Oraaan ter versnreidinq der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
No. 301.
Woensdag 8 December 1920
3e Jaargang.
Het gebed in den Raad.
BUITENLANI).
JAN WAANDERS.
fltóssss tsamm ias— IH 1
13 I 4 RfiNNEMENT Rii bezoreins f 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland 1.25.
Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwseh-Vlaanderen" te Te r Neuzen.
Alle stukken, de redactie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden
aan den redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat 5, Ter Neuzen.
ABONNEMENT: Bij bezorging f 1,15 per drie maanden.
ADVERTENTIE^Van 1-4 regels ƒ0.60. Elke regel meer fO-lS ar„kker
contract. - Crisistoeslag 15%. - Inzending van advertent.cn bq den drukker
D. H. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen.
Franco per post voor Nederland f 1.25.
Abonnementen per
jij den drukker
Telefoon Nr. 20.
In overeenstemming met het
Program van Beginselen der
A.-R. partij, is do grondslag
onzer gemeentepolitiek de be
lijdenis der beginselen ons in de
H. S. als het Woord Gods ge
openbaard.
Mitsdien erkenne de gemeente
raad de souvereiniteit Gods, en
geve daaraan uiting door zijn
vergaderingen aan te vangen
met gebed.
(A.-R. Gemeenteprogram. Art. 1).
I.
Naar aanleiding van liet feit, dat van
A.-R. zijde in den gemeenteraad van Ter
Neuzeu mededeeling is gedaan, dat van
die zijde een voorstel was te verwachten
zoo gauw de raad weer geheel vol
tallig was om de raadsvergaderingen
met gebed aan te vangen, gewerden ons
daarover eenige vragen en opmerkingen.
We achten het wel gewenscht, deze
breederen kring eens ouder de
te zien, en stellen ons daarom
tot taak, na eerst de historie in
te hebben laten spreken, daarna
over te gaan tot de vragen en opmer
kingen die we ontvingen.
die door
dat den
creaturen
aan de wereld te regeren, wij
arme dienaars, die Gij tot dezen
voor
oogen
thans
dezen
In de „Ster" van October 1919 heeft
Prof. Diepenhorst in verband met de
historie van het publieke gebed gewezen
op het in 1852 verschenen werk van
Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijck
„Geschiedenis van het ambtsgebed in de
Nederlanden van den tijd der Hervorming
tot aan den tegenwoordigen."
Dit werk leert ons duidelijk zien, hoe
onze voorouders de gewoonte hadden,
de belangen van Staat, gewest en ge
meente in deszelfs vergaderingen te
openen „met een gebed tot God in den
naam Zijns Zoons, onzen Heer en Zalig
maker Jezus Christus."
„De collegiën van staat, de Staten-
Generaal vingen hunne beraadslagingen
niet aan, de rechtbanken spanden niet
de vierschaar, de staten der gewesten
begonnen niet met hun landdagen, de
vroedschappen discussieerden niet
voordat zij zich in den publieken gebede
hadden vereonigd."
Met de revolutietijd begon echter
hierin verandering te komen.
Liet men eerst na 1795 allengs den
naam van Christus uit het publieke
gebed weg, in lateren tijd bij de her
ziening van de reglementen van orde
voor de gemeenteraden, die noodzakelijk
waren door de Gemeeutewet van 1851
kwam men in vele gemeenten zelfs tot
geheele afschaffing van het gebed.
Leerzaam is in dit opzicht de gang
van zaken te Amsterdam. We zouden
hiervoor naar „De Ster" van October
1919 kunnen verwijzen, doch daar vele
onzer lezers van die verwijzing geen
gebruik kunnen maken, achten we het
niet ongewenscht daaruit dan zelf maar
een en ander mee te deelen, hetgeen
dan hier volgt
„Van eeuwen her dateerde voor „de
heeren zesendertig raden der stadt Am
sterdam" het navolgend gebed
„O Heere Godt, hemelschen Vader,
genade
komen
behoed
raderij
zamen
Uwe wijsheit geschikt hebt,
mensch heerscht over Uwe
d'overheid hebt ingesteld
Uwe
hoog-
wigtigen ampte verkoren en beroepen
hebt, roepen U van herten asn, in den
naam onses eenigen Middelaars Jesu
Christi, en bidden U, dat Gij ons wilt
geven Uwe heilige vreeze en liefde, otn
te wandelen na Uwe heilige geboden,
en Uwen Heiligen naam heerlijk te
maken, opdat wij zelve onsterfelijk zijnde,
onze onderdanen een goed exempel der
vromigheyd en godzaligheyd mogen
geven. O, Heere, geef ons dog weten
schap, discretie en een verstandig herte,
em 't onderscheiden het goed van het
quaad, het licht van de duystcrnisse, het
recht van 'tonrecht; ten einde wij den
weezen en weduwen, den armen en
rijken, den vreemdelingen en bekenden,
zónder eenig aanzien der personen recht
mogen doen. Geeft dat wij zoo voor-
zigtelijk, getrouw en vriendelijk onze
gemeente regeer?n, dat wij in der daad
in waarheid der burgeren vaders, voed-
sterheeren er. beschermers mogen ge
naamd worden. Laat. dog, Ileere, Uwe
schijnen en Uwe heiligen zegen
over deze stadt en gemeente, en
ze voor alle oneemgheyd, ver
en ongelijk en geeft ons al te
zoo te wandelen, dat Uwen
Heiligen Naam door ons gepreesen en
Uwe heilige gemeente opgebouwdt werde
door Jesum Christum Uwen lieve Zooue,
onzen Heere, amen.
Bij besluit van burgemeester en wet
houders werd in 1826 dit gebed ver
anderd. Behouden bleven echter de
woorden die zooals we opmerkten in
vele andere gemeenten vervielen „zoo
bidden wij U in den naam van Jezus
Christus onzen Heer."
Behouden bleven ze, ja tot de Ge
meentewet van 1851. W ant bij de toen
noodzakelijke herziening van het Regle
ment van Orde werd het volgende for
muliergebed vastgesteld
Almagtig God. Wij bidden L om
Uwen algenoegzamen zegen bij de vol
brenging der werkzaamheden, die ons
zijn opgelegd. Schenk ons wijsheid en
voorzigtigheid, verlevendig in ons een
diep besef van onze onafhankelijkheid
van U, en doe onze beraadslagingen
strekken tot bevordering der ware be
langen van deze stad."
Eerst in 1892, en daarna in 1897 nog
weer werd van de zijde der radicalen
beproefd, om dit gebed te doen vervallen
en in 't vervolg het bidden geheel achter
wege te laten.
In den Amsterdamschen Raad werd
toen echter op gewezen, dat men te
doen had met een instituut, „dat in de
historie van eeuwen her zich gevestigd
en in der jarenloop tegen vele aanvallen
in zich èevestigd had."
De aanslag der radicalen op het gebed
gelukte dan ook niet.
't Gelukte echter wel in het najaar van
1919.
Onder leiding van den communist
David Wijnkoop werd de aanval toen
weer heropend.
Werd anders meestal om zijn onbe
kookte aanvallen gelachen en de spot er
mee gedreven, bij deze gelegenheid
was naar Prof. Diepenhorst toen zeer
terecht schreef „geen smadelijke min
achting van da trotsche ofticiëele sociaal
democraten zijn deel niet zonder
ingenomenheid werd zijn kloek initiatief
begroet. Nu keerden zich de vrijzinnig
democraten niet hoofdschuddend van
hem afeen pa1 werd, fiat verleend
op zijn moedigen aanval f Nu werd hij
niet doer de liberalen als een onreine
gemedenook daar vond hij zijn
medestanders.
Wijnkoop gangmaker alzoo van de
Amsterdamsche vroedschap, waarin wel
eer het puikje der patriciërs vergaderd
was! Wijnkoop aanvoerder van de
mannen en vrouwen, die breken wilden
met eeuwenoude traditie om zich voor
Gods aangezicht te stellen. W rjnkoop
de generalissimus en de triomfator in
den kamp tegen het ambtsgebed I"
Zipi voorstel werd dan ook aangeno
men, het gebed in den Amsterdamschen
raad behoorde tot het verleden.
er
Met deze beslissing, waarmee het
historisch gewordone eu bevestigde,
waarmee het publ eke gebed tot God,
om Zijn zegen te vragen over den ge
meenteraad, ruw eti bruut werd wegge-
geworpeu, had daardoor de meerderheid
van den Amsterdamschen raad te kennen
gegeven, dat men brak met de publieke
erkentenis, dat de Overheid Gods diena
resse is, en dat o"er allen arbeid God
Zijn zegen moet gebieden.
'Nu zal men echter misschien zeggen
het betrof hier een gebed, dat bestond
in Amsterdam 's gemeenteraad. En tegen
afschaffing van dat „historisch gewordene
en bevestigde" zouden ook wij zijn.
Maar waar het gaat om invoering
van het raadsgébed in oen gemeente,
waar zulks tot dusver nog niet het geval
was, daar vervalt toch dit motief?
We komen hiera.ee tot. de vragen en
de opmerkingen, tot het meer practische
dus.
In een volgend artikel hopen we dat
nader onder de oogen te zien.
V Geen loonmachine.
Onlangs vestigden we- reeds de aan
dacht op ue behartenswaardige woorden
van den heer De Miranda, den socialis-
tischen. wethouder van Amsterdam, dat
zij toch nog niet uitsluitend looncommis-
sarissen zijn.
't Schijnt anders door hun partijge-
nooten-werklieden wel veel gedacht te
worden, want thans liet een tweede stem
daartegen een ernstige waarschuwing
hooron.
Deze tweede was nl. de heer Anker-
smit, die met mr. Troelstra hoofdredac
teur van „Het Volk" is.
Dus zoo maar niet do eerste da beste,
doch een der leidende personen.
Op een dezer dagen te Alkmaar ge
houden vergadering van sociaal-demo
cratische gemeenteraadsleden in Noord-
Holland, liield hij een rede over „Hot
loonvraagstuk voor de gemeenten."
Naar fle „Roti." meedeelt liet de heer
Ankersmit daar de volgende forsche
klanken hooreu
„Onze taak is echter omvangrijker,
doch de gemeentewerklieden beschouwen
de hoogste taak van een sociaal-demo
cratische Raadsfractie om als loonma
chine voor hen te werken, hetwelk
spreker demagogisch- vindt, eveneens de
loonstrijd om er telkens een schepje op
te gooien en de katholieken willen ons
te dien opzichte overtroeven. Zij willen
bij hun menschen bekend komen te
staan als de loonvechters. Wij moeten
mede helpen de loonen op hooger peil
te voeren, maar de gemeenten niet in
een chaos brengen, evenmin ons laten
gebruiken als speelbal van gemeente
werklieden, noch van onze tegenstanders.
Wij moeten uit dezen concurrentiestrijd
vandaan en een gezonde politiek vormen
Die beoordeeling van de Katholieken
late we geheel voor rekening van den
heer Ankersmit.
Maar overigens is het zeer zeker de
moeite waard, wat hij zegt.
Vooral voor zijn partijgenooten, waar
van vele wel een zoodanige waarschuwing
noodig hebben.
Laten we hopen, dat ze die ook
hier in ons gewest goed ter harte
mogen nemen.
Drie zijn er tegenwoordig, die tneenen
te moeten en te kunnen beslissen over
hefrlot der volkeren.
Deze drie in hun waan zijn Engeland
Frankrijk en Italië. Zooals zij het zeg
gen, moet het gebeuren.
En wee degenen, die zich daaraan
nieb houden.
In het laatst der vorige week hebben
deze drie „grooten" te Londen vergaderd,
eens weer over verschillende zaken
te beslissen, voornamelijk over Grieken
land en zijn ex-koning Konstantijn.
Van de 'uitslag van die „hoogst-gewich
tige" conferentie hebben de heeren niet
veel meegedeeld, doch het telegraafbu
reau Reuter verneemt uit Fransche bron
dat er besloten is om Griekenland te
waarschuwen, dat de fiuancieele steun
der geallieerden aan Griekenland van
zelf op zal houden, hoe ook de houding
der Grieksche regeering zijn moge, in
dien Konstantijn op den troon terugkeert.
De heeren verzetten er zich dus tegen,
dat Griekenland zijn Koning weer terug
roept.
En men weet het, als zij spreken, heb
ben de anderen te gehoorzamen.
Zal dat echter gebeuren
Zal Griekenland berusten in dit
bevel, dat het zijn Koning niet mag te
rugroepen
Dadelijk nadat de Franscji-Engelsch-
Italiaansche nota aan den Griekschen
minister president Rallis ter hand gesteld
was, die het. onmiddellijk aan de Regen
tes meedeelde, werd onverwijld de Griek
sche ministerraad bijeengeroepen.
Dat deze een paar uren duurde, valt
te begrijpen. Want wat moest men doen?
Zijn koning laten terugkomen, en daar
door tegen de drie „grooten" ingaan
't Was een o, zoo moeilijke kwestie.
Na afloop van den ministerraad werd
aan de pers geenerlei meededeeling ver
strekt, maar volgens een officieuse me
dedeeling zou de regeering van meening
ju, dat zij de ilota niet behoeft te be
antwoorden. Zij zal niettemin stappen
doen bij de geallieerde regeeringen, aan
wie zij zal mededeelen ervan overtuigd
te zijn, dat in de naaste toekomst blij
ken zal hoezeer het Grieksche volk haar
dankbaar is voor den steun, dien zij
steeds aan de Helleenscbe zaak hebben
gewijd en hoezeer het trouw blijft aan
zijn ententegezinde politiek.
Echter, ook besloot zij, dal de volks
stemming over den al of niet terugkeer
van haar koning Konstantijn tc zou
doorgaan.
Terug krabbelen doet de Grieksche
regeering dus nog niet.
Teekenend en moedgevend voor de
Grieken is intusschen ook, dat in Italië
verzet rijst over deze houding, aangeno
men door de staatslieden van Frank) J<,
Engeland en hun eigen land.
Zoo komt bijv. uit Rome het volgende
bericht
De commissie van buitenlandsche za
ken uit de Italiaansche Kamer heeft zich
bezig gehouden met Italië's houding in
zake de Grieksche troonsopvolging, nu
uit de mededeelingen uit Londen blijkt,
dat Italië zich bij het verzet van Frank
rijk cn Engeland inzake den terugkeer
van Konstantijn heeft aangesloten. Ver
scheidene leden der commissie keurden
deze houding ten zeerste af, die indruischt
tegen het algemeen gevoelen in Italië,
dat de regeering zich moet onthouden
van inmenging in de binnenlandsche aan
gelegenheden vau andere landen en ieder
volk vrij moet laten in de keuze van den
vorm en de personen van zijn regeering.
De socialisten dienden een scherpe motie
in deze richting in, doch men bewoog
hen deze weer in te trekken.
Toch zal liet laatste woord over deze
kwestie nog wel niet gesproken zijn, naar
we vermoeden.
St. Petersburgsehe bladen publi-
ceeren beschrijvingen van de voedings
moeilijkheden te St Petersburg en
Moskou. In de eethuizen wordt alleen
nog maar plantensoep verstrekt. Lenin
heeft, in verband met dezen ernstigen
toestand bevolen, dat meel naar de beide
steden gezonden zal worden. In Moskou
is de toestand zoo dreigend, dat de ge
meenteraad op eigen hand besloten heeft
de nog aanwezige kleine voorraden on
middellijk onder de bevolking te verdoe
len. De gemeenteraad zal zich hier voor
moeten verantwoorden voor de sovjet-
regeering.
Toch maar een prettig land daar
Tenslotte nog iets over Dnitschland
en cle Entente.
Naar het Wolffbureau n.l. verneemt,
zijn na langdurige en moeizame bespre
kingen, de onderhandelingen te Parijs
tusschen de Duitsche commissie eu de
commissie voor de schadeloosstellingen
over de uitlevering van Duitsch vee ten
einde gebracht. In de algemeene bijeen
komst is met algemeene stemmen de
overeenkomst aangenomen, volgens welke
Duitschland de door de entente geëischto
1,740,000 stuks gevogelte, 27,165 geiten
en 15,250 varkens zal moeten leveren en
voorts, binnen zes maanden, 30,000 paar
den, 123,000 schapen, 60,000 stieren,
ossen enz. cn 30,000 drachtige koeien en
vaarzen. De entente had 150,000 paar
den, meer dan 888,000 runderen, waarvan
640,000 melkkoeien en drachtige vaarzen
en 900,000 schapen geëischt. Nopens de
uitlevering van het overschot zal over
zes maanden in overleg met de Duitsche
80)
Z ELAND IA.
„Loope dan, Dof 1" riep Rie alweer, in
verlangen naar de pret van zooeven. Ze
keek vol verwachting naar haar broer,
die immers zoo sterk was, zoo héél
sterk 1
En Dolf voelde de prikkeling van dat
herhaald roepenja, hij zoüEn weer
kromde zich zijn rug, en de kleine voe
ten plantten zich in de verschuivende
keien en hij trok, trok
't Wou niet lukken.
Hij moést toch voort. Kon toch zus
daar niet laten staan. Wat te doen
Zijn oogen keken rond, als zochten ze
een oplossing.
Op eens verhelderde zijn gezicht. Ha
Daar was hulp. Vroolijk begonnen zijn
kijkers te schitteren, en hij strekte,
vooruit wijzend, de eene hand uit in de
richting van de warande, ondeiwijl zus
bemoedigend aanziend.
„Tante Jo I" riep hij.
Dat was het woord, dat verlossing
zou brengen.
„Tante No 1" kraaide Rie na. „Tante
Nol"
Jo Vlietstra, in de deuropening staan
de, zag hun vreugd, hun vertrouwen.
„Ja," riep ze, „ik kom 1"
Ze kwam.
En met gejuich werd ze begroet. Met
vereende kracht, wat hielp Dolf dapper
meel, gelukte het den wagen uit zijn
diepe spoor te trekken en voort ging
het nu, in galop voort, dat Rie het uit
schaterde.
Bij de warande hielden ze stil.
„Jij kan trekken, Dolf!" prees Jo.
„Wat kan jij trekken!"
Dolfs kleur werd nog verhoogd bij
dien lof. Ja, hij kon trekkenhij was
sterk, zeker, héél sterk, maartante
Jo was toch nog veel sterker dan hij.
En toch zei ze, dat hij zoo sterk was.
Die goede tante Jo.
Hij keek haar oolijk, begrijpend aan.
En ze gaf hem een knipoogje. En toen
lachte hij, helder op. Ja, zij begrepen
elkaar wel, tante Jo en hij.
En Rie, uit den wagen getild, verlang
de naar voortzetting van de pret; ze
dribbelde wat heen en weer en begon
dan „IJen, ijen, Dof, tante No, ijen 1'
En zoo goed was tante Jo niet, of ze
moest trekkenze moesten het pad
weer afrijden zij, met den sterken Dolf!
„Nog, tante No 1" bedelde ze, toen ze
weer terugwaren bij de achterkamer, en
tante aanstalten maakte, naar binnen te
gaan
„Nee, Rie, nou heeft tante lieusch geen
tijd meer. Tante moet nou naar binnen.
Een ander keertje, hoor
„Tante gaat op reis", verklaarde Dolf,
zijn zusje om het middel vattend „tante
gaat naar moetje toe 1"
„Ikke moetje toe 1" was Rie's bescheid.
„Ikke moetje toe 1"
„Ja, hoor, jij mag ook es op 'n keer
naar moetje toe," troostte taste Jo.
„Tante gaat eerst eens kijken en dan
mag Rie óók es mee. Is dat goed
Ze had de kleine op den arm genomen
en ze droeg ze naar binnen. Ze babbel
de met haar en leidde haar gedachten
af naar andere dingen. Dit lukte won
derwel. Was ze haast niet een tweede
moeder voor het kleine ding
Lien was na de langdurige rustkuur
aardig opgeknapt. Maar, nu het mooie
voorjaar was gekomen, had de dokter
aangeraden nog eens een paar maanden
naar een rustoord in Gelderland te gaan
dat zou uitermate versterken en dan
zou haar herstel van duurzamen aard
kunnen zijn.
En Jo, de zelfopofferende, was dadelijk
bereid geweest, niet toestemmend een
verzoek te beantwoorden, neen, ze had
gulhartig haar diensten ook verder aan
geboden. En zoo was Lien, nu een
week of zes geleden, naar Gelderland
vertrokken. En Jo nam haar plaats
thuis in.
De berichten uit „Rustoord" waren
zeer verblijdend en bemoedigend. Wil
lem was, telkens lieelemaal opgefleurd,
van zijn wekelijksche bezoeken terugge
keerd Eu nu'zou zij, Jo, ook eens gaau
en Lien opzoeken.
Daar werd gebeld.
Het dienstmeisje kwam haar roepen
er was iemand, om haar te spreken.
„Wie?" informeerde ze.
Ze hoopte nu maar, dat. het een niet
te lang oponthoud zou geven, want ze
had haar tijd noodig, wou ze zonder
overhaasten zich gereed maken.
„Een man; een ouwe man," vulde het
meisje aan.
„Ken je zijn naam niet Heb je er
niet naar gevraagd
„Ja, toe hoé was 't ook weer O
ja, Van Rennes of zoo iets."
„Van Rensen soms?" vroeg Jo, met
verwondering in haar stem.
„Juist, ja, Van Rensen, zóó heet-ie,"
betuigde do gedienstige.
„Ik heb'm maar in de zijkamer g 1 )n."
„Goed. Ik kom direct."
Van Rensen. Wat kon die hebben.
Ze had hein in geen tijden gezien. Ze
kende de treurige historie van zijn ver
dwijnen en had qok wel iets opgevangen
van de geruchten, die er geloopen had
den, als zou er verband bestaan tusschen
die verdwijning en den tragischen dood
van Truus Breed veld.
Ze opende de deur der zijkamer.
Daar zat de oude man. Zijn pet
saamgefrommeld in de zenuwachtig frie
melende vingers, het hoofd voorover naai
den grond starend.
Het geluid der deur, die geopend werd
deed hem opschrikken. Dadelijk was
hij overaind en kwam naar Jo toe, met
die eigenaardige verlegenheid, die haar
oorzaak vindt in een natuurlijk opzien
en ontzag eenerzijds, en het voelen van
sympathie anderzijds.
(Wordt vervolgd)
en
DOOK