De Yolkeren der aarde.
Ingezonden.
Plaatselijk Mieiaws.
Middelharnis, 20 Maart. In de laatste dagen
zijn alhier overleden vier personen, te samen den
leeftijd van 352 jaren tellende. De oudste was 90
en de jongste 87 jaar.
Goedereede. De onder deze gemeente behoo-
rende Iioofddijk, zal worden begrint.
Stellendam. Het aandeel dezer gemeente in
de lichting voor de Nationale Militie, bedraagt
2 manschappen.
Stavenisse. In de 19 Maart gehouden verga
dering van den Dijkraad der Waterkeering van
het Calamiteuse Waterschap „Stavenisse" is
vastgesteld de begrooting voor het dienstjaar,
sluitende in ontvangst en uitgaaf met ƒ14329,12.
Zijn ondoorgrondelijken raad; en wat weet gij,
nietige aardwormof Hij die alles beter weet,
bet kwade u niet ten goede beschikt. En indien
er dan reel tegen u schijnt, is het alles nog niet
eindeloos minder dan wat gij als zondaar ver-
diendet. Is het wonder, dat alle dingen niet
meer vóór u schijnen, sints gij als een banneling
uit Eden op deze aarde moet verkeeren. Is het
wonder, dat gij hier wel eens het brood der smarte
moet eten in een dor en dorstig land? Klaagt
gij er nog over? Hoe kon het andersEn als dit
nu zoo zijn moet en niet anders zijn kan, weet
gij wel, dat gij ten slotte over niets zoo te kla
gen hebt als over uwe zonden, die u, al wat tegen
u is, deden overkomen. Leert uwe zonden kennen,
en gij zult ook bij het knellendst leed zwijgen en
indien niet, gij maakt uwe zondenlijst nog lan
ger, als gij met dezen klaagtoon over uw lot toch
eigenlijk tegen God opstaat, Hem aanklaagt, Hem
beschuldigt. Maar wat dan te oordeelen, als wij
niet een blind schepsel, dat nog onbekend aan
zichzelven is, alzoo hooren spreken, maar Jacob
maar Israel? O indien een, hij kon spreken
van dingen, die in zijn lang leven tegen hem wa
ren. Onder droefheid en tranen zijn zijne hairen
vergrijsd, maar toch onder dat alles had hij zijn
God gevonden, of liever zijn God had hem ge
vonden. Langs een diepen weg, vol bange be
proeving, was hij der jaren zat geworden. Daar
wordt hem weer nieuwe smart bereid en van zijn
reeds zoo diep gewond harte, moet straks ook
zijn Benjamin gescheurd.
O God! hoe is het mogelijk, waarom wordt mij
deze slag niet bespaard? Van kinderen beroofd,
dalen mijne vergrijsde hairen straks met droef
heid ten grave. Dat het zich opene, mijn duister
graf! maar Israël wat zegt gij De kreet der wan
hoop passé den mond van de kinderen der wereld,
verre zij hij van u.
Of Israël zijne ziel bezondigde? Gewisselijk,
hij die Jehovah kende, die aan zijne zonden werd
ontdekt, die een gast en vreemdeling was gewor
den op aarde. Hij die een Bethel had, waar de
Heere hem blinkend verscheen; een Pniël, waar hij
God gezien had van aangezicht tot aangezicht.
Wat zonde in Israël te zeggenalle deze dingen
zijn tegen mij.
Hoe wist hij of ook nog deze beproeving niet
van boven kwam, of ook deze niet behoorde tot
de middelen ter zijner volmaking en zaliging
noodig. Hoe vergat hij, dat bij en Jozef en Si
meon en Benjamin en alles verbeurd had en als
in het vreemde land vertoevende, ook tot den
einde toe de smarten des levens zou moeten deelen.
Ja Israëlvooral in u is het zonde, al gevoelen
wij iets van uwe smart.
Israël wist beter, moest beter weten. De God
van Bethel zou hem niet noodeloos plagen of
kastijden. Israël was niet op de rechte plaats,
toen hij zoo sprak. Hjj beoordeelde zijn' weg
alleen van zijne zijde, hij verloor het vertrouwen
op zijn God, die ook in elk verlies nog winste,
in elke wond zielvertrouwende balsem leggen kan
en van wien een kind van God mag gelooven,
dat Hjj alles, alles doet medewerken ten goede.
Jacob geloofde niet; dat was zijne smart, dat was
zijne zonde, want ongeloof is zonde, vooral in
Gods geloovigen.
En wij dan, voor zoo velen wij den Vader van
onzen Heere Jezus Christus ook als onzen Yader
door genade leerden kennen, is het geen zonde
voor God wanneer ook wij, Zijn doen bedillende,
reeds van te voren uitspreken wat voor, wat
tegen ons is.
O ons dunkt, veel van hetgeen hier op de
lijst van wat tegen was werd geschreven, zal
daarboven blijken vóór ons te zijn geweest.
Gods kinderen staan hier nog maar aan den
voet van den berg. Van zijn blinkenden top
zullen zy alles zoo gansch anders beschouwen.
Neen, kinderen Gods, niet wat gij meent dat
goed voor u is, is goed, en niet wat gij kwaad
noemt, is kwaad. Welke smart, welk verlies,
welke doorn in het vleesch, welk kruis zou
tegen u zijn, als juist dit alles eeuwige winste
bracht voor uwe ziele, u Hem deed zoeken en
vinden die uwe schuld voor God betalen en u
zalige hemelvreugde verwerven kan. Indien dat
alles met uwe zaliging, uwe heiliging in onlos
makelijk verband staat, zult gij dan, tegen
uwen God opstaan en zeggen: „wak'doet gg"
Zeker er is geen kroondragen zofider kruisdra-
gen, maar zalig kruis dat gij daarboven nog
wel zult willen ais gij daar in 't volle
licht aanschou dat het u den hemel nader-
braet»*-
De stand van zaken op dit woelig en wisse
lend tooneel der wereld op 't welk we van
tijd tot tijd, naar er gelegenheid en aanleiding is,
een, uiteraard vluchtigen blik, wenschen te wer
pen is op het oogenblik ver van bevredigend.
Overal heerscht woeling, beweging, onrust,
onzekerheid. Niet alleen staatkundige, maar
evenzeer, meer nog wellicht staathuishoudkun
dige vragen, houden de hoofden van de grooten
dezer aarde bezig, de gemoederen der volken in
spanning. Heerscht er Gode zij dank
vrede in dien zin, dat het zwaard rust, toch
golft het leven der natiën als een bewogen zee,
wier wateren slijk en modder opwerpen. En er is
reden voorwaar, om te versagen, tenzij dan, voor
wie door het geloof verstaat, dat de Heere God is
„Veel sterker dan 't 'geweld,
Der wat'ren, die zijn almacht palen stelt."
Aan den staatkundigen hemel valt thans slechts
een bepaald nog dreigend punt op te merken.
Waar het ligt weet ieder: in het Oosten. Daar
is een groot rijk aan het instorten. Door het
zwaard gesticht, bewijst het hoe een macht die
niets dan het zwaard heeft, geen duur bezit.-
Turkije, dat nu een eeuw lang zich 't eene lid
na het andere heeft zien afzetten, ligt als „de
zieke man" ten doode opgeschreven daarneder.
De begeerige erfgenamen wachten slechts tot
de tijd der deeling komt, of liever, zij hebben
zich daartoe reeds gezet bij 't leven dqs erf
laters. De eene nieuwe staat na den anderen is
verrezen uit het gebied deu Sultan ontrukt. De
huidige verwikkeling is ontsproten uit een nieuwe
welgeslaagde poging van dien aard door Bul
garije, gevolgd bij de afgunst der andere be
langhebbenden, Servië en Griekenland, die nu
ook weer een deel eischen. Is Servië vooreerst
bedwongen, Griekenland staat nog op zijn stuk,
en kan zelfs in een oorlog met Turkije geraken.
Gelukkig brengt het belang der mogendheden
en hun onderlinge naijver mee, thans zooveel
mogelijk den Oosterschen heksenketel voor over
koken te bewaren. Doch het Oostersch vraag
stuk blijft altijd aan de orde, en zal niet eindi
gen alvorens een andere vorst dan de Sultan
troont in de stad van Konstantijn, tot hoofdstad
geworden van een sterk, christelijk rijk.
Tegenover de betrekkelijke schaarschte van
groote algemeene staatkundige vraagstukken
staat een ware vloed van allerlei andere, vaak
ineenloopende op 't gebied der maatschappij
en der volkslevens. Zij beroeren op 't oogenblik
heel de wereldde oude als de nieuwe.
Of werkeloosheid of werkstaking (ook wel
beide) zijn thans zoowel in ons vaderland als
daarbuiten aan de orde van den dag. In Ame
rika, waar volgens 't gerucht tegen Mei een
algemeene werkstaking was te wachten, hebben
thans een kleine 100,000 arbeiders in verschil
lende vakken of aan sporen bet werk gestaakt,
In hoever dit verschijnsel thans in verband staat
met het streven der „ridders van den arbeid"
valt nog moeielijk uit te maken. Zeker is, dat
dit machtig genootschap, 't welk reeds ver over
de 100,000 leden telt, en zich ook in Europa
uitbreidt, een zeer groote rol speelt op 't ge
bied van den arbeid in de Vereenigde Staten,
waar letterlijk alles in 't groot geschiedt.
In Engeland hebben werkeloosheid en werk
staking reeds tot allerlei botsingen en groote
ellende geleid. Anderhalf millioen, voor den ood-
lijdenden saamgebracht, is nagenoeg verbruikt,
en nog altijd duurt de nood voort, waartoe ook
de ongewoon lange en felle-winter 't zijne doet.
In Frankrijk heeft zich onder de mijnwer
kers te Decazeville een beweging geopenbaard
van zeer verderfelijken aard. Zelfs moedigden
radicale volksvertegenwoordigers de werkstakers
,o O
tot hun verzet aan, en zonden radicale gemeen
teraden geldelijken onderstand naar Decazeville,
gelijk die ook zelfs door Britsche arbeiders is
toegezegd.
Van zulk een toestand nu trekken overal de
socialisten partij. In Amerika zetten zij de
arbeiders op, in Engeland hebben hun opruiende
redenen tot schromelijke wanordelijkheden ge
leid, in Nederland zitten ze, men weet het, niet
stil. In België wenschten zij een groote „be
tooging", en hebben reeds allerlei onlusten
verwekt.
In één woord, overal dreigt de werknood de
arbeiders te drijven in de armen van het socialisme,
dat in den „strijd tegen het kapitaal" geen mid
delen ontziet, met God en zijn wereldorde niet
rekent, en ten slotte door geweld tot zijn doel
al wordt het nooit bereikt poogt te komen,
Wel is het socialisme een waarschuwend en
ontrustend teeken des tijds, die ons volgens velen
een nieuwe omwenteling te gemoet voert. Doch
tevens herinnert het ernstig aan de dure ver
plichting die allereerst op hen die Christus be
lijden rust, om de roeping die zij in deze hebben
getrouw te zijn, en door barmhartigheid op te
lossen wat anders met ontzettende kracht kan
uitspatten.
't Is geen wonder, dat in zulk een toestand
de staatslieden zich het hoofd kwellen met het
zoeken naar maatregelen ter verbetering. Dat
is nergens gemakkelijk want zij tot wier heil
men wil arbeiden zijn groot in getal en hun
nooden vele, hun eischen dringend.
In Engeland is dit vraagstuk nog den deele
verwikkeld mit een staatkundig, het Iersche.
Ierland wenscht zoowel zekere onafhankelijk
heid tegenover het om vroegere verdrukking
gehate Engeland, als een regeling van landbezit,
waardoor de verarmde bevolking weer tot wel
vaart kan komen. Hoe dit al moet verkregen
worden is nog een raadsel,
In Duitschland is 't vooral de staat, die door
verschillende bepalingen den toestand der ar
beidende klassen tracht te verbeteren. Ook in
Frankrijk wil men dien weg op, gelijk trouwens
in meer landen. Een wet op den arbeid, door de
socialisten in Duitschland voorgesteld, is echter
verworpen.
De socialisten verlangen, dat de staat zich op-
make om in deu nood te voorzien. Nu is zeker met
de wet wel iets te doen, doch de Staat is juist niet
de beste geneesmeester, en heeft tengevolge der
in den grond revolutionaire beginselen reeds veel
te veel onder zijn bereik gebracht; men denke
slechts aan de school. „Staatssocialisme" voor
het andere in de plaats te schuiven, is een be
denkelijk hulpmiddel. Veeleer gelooven we, dat
de kerk in deze een ernstige, schoone roeping
heeft, hoe weinig zij die tot nog toe ook vervult.
Wanneer we nu hierbij voegen, dat bijna alle
rijken zuchten onder een grooten schuldenlast,
vooral door legeruitgaven veroorzaakt; dat de toe
standen zoo weinig gunstig zijn, dat men overal
naar middelen zoekt om wel beschouwd althans
niet armer te worden: beschermende wetten,
monopoliën enz. enz. Als we eindelijk zien, hoe
overal de partijen in de parlementen scherp te
genover elkaar staan, om 't even in welk land
ook, dan is daarmede duidelijk geworden, dat de
dagen, die we doormaken, al even weinig lieflijk
en zonnig zijn in de saamlevingMer volken als
nog pas in de natuur. Hoopvol, een schoone toe
toekomst spellend zijn ze evenmin, als de jongste,
lange winter een vroege lente liet verwachten.
Evenwel de Heere regeert: Zijn hand is in al
deze dingen; Hij doet zijn welbehagen en vol
voert Zijn raad ondanks, ja ook door alle
woeling der menschenkinderen Van Hem, die
als in een oogwenk over heel Europa de koude
voor zoeler lucht deed wijken, zij onze verwach
ting, Hem die uit de duisternis schept het licht.
H.
TWEEDE KAMER.
De Tweede Kamer is een gewichtig tijdperk
ingetreden. Zij heeft toch een aanvang gemaakt
met de behandeling van de grondwetsherziening
en wel het allereerst met hoofdstuk X, hande
lende over het onderwijs, 't Heeft den liberalen
wel wat gekost om daarmee een aanvang te
moeten maken, doch het hielp niet; een voor
stel van den heer van Wassenaar werd met
meerderheid van stemmen aangenomen om aan
hoofdstuk X de prioriteit toe te kennen. Heel
gelukkig voor de anti-revolutionairen. Het zal
dan nu te zien zijn aan wie de schuld ligt als
er niets van grondwetsherziening komt. Hebben
de liberalen er nu wat voor over, laten zij dat
dan toonen door nu eens echt liberaal te zijn,
ten opzichte van de hoogst billijke voorstellen
van de gezamentlijke leden van de rechterzijde.
Naief.
Onder de verschillende debatten, omtrent het
onderwijs, liet minister Heemskerk blijken, dat
laofc kem vortii^oofc, clak men aXfcijcl aprarl« -wnn. fcwoo
helften, waarin ons land verdeeld is, en waarvan
de eene helft voor openbaar, de andere helft
voor bizonder onderwijs koos, Hij acht, dat
voor die meening volstrekt geen grond was.
Immers de gezamentlijke openbare scholen telden
alleen 311230 mannelijke en 282876 vrouwel.
leerlingen en de bizondere scholen in haar ge
heel maar ruim 70000, zooals het pas verschenen
unieverslag vermeldt. Met uw verlof, heer minister,
als u maar niet met het geld, dat veel liever
aan de bizondere scholen werd gegund, uwe
openbare scholen bouwdet, en den minderen man
niet dwongt om van uw school gebruik te maken,
u zoudt eens zien hoe spoedig of het omkeeren
zou. f
Van zijne vrienden moet men het hebben.
Reeds jarenlang is van anti-revolutionaire zijde
gezegd, dat de openbare school de natie ont
kerstent en propoganda maakte voor het onge
loof. Steeds werd deze bewering verachtelijk
veroordeeld, al liet zich intusschen een liberaal
professor ten opzichte van de openbare school
iets ontvallen, dat veel naar dezelfde meening
geleek. En thans komt de heer Beaufort in de
zitting der 2e Kamer van 19 Maart verklaren,
dat het niet te ontkennen is, dat de meer vrijzinnige
begrippen, de Multatulische ideeën, den meesten
aanhang vinden bij het intellectueel gedeelte
der kleine burgerij.
Als men nu weet, dat de boeken van Mul-
tatuli, die niets dan ongeloofstheoriën en nog
iets meer bevatten ook in de onderwijzerswereld
zeer bekende boeken zijn, dan verwondert u im
mers hetgeen de heer Beaufort uitliet u niet meer?
UNIE-VERSLAG.
Door bemiddeling van den ijverigen Secretaris
der Unie „Een school met den Bijbel" ontvingen
wij van die vereeniging het 7de jaarverslag. Dit
boekje, dat omtrent de Christel, school veel en
veler) A mededeelt, is voor de vrienden van het
bizonder onderwijs van onberekenbaar nut, en
geeft een overzicht daarvan, dat waarlijk ver
ootmoedigt. Eben-Haëzer, zoo mag daarbij wel
worden uitgeroepenHet getal christel. scholen
steeg reeds tot 425 met ruim 70000 leerlingen.
Een tiental scholen is op verschillende plaatsen
van ons vaderland nog in aanbouw.
Onze scholen vertegenwoordigen eene \yaarde
van 4'/4 millioen gulden.
De jaarlijks terugkeerende kosten aan onder
houd en instandhouding, bedragen de belangrijke
som van één millioen vier honderd duizend gul
den. De Unie-collecte van 1885 bracht alleen de
som van 111096,87 op. Voorwaar, deze cijfers
zijn welsprekender, dan de schoonste betoogen
over de gehechtheid van ons volk aan de neutrale
school. De Heere zegene dezen arbeid en geve
den bestuurderen der Unie steeds kracht en lust
om in dezen weg met het oog op Hem voort-
tegaan.
Aan de lezers van „ifjm^~£n-^ektléebe>d,e.n
Vergunt een en uwer medelezers, dat hij een
woord tot u richte. Gaat het u als mij, dan hebt
ge u hartelijk verblijd over de verschijning van
dit Christelijk Weekblad. Wij leven nu eenmaal
in een' tijd, waarin het lezen van een dag- of
weekblad eene behoefte schijnt te zijn geworden.
Of ik dan van oordeel ben, dat de verschijning
van veel en velerlei couranten, zonder voorbe
houd een gunstig verschijnsel van onzen tijd is
te achten? Dat niet! Eer geloof ik, dat ér te
veel dag- en weekbladen zijn en dat het lezen
van den Bijbel er bij velen jammerlijk door wordt
verzuimd. Indien dit laatste mee een gevolg is
van den couranten-stroom, dan is de verschij
ning van zooveel dag- en weekbladen werkelijk
eene groote ramp te noemen.
Toch is het ook waar, dat couranten geschied
schrijvers zijn, die ons dagelijks of wekelijks
verhalen wat er in Staat en Kerk, in school'en
maatschappij voorvalt; die ons verhalen van
oorlogen en geruchten van oorlogenvan aard
bevingen en pestilentiën in verscheiden plaatsen,
van vruchtbare en onvruchtbare tijden.
En wanneer alle couranten dat nu deden hij,
het licht van Gods Woord, dan zou er van de
verschijning van dag- en weekbladen zeker noo-
wel veel goeds te zeggen zijn.
Door een godvreezend en scherpzinnig pre-
diker is eens gezegd, dat de courant hem telkens
de vervulling meldde van wat de Bijbel in zijne
profetiëu heeft aangekondigd.
Wie zóó de courant leest, als die ptediker
maakt er voorzeker een goed gebruik van.
Intusschen is het eene droeve waarheid, dat
de meeste couranten, althans in ons land, een
middel in Satans hand zijn om leeringen te ver
breiden en beginselen te bepleiten, welke in
strjjd zijn met de Heilige Schrift. Zulke cou-
ranten moest niemand, die voor Gods Woord
beeft, in zijn huis dulden, vooral niet in handen
zijner zonen en dochteren.
Ik neem aandat sommigen uwer wegens
handelsbelangen enz. verplicht zjjn bladen als
de N. Rotterdammer en het Handelsblad te lezen
doch, er zullen wellicht ook onder u zijn, hie
alleen uit gewoonte deze liberalistische bladen
in handen nemen en dat is erger! Voorzoovcr
gij ze niet strikt noodig hebt, deedt gij beter
met ze niet langer te steunen.
Indien gij dan toch een dagblad wilt hebben,
och, leest dun om des beginsels wil de Standaard,
en zoo ge een weekblad voor u voldoende acht,,
ijvert dan voor de verspreiding van „-Maas- enj^d
•Spfleldeboiïe." Beveelt dit blad aan in de aan
dacht van uwe vrienden en kennissen, steunt
het door uwe advertentiesopdat de wakkere
Uitgever en de ijverige Redacteur hun niet ge-
makkelijken arbeid kunnen voortzetten.
Reeds ai te lang net ons voik zieti nier tranar--
uitsluitend voorlichten door liberaüstiselte dag
en weekbladen, door-rrtodernen-en Joden.
Voor 't gevaardat hierin schuilt, dienden
allen, die tegenover de revolutie het Evangelie
stellen, een open oog te hebben.
Vergeet het toch niet, dat het liberalisme
zijne macht en zijn' invloed vooral dankt aan
zijne dag- en weekbladen
Persoonlijk heb ik bij Maets—enrScheldebade"
niet het geringste belang, doch ter wille van de
beginselen, die 't blad voorstaat, wensch ik het
warme belangstelling en ruimen steun toe.
Een lezer van 3funP:"m~SckM*bed&."
Sonimelstlijk, 19 Maart 1886. Door het Pol
derbestuur alhier is aanbesteed de levering van
670 M3. onderhoudsgrint.' De minste inschrijver
was, de. grintteverancier J. F. Lips te Nijmegen,
a 1.47 per M3., franco op den wal.
Dit werk zal reeds zeer spoedig voor gezament
lijke rekening der polders Nieuwen Oostdijk,
Rooklaasplaat, Bokkenpolder en Ouden Oostdijk
worden uitgevoerd.
Het aandeel dezer gemeente in de lichting
voor de Nationale Militie bedraagt 2.
Hoogvliet. Door de Christelijke Jongelings-
vereeniging Timotheus, is in deze gemeente een
lijst ter teekening aangeboden, ten voordeele
van een vrouw, wier man aan de typhus is over
leden. Op de lijst werd geteekend tot een bedrag
van 130, welke som zal gebruikt worden om
voorde arme weduwe een kleine affaire te openen.
De Edelachtbare Heer A. v. d. Poest Clement,
burgemeester, is benoemd tot Secretaris dezer
gemeente.
Onder de ontvangsten komt voor:
dijkgeschot14179.12
andere inkomsten150.
Onder de uitgaven komt voor
kosten van beheer2452.
kosten van zeewering en oever
verdediging8232.26
verschillende uitgaven324.
onvoorziene uitgaven3320.86