De Volkeren der aarde.
A. N. J. M. Baron VAN BRIENEN
VAN DE GROOTE LINDT
Z. LODDER Tz.,
Uit «te Pers,
Correspondentie.
Leestafel.
Wanneer men den Ieren, die bij al bun noo-
den en ellenden toch veelal een zekere opgeruim-
heid weten te bewaren, vraagt of er in bun
spijs, die bijna steeds dezelfde is, niet eenige
verandering voorkomt, dan antwoorden zij„o
ja, vandaag aardappelen met kool, morgen kool
met aardappelen.
Met de noodige veranderingen ware iets der
gelijks te zeggen van bet staatkundig nieuws
in de laatste weken; vandaag het Oostersch
vraagstuk en de werkliedenbeweging, morgen
de werkliedenbeweging en het Oostersch vraag
stuk.
Beginnen we voor ditmaal met het eerste.
Nauwkeurig te zeggen, hoe het daarmee staat,
is juist niet gemakkelijk. Zoo tegenstrijdig en
verward zjjn heel de week de berichten dien
aangaande geweest, dat iemand terecht gevraagd
heeft, of het oude spreekwoord: „De Uretensen
zjjn altijd leugenachtig" ook misschien van alle
Grieken geldt, hoe 't zij, zooveel mag men
aannemen, dat ten slotte de vrede bewaard zal
blijven, doordat Griekenland zich naar de wen-
schen der mogendheden schikt. En dit is al
het meeste en hoogste wat op het oogenblik
in het Oostersch vraagstuk kan verwacht worden.
Lang had Griekenland zich tegen den eisch
der mogendheden tot ontwapening verzet en
gevorderd dat men het een vergrooting van
gebied ten koste van Turkije zou toestaan. Dit
noopte zoowel Turkije om zich te wapenen, als
de mogendheden hun vloten nabij Creta te ver
eenigen en zich tot handelend optreden voor te
bereiden. Te elfder ure echter zond de Fransche
regeering, steeds der Grieksche welgezind, een
minzame waarschuwing naar Athene, 't Gevolg
was, dat de Grieken, blijkbaar in de hoop, dat
Frankrijk dan hun eischen steunen zou, ver
klaarden tot ontwapening te zullen overgaan.
Intuschen hadden de gezanten een ultimatum
opgesteld, waarbij die ontwapening werd ge
vorderd en dienden dat, ondanks de door Grie
kenland gegeven verzekering, in, wellicht wijl
zjj de belotte niet volkomen vertrouwden of wijl
zij achten, dat die aan de gezamenlijke mogend
heden moest geschieden.
Hoe 't zij, de Grieksche regeering verklaarde
hierop niet naar den raad door Frankrijk gegeven,
te willen luisteren, maar niet te wijken voor
de bedreigingen in het ultimatum vervat, zij
hoopte, dat de mogendheden dit als niet inge
diend zouden beschouwen. De Grieksche regeering
zit namelijk tusschen twee muren. Aan de eene
zij staat Europa, aan de andere zij hebben
koning George (die alles behalve oorlog wenscht)
en zijn ministers te rekenen met het opgewonden,
oorlogzuchtig volk, dat herhaaldelijk zich doet
hooren. De ministers weten zeer wel dat toe
geven aan Europa 't wijst is, doch men moet
om 't volk allen schijn mijden van vrees. Dat
echter de mogendheden hun ultimatum zullen
intrekken, wordt stellig weersproken, ook de
vloot ligt nog in de Grieksche wateren.
Toch gelooven we niet, dat Griekenland het
tot het uiterste zal laten komen. Men zal ten
slotte wel wijs worden. Trouwens het wordt
tijd, want eindeloos heeft dit onderdeel van
't Oostersch vraagstuk reeds de wereld in
spanning gehouden. En de vrees is gewettigd,
dat zekere spanning tusschen sommige mogend
heden, het gevolg zy'n zal in het reeds geschiede,
of uit het nog te gebeuren staat, kan geboren
worden.
Over de werkliedenbeweging kunnen we tame
lijk kort zijn, niet wjjl zij geëindigd is, maar
omdat zij zoo weinig nieuwe gezichtspunten
biedt, althans wat Europa betreft.
Het Socialisten-congres te Gent op Paschen
is kalm afgeloopen. Men besloot zoo mogelijk
op Pinksteren de groote „betooging'' te Brussel
of elders te houden. In Frankrijk, te Decareville,
gaat de werkstaking voort. In Gallieië vertoont
zich een beweging onder de landbouwende
bevolking.
In Amerika is men ijverig bezig met het
nemen van maatregelen, om voortaan door
scheidsrechterlijke beslissing toestanden te voor
komen als thans, die reeds openlijk met
„burgeroorlog" zijn vergeleken. Met den ln Mei
schijnt werkelijk, wat men lang vreesde, te zijn
uitgebarsten. Er toont zich een beweging, om
den werkdag voor goed op 8 uur te bepalen.
Vooral te Chicago is die beweging sterk, schoon
tot nog toe zonder wanordelijkheden. Niet
alle arbeiders zullen hierin echter meegaan, de
landbouwers b.v. zeker niet.
We zijn nog altijd in de stille dagen voor
en na Paschen. Doch ieder ziet, hoe ook het
weinige, dat die stille tijd brengt, nog niet veel
goeds is. 't Is uit de aarde aardsch en geheel
vreemd aan den geest Desgenen, die Jezus Chris
tus uit de dooden heeft opgewekt. Toch is
Zijn hand ook in al de beroeringen der volken
en der menschen en in en door dat al bereidt
Hij dat eenig koninkrijk voor, 't welk al de oude
eens zal vervangen. Daar zal geen „stille week",
maar een eeuwige Sabbath zijn.
H.
DE AFLOOP DER CRISIS.
Het is geschied zooals algemeen verwacht
werd. Zelfs zonder eenige wijziging in personeel,
blijft het ministerie aan de regeering. Reeds in
het laatst der voorgaande weelr werd het meê-
gedeeld in de Staatscourantofficieel dus, dat
het ministerie zijn verzoek om ontslag aan den
koning heeft ingetrokken. Onwillekeurig vraagt
men zich af, waarom toch die heele vertopning
heeft moeten plaat3 hebben, waarover boven
dien naar algemeen oordeel eene afkeurings-
waardige geheimzinnigheid ligt uitgespreid. De
Standaard noemt de geheele geschiedenis dei-
laatste dagen eene feintedat wil niets minder
zeggen dan veinzerij. Men heeft, onder den schijn
van de constitutioneele vormen in acht te ne
men, comedie gespeeld.
Ook van liberale zijde, lazen wij de hande
lingen dezer regeering, ten dezen opzichte, ten
zeerste gelaakt. Ook van die zijde acht men
het eene bespotting van den heer A. E. Mackay,
den edelen Christen-staatsman, en in hem van
de geheele rechterzijde en de groote massa des
volks, de wijze waarop hem, per brief van den
directeur van het kabinet des konings, eene op
dracht tot kabinetsformatie zou zijn gedaan.
Voorwaar, over al deze dingen moet spoedig
meer licht ontstokenEr broeit reeds zooveel
onheilig vuur onder ons volk, laat er ook niet
met het beste deel onvoorzichtig gespeeld worden.
Het belijdend deel des volks, het gereformeerde
volks, was steeds de kern der natie, de steun der
Oranjes. Het laat zich schelden, zich verongelij
ken, maar vertrappen neen dat niet. Wij
eischen toch niets meer, dan wij elk ander bur
ger gunnen, hij zij, roomsch of protestantsch,
Lutersch, doopsgezind of Israëliet. Met ieder
een kerk houden kunnen wij niet, doch wij wil
len op politiek gebied liberaal zijn in den goeden
zin des woords, maar gij, die u bij voorkeur alzoo
noemt, weest gij het dan ook meer dan in naam.
Gisteren avond is de Eerste Kamer bijeenge
komen, om de conversie-wet af te doen. Wij
vertrouwen, dat de premier spoedig naar al het
duistere der crisis ondervraagd zal worden en
hopen, dat dan het gewenschte licht daarover
zal worden ontstoken.
Verkiezing voor de Provinciale Staten.
Geen volle week scheidt ons meer van de
verkiezing, die op aanstaanden Dinsdag 11 Mei
overal en ook in ons district zal gehouden
worden. Het heeft de aandacht getrokken, dat
de anti-revolutionairen zich thans zoo druk
maken ten opzichte van de verkiezingen voor
de Provinciale Staten, 't Is waar, de anti
revolutionaire krachten bewogen zich tot heden
ook slechts bij verkiezingen voor de Tweede
Kamer en als men zoolang op een gemakkelijk
wijze op het kussen kwam, gaat men er zoo
zachtjes aan aan gewennen. Doch 't spreek
woord zegt: beter ten halve gekeerd dan ten
heele gedwaald, en de anti-revolutionairen, het
liberalistisch bestuur moede, zien terecht in, dat
ook op de Prov. Staten moet gelet. Nu spreekt
het van zelf, dat voor de laatsten de verkiezing
menige moeielijkheid met zich brengt. Daar
zijn, wie erkent het niet, zooveel dingen, waar
men gaarne rekening meê houdt, al meenen wij,
dat beginselen altijd boven personen moeten
gaan. Men kent elkander buiten veel meer van
nabij enmen heeft met heeren te doen, die
in beperkter of uitgebreider kring hun invloed
kunnen doen gevoelen. Het oude spreekwoord:
„wiens brood men eet, diens woord men spreekt",
moge in het dagelijksch leven eene enkele goede
zijde hebben, op moreel, wat zeg ik, op gods
dienstig gebied heeft het meer dan eene schaduw
zijde. En vooral waar het zoo groote beginselen
geldt als bij de huidige verkiezingen, mag het
geen enkel man van karakter verleiden, om tegen
overtuiging in, zijn stem te geven. Wij zeggen
dit, omdat dit voor velen van pas kon zijn,
minstens tegenover één der aftredende heeren,
nl. den heer Mr. P. C. A. M. VAN WEEL.
Want waarlijk een liberaal man als dezen, zou
het zelfs ons iets kosten, te moeten bestrijden,
hoewel wij om des beginsels wille het niet zouden
mogen nalaten Wij verblijden er ons daarom
over, dat hij het zijnen orthodoxen vrienden heeft
gemakkelijk gemaakt. Is het toch waar, wat
ons bij geruchte ter oore kwam, dan heeft
genoemde heer voor de canditatuur, die hem van
wege de liberale kiesvereeniging Overfiakkee en
Goedereede" werd aangeboden, bedankt. Dezelfde
kiesvereeniging heeft den heer G. J. GOEKOOP
die meê aftreedt, wederom candidaat gesteld
voor 11 Mei. Doch ook van anti-revolutionaire
zijde heeft men niet stilgezeten. Op de verga
dering op Vrijdag 30 April, door de anti-revolu
tionaire kiesvereeniging Vrijheiden Bescherming
te Middelharnis gehouden, werd ernstig over
de te volgen gedragslijn omtrent de komende
verkiezingen van gedachten gewisseld. Men
ondervond de moeielijkheid, vooral voor ons
district, om de geschiktste candidaten te vinden,
te meer daar sommigen reeds vele bezwaren
hadden geopperd of zelfs wsor eene eventueele
candidatuur bedankt hadden. Ook trok de vraag
de bijzondere aandacht, of ook hier een samen
gaan met onze Roomsch-Katholieke medebur
gers niet een eisch van het oogenblik was. In
den geest van dat laatste heeft de vergadering
beslist. Vooral voor de Prov. Staten is dit geen
onoverkomelijk bezwaar.
Waar in den tegenwoordigen politieken toe
stand, al wat niet met den levenden God en
Zijn Woord rekent, tegenover ons staat, slaan
wij de hulp van Rome niet af, waar zij met
ons tegen de liberale heerschappij optrekt en
zijn wij ook van onze zijde verplicht de
roomschen, als zonen van één vaderland te
beschouwen, die op dezelfde burgerschaps
rechten als wij kunnen aanspraak maken.
Voorzeker tusschen Rome en Dordt ligt eene
diepe klove en slechts in zoover Rome hetzelfde
met ons wil, gaan wij met haar meê. Verkoopen
doen wij ons niet, zoomin als de anti-revolu
tionaire partij dit deed. Is slechts de groote
schoolquaestie van de baan, dan ga ieder weer
zijn eigen weg, thans moet al gedaan, om ge
meenschappelijk het liberalisme, vooral in het
onrecht, dat het daarin pleegt, te bestrijden.
Mannen broeders! laat toch alles gedaan wat
kan in den weg van eerlijke, maar van God
verordende middelen, om te voorkomen, dat ons
arme volk in de armen gestort worde van eene
fractie, die, als gestorven schijnt aan alle gods
dienstigheid en kerkelijkheid en insteê van voor
God en Zijn Woord, slechts buigen wil voor haar
godin de Rede, en haar andere, de godsdienst-
Iooze School. De tijden zijn te ernstig, om ver-
zuimachtig of slordig te wezen, zegt de Standaard
terecht. Van eene enkele stem, het is reeds
meermalen gebleken, hangt dikwijls, naar den
mensch gesproken, alles af. Door ééne stem kan
het verloren zijn en zoudt gij dan, die, om wat
oorzaak, liever thuis blijft, voor den geheelen
uitslag de verantwoordelijkheid durven dragen?
Neen, dat kunt gij niet willen of durven.
Vooral tegenover den heer G. J. GOEDKOOP
kon ten slotte geen beter candidaat gevonden
dan de heer K. LODDER Tz. te Ouddorp die
vooral aan die zijde van ons eiland genoegzaam
bekend is als een flink landbouwer met een
helder hoofd en een vast beginsel, als een man
uit één stuk, die toont een ijverig voorstander
te zijn van vrij onderwijs, waarvoor hij zich
veel opofferingen getroosten wilde.
Tegenover den candidaat, die eventueel nog,
nadat wij dit schrijven door de liberalen mocht
gesteld worden, in plaats van den heer P. C. A. M.
VAN WEEL, kieze men den heer Baron VAN
BRIENEN, die zich beslist aan de zijde der
anti-revolutionairen stelt, als het bezuiniging in
het beheer en de belangen van het vrije gods
dienstig onderwijs geldt, een man, bij velen op
ons eiland, ook als grondbezitter, bekend.
Komt, mannen broeders, laat men bazelen
van een monsterverbond, van Rome en Dordt,
eendrachtig opgetreden tegen dat monster, dat
bewust of onbewust, ons volk voeren wil in de
armen der Godverzaking en revolutie met al de
schrikkelijke gevolgen. Al wat anti d.i. tegen die
revolutie is, welke de macht van God aan den
mensch wil geven, stemme, als een eenig man,
op aankomenden Dinsdag, de Heeren
en
Landbouwer te Ouddorp.
LAATST BERICHT.
De heer H. Schoonejongen Jz. heeft, ter be
vordering van een goeden uitslag bij de verkiezing
op Dinsdag a. s., voor de hem aangeboden can
didatuur bedankt.
Dat de kerkelijke troebelen toch dat gevolg
niet hebben, wat men aan liberale zijde gehoopt,
gewenseht, verwacht had, blijkt o. a. uit wat de
Wageninger schrijft, het blad dat op kerkelijk
gebied de tegenvoeter is van Standaard en Heraut.
In het nummer van 28 April lezen wij het vol
gende:
Wie met den almachtigen God rekent, óók
in de staatkunde, óók bij de stembus, met dien
gaan wij gaarne saam éénen weg, om op te trek
ken tegen den gemeenschappelijken vijand, onge
acht het vele, dat overigens ons van zulke bond-
genooten scheidt, en dat wij zekerlijk niet ge
ring achten. Maar wat op een gegeven oogenblik
het zwaarste is, moet ook 't zwaarste wegen.
Bij de afwachtende houding, door de omstan
digheden ons opgelegd, kunnen wij noch onze
vrienden met de voorbereiding der verkiezingen
ons inlatenwij zijn ten deze lijdelijk. Maar
is de stembus eenmaal geopend, dan raden wij
onzen geestverwanten aan op al zulke candi
daten te stemmen, van wie men zich kan ver
zekerd houden, dat zij tegenover de liberalen
front maken zullen; wij mogen doorons te ont
trekken aan onzen kiezersplicht geen oorzaak
worden, dat de liberalen nog maar meer den
meester spelen gaan, ons land en volk nog meer
in 't verderf storten.
Zoo zou, ondanks de bisbilles op kerkelijk ge
bied, de wensch der liberalen, om in ons troebel
water te visschen en ons belangrijk nadeel toe te
brengen, verijdeld worden. Zulks wenschen we
van heeler harte.
En wij niet minder
Ook een lid van de Synode, de heer ds. E.
Cesar Segers heeft critiek geleverd op het
werk van de heeren ds. Rutgers en mr. de
Savornin Lohman over de Rechtsbevoegdheid der
plaatselijke Kerken. Daar wij reeds vroeger daar
omtrent eene uitvoerige degelijke beschouwing
opnamen, willen wjj daar thans niet meer op
ingaan. Ongeleerden begint het bij al dat ge
leerde toch te schemeren voor de oogen. Wat
we wel willen doen, is te wijzen op wat de
heer C. Segers volgens de Herauteen auteur
die zich onder de irenischen gunstig onder
scheidt door bezadigdheid van toon, kalmte van
redeneering en waardeering van den tegenstan
der voor een paar weken schreef naar aanlei
ding van het besprokene in de Synode. Wij
bedoelen het volgende:
„In den loop der discussie werd van onder
scheidene zijden den wensch uitgesproken om
meerdere vrijheid te verleenen bij de toelating
tot het Proponents-examen, reeds was een
voorstel daartoe ter tafel gekomen en in dis
cussie gebracht. De Vergadering heeft van de
vaststelling moeten afzien, daar men stuitte op
het in 1882 gesloten contract met den ge
meenteraad van Amsterdam In de discussie
bleek dat ondergeteekende, die reeds in 1882
de moeielijkheid, waarin wij thans verkeeren,
had voorzien, terecht met den heer Rignalda,
zijne goedkeuring aan dit contract als krenkend
voor de vrijheid en zelfstandigheid der Kerk,
had geweigerd. Een voorstel door hem inge
diend om maatregelen te beramen om dit con
tract gewijzigd te krijgen, vond ook nu evenals
in 1882 geen ondersteuning. Ik vrees dat men
zich later zal berouwen, in 1886 niet verstan
diger te zijn geweest dan in 1882. Te meer
daar er nu, wel niemand meer zijn kan, die niet
inziet dat de Kerk gebonden is, en er duizenden
in de Kerk zijn, die ook, al mögen zij weinig
sympathie gevoelen voor de houding door de
Vrije Universiteit tegenover de kerk genomen,
toch gevoelen, dat men op den duur aan hare
kweekelingen den weg tot de Evangeliebediening
in de Ned. Herv. Kerk niet mag gesloten
houden" en ook dit „maar al is het zonneklaar,
dat men zonder de Vrije Universiteit Gerefor
meerde predikanten kan bekomen, immers de
Hoogleeraren dier school zijn allen aan de Lands-
Aeademieën gevormd, toch kan het niet ontkend
worden, dat vele gemeenten de kweekelingen
dier inrichting als leeraren begeeren. Waarom
dan ook niet op dit gebied de vrijheid aangedurfd,
en als men meent door reglementen vrede in de
Hervormde Kerk te kunnen bevorderen, ook dien
twistappel weggenomen?"
Dit is eerlijk en kloek gesproken van iemand,
die nog niet met de Vrije Univ. kan gezegd wor
den te dweepen.
flBgCZOIMlCH.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie
Het Liberalisme, de vader van het Socialisme.
De Liberalisten beweren steeds, dat er geen
verwantschap tusschen hen ,en de Socialisten
bestaat, doch tevergeefs.
Reeds lang geleden schreef het weekblad der
Socialisten, Recht voor Allen," het volgende,
dat het beweren der Liberalisten ten volle
logenstraft:
„Het liberalisme gaf, ofschoon onbewust, het
levenslicht aan het socialisme, en nu het ziet,
dat het kind niet wil gaan aan den leiband,
dien het beschermend om zijn lendenen had
geslagen, maar daarentegen dien band verre
van zich werpt, omdat het gevoeld, dat het
tegen den vader is opgewassen, nu vloekt
de onnatuurlijke vader in zijn machteloosheid
dat kind, dat zijn weg zal vervolgen, ofschoon
het gevoelt, dat men allerlei lage pogingen
aanwendt, om het te verpletteren. De vader
schrikt terug voor den weg, dien hij zelf een
maal insloeg, en is te laf, dien Weg te ver
volgen; dit echter zal het kind doen, den laffen
vader ten spijt. De vader ontnam aan velen
een blijde hoop en troost (het geloof), die ver
goeding gaf voor 's werelds leed, en gaf niets
daarvoor in de plaatshet kind zal daarentegen,
nu het de weinige energie bij den vader ontdekt,
zelf de teugels in handen nemen en onver
biddelijk voorwaarts gaan.
A. Z.
Tot ons leedwezen moest het vervolg Kootwijk
voor No. 11 blijven liggen wegens gebrek aan
plaatsruimte. Red.
De Uniform van de Vrije Evangelische Ge
meente en het Baptisms, is de eigenaardige titel
van een boekje, reeds in het vorig jaar ver
schenen. Het bevat eene Rede, gehouden door
ds. H. van Hoogen, te Wildervank, met het
doel, om eene richting in het godsdienstige te
bestrijden, die, onder den schijn van vroomheid
en ernstig jagen naar het heil der zielen, in
flagranten strijd met de leer der waarheid, een
ziekelijk christendom predikt, het geloof tot
een werk van den mensch maakt, de bekeering
reeds ziet in een tijdelijk opgewekt gevoel en de
algemeene verzoeningsleer in zijn verste conse
quenties voorstaat. Het is de richting, vooral
voorgestaan door den bekenden predikant P.
Huet en zijne volgelingen, afgezien nog van
diens tegenwoordig dweepen met het zoogen.
Spiritisme. Het bovengenoemde boekje is vol
gens achterstaande advertentie uitgegeven bij
den boekhandelaar A. Slingenberg te Hoogeveen.
Van den Boekhandelaar J. H. v. Peursem
te Utrecht, ontvingen wij ter aankondiging de
Prospectus van eene nieuwe uitgave van het
beroemde werk van Felix Bungener, Juliën of
het einde eener eeuw. Wie de bekende werken:
Eene preek onder Lodewijk XIV en Drie preeken
onder Lodewijk X V aan de hand van denzelfden
schrijver ooit heeft genoten, zal zich niet ver
wonderen, dat er ook van bovengenoemd werk
een nieuwe herdruk noodig blijkt. Het genoemde
werk, onder het toezicht van dr. W. G. Brill uit
het Fransch vertaald, wordt thans uitgegeven
in 4 deelen, voor de niet te hooge prijs van
ƒ6.Het werk loopt over een deel der Fransche
geschiedenis, voornamelijk het tijdperk tusschen
Rousseau en Robespierre en ademt, gelijk al
Bungeners werken, een zuiveren, frisschen, chris-
telijken geest. In de voorrede schrijft dr. Nic.
Beets
„Het is een goede gedachte het rijk, maar
ontzettend tafereel van het einde eener eeuw
als de achttiende, nog eens weder, en nu aan de
ten einde spoedende negentiende, die in zoo
menig opzicht verschijnselen van een zelfden
geest openbaart, ten leerzamen spiegel voor te
houden. Het is het oogenblik om daarvoor op
belangstelling te kunnen rekenen en er nut meê
te stichten.