Oroaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanuei en.
No. 302.
Zaterdag 11 December 1920.
3e Jaargang.
Uit de Schrift.
Het gebed in den Raad.
BUITENLAND.
UiyUUU tol J ABONNEMENT: Bij bezorging ƒ1.15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland/1.25.
de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwsch-Vlaanderen te Ier N e u z t n.
dit blad betreffende, moeten worden gezonden
Uitgave van
Alle stukken, de redactie en administratie van
aan
den'redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat 5, Ter Neuzen.
atwttrtfNTTFN Van 1—4 regels ƒ0.60. Elke regel meer ƒ0.15. Abonnementen per
ADVERTEN11EJN van1 4 regeis i Wending van advertentiën bp den drukker
contract. - Cr.sistoeslag 15 - inzending Telefoon Nr. 20.
L). H. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen.
Zij, i!ie zich met 1 Januari a.s.
op „ZEEUWSCH-VLAANDEREN" abonneeren, ont
vangen de tot dien datum verschijnende num
mers GRATIS.
TUSSCHEN DE STALLINGEN
Richt. 5 16. Waarom
bleeft gij zitten tnsschen de
stallingen
In baar heerlijk lied zingt Debora ook
Ruben toe. Ruben, de stam aan gene
zijde van den Jordaau, in zijn land met
vette weiden en kudden. Ruben had
den broederband moeten gevoelen en
op 't woord des Ileeren mede moeten
optrekken voor Zijne zaak. Want Isrel
zuchtte in die dagen onder Jabin den
koning en Sisera, den geweldigen ver
nieler. En Gods volk stond weerloos.
Doch God hielp. Op de wondere kracht
die er van Debora en Barak uitging,
werd Gods volk te hoop geroepen tot
den strijd tegen Jabin en Sisera. En
de Heer'e gaf verlossing allerwege leefde
Gods volk in dankbaren jubel op. Al
leen maarRuben liad niet meege
daan. Ruben was ontrouw geweest.
Hij bad zijn broederen alleen laten strij
den. Hij bad 't aangezien, dat de broe
ders samen den barden strijd doorwor
stelden, maar zelf had bij aan de be
vrijding van Gods volk niet meegehol
pen. Ruben bleef van verre staan, zou
't eens aanzien en afwachten boe bet
liep. Och, Ruben bad het te druk met
zijn /.aken om zicli met de bevrijding
van Gods volk in te laten. Hij bad vele
stallingen. Daar kon hij niet van v\eg,
want hij had veel vee. Hij had geen
tijd om te luisteren naar de krijgstrom
pet, maar hoorde alleen naar de blatm
gen zijner kudden. Gemakzucht en
vrees voor. tijdelijke schade deden hem
blijven tussclien de stallingen, Zijn vee
en zijn zaken gingen hem boven ue zaak
des Heeren en van zijn volk. En zoo
bad Ruben zijne broeders alleen laten
worstelen. Dat was Rubens ontrouw.
En Debora moet Ruben daarover be
straffen. Ze laat Rubens consciëntie
niet met rust, eu roept hem daarom toe
„Waarom, waarom, o Ruben, uwe stal
lingen boven de kudde des Heeren vei-
kozen
Zoo zijn er ten allen tijde en ook in
onze dagen van die ontrouwe Rubens.
De strijd van Gods kerk en volk te
genover ongeloof en revolutie is zwaar.
Maar zij trekken er zich weinig van aan.
Ze blijven zitten tussclien de stallingen.
Hun zaken, hun vee, hun bedrijf gaat
hen boven de zaak des Heeren. En uie
ontrouw vindt ge nu zeer veel in den
landbouwenden stand, denk aan Ru
ben Als liet over aardsche zaken
gaat, o dan is men er bij. Maar als
't gaat om en voor de zaak des Heeren,
dan blijft men zitten tussclien de stal
lingen. Men doet niet mee in den strijd
voor den Naam des Heeren op gebied
van onderwijs en pers, op maatschappe
lijk en staatkundig terrein. Men leest
geen Christelijk blad om op de hoogte
te komen en mee te kannen leven. Men
bezoekt geen Jongelings Vereeniging en
geen Kiesvereeniging. Men bemoeit
zich alleen met zijn vee en zijn bedrijf
Zoo maakt men de banden der broederen
slap, in plaats van hen bij te springen
in den strijd tegen ongeloof en revolutie.
En o, men denkt er niet aan, boe schul
dig ons zulk een ontrouw maakt tegen
over God en welk een schade zij berok-
bent aan 's Heeren zaak Daarom mag
de consciëntie dezer Rubens niet met
rust gelaten, maar moet ben toegeroepen
„Waarom blijft gij zitten tussclien uw
stallingen? Waarom u teruggehouden
van den strijd uwer broederen? Waar
om u niet gevoegd in den strijd voor
's Heeren zaak op alle gebied Waar
om die gemakzucht, die ontrouw
Wij hebben aller krachten noodig in
den strijd. En daarom manen we zoo
ernstig en zoo dringend O Ruben, onze
broeder, sta toch op van tussclien uwe
stallingen
In overeenstemming met het
Program van Beginselen der
A.-R. partij, is de grondslag
onzer gemeentepolitiek de be
lijdenis der beginselen ons in de
H. S. als het Woord Gods ge
openbaard.
Mitsdien erkenne de gemeente
raad de souvereinileit Gods, en
geve daaraan uiting door zijn
vergaderingen aan te vangen
met gebed.
(A.-R. Gemeenteprogram. Art. 1
II.
In ons vorig artikel over dit onderwerp
hebben we de historie laten spreken,
terwijl we het meer practische gedeelte
van 'deze kwestie bewaarden tot dit
nummer.
Dadelijk kan in verband met dit laatste
worden opgemerkt, dat onder ons Chris
tenvolk geen eenheid bestaat inzake de
vraag Hoe hebben wij te staan tegen
over liet raadsgebed
Naast degenen, die bet pleit voeren
voor het publieke gebed in raad en
Staten, zijn er anderen, die zeggen, dat
het gebed te teer is, om in den raad
ingevoerd en a.li.w. op de lippen gelegd
te worden van lien, die anders van het
bidden in 't geheel niet willen weten.
Daar zijn er, die voor den vorm van
het gebed, zich vvenschen te stellen op
het gemeene erf van de Geineene
Gratie", d.w.z. die in het gebed niets
anders aan de orde wenschen te stellen
„dan het geloof in Gods voorzienigheid,
in Zijn voorzienige beschikking, en in
het schuilen of intreden van Zijn Godde-
1 ijken zegen." Maar daar zijn er ook, die
met een zoodanig gobed geen genoegen
kunnen en willen nemen, omdat de Naam
van Christus er niet in genoemd wordt
Zijn dit enkele punten, die ten opzichte
van ons Christenvolk onder het oog
gezien dienen te worden, tegenover de
hnkergroepen hebben wij o.a. de vraag
te beantwoordenIs het invoeren van
een raadsgebed geen dwang tegenover
degenen, die met een zoodanig gebed
niet kunnen meegaan
Men ziet liet dus, vragen en opmer
kingen te over aangaande dit, door Prof.
Diepenhorst terecht genoemd, moeilijk
en teer, maar niet minder belangrijk
probleem.
We zullen echter trachten op een en
ander een zoo duidelijk mogelijk ant
woord te geven.
„het gemeene erf van de Gemeene Gra
tie" we komen daarop nog nader terug
kan toch bijna een ieder nog mee
bidden. Want toch maar zelden vindt men
personen onder lien, die met alle geloof
in Gods almacht en voorzienigheid geheel
hebben gebroken. Eu mogen er enkele
atheïsten ouder zijp, die wel ganschejijk
met God lieoben gebróken, dan behoeft
.met dezulken toch niet dan bij liooge
uitzondering gerekend te worden.
Bij hooge uitzone ring, zeggen we.
Want het geval >.ou zicli kunnen voor
doen en is helaas tegenwoordig niet
geheel zonder grond dat de meerder
heid van den raad wel het bestaan van
God ontkent.
Dan zoudefl w-e dit is geheel onze
persoonlijke meening, want in liet bijzon
der liandele hierbi ieder volgens eigen
inzicht en oigen consciëntie slechts
bij daartoe zeer geschikte gelegenheden,
bijv. een herziening van het reglement
van orde, met het coorstel willen komen.
Zoover is het echter thans in de meeste
gemeenteraden nog niet, en daarom lijkt
ons op het oogenblik de houding onzer
raadsleden' niet moeilijk.
Want het is toch steeds onze roeping
om te getuigen en op te komen voor een
goede gemeentepolitiek, waarvan de hoek
steen is de erkenning van Gods almacht
en voorzienig bestel.
Axel.
Thielen.
Allereerst een en ander over de hou
ding van de anti revolutionaire raads
leden, bij de indiening van een voorstel
tot opening der raadsvergaderingen met
gebed.
Er zijn onder hen soms menschen,
ook wel onder de Chr.-Hislorischen
die in liet algemeen wel met zoo'u voor
stel mee kunnen gaan, doch er bezwaar
tegen maken, als het bijv. zou moeten
worden uitgesproken door een voorzitter,
die niets voor bet gebed gevoelt, of als
het aanleiding tot spot zou kunnen
geven.
Tot liet eerste bezwaar komende, dit
zou alleen in zooverre kunnen gelden,
wanneer de Burgemeester als Voorzitter
van den gemeenteraad een verklaard
atheïst was.
In zijn „Anti-Revolutionaire Staatkun
de" (d'l. II, pag. 285) heeft Dr. Kuyper
dit bezwaar ook onder de oogen gezien,
en zegt bij daarvan, dat in zoo'n geval aan
den Voorzitter persoonlijk bet uitspreken
van betgebed niet zou mogen worden
opgedragen. Natuurlijk behoeft het ge
bed daarom niet achterwege te blijven,
want hoofdzaak is niet, wie het afleest.
De secretaris zou liet in zoo'n geval
kunnen doen, en ook wel een der raads
leden, bijv. liet oudste.
Het tweede bezwaar gaat over liet
spotten met het gebed.
Op den voorgrond diene daarbij dade
lijk te staan, (lat bij handhaving of in
voering er van niet in de eerste plaats
de nadruk valt op de individueele leden
van den raad, maar op den Raad als
college.
Want niet de raadsleden zenden daar
hoofd voor hoofd, los van elkander, hun
gebed op, maar liet is de plaatselijke
overheid, die zich stelt voor Gods aan
gezicht en Hem vraagt om Zijn zegen en
voorlichting over de te nemen besluiten.
En wat die spot aangaat, met een ge
meenteraadsgebed, dat zicli beperkt tot
In de tweede plaats wenschen we in
te gaan op de vraag Is liet gebed niet
te teer om in den raad ingevoerd te
worden
Reeds in 1851 meende Mr. De Bosch
Kemper in den Amsterdamsclien Raad
naar wij in de„Ster" lezen op deze vraag
een bèvesligeud antwoord te moeten
geven. Hij verklaarde nl. wel doordrongen
tc zijn van do heilzaamheid en noodza
kelijkheid voor een ieder van een leven
dig godsdienstig beginsel, maar dit lie
ginsel moest volgens de hedendaagsclie
staatsinstellingen geheel individueel zijn
en individueel werken.
In 1919 bij het voorstel-Wijnkoop
tot afschaffing van liet gebed verklaar
de in denzelfden raad de lieer Nolting,
dat bij de voorstanders van liet raads
gebed wilde toevoegen Wie bidden wil,
liandele naar liet voorschrift van den
Bijbel en bidde in de binnenkamer.
Aan Mr. De Bosch Kemper werd in
1851 geantwoord, dat het gebed niet
mocht worden prijsgegeven, omdat daar
door werd beleden Daar is een God,
van Wien alle goede gaven en volmaakte
giften komen, Wiens macht ook in liet
publieke leven door de Overheid dient
te worden erkend. En zoowel Christen
als Jood, Protestant als Roomscli Katho
liek wilden in die belijdenis van Gods
Naam niet achter blijven.
Aan den beer Nolimg zou geantwoord
kunnen worden, dat liet persoonlijk ge
bed in de huiskamer de Overheid niet
ontslaat van den plicht om 's Heeren
Naam te erkennen. Waut leert de Heilige
Schrift iiet ons niet duidelijk „Een
iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de
menschen, dien zal ik ook belijden voor
mijnen Vader, die in de hemelen is. Maar
zoo wie mij verloochend zal hebben voor
de menschen, dien zal ik ook verlooche
nen voor mijnen Vader, die in de heme
len is.
Terwijl tenslotte Dr. Kuyper zoo schoon
hiervan het volgende heeft gezegd
„Uitgangspunt is dat een stad, een
dorp in haar vertegenwoordigers optre
dende, evengoed els een huisgezin, ge
houden is, Gods majesteit te eeren en
Hem hulde te brengen. En al is bet ook,
dat bij zulk een gebed de woorden wei
nig indruk maken, en de zielsverheffing
bijna geene is, zoodat er eigenlijk niets
anders plaats heef dan dat men saam
het hoofd voor God buigt en een betui
ging van Zijn majesteit aanhoort, dan is
toch dit feit op zichzelf een daad van
hulde aan den Schepper van hemel en
van aarde, die Hem, omdat, hij God is,
toekomt. Alle gebed in zulke Raden en
Staten en vergaderingen is enkel een
betooning van eeibied en ontzag voor
de majesteit des Heeren".
deze vraag met een krachtig „Neen te
moeten beantwoorden.
Zoo verklaarde Mr. Hooft Graafland
om maar eens een dier leden te noe
men dat hij liet aannemen van een
zoodanig gebed beschouwde als een ver
loochening van den Naam, die boven
allen Naam is, welken te belijden en te
verheerlijken bij zicli tot den duursten
plicht rekende.
Met alle achting en waardeering, dm
wij overigons voor dit standpunt hebben,
komt liet ons tocli niet voor, liet juiste
te z.ijn. Want terecht heeft Dr. Kuyper
in Voto Dordraceno" en in zijn „Anti-
Revolutionaire Staatkunde er op gewe
zen, dat een zoodanig gebed alleen daar
mogelijk is, waar een gemeenteraad ge
heel exclusief bestaat uit besliste belij
ders van onze drie formulieren van
Eenigbeid.
Waar zulks echter niet liet geval is
en dat juist in de meeste gemeenten
daar mag liet, gebed er geen zijn,
„waarin slechts enkele leden de tneei
bijzondere uitdrukking van hun geloofs
overtuiging zouden vinden."
„Het Gebed is een heilige zaak, en
zoo men in een vergadering bet Gebed
laat gelden, waarin de personen niet naar
eigen willekeur opkomen, maar krachtens
hun officiëele roeping, dan mag men in
het Gebed niet te werk gaan op eer.
wijze, die hen niet heiligt, maar hindert
en stuit". (Anti-Revolutionaire Staatkun
de, dl. II, pag. 286).
Daarom zal het in om zoo maar
eens te noemen „gemengde" gemeente
raden dan ook gewenscht zijn zich te
stellen op „het gemeene erf van de
Gemeene Gratie" en in het gebed niets
anders aan de orde te brengen dan het
geloof in Gods voorzienigheid, in Zijn
Art. 1 van het A.-R. Gemeenteprogram
in steeds meer gemeenten tot werkelijk
heid moge worden.
voorzienige beschikking eii in het schui
len of intreden van Zijn Goddelijken
zegen.
Maar en dit ten derde kan een
Christen genoegen nemen met een gebed,
waarin de naam van Christus niet ge
noemd wordt
Ongetwijteld is dit een even teere als
belangrijke vraag.
Bij dé Amsterdamsche raadsdiscussies
van 1851 meenden verschillende leden
Is echter hot willen invoeren van een
raadsgebed geen dwang tegenover dege
nen, die met een zoodanig gebed niet
kunnen meegaan
En dwingt liet dezulken niet tot
huichelarij
Om met de laatste Vraag te beginnen,
bet karakter van bet ambtsgebed vor
dert echter nog niet van elk lid z.ooals
we terecht met Prof. Diepenhorst zeg
„en dat hij behoefte gevoelt aan en
volle instemming betuigt met do bede,
welke wordt uitgesproken.
Want niet de individueele gemoeds
stemming beslist hier, maar zooals we
reeds opmerkten, valt de nadruk nl. niet
in de eerste plaats op de personen, maar
op den raad als college.
Het zijn niet de personen, die hoofd
voor lioo'fd, los van elkander, hun gebed
opzenden, docli het is de plaatselijke
Overheid, die zich stelt voor Gods aan
gezicht.
Dit laatste dienen we ook in het oog
te houden, bij de beantwoording wan de
eerste vraag: of geen dwang op anders
denkenden wordt uitgeoefend.
Werd een zoodanig verwijt geboord,
dan zou dit onrechtvaardig zijn.
Onrechtvaardig, omdat wij leven in
een Staat, waar de Koningin verklaart
t'e regeeron bij de gratie Gods en waar
in de Troonrede en de Koninklijke
boodschappen Gods bescherming wordt
ingeroepen.
Onrechtvaardig ook, omdat men voor
zijn persoonlijke, meestal atheïstische
gevoelens, verdwijning zou willen van
iets, dat vastgeworteld is in ons staats
leven.
Wilde men dan ook spreken van
onrechtvaardigheid, dan zou juist die
laatste houding onrechtvaardig zijn
Hiermee meenen we de voornaamste
vrageu en opmerkingen betreffende liet
raadsgebed onder de oogen te hebben
gezien.
Slot van dit artikel zij nog een kleine
verwijzing naar de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika.
Naast de officiëele biddagen, die daar
telken jare door den President worden
uitgeschreven, is ook de opening van het
Congres aldaar voor ons leerzaam.
Als dit nl. opnieuw samenkomt, wordt
het officiael met gebed geopend door
een daartoe aangezocht geestelijke.
En moeten wij ons nu in dit opzicht
achterstellen bij Amerika?
Wij hopen dan ook van harte, dat
Daar is tegenwoordig ook weer zoo
iets als een vergadering van den Vol
kenbond.
Over allerlei onderwerpen is Jaar ge
sproken, eu verschillende aparte com
missies ziju ingesteld.
Een dezer commissies waarin o.a. de
aanstaande Gouverneur-Generaal van onze
Oost, Mr. Fock, zitting heeft, beeft dezer
dagen lmt vraagstuk van de economische
blokkade in geval van oorlog onder de
oogen gezien.
Bij het debat, in dc openbare zitting
daarover gevoerd, rees de vraag, of, in
geval een staat met inbreuk op de be
palingen van liet volkenbondsverdrag een
oorlog begint, de Volkenbondsraad moet
beslissen of alle bondsleden tegen dien
staat de ekouomisclte blokkade moeten
afkondigen, dati wel of elke staat daar
omtrent de eindbeslissing aan zicli houdt.
Na verdediging van de laatste opvat
ting door inr. Fock en Branting, beeft
de commissie zich daarmee vereenigd,
daar zij het recht van eiken souvereinen
staat om zelf den toestand te beoordeelen
erkende, wat o. i. ook de rechte en de
meest gewenschte toestand is.
Be volksstemming in Griekenland over
liet al of niet terugkecren van koning
Konstantijn is dan nu ook achter den rug.
Met een verpletterende meerderheid
heeft het volk zich, aldus lezen we
daarover in de N. R. Ctzelfs in het
nieuwe gr bied van lliracië, uitge
sproken voor den terugkeer van koning
Konstantijn. Die beslissing is te gewich
tiger, nu de d.eelneming aan de stemming
nog aanmerkelijk grooter was dan bij de
algemeene verkiezingen, zoodat de be
wering, dat de Venizélisten zicli hebben
onthouden, geen steek houdt. Het. op
merkelijkste van den uitslag is dat slechts
2 pet. 'tegen Konstantijn heeft gestemd
en dat dus ook de meeste Venizelisten
zijn terugkomst wenschen. Fransdie
bladen mogen beweren, dat er sterke
pressie is uitgeoefend, men kan intus-
schen dit op 't eerste gezicht zonderlinge
verschijnsel ook anders verklaren. Reeds
bij de algemeene verkiezingen toch ver
zekerden Gi iekscbe kranten, dat de
kiezers, als zij daartoe in staat werden
gesteld, zoowel voor eni/.ei s als voor
Konstantijn zouden stemmen
De uitslag van liet plebisciet is zoo
ondubbelzinnig, dat de Grieksclie regee-
ring niet aan de consequenties kan ont
komen. Dat inziende beeft de Daily Chro
nicle, bet orgaan van Lloyd t -eorge,
gemeend, eèu beroep te moeten doen op
Konstantijn om zich alsnog terug te
trekken. Het blad houdt, liern voor dat
Griekenland anders de gebiedsaanwinst
in Smirna en Thracië zou verliezen.
Laat dit zoo zijn, maar waar blijft dan
eigenlijk liet 'zelfbeschikkingsrecht der
volkeren, waarover Engeland tijdens den
wereldoorlog steeds zoo'n groote mond
opzette
Och, dat zeiden ze maar als het in
hun eigen kraam te pas kwam.
Griekenland is daarvan weer eeu dui
delijk be wij-,
Toch den naam Engeland noemen
de, denken we daarbij onwillekeurig aan
Ierland.
Het is daar nog steeds verre van rus
tig, al scheen liet de laatste dagen een
oogenblik, dat er eenige verademing zou
intredon.
Ja, er werd zelfs gesproken van een
wapenstilstand en de mogelijkheid van
algebeele rust.
Wat was nl. het geval
O'Flanagan, een der leidende perso
nen van de oproerboweging in Ierland
had nl. een telegram aan Lloyd George
gezonden, waarin hij meedeelde wel voor
een wapenstilstand te vinden te zijn.
Dat was dus een gunstig bericht.
Doch zie, de laatste tijdingen zijn weer
heel wat minder gunstig, zoodat de kan
sen op een vergelijk thans tamelijk twij
felachtig staan.
De Sinn-Fein-organisatie verklaart n.l.
dat O'Flanagan zijn verzoeningsgezind
telegram aan Lloyd George heeft gericht
zonder voorafgaande raadpleging van het
Sinn Fein-parlement, ofschoon dat alleen
bevoegd was een dergelijken stap te
doen. Het telegram geeft dan ook, naar
ZEEUWSCH-VLAANDER
4»