Christelijk W eekblad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. feuilleton. Donderdag 13 Mei 1886. lste Jaargang No. 11. IN HOC SIGNO VINCES Het auteursrecht op den volledigen inhoud van dit blad wordt voorbehouden krachtens de Wet van 28 Juni 1881 [Staatsblad no. 124). UITGEVER W. BOEKHOVEN, Alle stukken voor de Redactie bestemd, voorloopig franco toe te zenden aan Ds, J. F. 1 Advertentien en verdere Administratie aan den Uitgever. )E KLERK, te Dirksland. «lie sicli met het volgende kwar taal, aanvangende 3 Juni. op dit klad weaisclieii te abon- neeren, ontvangen «Ie nog in deze maand verschijnende nummers gratis. Weekkalender. Son Maan Markten. ONDERWIJS. De Volkeren der aarde. Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond. Abonnenentsprijss: per drie maanden 40 Cent franco per post. Afzonderlijke nummers 4 Cent. SOMMELSDIJK. Advertentien 10 Cent per regel. Binnenlandsche Advertentien driemaal opgegeven, worden slechts tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave. Hei. op onder onder 14 Vrijdag 4. 9 7.44 2.46 Heenvliet vm. 15 Zaterdag 4. 7 7.46 3.12 16 Zondag 4. 5 7.48 3.39 17 Maandag 4. 4 7.50 4.09 V. M. 18 Dinsdag 4. 2 7.52 sm. 2.7 19 Woensd. 4.- 7.56 op 9.13 20 Donderd. 3.58 7.57 10. 8 Puttershoek vm Nog herinneren we ons die dagen van 1878, toen een schoolwetdie alle recht en billijkheid met voeten trad, door onzen geëerbiedigden Koning stond geteekend te worden. En niet tegenstaande honderdduizenden in den lande voor den troon van Zijne Majesteit hun smeek- stem deden hooren, om toch niet zooyeel on recht te bekrachtigen, verscheen de fatale school wet in het Staatsblad. Nu zouden er gouden en zijden dagen voor het onderwijs aanbreken. Neerlands volk zou verlicht worden door tal van onderwijzers, die zelf het ware licht niet kon den doen schijnen. Gevangenissen zouden niet meer noodig zijn; wat men aan 't onderwys ten koste legdewerd aan het gevangeniswezen uitgespaard. O, wreede bespotting van het woord dat zegt: „dat de mensch geneigd is, God en zijn naaste te haten," eene waarheid, in den loop der eeuwen duizendmalen bewezen, De ondervinding der laatste jaren heeft ons dan ook anders geleerd. De gevangenissen zijn meer gevuld dan ooit. En ga eens een kijkje in onze steden en dorpen nemen, en vraag uzelven af, of het jonge geslacht, waarvan reeds velen leef den onder de gezegende werking der schoolwet zooveel beter is geworden! Wordt er niet schier allerwege geklaagd over gemis aan ernst en eenvoud? Neemt de onzedelijkheid niet steeds grooter afmetingen aan? Nietdat we dit alles op rekening der Open bare School willen schuivenO neenmaar 't is hierdoor dan toch ook alweer gebleken, dat geen uitwendige beschaving of ontwikkeling van het verstand, het onreine hart des menschen rein kan maken. Hiervoor is iets anders noodig, dan de neutralestaatsschool aan ons volk kan schenken. Dit kan alleen het geloof in den gekruisten Christus! En 't is naar onze innige overtuiging eene onloochenbare waarheid, dat de beste Christen de beste burger is. Ontneem ons volk zijn godsdienstig geloof, en ge hebt het voor tijd en eeuwigheid ongelukkig gemaakt! Maar gelukkig, daar is nog een kern, waarom zich veel kan kristalliseeren. Er zijn in ons goede land nog mannen en vrouwen, die nog iets gevoelen van de kracht, waardoor onze Vaderen den strijd tegen Spanje, den strijd tegen Rome streden. Er zijn er nog, die zich niet laten moderniseeren, maar in hunne omgeving met kracht en klem de leus der Vaderen „voor God en het Vaderland!" hoog houden. Groot is in onze dagen de afval van den Christus, den Zaligmaker der wereld! En een gevoel van vrees en angst bekruipt ons, wanneer we de gevolgen hiervan zien in het maatschappelijk en zedelijk leven. Hebben wij eenerzijds alzoo reden, om onze klaagtoonen te doen hooren, aan den anderen kant hebben wij ook stof om God te danken, voor de meerdere liefde in betrekking tot zijn Koninkrijk, welke bij velen in deze jaren van strijd en spanning in steeds verhoogde mate wordt aangetroffen. Is het streven onzer eeuw „vervreemding van God!" de ware Christenen dringen zich steeds meer in de nabijheid des Heeren. Met den Psalmist roepen ze gedurig uit: „Wat mij aangaat, 't is mij goed nabij God te zijn!" Gelukkig waar dit streven, om in de nabijheid des Heeren te komen, gezien wordt! Daar is een vruchtbare akker, waar de liefdewerken, ter bevordering van Zijn Koninkrijk, welig opschieten en tieren. Het laatste 25tal jaren is op dit gebied niet ongezegend geweest! En dit is het, wat ons het hart verruimt, en onze ziele stof tot danken geeft. Dit geeft ons ook hoop voor de toekomst, 't Is in de laatste jaren dan ook meer en meer gebleken, dat er nog velen in den lande zijn, die inzonderheid het onderwijs, gegrond op Gods onfeilbaar woord, voor hunne kinderen onmis baar achten. Dit blijkt ten duidelijkste uit de opofferingen, welke men zich getroost, om den bloei van het vrije Christelijke onderwjjs in al zijn vertakkingen te bevorderen. Wij denken hierbij aan de Vrije Universiteit, de Theolo gische school te Kampen en het Gymnasium op Gereformeerden grondslag te Zetten; maar vooral ook aan het steeds vermeerderend aantal Christelijke lagere scholen, die het ontegenspreke- lijkst bewijs zijn, dat het niet de zoogenaamde neutrale staatsschool is, waaraan de natie is gehecht. Gelooft ge niet, wat de voorstanders van het Christelijk onderwijs u mededeelen, leen dan een oogenblik het oor aan de knapste en eerlijkste mannen in het liberale kamp. Mannen als Dr. Betz, Prof. Van Wijk en anderen, zelfs het Schoolbladvoornaamst orgaan van het Openbaar Onderwijs, hebben het, vooral in den laatsten tijd, getoond, dat ook bij vele anders- gezinclen de oogen opengaan voor het onmoge lijke van een onderwijs, dat inderdaad neutraal is. Doch de tijd schijnt nog verre, waarop de liberalen, dit inziende, ook recht zullen doen. Getuige de laatste behandeling van Art. 194. Gewichtige dagen, die wij reeds in 1886 beleefdenWat al belangrijke vraagstukken „Amsterdamsche kwestie," „Onderwijs kwestie," en dat terwijl Socialisme en Anarchisme hier gelijk elders het hoofd opsteken. Onlusten in vele landen! Oproerige volks bewegingen in naburige en verwijderde landen Wat al gisting ook onder de klasse der werk lieden Hoe menigeen fonkelt niet de gloed van haat tegen het bestaande in de oogen, hoe velen is niet eene straks niets ontziende onte vredenheid op het koortsachtig gelaat te lezen. Arme menschen, die niet anders onderwezen, uw troost zoekt bij het aardsche, en van geen opzien weet tot het onvergankelijk kemelsche De Heere regeert! dat zij in deze dagen van spanning en beroering op bijna elk gebied, meer dan ooit ons vertrouwen. Dringe het volk dat naar zijn naam genoemd is, steeds dichter in de nabijheid van den Heere der heirscharen en al wordt het dan donker om hen heen, en al pakken de wolken zich samen, en al breekt dan ook eindelijk het alles vernielende onweder los, het staren naar omhoog, naar den troon van den Heer der Heeren, den Koning der Koningen zal ons niet verhinderd kunnen worden, en de zwakste zal ook in den donkersten nacht sterk zijn, als hij met den psalmdichter zeggen mag tot den Heere: mijne toevlucht en mijn Burg! mijn God op welken ik vertrouw. O. N. O. Het oorlogsgevaar is op het oogenblik, dat we dit schrijven, in het Oosten dreigend geworden, en wellicht zal, wan neerdeze regelen onder de oogen der lezers komen, de storm opgestoken, de krijg uitgebroken zijn. De hoop, dat het ten slotte vrede blijven zou, is in de laatste week met den dag geminderd. Het ultimatum der mogendheden, waarbij ge- eischt werd, dat Griekenland een bepaalden tijd ter ontwapening zou vaststellen, werd afgewe zen. De Grieksche minister Delyannis verklaarde, dat hij zich hield aan de belofte in dien geest, door Griekenland gedaan aan den Eranschen gezant, maar dat 's lands eer niet gedoogde, nu nog weder een verklaring af te leggen. De mogendheden altijd zonder Frankrijk huiverig, om door te tasten, oefenden geduld en vroegen weder nadere opheldering, doch ditmaal binnen zeer korten tijd. En toen Grie kenland daarop opnieuw 't zelfde antwoord gaf, was eindeljjk de teerling geworpen. In 't laatst der vorige week verlieten de meeste gezanten der groote mogendheden Athene en Eene Martelares zonder Martelaarskroon. DOOR E. A—GLYPHOS. Velen en vooral jongelieden denken en veronder stellen, dat met de bekeering ieder natuurlijk ge voel des harten ophoudt, en dat de kinderen Gods geen vriendschap of liefde voor hunne omgeving meer koesteren of vol deelneming aan den dag leggen. Omdat die gezindheden des harten, in Christus levend gemaakt, in Gode geheiligd, zich op eene geheel andere wijze openbaren, dan bij de kinderen der wereld, meenen deze, dat zij geheel uitgedoofd, geheel verdord zijn. Het is er evenwel verre van af. Juist de liefde tot God bewerkt eene des te inniger, onbaa tzuchtiger liefde tot de broederen. En waar dit ni<ït zoo is, ls de bekeering niet oprecht. In het vervolg van ons verhaal zullen wij de waarheid van dit alles kunnen nagaan. De beroemde aca demie te Eerrara werd destijds van heinde en verre, bezocht. Onder de vreemdelingen, die er uit liefde tot de wetenschap vertoefden, bevond zich een jong Duitsch geneesheer, Andreas Grunthler. Deze, een geloovig Christen, vatte voor Olympia, wier schoon heid en begaafdheid, levenslot en huiselijke toe wijding een onweerstaanbaren indruk op ieder edel hart maakten, toegenegenheid op en vraagde haar ten huwelijk. Zijne liefde werd beantwoord en weldra werd in den kleinen kring van vrienden der hervorming onder hartelijk gebed, innige smeelring, dankzegging en voorbede de band gelegd, door den Hemel om hunne harten gesnoerd voor meer dan één leven. Meteen blijmoedig hart kon Olympia het „Ja!" uitspreken; maar in dat kleine woordje lag eene wereld van gedachten opgesloten, die wij moeilijk beter en grondiger kunnen weergeven, dan door de woorden, die in de grijze oudheid eens de vrome Ruth tot hare schoonmoeder Naomi zeide: „Waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk, en uw God mijn God. Waar gij zult sterven, zal ik sterven en aldaar zal ik begraven worden!" Niet lang duurde de ongestoorde vreugde van het jeugdig echtpaar, weldra stond eene tijdelijke scheiding te wachten. In Italië nam de vijandschap tegen de aanhangers der hervorming voortdurend toe; daarom besloot Grunthler in Duitschland, waar de Hervormden nog wel geen volledige vrijheid genoten, maar toch een onuitroeibare macht vorm den, eene plaats te zoeken, waar hij zich als ge neesheer kon vestigen. Het was een gure winter en eene reis van Ferrara over Verona, door den Brennerpas en de ruwe, onherbergzame Tyroler Alpen, met hunne geweldige sneeuwstormen en tallooze andere hinderpalen, naar Zuid-Duitschland was in dit jaargetijde eene onderneming, waartoe mannenmoed vereischt werd. Uit liefdezorg en om haar niet aan al die gevaren bloot te stellen, liet hij Olympia bij hare familie en ondernam alleen den tocht. Wij willen niet trachten, het droevig afscheid te schilderen, noch de bange zorg te malen, die het teeder minnend hart van Olympia drukte. Loodzwaar woog deze, en had zij niet haren troost gevonden in menig heerlijk psalmwoord, zij zou bezweken zijn. Maar als zij dan hare toe vlucht nam tot de eenige bron van troost en vrede en haren echtvriend toebad: „De Heer zal u steeds gadeslaan, Opdat Hij in gevaar Uw voet voor ramp bewaar'. De Heer, 't zij ge in of uit moogt gaan, En waar ge u heen moogt spoeden Zal eeuwig u behoeden," werd het haar lichter om het hart. En gelijk het haar ging, zoo ging het ook hem. Zag hij zich op zijnen tocht omringd door aller- hand dreigend gevaar, dan ook was er in zijn hart een juichtoon uit de psalmen en troostte hij zich daarmede; vooral was het de 91ste, die hem ver kwikte Hij, die op Gods bescherming wacht, Wordt door den hoogsten Koning Beveiligd in den duist'ren nacht, Beschaduwd in Gods woning; Dus noem ik God zoo goed als groot Voor hen, die op Hem bouwen! Mijn burg, mijn toevlucht in den nood, Den God van mijn vertrouwen! Werdt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 1