Christelij k
Weekblad
voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Donderdag 18 Maart 1886.
lste Jaargang No. 3.
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON.
Tweeërlei sterfbed.
UITGEVER
W. BOEKHOVEN,
Advertentiën en verdere Administratie aan den Uitgever.
Zij, «lie ziel» op dit blad
wenschen te abonneeren,
ontvangen de verschenen
nummers, zoolang; de voor
raad strekt, franco.
3Sen zende achterstaand
biljet !«>1 echts ingevuld op,
of vervoege zich bij zijn
Boekhandelaar of aan het
Postkantoor.
Weekkalentler.
Maart.
Zon
Maan
Markten.
God de Heere is een zon en schild!
w
Y
Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond.
Abonnenenlsprijs: per drie maanden 40 Cent franco per post.
Afzonderlijke nummers 4 Cent.
SOMMELSDIJK.
Advertentiën 10 Cent per regel.
Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, worden slechts
tweemaal berekend.
Advertentiën worden bij den Uitgever ingewacht tot den dag der Uitgave.
gy Alle stukken voor de Redactie bestemd, voorloopig franco toe te zenden aan Ds, J. E. DE KLERK, te Dirksland.
op
onder
ouder
19 Vrijdag
6. 8
6. 8
5.48
V. M.
20 Zaterdag
6. 6
6.10
sm.4 56
Leerdam veem.
21 Zondag
6. 3
6.13
nji
8. 7
22 Maandag
6.-
6.15
9.23
23 Dinsdag
5.58
6.17
10.35
24 Woensd.
5.56
6.19
11.42
Oss jaarmarkt.
25 Donderd.
5.54
6.21
Ps. 84: 12a.
Welk een rijkdom van diepe, heerlijke, ziel-
vertroostende gedachten is er gelegen in deze
uitspraak van den psalmist voor alle beminnaars
van den Heere, Zij drukt op de schoonste en
verhevenste wijze uit dat God de geloovigen
van alle goed verzorgen en voor alle kwaad
hen beschutten wil.
God is een zonIeder weet, dat de zon in
het rijk der natuur voornamelijk op twee wijzen
hare werking openbaart. Zij verspreidt licht en
zij geeft warmte en beide deze werkingen hebben,
ofschoon niet in dezelfde mate, een leven-
wekkenden invloed.
Zoodra aan den vroegen morgen de vroolijke
.zon boven de kimmen rijst, moet de duisternis
vluchten, want nimmer verdraagt deze zich met het
licht. De doodsche ééntoonigheid van den nacht
wordt dan afgebroken en in duizendvoudige
vormen vangt de menschelijke arbeid aan. De
opgang der zon geeft als het ware telkens op
nieuw het sein voor de ontwaking van ver-
frischte krachten.
Maar alzoo werkt God nu ook in het rijk
der genade. Ook daar geeft licht leven. Uit
zicbzelve heeft de mensch geen wezenlijk leven.
Zijn verstand is verduisterd, zijn gevoel ver
stompt, zijn wil ontkracht, zijn verbeelding
bedorven. Doch zoodra doet God niet door de
werking Zijns Geestes licht in die ziel instralen,
of de zondige rust wordt verbroken en er komt
leven, heilzame roering in het verstijfd gemoed.
Dan begint de ontdekte en verslagen zondaar
te zien, in welk een beklagenswaardigen toestand
hij verkeert. Met de Efraïms leert hij dan op
de heupe kloppen, en uitroepen: wat heb ik
gedaanMet den tollenaar uit de gelijkenis
slaat hij de bede uit zijn borst: o God, wees
mij zondaar genadig; en met den stokbewaarder
te Filippi begint hij te kermen: lieve heeren!
wat moet ik doen, opdat ik zalig worde V
Intusschen, laat ons dit wel opmerken. Werkt
de natuurlijke zon niet altijd en overal op de
zelfde wijze. Reeds een vergelijking van de
plant- en diersoorten in de verschillende lucht
streken toont dit duidelijk. In het winterseizoen,
als de zon een lagen stand aan onzen horizon
inneemt, als zij slechts enkele uren van den
dag ons beschijnt, en dan nog vaak achter
zware, grauwe wolken zich verborgen houdt, dan
blijft er in de natuur nog o zooveel ais verstorven
En al is dit ook ten deele slechts schijn, toch
Kruide dip SP,Vnjn wprkplijkVipid worden, eii PÖII
onnoemelijk aantal planten en dieren zouden
ons ontvallen, als niet telkens na een tpd van
rust het ingezonkene door de warme zonne
stralen werd gekoesterd en opgekweekt.
Gaat dit op het gebied des geestelijken levens
niet evenzoo? Ja, er kan leven in de ziel zijn,
leven uit God, zonder dat er daarom nog
levensgloed en levensvreugde is. Eerst wanneer
de Heilige Geest, hetzij voor het eerst, hetzij
na een tijd van verslapping of afwijking, bij
vernieuwing doorwerkt in den zondaar, en hem
een klaar inzicht geeft in den weg der zaligheid,
in de bereidwilligheid van Christus om verlorenen
te redden, dan wordt het leven eerst recht
merkbaar, dan krijgt het glans en bekoorlijkheid,
dan kan het zich ook voor anderer oog niet
meer inhouden, maar dan moet het naar buiten
uittreden.
De trap en mate van het inwendige genade
leven hangen dus maar af van de betrekking,
waarin men tot Christus, de Zonne der ge
rechtigheid staat.
Toen de Heiland hier op aarde rondwandelde,
was de heerlijkheid Gods wel in Zijn hart, maar
zij lag niet op Zijn uitwendige gedaante te lezen.
Dit zoude ook onbestaanbaar geweest zijn met
Zijn borgtocht'elijk lijden. Doch toen hij op
den berg Thabor een meer persoonlijke ont
moeting had, toen daar de hemel als het ware
tot hem afdaalde, en God getuigenis gaf van
het welbehagen in Zijn geliefden Zoon, toen,
zoo lezen wij bij Mattheus. blonk ziin aange
zicht gelijk de zon. Hier was Hij, naar het ons
voorkomt, een oogenblik boven alle lijden ver
heven. En toen Johannes later op Patmos den
Zoon des menschen aanschouwde ook, toen was
Zijn aangezicht gelijk de zon schijnt in hare
kracht. Is Christus nu het afschijnsel van Gods
heerlijkheid en het uitgedrukte beeld van Zijn
zelfstandigheid, dan komen deze verklaringen
volkomen overeen, met hetgee n Israels zanger
jubelde, n.l. dat God een zon is.
Wat voor ons vooral de schoonheid van de
natuurlijke zon uitmaakt is, dat zij baar licht
en haar warmte niet voor zichzelven houdt,
maar haar liefelijke stralen aan ons toezendt.
Doch alzoo geeft God zich nu ook te genieten
aan Ziju gunstvolk. Ja, Hij is aan alle schep
selen goed. Maar de nevelen der zonde drijven
bestendig tusschen de zielen der ongeloovigen
en het licht, dat van Boven is, terwijl daarbij
hunne oogen voor de boeiende schoonheid van
die Zon is gesloten. Dit maakt dat zij koud en
werkeloos blijven, al gaat ook het licht van all
'tWas nacht. De regen kletterde tegen de glas
ruiten, de wind joeg de herfstbladeren van de hoo
rnen en huilde gierend rondom de woning, waarin
Karei van Rustenburgdoodelijk krank ter neder
lag. Daar binnen kon echter geen tochtje toegang
verkrijgendeuren en vensters sloten volkomen,
't Moest een rustig slapen zijn op 't zachte dons,
achter die zware gordijnen! Maar, hoor! welk een
hartverscheurende kreet klinkt u uit die legerstede
tegen Een teedere hand schuift de gordijnen een
weinig terzijde en vraagt met liefderijke stem naar
den toestand des lijders. Geen antwoord! 't Blijft
een wijle rustig, maar op eens klinkt het als een
wanhoopskreet door de kamer: „O, God!"en booze
geesten schijnen hem te verontrusten, want hoor!
hij roept, neen! hij gilt het nogmaals uit: „Weg!
weg! Er is geen God!" „Wees niet kinderachtig,
"Karei!" Maar wie die saamgeperste lippen, die
krampachtig saamgeknepen handen, die hoog ge
zwollen aderen op dat voorhoofd had gezien, zou
het gevoeld hebben, dat hier een strijd gestreden
werd, zooals de mensch slechts eenmaal strijden
kan. Een strijd, te zwaarder, omdat niemand hier
kon helpen en de Eenige, die redding schenken
kon, versmaad werd.
Het „Memento mort!" of „Gedenk te sterven!"
was voor hem nu niet langer een klank, maar eene
treurige werkelijkheid.
Sedert lange jaren had hij de stem, die soms
waarschuwend tot hem kwam, het zwijgen opgelegd!
Maar nu ontwaakt de geketende leeuw. Nu helpen
geene wijsgeerige redeneeringen, ze zijn niet in staat
hem den doodstrijd te verlichten. Hij staart in een
ledig! Een groote kloof dreigt hem te verslinden,
en de Helper wordt gesmaad, Jezus Christus ver
worpen, de Heere der Heeren gevloekt. Hij kan
niet meer! De levensvlam is bijna uitgedoofd, nog
slechts enkele minuten, het krachtige lichaam be
zwijkt, en hol en akelig klinkt het door de woning:
„Te laat voor mij! voor eeuwig te laat!" Met
huivering wenden wij ons af. God heeft geoordeeld
't Was Juffvrouw Amelia van der Stadt reeds
lange aan te zien, dat er een worm aan den wortel
van haren levensboom knaagde, en dat hare lichaams
krachten langzaam, maar zeker gesloopt werden.
Ze gevoelde het, zij was er van overtuigd, dat ze
spoedig sterven ging. Vooral in de laatste weken
was dat meer en meer zekerheid voor haar gewor
den. En als ze dan haar zestal kinderen aanzag,
waarvan 't jongste nog slechts twee zomers beleefde,
dan kwam er wel een traan in haar oog, en ont
glipte haar borst een bange zucht, maar een enkele
blik op haren dierbaren Bijbel was voldoende, om
den traan terug te dringen, den zucht te smoren en
een psalm op de lippen te nemen. Dan was zij
niet beangst meer over het lot harer kinderen en
dat haars echtgenoots, maar zij zond een vurig
smeekgebed op tot den troon van den Heere onzen
God. Als de wijze maagden had zij hare lamp te
rechter tijd van olie voorzien, en toen nu eindelijk
het oogenblik kwam, dat zij van deez' aarde schei
den ging, om te gaan tot Hem, die haar met Zijn
bloed had vrijgekocht, kon zij gerust het hoofd ter
neder leggen. Ze zegende hare kinderen en haren
echtgenoot, en uitte de hoop, dat zij elkaar eens
daar zouden terugzien, waar geen zonde meer ge
kend wordt, en dus alle strijd gestreden is, alle
tranen voor eeuwig gedroogd zijn.
De vale doodskleur verfde hare lippen, en het
brekend oog gericht naar boven, stierf zij zacht
en kalm, alsof ze slechs was ingeslapen, om na
lange rust te ontwaken! Aandoenlijk tafereel! Zóó
te leven, en zóó te sterven
Het sterven was haar het leven geworden.
Welke van deze twee sterfbedden, L 0erdunkt
u het zaligst? De meesten uwer heblfj, ,hetj^njg
woord reeds in stilte gegeven. Overtuigc kraeht huns
dat alleen het geloof in den gekruisten
van alle zonden reinigt, dat alleen ditscjle vja[ac
over graf en dood kan brengen naar dit pennische
waar het eeuwig Halleluja, Halleluja! z de Mont_
Zijt gij bereid, urn uwen God te ontm;'schemering
lukkig, zoo ge weet te sterven, dan -hrijfelijkste
weten te leven. Want 't is een hoogst,eren w
en ernstige waarheid, dat het den menst!eimzinnig
eenmaal te sterven, en daarna het oordgesjaig
tVat zouden deze
Als de rouwklagers door de straten van de plaats
uwer inwoning gaan, en gij naar uw eeuwig huis,
zal men er dan ook kunnen bijvoegen: het leven
was hem Christi, daarom is het sterven hem een
eeuwig gewin. Als ook gij eens de grens zult over
schrijden van tijd en eeuwigheid, en de adem van
twee werelden u zal tegen waaien, zult gij dan be
moedigd de doodsvallei intreden? Hebt gij u over
gegeven ïqet geheel uw hart aan den Leidsman ten
leven, dan zal men ook aan uwe groeve, tot uwe
dierbaren, die u weenend nastaren, vertroostend
kunnen toeroepen
„Droogt uw tranen af
Naast dit rustig graf!
Heft den blik naar Boven!
Zalig leeft hij daar
Bij den Middelaar!
Wie zal ooit ontrooven
't Eeuwig blijvend goed, e Qden
°at zijn J^ifi^Tucet'in tenebris!"
d. i. „Hét litriLSs8Eij?it in de duisternis!" Voorwaar
eene edele wraak op hetgeen Rome eeuwen lang
den Waldenzen aandeed! Zoo zijn deze in het ge
loof trouw bevonden Evangeliehelden ingegat n tot
den arbeid van Savonarola, Ochino, Petrus Murtyr
Vermigli, Carnesecchi en anderen, die kort vóór en
in de reformatie-eeuw hun licht in Italië deden
schijnen, maar dit onder de asch der brandstapels
en het bloed der inquisitie zagen uitblusschen.
TA*
\rdt vervolgd.