De Volkeren der aarde.
Ingezonden.
S2ïipj>cr§.
Plaatselijk Hieuwt.
Hellevoetsluis, 14 Mei. Loodskotter no. 3
is gisteren avond alhier met gebroken steng
uit het Engelsche kanaal aangekomen.
Oude-Tonge. Gedurende de maand April
was het aantal schoolgaande kinderen op de
Openbare Lagere School alhier 397, en het ge
heel aantal schooltijden 16654.
Stellendam. Van de 20 kiezers voor de
Provinciale Staten hebben er 17 hunne stem
men uitgebracht.
Goedereede. Op 11 dezer hebben van de
36 kiezers voor de Provinciale Staten, 31 hunne
stembriefjes ingeleverd.
Heenvliet, 12 Mei 1886. Gisteren zijn alhier
bij de verkiezing van één lid voor den Gemeente
raad, in plaats van wijlen den Heer C. Kwak,
nade vluchten. God zal hen nimmer afwijzen.
Wie zich als nietige schapen in allen ootmoed
aan Jezus' herderlijke trouw overgeven, komen
nooit beschaamd uit; zij worden dan allengs
meer aan Zijn stem gewend, zij volgen die en de
liefelijkste, zoetste vrede daalt er door in hunne
ziel, ja neemt die ziel geheel in.
M. G.
In de laatste week is het gelukkig aan den
staatkundigen hemel, die zoo zwart bewolkt
was, een weinig helderder geworden. De hoop
herleeft, dat het Grieksche vraagstuk ten slotte
toch zonder oorlog voorloopig zoo niet beslecht
worden, dan toch van de baan raken zal.
De Grieksche minister Delyannis is namelijk
afgetreden. Hij, die zijn koning voor den hui-
digen toestand verantwoordelijk stelde; die
blijkbaar had gehoopt met doorzetten het be
oogde doel te bereiken; die meende, dat toe
geven aan den eisch der mogendheden tot ont
wapening hem onmogelijk was, heeft het bewind
neergelegd. Daarmeê is de groote hinderpaal
gevallen. Een nieuw ministerie onder Balbis,
zonder bepaalde kleur, ter afdoening van zaken,
is gevormd. Den troepen, die op weg waren
naar de grens, is gelast hun tocht te staken.
Weldra komt de Kamer bijeen, en hoogstwaar
schijnlijk zal zij in de ontwapening bewilligen.
De blokkade ddor de Europeesche vloten,
thans met ernst begonnen, zal daartoe veel
bijdragen. Steeds kruisen de vreemde oorlogs
schepen op de Grieksche kust en beletten alle
handelsverkeer naar buiten. Nu geschiedt wel
de uitvoer van Griekenland grootendeels in den
herfst, maar men weet wat een handelsvloot
van 3000 schepen met 30000 man beteekent,
ge weet ook wat het zeggen wil, als deze tot vol
slagen werkeloosheid wordt veroordeeld. En dit
gevoegd bij- de ontzaglijke kosten, reeds voor
den oorlog gemaakt, zal de Grieken wel wijs
doen woraen.
Zoo is dan, Gode zij dank, het gevaar van
een in de gevolgen onberekenbaren oorlog in
enkele dagen veel verminderd. Moge het weldra
geheel geweken zijn
Ook in de Vereenigde Staten van N.-Amerika
is, al valt er ook nog niet te roemen, de toe
stand ten minste eenigszins gebeterd. De soci
alistische uitbarstingen zijn bedwongen, en de
roermakers gevangen gezet. De werkstakingen
nemen blijkbaar niet toe. Naar men wil, hebben
een 50000 werklieden hun eisch verkregeneen
werkdag van acht uren. Of 't op den duur houd
baar zal blijven, is een andere vraag.
Intusschen heeft men opnieuw gezien op wat
wijs het socialisme zijn denkbeelden tracht te
verwezenlijken, met geweld, revolver en dyna
miet. Het einde onzer eeuw kenmerkt nu en dan
aan dat der vorige, toen de groote omwenteling
van 1789 uitbrak. Er is een geest van wrevel
uitgegaan onder de volken, van verzet tegen
God en zijn verordeningen, een booze macht,
die steeds woelt en werkt, 't Roept tot wa
ken, maar tevens tot ernstig onderzoek naar
de oorzaken van de wonden en kwalen der maat
schappij. Die toch geneest men niet met kracht
en geweld, maar door liefde, en wel die liefde,
wier uitgangspunt de Christus is, wier doel Zijn
verheerlijking.
In Engeland is men nog altijd aan het beraad
slagen over Gladstone's nieuwe wetten voor zelf
bestuur en landbezit in Ierland. De kans op hun
aanneming is en blijft echter gering, daar be
halve de Tories ook de oud-liberalen en de radi
calen en het Lagerhuis er tegen zijn, ongerekend
nog dat het Hoogerhuis bijna geheel van de nieuwe
Iersche wetten niet weten wil. Wat echter dan
met en in Ierland zal geschieden, is een groot
vraagstuk.
H.
De verkiezing voor de Provinciale Staten.
Op verschillende wijze is in de liberale pers de uitslag
der gehouden verkiezing besproken. Terwijl de een
daarin alle reden vond tot juichenis de andere toch
min of meer teleurgesteld. Terwijl sommige bladen
victorie roepen, omdat de Eerste Ivamer nog alles be
halve om is, zijn andere liberale bladen eerlijk genoeg,
te erkennen, dat hun de uitslag der verkiezing geen
groote stof tot dankbaarheid geeft. Sommigen doen het
voorkomen, alsof de anti-liberalen eer af- dan toenemen
in krachten. Nu, de waarheid is dan toch, dat de
liberalen vast een 20tal zetels zeker verloren hebben,
welk getal na de herstemmingen nog met 10 kan ver
meerderd worden. Voorwaar, geen kleine winst, vooral
in aanmerking genomen, dat over 't algemeen de anti
liberalen eigenlijk nu voor de eerste maal werkzaam
zijn opgetreden bij de verkiezing voor de Pi'ov. Staten.
Als men bij de herstemming in Nijmegen gelukkig is,
staan antiliberalen en liberalen in Gelderland reeds
gelijk. UtrechtNoord-Braband en Limburg zijn reeds
om en in Friesland, waar de liberalen thans 4 en in
Zuid-Holland, waar zij zelfs 0 zetels verlo en, vordert
men reeds tot 2/5 tegen 3/5.
Natuurlijk, zegt De Standaard, is deze weg van ver
overing der Eerste Kamer een lange weg. Maar toch,
ook op dien weg is weer gevorderd.
Ontbinding.
Zeker werd op 13 Mei 11. ons heele land verrast door
de mededeeling in de Staatscourant van een Koninklijk
besluit tot ontbinding der Tweede Kamer. Van beide
zijden is er deswege een stroom van verontwaardiging
uitgegaan tegen den verantwoordelijken minister Heems
kerk. Vooral na al wat reeds geschied is, geeft deze
ontbinding daartoe weer op nieuw oorzaak. Heemskerk
mocht na zijne belofte in de Eerste Kamer gegeven,
de Tweede Kamer niet naar huis sturen, zonder althans
verklaring afgelegd te hebben van hetgeen er geschied
was omtrent de aanvrage om ontslag, de aanbieding aan
de rechterzijde en het wéder intrekken van de aanvrage
om ontslag. Toch heeft, door het tijdig optreden van
den voorzitter, die de Tweede Kamer tegen Maandag 11.
bijeenriep, één dag dus voor het intreden der ontbin
ding, de minister het niet kunnen ontgaan verantwoor
ding van zijne handelwijze afteleggen. En na hetgeen
wij daarvan gelezen hebben, gelooven wij reeds nu te
kunnen veronderstellen, dat men in 't algemeen daar
van zeggen zal, dankbaar, maar niet voldaan. Over de
ontbinding zelve werd Maandag weinig gesproken. Meer
gold het debat de wijze waarop de rechterzijde in den
heer Mackay tot de regeering zou zijn geroepen, meer
der licht te ontvangen. En het is dan nu publiek,
dat de heer Mackay is aangezocht, om een ministerie
te vormen, maar op eene wijze, die hem als man van be
ginsel en karakter wel moest doen weigeren. Als voor
waarde gold namelijk, dat hij de voorstellen tot grond
wetsherziening, waarmede hij met de geheele rechterzijde
zich niet vereenigen kon, toch als minister weer in be
handeling zou nemen. Ja, in waarheid, het is iets zeld
zaams in de geschiedenis, dat men uit beginsel een eere
plaats op een ministerstoel begint in te nemen. Zich
alzoo vernederen, kan alleen hij, die met alle aardsche
hoogheid toch klein werd voor God. Die nog eerbied heeft
onder ons volk voor karakter, hoe hij ook voorts heette,
moet niet zulk een daad als van dezen anti-revolutionair
loven? Dat God gave, dat wij door zulke mannen nog
eens geregeerd werden. En wie weet, wat God nog
doet, als zijn volk er Hem in diepe verootmoediging
om vraagt. Hij zal genade en eere geven ook onder
duizenderlei miskenningen.
Zoo zijn wij dan nu weer zonder Tweede Kamer en
door ons gansche land zullen dus straks voor alle open
gevallen plaatsen nieuwe verkiezingen moeten gehouden
worden. Deze waren eerst uitgeschreven tegen 22 Juni,
doch, door het ongrondwettige van dit besluit, zijn zij
tot 15 Juni vervroegd. Wat een werk dus weer uoor-
handen voor allen, die niet onverschillig zijn hoe de
zaKen des lands loopen. Natuurlijk hoopt Heemskerk
op eene wijziging in dien toestand. En wie hoopt het
niet met hem. De wagen van Staat zit in 't zand.
Zooals het tot heden stond gaat het niet. En het zou
ook wel wonder zijn als het bij de komende verkiezin
gen bleef zooals 't was. Er zijn districten, waarvan dit
vrij zeker is, doch andere, zooals Middelburg, Tiel,
Arnhem, Zutphen, Utrecht, Almelo, waar dit niet zoo
zeker is, daar de anti-liberalen en liberalen daar bijna
even sterk zijn in krachten, en een lOtal stemmen vaak
de schaal naar rechts of links deed overslaan. Het zal
dus nu meer dan ooit een ernstige strijd zijn, waartoe
men zich [(15 Juni is zoo spoedig in 't land) bij tijds
voorbereide. Ach, dat zooveel slapenden nog mochten
wakker worden, opdat wij eens van de liberale heer
schappij mochten verlost worden. Men klaagt en jam
mert op elk gebied, men ziet de schoone vruchten
van den prachtigen liberalistischen boom allerwege;
men gevoelt ze in zijn belastingpenningen, men aan
schouwt ze in een onderwijsregeling, die den histori-
schen godsdienstig-zedelijken grondtoon van onzen Ne-
derlandschen Staat ondermijnt en met een ter kwader
uur begonnen Atjeeschen oorlog, onze schatkist uitput
en ons volk op enorme schulden jaagt en toch en
toch gaat menigeen aan zulk een liberalisme door zijne
stem nog vaak een onverdiende hulde brengen of
verzuimt door nalatig zijn hen, die deze toestanden
reeds voor jaren voorspelden, te sterken in den strijd,
die onder Gods voorzienig bestuur met al beter kansen
gestreden wordt. De strijd gaat niet tegen de personen
als zoodanig, maar tegenover de heillooze beginselen,
welke die personen vertegenwoordigen en waardoor zij
ter kwader ure zullen gebracht worden, waar menig
een vroeger en zelfs nu nog niet zijn wil. Daarom
aanvaarden wij den strijd en zullen niet ophouden
met al wat in ons is, ons volk, meer bijzonder onze
kiezers in ons district, aan te manen, ook voor zoover
hun invloed reikt, het liberalisme tegen te staan. Spoe
dig zullen zij daartoe de gelegenheid hebben. Tegen
15 Juni zie men eendrachtelijk een candidaat te krijgen,
wien al wat niet meer van het liberalisme gediend is,
zijn steun geeft, hier en aan de overzijde van de Kram
mer. Ook van die zijde hangt zeer veel af voor een
welgolukken van de kamp. Dat ook daar mannen van
kloeken wille gevonden worden, om met ons mee op te
trekken, is onze hope en verwachting.
Eene week vóór de algemeene verkiezing voor leden
yan de Tweede Kamer, n.l. op 8 Juni, zal voor het dis
trict Middelharnis nog de verkiezing plaats hebben voor
een lid van de Prov. Staten voor de vacature, ontstaan
door het overlijden van den heer Mr. D. v. Weel.
Wij vertrouwen, dat de antirev. Kiesvereeniging tijdig
de noodige maatregelen nemen zal, ons voor deze Ver
kiezing gelijk van die voor de 2e. Kamer met een flinke
candidaat op te treden. Voor die van 8 Juni is de
candidaat reeds genoemd.
Van bevriende zijde werd ons inzage gegeven van
een ingezonden stukje in het Nieuwsblad v. d. Hoeksche-
waard. De inzender teekent zich X.
Nu aan ixen mag men anders het antwoord wel schul
dig blijven. Mijnheer X. veroorlooft zich echter ook
aan ons adres iets te zeggen nl.:
„Wie walgt er niet van in de Maas- en Scheldebode,
„op bedekte wijze eene beschuldiging aan het adres van
„Gedeputeerde Staten gericht te zien, dat zij, in zaken
van geschil moetende beslissendit doen ten voordeele
van de liberalen
Wij zouden X. wel willen uitnoodigen, eens het nummer
te noemen, waarin wij schreven, wat hij ons laat schrijven.
Dat II.H. gedeputeerden in zaken van geschil alleen der
liberalen voordeel zoeken, zou wat al te bout gesproken
zijn en zoo hebben wij in „de Maas- en Scheldebode"
ook niet gesproken. In zaken die beginselen raken, zouden
wij het trouwens wel voor onze rekening durven nemen.
En wat we ook wel deden, dat was, niet onduidelijk
laten gevoelen, dat H.H. gedeputeerden de verkiezing
voor de Prov. Staten in ons district in tweeën hadden
gedeeld om twee kansjes voor zich te houden. Dit lijkt
nu wel wat ondeugend, maar 10 tegen 1, dat H.H. ge
deputeerden er zelf ook zoo over denken. X., die zich
voordoet als niet liberaal, is ook erg verontwaardigd over
het samengaan der antirevolutionairen met Rome. X.
weet blijkbaar niet veel van wat er in den laatsten tijd
gebeurd is, waarom een samengaan met Rome voor de
antirevolutionairen gebiedend noodzake'ijk is, waar zij
nog met een eigen candidaat geen kans van slagen hebben.
Doch wij zullen hierop thans niet ingaan. Onze kiezers
mo»en evenwel voorzichtig zijn en zich niet laten mis
leiden door een quasi-broeder, want, het is misschien
weer wat ondeugend, maar toch niet onmogelijk, of achter
X. schuilt een liberaal van het eerste water.
Deputateu vergadering.
De deput.aten-vergadering van antirev. kiesvereenigingen
uit ons heele land, Donderdag 13 Mei, te Utrecht ge
houden, onder voorzitting van Dr. A. Kuyper, mag ook door
ons, die het genoegen hadden daar bij tegenwoordig
te zijn, niet onbesproken blijven. Wij gevoelden daar
iets meer van den ernst der tijden, die zoo vele mannen
uit alle oorden des lands tesamenbracht. Daar zag
men onze grooten met baronnen en jonkheer's titels,
mam.en van hoogen rang en stand, tesamen zich buigen
met hen die, meer in nederigen standen des volks ver-
keerende, toch ook gevoelden, dat alleen in een terug
keer naar de beginselen van Gods Woord verandering
ten goede onder ons volk mogelijk is. Men gevoelde
ook bij verscheidenheid in het bijkomstige de eenheid
in dit noodige. Waar men zoo broederlijk kon bijeen
zijn, belooft het iets goeds voor den komenden strijd. De
grijze Elout van Soeterwoude, de eenig overgebleven
medestander van Groen van Prinsterer, de vader der
antirev. partij, werd met algemeene stemmen tot eere
voorzitter benoemd en al de aftredenden evenzoo tot
leden van het Centraal-Comité herkozen.
Voor de vacature Esser aan wiens nagedachtenis
de voorzitter in den aanvang een welsprekend woord
wijdde werd gekozen de heer Iloogeveen, van Alfen.
Moge het werk alzoo biddend begonnen, strijdend voort
gezet, ook ten slotte met een goeden uitslag worden be
kroond.
{Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Vervolg „Kootwijk."
{Slot.)
Zien wij eens op de Academie van Utrecht, let
wèl, op de uitverkoreneWie moeten aldaar onze
aanstaande predikanten onderwijzen? Ik schrijf in
de „Maas- en Scheldebode", daarom ook: „goed
Zeeuw, goed rond." Laat ons toch eerlijk en
oprecht elkander onder de oogen zien; liegen
is zondeis zoo pijnlijk. Hoe lief ik ook die
professorendoor den Staat bezoldigdmoge
hebben; hoe hoog ook geacht als vrienden en
bekenden van ouden datum hoe eervol ik hen,
die ik ken, ook eene plaats zie innemen onder
dat volk, waarvan Ruth heeft getuigd„uw
volk is mijn volk en uw God is mijn God;"
helaas! op hunne leerstoelen kan en mag ik
ze niet anders begroeten dan als hooggeleerde
heeren, staatsambtenaren voor de wetenschap
der godsdiensten. O ja! nu nog mogen en zul
len zij van het Christendom getuigen het
woord van Paulus ligt hun in en op het hart
„de nood is mij opgelegdmaar, welke wet,
welke hinderpaal kan den Staat worden voor
gelegd om misschien morgen of overmorgen
tot hunne plaatsvervangers te benoemen Chi-
neezen, zoo de godsdienst van Confusius hij onze
modernen in de mode komt. Wie belet den
Staat om aan eene zekere meerderheid het oor
goedgunstig te verleenenter bereiking van het
jammerlijke doellaat ons de touwen en banden
van het Christendom verbreken om te kunnen
woelen naar eigen zin en lust. Achhoeveel
is er al niet prijs gegeven tot smart, tot diep
gevoelde wonde van 's Heeren volk. Geen pro
pheet van onze dagen behoeft verziende te zijn
om te kunnen propheteeren: 't Christendom moet
van wetenschap gescheiden worden, naar den
eisch van het gedoopte heidendomzoo wij den
Jood nog laten zwijgen. Wat kunt gij hooren
op lagere Staatsscholen, wat anders dan hier
mag over geen Christus gesproken worden
flauwtjes, hoogstens Zijne deugden genoemd-
Wat op middelbare scholen, wat anders dan
bespotting. Genoeg over zoo algemeen bekende
zakenwij hebben nu het Academieleven voor
ons. Onze hoogeschool te Utrechtthans nog
gekoesterdgeliefkoosd, ligt straks voor het
belang onzer Hervormde Kerk te zieltogen.
Verre zij het van mij op den Staat hierover
eenigen blaam te leggenneenSynode der
Hervormde Kerk! de adder schuilt in uwen
boezem. Lachend en spelend gaat zij met hare
gift te werk. Uit uwe bloembedden, Synode
zien wij hare kop zich verheffen. Geen Hervormde
leer, geen Christus belijdenis, maar het gift des
ongeloofs, dat wordt door U gehandhaafd. Niet
één uit uwe vergadering zal zoo onnoozel zijn,
om de brutale vraag te doen: waarin zijn wij
der Hervormde Kerk niet ter wille geweest met
het oog op de handhaving van hare belijdenis?
Uit het legio der beschuldigingen, nemen wij nu
uwe benoeming van Kerkelijke professoren ter
hand. Wat comedie, wat spel! Professoren,
gewapend met hakbeilen, touwen, haken en wat
al niet, zooals uit hunne geschriften blijkt, om
de leer onzer beminde Hervormde Kerk te slopen;
professoren, als arbeiders in den wijngaard
desduivels, om onzen Bijbel te begraven
als een leugenboek. Verbeeld u niet, ja, werp
de meening verre, verre van U, dat Sion zich
tot zwijgen laat doemen. Nu zwijgen, nu rusten,
dat onmogelijkSatanasga achter ons Het
Geuzenbloed vloeit ons nog levend, en levendig,
nog warm en gezond door de aderen, om te
handhaven hetgeen gehandhaafd moet worden.
Lang getergd door uwe handelwijze, Synode,
verbreidt zich nu een stem uit Sion's tent: de
aangevangen strijd in de Hervormde Kerk zij
tot eere van ons Hoofd, tot heil der gemeente,
tot vreugde van den strijder. Hooren wij niet
van zoovele kanten de mannelijke geloofstaal
wij, zijne knechten, wij zullen ons opmaken, om
strijdende te bouwen en God in den hemel, Hij
zal het ons doen gelukken. Strijdend houwen!
zoo sprak voor weinige jaren eene vergadering
van eenige wakkere mannen, door den Heere
begiftigd met zoovele kostbare talenten. Mannen,
hoog geleerd en hoog bemind, ondersteund door
zoovele openbare en bedekte Hurs en Aarons, zul
len eene „Vrije Universiteit" oprichten. Mag ik
hier herhalenwat al couranten, boekjes, brieven
en gesprekken hebben, bij de oprichting van deze
Hoogeschool ons op de hoogte van het nieuws
des tijds gehouden. Het is ons duidelijk ver
klaard uit welk beginsel, naar welke maatstaf,
tot welk doel, door welke hooggeleerde en ernstige
mannen die school is tot stand gebracht. Wij
kunnen hierover dan kort zijn. De heer
J. H. Houtzagers, de eerste kweekeling van deze
School, wenscht de herderstaf te voeren over
eene gemeente der Hervormde Kerk, daartoe
aangespoord (loorware vrienden onzer Kerk.
Hij is door de Vrije Universiteit als Candidaat
gesteld tot de heilige dienst. De hulpbehoe
vende, arme gemeente Kootwijk richt tot bem
de ernstige vraag: wees ons ten herder en leeraar.
Nog eens, de priester en leviet gaan voorbij, o,deze
Samaritaan rekent zich tot voorrecht de hand
aan de gemeente te kunnen reiken. Hij is er
reeds bevestigd [7 Febr. 1886] en doet dag
aan dag den arbeid aan den Evangeliedienaar
opgelegd. Samaritaan, vreemdeling voor onze
Kerk! Waarom? Omdat hij niet geloopen heeft
aan den leiband der Synodale Reglementen, omdat
hij niet gestudeerd heeft aan eene der Staats-
Aeademiën. Daarom, en daarom alleen: weg
met zulk een. Wie spreekt zoo, wie verbant
hem? Waarlijk de trouwe herders, de opzieners,
de wachters op Sions muren niet. Met welke
open armen wordt hij ontvangen als broeder
onder de broeders van den ring, van de classis,
van de provieie, van het Vaderland. Kootwijk
heeft gesproken en gehandeld. Die stem zal
in de woestenijen niet gesmoord; die daad in
het zand der vergetelheid niet begraven worden.
Och! Heere, behoed Uw Kerk!
N. T. M. J. W.
Aalmoes geven verarmt niet; gestolen goed
verwarmt niet.
Hoe meer de zondvloed wast,
Hoe hooger d' ark zich moet verheffen
Te meerder roem heeft Godes Kerk,
Hoe meer haar ramp komt treffen.
Wie den armen geeft, leent den Heere, God
heeft den blijmoedigen gever lief.
Dat geldman nooit aan d' armen geeft,
Bewijst, dat hij van 't geld slechts weinig
kennis heeft.
Hoe kan 't toch aars, dat hij zich dus beroofde
Van renten, die God zelf beloofde.
De voor het Brouwershavensche Gat
kruisende loodskotter no. 6 is in aanvaring
geweest met het van Antwerpen komende
stoomschip „Pelayo" welk een loods van ge
noemden kotter verlangde.
Volgens ontvangen telegram is de met
steenen geladen schuit, toebehoorende aan den
heer P B., Koleuhandelaar alhier, aangevaren
door de Nijmeegsche stoomboot „Koningin der
Nederlanden" nabij Brakel. De opvarenden zijn
allen gered. De lage stand van het water
op de Waal inoet oorzaak zijn van het ongeluk.
17 Mei. Heden nacht werd hier weder
de nachtrust verstoord van eenige menschen
in de Kerkstraat. Een dronken hofmeester
der Marine was te middernacht bij iemand
op zolder gekomen en zou daar overnacht
hebben, zoo de hulp der politie niet ware in
geroepen, om de vreemdeling te verwijderen.
Na veel moeite gelukte het den nachtver
stoorder naar beneden te krijgen en hem aan
boord van Z. M. Wachtschip te brengen.
Hiervan werden verzuimd wegens
ziekte 777 schooltijden.
Godsdienstplichten 217
weer en wegen 22
veldarbeid 1631
overigen arbeid 1123
overige redenen 217
Te zamen 3987 schooltijden
of bijna 24°/o-
Melissant. 11 Mei. Voor de verkiezing van
twee leden voor de Provinciale Staten hebben
van de 30 kiezers 20 hunne stem uitgebracht.