Christelij k Weekblad voor de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche Eilanden. J s Donderdag 11 Maart 1886. lste Jaargang No. 2. INHOC SIGN O VINCES UITGEVER W. BOEfiHOTEN, Alle stukken voor de Redactie bestemd, voorloopig franco toe te zenden aan l)s. J. F. DE KLERK, te Dirksland. Advertentiën en verdere Administratie aan den Uitgever. 'W& Weekkalender. Maart. Maan Marktsn. ,^aat ons wederkeeren tot den Heere!" In deze dagen van toeroering. m J Deze Courant verschijnt eiken Donderdagavond, dbomienentsprijs: per drie maanden 40 Cent franco per post. Afzonderlijke nummers 4 Cent. SOMMELSDIJK. worden slechts Advertentiën iO Cent per regel. Binnenlandsche Advertentiën driemaal opgegeven, tweemaal berekend. Advertentiën worden bij den TJitgever ingewacht tot den dag der Uitgave. H /fj/UL '^E^ri 124. Want alle vleesch is als gras en alle heerlijkheid des menschen is als eene bloem van het gras. Het gras is verdord en zijne bloem is afgevallen! Hoe werden wij in de voorgaande week weer ernstiglijk aan dit woord herinnerd, waarde lezer! Reeds het tweede nummer van de „Maas- en ScAeldebodeverschijnt in rouwe. Verpletterend toch voor haar uitgever, verpletterend voor eenen uitgebreiden kring van vrienden. Van verre en nabij kwam in de voorgaande week uit Ouddorp de tijding van het plotseling afsterven van den Heer M. H. Mulder gedurende onge veer een jaar Hoofdonderwijzer aan de Christel. School aldaar. Na eene kortstondige doch hevige ziekte werd hij op een oogenblik ontrukt aan zijne gade en kmderen, aan den kring waarin hij leefde en aan den zoo gezegenden arbeid, dien hij met heel zijn t^rt lief had, omdat hij overtuigd was van de waarheid, dat alleen eene opvoeding naar den eisch des Woords ons volk vqor den geestelijken en zedelijken ondergang kan behoeden. Wij kenden Mulder os eerst sinds korten tijd, daarom ga .van bpvoegder hand hierachter nog 'Wen beknopt .yprrir-Jit van zijn leven en werken. V A Tnpli 1 li..TrTTjjVan. 7rTr"".0. Jat hij niet aIcti Jujj- .rienden maar cok door tegenstanders van het bijzonder onderwijs, als een bekwaam onder wijzer werd geroerad, die ook eenf meer dan gewone werkkracht en lust tot onderzoek bleek te bezitten. Hij was het ook- dA het eerst het initiatief nam, om voor V eilanden tusschen Maas en Schelde een JTiklifêlijk weekblad te doen uitgaan, zoo noodig tegenover den stroom wn geestelijke 'léctüur, die zich al meer en meer onder ons volk uitbreidt. Helaas, hij mocht dit werk slechts beginnen. Wij staren met weemoed op de ledige plaats, die hijopenliet"'en '''krahen"nauwêlqirr^e^ sombere vraag weerhouden: „Waarom, Heere"Waarom? Waarom zoo menigeen, die naar eens menschen oordeel zoo gansch onnut zijne plaats op de aarde beslaat, gelaten en dezulken, die onmisbaar schenen, weggenomen? Doch de hemel antwoordt niet op die „waaroms"'; maar op ons in den grond reeds zondig vragen, roept het Woord der waarheid ons toe: Er is geen doorgronding van Zijn verstand. O, als wij dan bedroefd zijn over het verlies van zoo velen, die te midden van den strijd door den dood worden geveld, dat wij toch den Heere zwijgen. Die genade geve Hij aan de bedroefde weduwe en kinderen van den overledene. Die genade geve Hij aan ons allen, opdat wij niet wanhopen, maar in Zijn heilig doen berusten mogen. Zoolang de Koning maar leeft, en immers Hij leeft tot in eeuwigheid, staat zijne zaak niet wankelend. Maar dat wij mede stervelingen, mede ten doode opgeschrevenen, boven alles ook in het sterven van onzen vriend eene hemelsche halte zien op onzen levensweg. Meer dan eenmaal kwam in den laatsten tijd het bericht tot ons van zulk een plotseling sterfgeval. Voor enkele weken nog van een predikant, lid der Synode, die te midden van den gewichtigsten arbeid werd opgeroepen. Zegt, mijne lezers, is het niet meer dan tijd ook eens ernstig te worden en onszelven het woord des Heeren voor te leggen: „Gij dan, zijt ook bereid!" Leeren wij daarop eens het antwoord geven. Wij allen gaan ten dood, doch het is geenszins hetzelfde hoe. Zij het maar 'door den dood ten leven, door onzen Heere Jezus Christus. -r Deze woorden moesten ons eerst van het hart, waarde lezers 1 voor dat wij over ons zeiven spreken en de toekomst van dit weekblad. Mogen wij niet vertrouwen, dat het velen spijten zou, als met onzen vriend ook de uitgave van dit Christelijk weekblad ten grave daalde? Dat zou het ten minste ons. Daarom is het, dat wij het dringend verlangen niet konden weerstaan, voorloopig de redactie op ons te nemen. Wij willen onze krachten daaraan beproeven, met de bede, dat de Heere, van wien alle zegen afdaalt, dien ook op dezen onzen gebrekkigen arbeid in ruime mate moge doen rusten, --j f,f D. £wv fiUi jlri frd. K. mm Soil op onder onder 12 Vrijdag 6.26 5.56 0.8 E. IC. Heenvliet ve. 13 Zaterdag 6.23 5.58 n. 1.37 14 Zondag 6.20 6.— 2.15 15 Maandag 6.18 6.2 3.11 Oudenbosch p. \16 Dinsdag 6.15 6.4 3.59 17 Woensd. 6.13 6.6 4.40 's Hertogenb. j. 18 Donderd. 6.10 6.7 5.16 i Hozéa 6:1. jliet waardat is wel het beste besluitwaar- toe ;en afgedwaald zondaar kan komen. Weder keertn, en wel wederkeeren tot den Heere. Tot wierizouden we ook anders kunnen henengaan tot vien kan de verslagene, berouwhebbende ziel zich anders en beter wenden dan tot Hem die alleen helpen kanhelpen wil en zalja, bij Wien zelfs uitkomsten zijn tegen den dooddie verscheurt, maar om te genezendie verbreekt maar om te heelendie verdeelt, maar om straks te vereenen. Gods oude volk Israël heeft dat zoo menigmaal en op zoo menigerlei wijze on dervonden. Keerde het zich in dwazen ondank van Hem af, dan deed hij het kwalijk gaan, gaf Hij het over in de handen en aan de verdrukking zijner vijandenverbrak Hjj zijne kracht en ver ijdelde Hij zijne verwachtingmaar zie, voelde datzelfde volk de tuchtroede en werd het door de wonden en slagen tot inkeer gebracht, dan hielp en redde Hij het weer uit de benauwd heid, deed Hij het weêr over zijne vijanden zegevieren en herstelde Hij hunne brenke. En nog immer moet Israël tot het besluit komen: „Laat ons wederkeeren tot den Heere," opdat het, thans nog onder de volkeren der aarde ver strooid, door Hem worde aangenomenuit de ballingschap worde weêrgevoerd, door Hem aan het hoofd der volkeren gesteld worde, hun licht voorkome als den middag. In bovenstaand tekstwoord, wie weet het niet ligt de beteekenis opgeslotenik wij(of wie ge er voor nemen wilt) zijn af gedwaald; wat meer zegt, zijn moedwillig af geweken van de wegen, neen, van de rechte wegen des Heeren. Ons hart, onze natuur is tot afzwerven, afdwalen zoo geneigd. Wie onder de menschenkinderen kent zich dan ook niet in meerdere nf mindere mate aan de zonde der afdwaling schuldig? Of, zou ons hoogmoedig, eigenwillig en eigenzinnig vleesch, belust op en jagende naar de begeerlijkheden dezer wereld, zich vrijwillig der wille Gods onderwerpen? Felaaswe weten het maar al te zeer, ten min ste, we kannen het weten, zoo we niet meer vreemd aan onze eigene natuur zijn, boe het her haaldelijk zijne eigene wegen kiest, hoe het er steeds op bedacht is de paden van genot- en gemakzucht te bewandelen. Zeker; de we des Heeren zijn niet altijd effen; de paden des rechts zijn niet immer gemakkelijk en aangenuau voor het vleesch. En toch; was 't niet altijd de ervaring van allen, die Hij hunne afdwalingen deed verstaan, dat het genot op den zondeweg nagejaagd, aan 't einde bleek bittere kwelling en louter verdriet te zijn. Zalig zij dan, die erkennen, dat die ondervin ding hun door den Heere werd bereid, want daardoor gevoelen en erkennen ze bei, dat Hij daardoor de handen verscheurt, waarmede ze nog aan de wereld gebonden waren, dat Hij het afgedwaalde hart op den levensweg wil terugvoeren en het wil verlossen uit de strik ken, waarin het gevangen was. Nimmer kwam daarom een oprecht berouw hebbende tevergeefs tot Hem. Op het besluit: „ik zal opstaan en tot den Vader gaan," vond hij Gods liefdearmen geopend, vond hij Gods liefdehand gereed om te heelen, wat deze ver broken, om met den balsem Zijner Goddelijke en ontfermende genade te genezen, wat door Hem geslagen was. Hoe heerlijk dus, dat wij eenen God hebben, tot Wien wij kunnen en mogen wederkeeren. Tot Wien wij mogen wederkeeren niet één- noch tweewaal, ook niet zevenwaal, maar zeven tig maal zevenmaal, want Hij vergeeft menig- vuldiglijk. Laat ons onszelven dan nauw onderzoeken, waarin wij afgeweken zijn. Ieder zal zich toch zeker in meerdere of mindere mate schuldig bevinden. Doen we zulks echter met de bede: „Ontdek mijne oogen, Heere! opdat ik zie!" Nog is wederkeeren mogelijk; heden dan, zoo gij Zijne stemme hoort, verhardt uw hart niet. Morgen twellicht nog aan den avond van dezen dag kan het te laat, voor eeuwig te laat zijn. Te laat, voor eeuwig te laato, lezer, bedenk dan nog heden, wat tot uwen vrede dient. M. ii. In de aanzienlijkste gemeente van ons vader land heeft de Raad der Kerk het durven bestaan tegen de Synodale besturen te zeggen: wij kunnen niet langer gehoorzamen: Gods Woord gaat volgens vrije belofte en overtuiging boven alle mensehelijke wet en reglement in Gods Kerk. Gij weet het wellicht, althans velen uwer, wat aanleiding daartoe heeft gegeven. Een 200-tal jeugdige mensehen wilden belijdenis doen en dat hij de drie moderne predikanten die er in Amsterdam nog zijn. De ouderlingen, die daarbij zouden moeten tegenwoordig zijn en konden na gaan op welk emo belijdenis die jonge menschen zouden worden aangenomen, immers met be sliste loochening van de Godheid van Christus, konden hu. niet langer met hun gevoelen ver dienen, daartoe mede te werken. Zij weigerden te verschijnen. Gij zult zeggen: maar waarom zij konden zijn gegaan en geprotesteerd hebben tegen de aanneming. Doch weet, dat waar vroe ger een ouderling nog iets te zeggen had, de Synode er wel voor gezorgd heeft, dat zulks uit was. De ouderlingen konden het den modernen predikanten wel eens te lastig maken. De ouderlingen moeten alleen maar tegen- A. cïdig zjjn, zal de-aanneming kunnen doorgaan. Het eft2t%e .wat den rwUrli.og dn «nog docn-ksa, ötfi zijn geweten vrij te houden, was weg blijven. Men zegt neen, hij moet rifcreden en heengaan als hij zijn geweten niet vrij, kon houden. Een vreemde eisch, die bij de belijdenis wenschen te blijven, waarop onze Kerk toch feiteijjk nog rustheengaan, terwijl de bestrijders daarin vrjj en onbelemmerd kunnen voortgaan hunne, onge- loofstheoriën te verkondigen. Neen, de ouder lingen, die zich wettig door God geroepen acht ten tot hun heerlijk ambt, konden niet anders doen dan wegblijven. Ook dit was een pretest. Doch de moderne predikanten en hunne ouder lingen berustten er niet invroegen zooals meer gebeurde, een attest jtan zedelijk gedrag, om daarmede naar een nabij gelegen gemeente te gaan, waar kerkeraad en ouderlingen wel ge negen zouden zijn hen, zij het ook langs een omweg, op moderne wijze aan te nemen. Zoo zouden zij dan toch hun zin krijgen. Doch de kerkeraad van de Amsterdamsche gemeente meende, na rijp beraad, ook op die wijze daartoe niet te mogen medewerken. Hij weigerde nn ook de attesten. Het eerstvolgend bestuur, het classicale, dat op één na door rechtzinnigen is ingenomen, achtte tegenover de beklagers de wei gering des kerkeraads niet onwettig. Het daarop volgend Provinciaal kerkbestuur, dat op één na uit modernen bestaat, gelastte evenwel den ker keraad de attesten af te geven. De kerkeraad in zjjn meerderheid ten volle verzekerd, Gode meer te moeten gehoorzamen dan den menschenliet Jm-, va- _>v- .«Ai i i -

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1886 | | pagina 1