over het samengaan der antirevolutionairen met Rome. X. weet blijkbaar niet veel van wat er in den laatsten tijd gebeurd is, waarom een samengaan met Rome voor de antirevolutionairen gebiedend noodzake'ijk is, waar zij nog met een eigen candidaat geen kans van slagen hebben. Doch wij zullen hierop thans niet ingaan. Onze kiezers mo»en evenwel voorzichtig zijn en zich niet laten mis leiden door een quasi-broeder, want, het is misschien weer wat ondeugend, maar toch niet onmogelijk, of achter X. schuilt een liberaal van het eerste water. Deputateu vergadering. De deput.aten-vergadering van antirev. kiesvereenigingen uit ons heele land, Donderdag 13 Mei, te Utrecht ge houden, onder voorzitting van Dr. A. Kuyper, mag ook door ons, die het genoegen hadden daar bij tegenwoordig te zijn, niet onbesproken blijven. Wij gevoelden daar iets meer van den ernst der tijden, die zoo vele mannen uit alle oorden des lands tesamenbracht. Daar zag men onze grooten met baronnen en jonkheer's titels, mam.en van hoogen rang en stand, tesamen zich buigen met hen die, meer in nederigen standen des volks ver- keerende, toch ook gevoelden, dat alleen in een terug keer naar de beginselen van Gods Woord verandering ten goede onder ons volk mogelijk is. Men gevoelde ook bij verscheidenheid in het bijkomstige de eenheid in dit noodige. Waar men zoo broederlijk kon bijeen zijn, belooft het iets goeds voor den komenden strijd. De grijze Elout van Soeterwoude, de eenig overgebleven medestander van Groen van Prinsterer, de vader der antirev. partij, werd met algemeene stemmen tot eere voorzitter benoemd en al de aftredenden evenzoo tot leden van het Centraal-Comité herkozen. Voor de vacature Esser aan wiens nagedachtenis de voorzitter in den aanvang een welsprekend woord wijdde werd gekozen de heer Iloogeveen, van Alfen. Moge het werk alzoo biddend begonnen, strijdend voort gezet, ook ten slotte met een goeden uitslag worden be kroond. {Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Vervolg „Kootwijk." {Slot.) Zien wij eens op de Academie van Utrecht, let wèl, op de uitverkoreneWie moeten aldaar onze aanstaande predikanten onderwijzen? Ik schrijf in de „Maas- en Scheldebode", daarom ook: „goed Zeeuw, goed rond." Laat ons toch eerlijk en oprecht elkander onder de oogen zien; liegen is zondeis zoo pijnlijk. Hoe lief ik ook die professorendoor den Staat bezoldigdmoge hebben; hoe hoog ook geacht als vrienden en bekenden van ouden datum hoe eervol ik hen, die ik ken, ook eene plaats zie innemen onder dat volk, waarvan Ruth heeft getuigd„uw volk is mijn volk en uw God is mijn God;" helaas! op hunne leerstoelen kan en mag ik ze niet anders begroeten dan als hooggeleerde heeren, staatsambtenaren voor de wetenschap der godsdiensten. O ja! nu nog mogen en zul len zij van het Christendom getuigen het woord van Paulus ligt hun in en op het hart „de nood is mij opgelegdmaar, welke wet, welke hinderpaal kan den Staat worden voor gelegd om misschien morgen of overmorgen tot hunne plaatsvervangers te benoemen Chi- neezen, zoo de godsdienst van Confusius hij onze modernen in de mode komt. Wie belet den Staat om aan eene zekere meerderheid het oor goedgunstig te verleenenter bereiking van het jammerlijke doellaat ons de touwen en banden van het Christendom verbreken om te kunnen woelen naar eigen zin en lust. Achhoeveel is er al niet prijs gegeven tot smart, tot diep gevoelde wonde van 's Heeren volk. Geen pro pheet van onze dagen behoeft verziende te zijn om te kunnen propheteeren: 't Christendom moet van wetenschap gescheiden worden, naar den eisch van het gedoopte heidendomzoo wij den Jood nog laten zwijgen. Wat kunt gij hooren op lagere Staatsscholen, wat anders dan hier mag over geen Christus gesproken worden flauwtjes, hoogstens Zijne deugden genoemd- Wat op middelbare scholen, wat anders dan bespotting. Genoeg over zoo algemeen bekende zakenwij hebben nu het Academieleven voor ons. Onze hoogeschool te Utrechtthans nog gekoesterdgeliefkoosd, ligt straks voor het belang onzer Hervormde Kerk te zieltogen. Verre zij het van mij op den Staat hierover eenigen blaam te leggenneenSynode der Hervormde Kerk! de adder schuilt in uwen boezem. Lachend en spelend gaat zij met hare gift te werk. Uit uwe bloembedden, Synode zien wij hare kop zich verheffen. Geen Hervormde leer, geen Christus belijdenis, maar het gift des ongeloofs, dat wordt door U gehandhaafd. Niet één uit uwe vergadering zal zoo onnoozel zijn, om de brutale vraag te doen: waarin zijn wij der Hervormde Kerk niet ter wille geweest met het oog op de handhaving van hare belijdenis? Uit het legio der beschuldigingen, nemen wij nu uwe benoeming van Kerkelijke professoren ter hand. Wat comedie, wat spel! Professoren, gewapend met hakbeilen, touwen, haken en wat al niet, zooals uit hunne geschriften blijkt, om de leer onzer beminde Hervormde Kerk te slopen; professoren, als arbeiders in den wijngaard desduivels, om onzen Bijbel te begraven als een leugenboek. Verbeeld u niet, ja, werp de meening verre, verre van U, dat Sion zich tot zwijgen laat doemen. Nu zwijgen, nu rusten, dat onmogelijkSatanasga achter ons Het Geuzenbloed vloeit ons nog levend, en levendig, nog warm en gezond door de aderen, om te handhaven hetgeen gehandhaafd moet worden. Lang getergd door uwe handelwijze, Synode, verbreidt zich nu een stem uit Sion's tent: de aangevangen strijd in de Hervormde Kerk zij tot eere van ons Hoofd, tot heil der gemeente, tot vreugde van den strijder. Hooren wij niet van zoovele kanten de mannelijke geloofstaal wij, zijne knechten, wij zullen ons opmaken, om strijdende te bouwen en God in den hemel, Hij zal het ons doen gelukken. Strijdend houwen! zoo sprak voor weinige jaren eene vergadering van eenige wakkere mannen, door den Heere begiftigd met zoovele kostbare talenten. Mannen, hoog geleerd en hoog bemind, ondersteund door zoovele openbare en bedekte Hurs en Aarons, zul len eene „Vrije Universiteit" oprichten. Mag ik hier herhalenwat al couranten, boekjes, brieven en gesprekken hebben, bij de oprichting van deze Hoogeschool ons op de hoogte van het nieuws des tijds gehouden. Het is ons duidelijk ver klaard uit welk beginsel, naar welke maatstaf, tot welk doel, door welke hooggeleerde en ernstige mannen die school is tot stand gebracht. Wij kunnen hierover dan kort zijn. De heer J. H. Houtzagers, de eerste kweekeling van deze School, wenscht de herderstaf te voeren over eene gemeente der Hervormde Kerk, daartoe aangespoord (loorware vrienden onzer Kerk. Hij is door de Vrije Universiteit als Candidaat gesteld tot de heilige dienst. De hulpbehoe vende, arme gemeente Kootwijk richt tot bem de ernstige vraag: wees ons ten herder en leeraar. Nog eens, de priester en leviet gaan voorbij, o,deze Samaritaan rekent zich tot voorrecht de hand aan de gemeente te kunnen reiken. Hij is er reeds bevestigd [7 Febr. 1886] en doet dag aan dag den arbeid aan den Evangeliedienaar opgelegd. Samaritaan, vreemdeling voor onze Kerk! Waarom? Omdat hij niet geloopen heeft aan den leiband der Synodale Reglementen, omdat hij niet gestudeerd heeft aan eene der Staats- Aeademiën. Daarom, en daarom alleen: weg met zulk een. Wie spreekt zoo, wie verbant hem? Waarlijk de trouwe herders, de opzieners, de wachters op Sions muren niet. Met welke open armen wordt hij ontvangen als broeder onder de broeders van den ring, van de classis, van de provieie, van het Vaderland. Kootwijk heeft gesproken en gehandeld. Die stem zal in de woestenijen niet gesmoord; die daad in het zand der vergetelheid niet begraven worden. Och! Heere, behoed Uw Kerk! N. T. M. J. W. Aalmoes geven verarmt niet; gestolen goed verwarmt niet. Hoe meer de zondvloed wast, Hoe hooger d' ark zich moet verheffen Te meerder roem heeft Godes Kerk, Hoe meer haar ramp komt treffen. Wie den armen geeft, leent den Heere, God heeft den blijmoedigen gever lief. Dat geldman nooit aan d' armen geeft, Bewijst, dat hij van 't geld slechts weinig kennis heeft. Hoe kan 't toch aars, dat hij zich dus beroofde Van renten, die God zelf beloofde. De voor het Brouwershavensche Gat kruisende loodskotter no. 6 is in aanvaring geweest met het van Antwerpen komende stoomschip „Pelayo" welk een loods van ge noemden kotter verlangde. Volgens ontvangen telegram is de met steenen geladen schuit, toebehoorende aan den heer P B., Koleuhandelaar alhier, aangevaren door de Nijmeegsche stoomboot „Koningin der Nederlanden" nabij Brakel. De opvarenden zijn allen gered. De lage stand van het water op de Waal inoet oorzaak zijn van het ongeluk. 17 Mei. Heden nacht werd hier weder de nachtrust verstoord van eenige menschen in de Kerkstraat. Een dronken hofmeester der Marine was te middernacht bij iemand op zolder gekomen en zou daar overnacht hebben, zoo de hulp der politie niet ware in geroepen, om de vreemdeling te verwijderen. Na veel moeite gelukte het den nachtver stoorder naar beneden te krijgen en hem aan boord van Z. M. Wachtschip te brengen. Hiervan werden verzuimd wegens ziekte 777 schooltijden. Godsdienstplichten 217 weer en wegen 22 veldarbeid 1631 overigen arbeid 1123 overige redenen 217 Te zamen 3987 schooltijden of bijna 24°/o- Melissant. 11 Mei. Voor de verkiezing van twee leden voor de Provinciale Staten hebben van de 30 kiezers 20 hunne stem uitgebracht.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 2