De Volkeren der aarde. 's Grarenhage 13 April. Uit de Pers. ging, gaat 't menig jeugdige op de gladde banen van 't leven. En daarom, ook jongelingen en maagden en hen zoo stellig en dringend, roept de stem des Heeren om op te zien tot den God huns levens, 't Hart, 't leven, alle uitgangen worden door Hem opgeëischt, juist als de wereld zich schikt om hen meetevoeren en te brengen in 't verderf. De wijsheid, die van boven is, kan alleen hen leeren, 't rechte pad te zoeken en te vinden. De tijd der jongelingschap beslist vaak meer nog dan 't vroegere leven over de toekomst. Hoe menig verwoest jongelingsleven was oorzaak van jarenlange ellende, van bittere wroeging. Hoe menig grijsaard, oud en afgeleefd vóór den tijd, ziet altijd om zich 't spook zijner gruwelen uit zijn „jongentijd." Hoe droevig veel zielesmart wordt soms stil, maar daardoor nog schrikkelijker, geleden over 't leven van den zoon, die de banden der vaderliefde verscheurde, door zich te werpen in de armen van den satan. Hoe fel en hevig is de strijd, door menig moederhart in 't stille bidvertrek afgestreden voor God over eene verloren dochter, die de lusten des levens hooger schatte, dan den dienst des Heeren. Hoe diep ellendig is veelszins de toestand der maatschappij, juist door zoovele jonge levens, die zich gansch en al wijden aan de begeerlijkheden en wellusten der zonde. Daarentegen hoe trekken die jeugdige figu ren uit de H. S. ons onweerstaanbaar aan, waarin we de frissche, volle levenskrachten zien geheiligd door de vreeze Gods. Een Jozef in zijn slavernij, een David in 't veld en een Sa muel in de tente des Heeren. En als vele eeuwen over hunne graven heenvoeren, en 't licht der opstanding over de aarde opgaat, zit in de spelonk, in Jozefs hof, een jongeling met den glans des hemels. In Joël's profetie worden ook de jongelingen genoemd onder hen, die zouden deelen in den zegen van den H. Geest en als de kruisgezant Johannes zich neerzet om zijn hoogstgewich- tigen en schoonen brief aan 's Heeren gemeente te schrijven, laat ook deze apostel der liefde zijn blik rusten op die jeugdige en krachtige leden der gemeente, die straks de hitte des daags zullen te dragen hebben. Ik heb u ge schreven, jongelingen, want gij hebt den booze overwonnen en wederomik heb u geschreven, want gij zijt sterk en 't Woord Gods blijft in u. Maar let ook wel daarop, dat onmiddelijk volgt een woord van ernstig vermaan, van teedere bezorgdheid. Hebt de wereld niet lief, noch 't geen in de wereld isziet toch, zij gaat voorbij met al wat in in haar 't oog trekt en 't hart bekoort. Die den wille Gods doet, blijft in der eeuwigheid. Treffende toespraak, ernstige waarschuwing, die ons te ernstiger voorkomt, naarmate we meer letten op dat scherpe en afdoende„Zoo iemand de wereld lief heeft, de liefde des Vaders is niet in Hem." 't Is maar niet wat meer aanbevelenswaardig of wat minder gevaarlijk, God te kiezen boven de wereld neen, ook hier alle schatten van zegen en eeuwige vreugde voor den een en een schrikkelijkelijke verwachting voor den ander. Betere dingen. De ontrustende toestand in het Oosten, waar een oorlog tusschen Turkije en Griekenland, met al zijn bedenkelijke gevolgen onvermijde lijk scheen, is ten minste op het oogenblik in gunstigen zin gewijzigd. De Grieken hebben thans de volkomen zeker heid, dat zij in een strijd tegen Turkije, dat hen in macht bepaald overtreft, nergens in Europa steun zouden vinden. Deze overtuiging en de ernstige waarschuwing der mogendheden hebben blijkbaar invloed geoefend. De Kamer is bijeen gekomen; men heeft elkaar over en weer de waarheid gezegd, doch het heugelijk slot in de zaak is, dat men huiverig wordt den oorlog te beginnen. Evenzoo, ja beter nog staat het met Bulgarije. Vorst Alexander heeft voor den wil der mogend heden gebogen en het eenvoudig stadhouderschap over Oost-tiumelië aanvaard. Zeer slim heeft hij dit niet gedaan, dan in het uiterste oogenblik. Wel is nog alles niet in 't reine, doch voor- loopig is het gevaar van oorlog of van allerlei verwikkelingen afgewend. Dit is reeds veel. Het Oostersch vraagstuk blijft toch eigenlijk zoolang aan de orde, tot het eens voor goed wordt opgelost. Maar tijd gewonnen, veel ge wonnen. Grieken en Bulgaren weten zeer wel, dat wat zij willen mettertijd hen toch zal ge worden. Ook met de beweging der werkstakers is het vooreerst uit. In België is de rust grootendeels hersteld; in Amerika houden de arbeiders het vol, maar gaat het spoorwegverkeer toch weer geregeld zijn gang. Een voorstel tot oplossing. In den avond van zijn leven, eer hij voor goed van het tooneel treedt, heeft Engelands eerste minister Gladstone nog een groote poging gedaan, om een eeuwenoud vraagstuk, hetlersche, voor goed op te lossen. Men weet hoe eeuwenlang het Iersche volk, in der tijd met dwaug onder Britsch gezag ge kozen, zich lijdelijk of in daden heeft verzet. Van opstand na opstand gewaagt de geschie- nis. En dit is geen wonder. De twee volken zijn in allen deele verschillend. De Ieren zijn Roomsch, de Engelschen Protestantsch. Afkomst, taal, karakter, zeden alles scheidt de Ieren van de Engelschen. Honderden jaren hebben 't ver schil niet kunnen uitwisschen. Over en weer is veel geschied dat niet goed was, dat anders had moeten zijn, doch in elk geval is de haat dei- Ieren tegen de Saksers slechts toegenomen. Vooral in den laatsten tijd kwprn dit sterk uit. Duizenden bij duizenden Ieren weken, veelal uit armoe, naar Amerika, om vandaar met de broederen in Ierland zelf, hun haat tegen En geland te luchten. Was het groote grondbezit van Engelsche heeren in Ierland den leren een doorn in 't vleesch, alle middelen als het be kende boycottenja aanslagen en moord werden hier en daar aangegrepen, om het den Engelsch- man ondragelijk te maken. Een volksbond werd gevormd onder leiding van Parnel e. a. om de belangen van Ierland te verdedigen, doch in het Parlement stonden de Ieren als éen man tegenover de regeering, van welke zij eischten, dat zij betere toestanden voor Ierland scheppen zou, het zich zelf zou laten regeeren home rulle). De toestand in den laatsten tijd was onhoud baar. Buitengewone wetten golden voor Ierland. De politie, sterker dan ergens elders in het rijk, had steeds de handen vol en kon toch de aanslagen en moorden tot op hooge personen toe men denke aan den moord in t Phoe- nix-park niet altijd beletten. Ierland stond met Engeland als op voet van oorlog, üit Amerika werd door de Fenians het vuur aange stookt en Brittagne had zijn bitterste vijanden gevaarlijker dan die in Soedan vlak voor de deur. De eene aanslag na de andere in En geland zelf verspreidde overal schrik. Wat moest er geschieden? Op deze zware vraag nu heeft Gladstone be proefd een antwoord te geven. Het heeft hem veel moeite gekost, veel geschil en strijd met ambtgenooten en vrienden. Heel Engeland ge voelt, dat wat hij wil een beslissing brengt, die, hoe ook beschouwd, van het uiterst gewicht is voor de toekomst. Toen de grijze staatsman Donderdag 11. in het Lagerhuis voor 't eerst zijn plannen meedeelde, verdrong men elkaar letterlijk om hem te hooren. Y\ at hij sprak, komt kortelijk hierop neer Dwangmaatregelen tegenover Ierland, zeide hij, zijn niet meer uitzonderingen, maar tot eene gewoonte geworden. Toch zijn noch En geland noch Schotland tot dwangmaatregelen geneigd, zoolang niet alle verzoeningsmidde- len zijn uitgeput. Hij wil een afzonderlijk Parlement, dat zijn zetel te Dublin zal hebben, tot afdoening der zaken van het bestuur, welke op Ierland be trekking hebben, afgescheiden van de vraagstuk ken welke lipt Rijk in zijn geheel raken. Ierland zal dan noch in het Hooger-, noch in het Lagerhuis vertegenwoordigd zijn, behalve wanneer belangrijke wijzigingen in het tegen woordige ontwerp móchten worden voorgesteld. De eenheid zal, wat de schatkist betreft, behouden blijven. Het Iersche Parlement zal uit twee klassen bestaande eerste uit de tegenwoordige 28 pairs en 75 door het volk op den nieuwen grondslag te kiezen vertegenwoordigers; de tweede uit 103 naar de thans heerschende kieswet gekozen vertegenwoordigers, die te zamen zetelen en beraadslagen, maar afzondelijke stemming kunnen verlangen. Het Iersche parlement bezit geen recht zich te mengen in de rechten der kroon, in het leger, de vloot, de koloniale en buitenlandsche zaken. Het kan geene kerk in het bijzonder tot staatskerk maken of als zoodanig steunen, bezit geene rechtsbevoegdheid over handel, scheepvaart, munt- of banknoten-verspreiding. Het beheer der posterijen wordt beter geregeld. De onderkoning zal geen partijman zijn, maar mag Roomsch wezen. De rechters worden door de Iersche regeering benoemd, doch de politie blijft voorloopig onder Britsch toezicht. Het aandeel van Ierland in de lasten des rijks wordt op een vijftiende bepaald, het draagt niet bij in de oorlogskosten en oefent geen toezicht op tollen en inkomende rechten. Voorloopig zij alleen omtrent dit plan op gemerkt, dat het op ontzaglijk veel tegenstand stuiten zal en alle kans heeft reeds door het Lagerhuis te worden verworpen. De beslissing echter volgt eerst in deze week, en deze wachten we af. H. TWEEDE KAMER. In de zitting van de Tweede Kamer van 9 April 11. zijn dan nu alle voorstellen omtrent wijziging van art. 194, rakende het onderwijs, met meerderheid van stem men verworpen, ook het regeeringsvoorstel. Nu, verwon deren zal deze uitslag wel niemand. Ook wij meenden dezen te voorzien. Natuurlijk wijten de liberalen dien aan de rechterzijde, die zoo weinig toeschietelijkheid toonde, dat men met haar niet vorderen kon. Door onze mannen is evenwel gedaan wat er kon en naar het al gemeen oordeel der anti-revolutionaire pers vroegen zij eer te weinig dan te veel. Wil men het onrecht, zooveel jaren het bijzonder onderwijs aangedaan, niet erkennen en wegnemen, gelukkig dat de anti-revolutionairen, in de laatste jaren althans, zoo sterk geworden zijn in de Kamer, dat zij dit negatief voordeel behaalden, dat men het niet andermaal voor jaren vaststellen kan in de hoogste wet des lands. Wat nu geschieden zal, of dit ministerie aan zal blij ven'. 't Is voor de eer daarvan niet te denken. Doch wellicht weet minister Heemskerk er nog wat op tc vin den. Als dit blad den lezers or.der de oogen komt, is er dienaangaande wellicht meer zekerheid. Onder de vele redevoeringen, die over het onderwijs gehouden werden, vonden wij, het is ons niet kwalijk te nemen, die van onze mannen het degelijkst, het wel sprekendst. In hun woorden lag al de ernst van een non possimus, wij kunnen niet anders. „Wij kunnen geen vrede hebben met een neutrale staatsschool, waar niet gesproken mag worden over God en Christus," zoo sprak de Savornin Lohman. En zoo is het. Wij anti revolutionairen meenden niet alleen, dat de openbare school onmogelijk neutraal kan zijn, wij ivillen ook geen neutrale scholen. Waar Christus gebannen wordt, daar hooren onze gedoopte kinderen niet tehuis. O, ons hart gaat open, als wij onzen kloeken Christen-staatsman de Savornin Lohman zijne rede in de kamer hooren beslui ten met het versje van den onvergetelijken Da Costa: Gij zult ons toch niet hebben, Gij Goden van den tijd Wij blijven ook bij 't zinken, Der Vadren God gewijd! De anti-revolutionairen, hebben er hem te liever om. En dat is nu een dergenen, die onder den liefelijken naam van paneelzayer gescholden wordt. Het derde van dè vergelijking is niet ver te zoeken. PER TELEGRAAF. Iu de beden gehouden zitting der Tweede Kaoier heeft Minister Heemskerk verklaard, dat bet Ministerie iu zi)n geheel ontslag heeft aan geboden. VERKIEZINGEN. In het nummer van Vrijdag 9 April, vraagt De Standaard hulpe voor Elout. De 80-jarige Elout, de eenig overgebleven medestrijder van wijlen Mr. G. Groen van Prinsterer, is tot heden de eenige die in de Eerste Kamer des lands voor Gods Woord nog beeft. In een hoofdartikel, in het nummer van 12 April, wijst De Standaard er nog meer bijzonder op, hoe anders dit kon wezen. Elout behoefde niet meer alleen te staan. De kiezers, die de leden der Tweede Kamer stemmen, zijn nagenoeg dezelfde, als die de leden der Provinciale Staten kiezen, en deze zijn het verkiezingscollege voor de Eerste Kamer. Naar de berekening van De Standaard konden in de Eerste Kamer 26 der onzen aan de zijde van Elout staan, terwijl de liberalen slechts 12 zetels zouden kunnen bezetten, indien met evenveel beleid en ernst voor de Prov.Staten werd gestemd, als bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Op 11 Mei a. s. hebben allerwege de verkiezingen voor de Prov. Staten plaats, 't Kan zijn nut hebben, ook voor ons district, daarop te wijzen. Voor Zuid-Holland zitten 17 leden in de Tweede Kamer, 7 in de Eerste Kamer. Van de '17 in de Tweede Kamer zijn er 9 aan onze zijde en 8 aan de zijde der liberalen. Hiernaar gerekend zouden wij in de Eerste Kamer 4 en de liberalen 3 leden moeten hebben. En toch belijden alle 7 de liberale beginselen. Dit kan, dit mag, dit behoeft ook dus niet te zijn. De maand Juni nadert met rassche schreden, als wan neer de helft der tegenwoordige leden van de Tweede Kamer moet aftreden. Op de lijst der aftredenden vinden wij verschillende bekende en minder bekende namen. Van de onzen treden ditmaal af o. a. Mr. Keu- chenius, A. E. Baron Mackaij, J. C. Fabius enz. enz.; van liberale zijde vinden wij ook den naam van den Heer J. J. van Kerkwijkthans zitting hebbende voor 't district Zierikzee. Ook in dit district staat dus straks de strijd gestreden te worden. De Heer van Kerkwijk moge een knappe kop wezen en van veel afweten, als het op beginselen aankomt is hij de man der anti revolutionairen niet. Hij is hier ook niet meer zoo de populaire man als weleer. Lohman zat hem de laatste maal al erg op de hielen. Men heeft lang veel in hem verdragen. Doch de laatste houding van genoemd ka merlid, in zake het onderwijs, moge velen, die ter goeder trouw aldoor hun briefje invulden, met den naam van Kerkwijk, de oogen hebben doen opengaan. Hij behoorde niet eens tot de meegaande liberalen, die zich in het voorstel de Beaufort konden vinden. Ook het regeerings voorstel kon zijn stem niet winnen. Zulk een man was op maatschappelijk gebied alle eer gegund, maar ver tegenwoordiger in de Kamer voor het belijdend deel van dit district, kan hij minder dan ooit zijn. Wij kennen onder de liberalen respectabele mannen, maar de libe ralistische beginselen zijn in hun toepassing op elk ge bied rampzalig geweest voor ons volk. Het wordt tijd, dat men ook hier wakker worde. Wanneer laat de kiesvereeniging, die onze beginselen voorstaat, iets van zich hooren? Natuurlijk, dat zij in dit blad een wel niet gevraagde maar toch ook misschien niet te versmaden steun vin den zal. In zijn no. van 31 Maart wijst de Standaard er nog eens met ernst op, dat de liberalisten en conservatieven van ons land zulk een hoog spel spelen. Zij verwachten inderdaad veel heil van de doorwerking hunner beginselen, en dat er veel eerlijke en trouwe lieden zijn, wordt onzerzijds gaarne erkend, ofschoon er omgekeerd niet zoo onschuldig door de tegen partij over ons wordt geoordeeld. Maar o wee, als dat liberalisme gaat doorwerken onder de mindere standen, onder die volksklasse, welke nauwelijks een stuk brood heeft om te eten. De werking van het socialisme begint nu nog pas, doch wat zal het een dertig jaren later zijn, als de aan Gods Woord ontwende massa eens zal doortrokken zijn met de liberalistische theoriën. Thans is reeds de tevredenheid en de eerbied voor het gezag weg. Al lacht men dus nog over het uitbreken der socialistische woelingen heen, het zal erger worden. Straks helpt er geen kisteu meer voor den wassenden vloed. De drijfkracht der beginselen doet ruste loos haar werking. De „Noord- Brabanter" vraagt, wat de heer Keuchenius met zijn amendement, in zake art. 194 der Grondwet beoogt. Het,, Vaderland" geeft er zijn strenge afkeuring over te kennen, en beweert, dat het noch iets principieels geeft, noch blijk vau meer toe nadering tot te liberalen. In de Brielsclie Courant van 4 April, het tweede blad, vonden wij een uitvoerig verslag van eene vergadering der Vereeniging „oefening in het voeren van debatten" gehouden te Brielle, op Zaterdag 20 Maart.Wij kennen die Ver- eeniging niet, noch een der heeren leden, doch zijn wij goed ingelicht, dan bestaat die Ver- eeniging uit een gemengd gezelschap, waarin mannen van onderscheidene richtingen elkaar ontmoeten. De meeste leden moeten echter de liberale beginselen zijn toegedaan. Is dit waar, dan treft het ons te meer in dergelijk gezelschap eene stelling te hooren verdedigd, als de volgende: In het Kerkelijk conflict te Amsterdam is het goed recht aan de zijde der geschorste Kerkeraadsleden. De spreker, die blijkbaar met vrucht de brochures der beide strijdende partijen heeft gelezen, wist naar het eenparig oordeel der vergade ring zijne stelling flink te verdedigen. Een daverend applaus viel hem herhaaldelijk ten deel. De heeren die oppositie voerden tegen de reeds genoemde stelling, liepen meest over deze heen en zochten blijkbaar hunne kracht in de meest onbewezene en onware voorstellingen, die door den verdediger evenwel op flinke wijze werden weerlegd, hoewel er zeker nog veel meer tegen te zeggen zou zijn. Hoewel wij nu het nut van zulke disputen niet te hoog willen schatten, verblijden wij er ons toch over, dat de zaken zoo als zij zijn, toch meer en beter gezien en be sproken worden, 't Spreekt van zelf dat nog lang zal moeten gewacht tot men, na afdoende verdediging, daarom het goed recht der geschor sten algemeen erkennen zal. Dat ondervond de spreker van dien avond ook. Het gaat voor velen zoo moeielijlc om te zeggen: lk heb dit of dat verkeerd ingezien of te vroeg veroordeeld. Toch gelooven wij niet, dat het 50 jaar duren zal, eer men het goed recht der geschorsten er kennen zal. Het zal wel eerder geschieden, als men maar hooren, lezen en onpartijdig oordeelen wil en ophoudt, zooals de verdediger terecht ver maande, met zijn tegenstanders van kwade trouw te verdenken. Laten de beginselen tegen elkaar over worden gesteld het oordeel over de in wendige roerselen des harten is alleen aan den Kenner der harten. Het is gemakkelijk om te zeggen, Kuyper doet het hierom, of daarom, of de geschorsten bedoelden eigenlijk dit of dat maar bewijzen is iets anders. En hoeveel wordt niet anderen nagepraat. De Standaard van 2 April noemt den eisch, dien de socialisten gedurig laten hooren, om hen iu hun eigen vergaderingen te komen bestrijden, onbillijk. Er valt met hen niet te praten. Het is hun blijkbaar niet om waarheid te doen, maar om agitatie te vermeerderen. De tegenstanders worden door hen onredelijk behandeld. Zij wor den niet weerlegd, maar overschreeuwd, en het gaat in die socialistische vergaderingen vaak zoo rumoerig toe, dat er een sterke politiemacht noodig is en er soms levensgevaar dreigt te ont staan. Dit is echter nog het ergste niet, maar voor overtuiging zijn de socialisten nu eenmaal onvat baar. Zij hebben zoomin een uitgangspunt als een vaste basis van operatie met hun tegenstan ders gemeen. Het wordt een debat in het wild. Intusschen zijn de liberalisten tegenover hen zonder kracht, want die hebben óok geen vast fundament voor hun theoriën. Bij het terzijde stellen van Gods geboden, berust alles op wille keur. Alleen in God en Zijn Woord is vastigheid voor 's menschen denken, spreken en handelen. Isig-ezogideii. „De rechtsbevoegdheid onzer plaatselijke Kerken." Onder de zeven bijlagen, die het „Openbaar schrijven van de geschorste Kerkeraadsleden te Amsterdam aan de Algemeene Synode" verge zelden heeft vooral de onder bovenstaanden titel verschenen brochure de aandacht getrok ken, dewijl daarin het voornaamste punt van den te Amsterdam aangevangen strijd wordt behandeld. Wij hebben dit werk met groote belangstelling gelezen, en ofschoon wij er voor alsnog geen bepaald oordeel over durven uit spreken, achten wij het niettemin zeker, dat de geëerde schrijvers, de professoren Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman en Dr. F. L. Rutgers met deze uiteenzetting hun geestverwanten en strijdgenooten ten zeerste aan zich verplicht hebben. Ook hopen wij, dat zij, als straks de burgerlijke rechter uitspraak moet doen bevor derlijk mag blijken te zijn aan de zegepraal van waarheid en recht. De ruimte van dit blad laat niet toe een overzicht van het geheel te geven, doch enkele voorname passages willen wij releveeren. Mogen daardoor velen uitgelokt worden deze historische verhandeling te bestudeeren. In vroegere eeuwen, zeggen de schrijvers, be sliste de politieke macht over de vraag, of de plaatselijke kerkgangers bij verandering van hun godsdienstige gezindheid al of niet het stoffelijk goed zouden behouden, en daarbij kwam dan het karakter van die wijziging in aanmer-

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 2