Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen. No. 295. 3e Jaargang. m Na de begrafenis. Uit de Pers. BUITENLAND. BINNENLAND. Wc 0. ABONNEMENT: Bij bezorging f 1,15 per drie maanden. Franco per post votfr Nederland f 1.25. Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwsch-Vlaanderen" te Ter Neuzen. Alle stukken, de redactie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden aan den redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat 5, Ter Neuzen. ADVERTENTIËNVan 1—4 regels /"0.60. Elke regel meer /'Ü.15. Abonnementen per contract. - Crisistoeslag 15%. Inzending van advertentiën bij den drukker D. H. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen. Telefoon Nr. 20. Daar is bij liet verschijnen vau dit nummer reeds meer dan een week gele den de groote slag voor ons volk, in 't bijzonder voor ons anti revolutionaire volk, gevallen. Reeds meer dan een week zijn we verder dan den avond van Dr. Kuyper's sterven. En ook reeds eenige dagen ligt de be grafenis van onzen grooten leider achter ons. Toch kunnen we niet anders, dan bij een en ander nog steeds onze aandacht bepalen. En met Prof. Ancma zouden we liet kunnen zeggen, zooals hij schroef in het Zaterdagnummer van de „Standaard" „Vanavond kalmweg schrijven over een of ander staatkundig of maatschappelijk onderwerp, het wil ons niet uit de pen. Ons hart en ons hoofd is zóó vol, zoo droef en toch zoo heerlijk vol van het beeld van dien groote, dien God ons gegeven en ontnomen heeft, dat heton- natuur ware, vóór deze zijn sterfweek zich sluit, niet nog éénmaal het gewone dagwerk ter zijde te schuiven, nog één maal ons te verdiepen in wat God ons door den mond van dezen profeet te zeggen heeft, ook thans, nu die mond voor goed zich sloot." Wel is thans op het oogenblik, dat wij schrijven, die sterfweek achter den rug, maar waar wij slechts tweemaal per week uitkomen, kunnen wij niet an ders dan ook nog in dit nummer onze lezers bepak n bij liet sterven en de be grafenis van Dr. Kuyper. Bij de uitvaart van onzen van God geschonken leider, zijn treffende en diep- roerende woorden gesproken, waarvan men ter anderer plaatse in ons blad veilige zinsneden zal zien aangehaald. Daar is getuigd van groote aanhanke lijkheid, daar hebben trouwe liefde- en vriendenwoorden geklonken, maar boven al was liet geloofstaal, die daar tot uiting kwam. Geloofstaal, die niet beperkt bleef het niet kon blijven, omdat liet immers juist geloofstaal was tot dood en graf, maar die opklom tot God in den Hemel, en sprake was van de hope op een eenmaal zalig wederzien. Zoo treffend schreef dan ook Seerp Anema „Hoort gij aan deze groeve de klok ken der eeuwigheid weem'len Boven heur somber brons jubelen zil ver en goud I Hoort ge in het zwellende lied van da rustlooze golven der eeuwen 't Stijgen van heilige vreugd boven haar murm'lenden rouw Zie, de Vader der Eeuwigheid heeft in ziju vreugde ontvangen 't Kind des tijds, dat Hij riep tot een taak voor allen te zwaar. Hem was de god'iijke opdracht in heilige verkiezing gegeven Bouw mij den jongsten pijler in den bruisenden stroom, Die, uit de zonde ontsprongen, de zee der verderfenis toesnelt Werp met een spanning van eeuwen den boog naar den oever vooruit, Waar mijn toekomst wacht aan allen, die op haar hopen, God, hij heeft het volbracht; dank uw genade daarvoor Ach, ook voor hem moest de dood bezoldiging wezen der zonde Neem dan, o aarde, zijn stof, weenen- de staan wij 't u af. Hoort gij aan deze groeve de klokken der eeuwigheid weem'len Paascliklokken zijn hethet leven ver won in Christus den dood. 't Zijn de bronzene monden der profe tieën van Patmos 1 Stemmen der tweede advent, stemmen der heiligste vreugd Maken liet graf onzer dooden tot lich tende hemelportalen Door hun poort der verschrikking door de triomfboog des doods Staren met heilige vreugde de eeuwige zalen wij binnen, Want de God onzer dooden, zie, Hij verwacht er ook ons 1" Zoo, als in dit schoone sonnet van onzen dichter Scerp Anema, zou Dr. Kuyper zij liet dan ook in andere woorden eveneens gesproken hebben. Geen blijven treuren, geen blijven neerzitten in droefheid en in angstig staren op de toekomst, waar de groote plaats thans onbezet is en blijft, maar een verder bouwen aan „den jongsten pijler, in den bruisenden stroom," een verder arbeiden aan de groote taak door Dr. Kuyper zoo vol heerlijke kracht op de schouderen genomen en dragen door hem met 's Heereii hulp. Zeker het graf is gesloten, waarin Dr. Kuyper „de roepstem van Zijn God ten jongsten dage zal afwachten", maar de vrucht van zijn arbeid blijft onder ons. Zijn woord blijft klinken, zijn woord om te arbeiden, om nimmer te versagen en nooit te rusten van de taak, die wij hebben te vervullen, ook zonder hem, den grooten, nooit moeden strijder. De taak, ook ons van Godswege op de schouderen gelegd, om te strijden en op te komen voor de eer en heerlijkheid van 's Heeren Naam op alle terrein des levens. De taak, om den strijd aan te bindeo in Godes kracht, tegen de goden dezer eeuw, om te stollen tegenover de Revo lutie het Evangelie. Zwaar zal die taak en moeilijk zal die strijd zijn. Temeer waar wij thans daar in den van God in Zijn genade gegeven grooten strijder moeten missen, doch dat mag ons Dr. Kuyper heeft het meermalen gezegd geen reden zijn om terug te deinzen. Wij hebbeu trouw te zijn en trouw te blijven aan onze beginselen eii tegen over elkander. Maar bovenal trouw aan onzen God. Uit ons zelf kunnen wij dat niet, maar zij daarom dan ook bij den voortduur ons gebed tot den Heere, om getrouw heid, tot ook in bet allerkleinste en meest geringe En dat wjj dan daarop vertrouwende voorwaarts gaan, den strijd tegemoet, niet vreezende, en steeds gedachtig zijn de, dat de God onzer dooden ook ons eenmaal verwacht in de eeuwige zalen, waarheen Hij ook onzen grooten leider heeft geroepen, die „een god'iijke op dracht in heilige verkiezing gegeven", hier op aarde heeft te vervullen gehad. Dr. Kuyper's laatste woorden. Met bijzondere instemming lazen we in de anti-revolutionaire „Rotterdammer" liet volgende Niet dankbaar genoeg kunnen we zijn voor de ontroerende berichten, die van Dr. Kuyper's onwankelbaar geloofsver trouwen op zijn ziekbed tot ons zijn gekomen. Hoewel somwijlen zijn geest omfloersd was zoo luidt liet eenparig getuige nis wanneer het ging over de eeuwige dingen, dan zag hij den hemel geopend. Daar gaat van het blijmoedig geloofs getuigen van Gods kinderen in liet gezicht van den dood zulk eene God- verheerlijkende sprake uit. In het boekjo door den lieer Voorhoeve onder het opschrift „Laatste Woorden", worden daarvan treffende voorbeelden aangevoerd. Wij kunnen liet verstaan dat een ongeloovig groot man eenmaal sprak „Hoewel ik niet graag zou willen leven als de Christenen, zou ik toch gaarne willen sterven als zij." Aan den rand der eeuwigheid riep Luther tot driemaal toe jubelend uit „Gjj hebt mij verlost, o Heere, o God der waarheid Calvijn betuigde stervend „Ik verlang sterk naar de vleugelen eener duive, om tot mijnen God te gaan." Als Melanchton "op zijn sterfbed ge vraagd werd, of bij nog'iets verlangde, kwam het blijde antwoord„Niets" dan den hemel, vraag mij niets meer." Zweden's koning, Gustaaf Adolf, sprak even vóór den slag, waarin hij op 1G November 1632 het leven liet, tóen zijn generaals hem smeekten, zich met een harnas te dekken, het merkwaardige woord„God is mijn harnas." Meer indrukwekkende getuigenissen van grooten en machtigeD, die den strijd gestreden hadden, en voor wie de kroon der heerlijkheid was weggelegd, zouden zijn te vermelden. Maar de galerij der geloofshelden is niet slechts, niet voornamelijk, saamge- steld uit machtigen en verhavenen. Kleinen en een -oudigen, ze hebben bij het naderen van den dood wondere, verheffende klanken doen liooren. Wij denken aan Te groote schare, welka 't met Stefantfl vol vreugde uit riep: „Heere Jezus, ontvang mijn geest Wij denken aan die stille vrouw, die aan den morgen van haar sterfdag haar kinderen om haar bed vergaderde en tot hen zeide„Kinderen, mijn bruiloftsdag was een schoone dag, maar de dag van lieden, nu ik naar huis ga, is toch schooner." Wij denken aan den boerenjongen, die leed aan kanker in de tong, die in een der universiteitsklinieken geopereerd moest worden. Terwijl studenten en assistenten met den hoogleeraar om hem stonden, bereidde deze lictn er op voor, dat; zelfs indien de operatie mocht gelukken zijn spraak verloren zou zijn. „Indien gij dus nog wat te zeggen hebt" zoo voegue bij hem toe „doe liet dan nu, liet zal uw laatste woord zijn." De jongeling liet een oogenblik liet hoofd zinken en toen kwam het krachtig en fiér van de lippen „Geloofd zij Jezus Christus I" Zoo is er een stervensgenade, die den koning der verschr kking juichend tegen- treedt en roemt in het eeuwigs leven. Reeds eenigen tijd geleden schreven we over Generaal Wrangel's moeilijke positie in het Zuiden van Rusland. Immers na den vrede van Sovjet- Rusland met Polen konden de bolsjewiki al hun krachten op het Wrangel-front concentreeren. Dat hebben ze ook zeer handig gedaan, en het gevolg was, dat de dappere generaal verschillende tegenslagen had te boeken. Zou daarmee tevens het begin van zijn einde gekomen zijn en hij den weg volgen van zijn voorgangers Koltsjak en Denikin Het begon er veel op te lijken. Doch daar kwamen in liet midden der vorige week andere berichten, die spra ken van successen voor Generaal Wran- gel. Hoop herleefde in de harten van de strijders tegen de bolsjewiki. Ze heeft echter slechts enkele pogen- blikken mogen duren, want de thans laatst binnengekomen berichten zijn voor den dapperen strijder onheilspellender dan ooit te voren. Zijn linkervleugel bij Perekop op de landengte die in het Westen toegang tot de Krim geeft, is overweldigd, en in het Oosten zijn de bolsjewiki over den bevrozen zeeboezem van Sjiwas liet schiereiland binnengedrongen. De over macht, die de roeden tegen Wrangel samentrekken, moet hem spoedig te machtig worden en dan zal, naar te vreezen is, de eenige hoop op behoud voor zijn troepen de vlucht op de schepen van de geallieerden in de Krim- havens zijn. De burgerlijke bevolking uit De Krim zoekt ook reeds haar heil in de vlucht. Het ziet er dus daar in het Zuiden van Rusland verre van rooskleurig uit. Naar de correspondent van „Ber- lingske Tidende" te Riga seint, zijn te Riga berichten ontvangen, volgens welke de jongste ovroerige beweging te Moskou thans volkomen door de sovjet-regeering is onderdrukt. Het oproer omvatte vier regimenten en bijna alle arbeiders der staatsbedrijven. De sovjet-regeering is zeer streng tegen de oproerlingen opge treden. Te Moskou werdep 50,000 man bijzonder betrouwbare troepen samen getrokken om elke nieuwe oproerige beweging onmiddellijk te kunnen ouder- drukken. Tiet is daar toch wel een heilstaat Of anders wat. Terwijl we toch over SQvjet-Rusland schrijven, moet ons de opmerking van het liart, dat velen in Engeland nog niet veel wijzer zijn geworden. We hebben daarbij het oog op de handelsbetrekkingen. Men zal zich herinneren, hoe indertijd in Engeland een paar vertegenwoordigers van Sovjet-Rusland aanwezig waren, nl. Kamenef en Krassin, die met Engeland handelsbetrekkingen wilden aanknoopen. Men weet ook, hoe deze zaak is afge- loopen. De connecties zijn verbroken, omdat de heeren bolsjewieken op allerlei wijzen propaganda voor het communisme maak ten. Engeland zal daardoor dan wel geleerd hebben, zou men z 'leuken Doch dan vergist men ziel wel, want dezer dagen heelt Sir Rob.ert Horne, de Etigelsche minister van koophandel, in eeu rede te Oxford gezegd, dat de beste manier om in Rusland een verandering teweeg te brengen was dat men met dat land handel bcgori te drijven. „Zoolang er een aan zijn lot overgelaten Rusland in Europa was, kon men geen gelukkige en tevreden volken in andere deelen van Europa hebben. Als Rusland's groote reserves voor de wereld beschikbaar kwamen, zou er ook pas een einde komen aan de onrust in de arbeiders wereld. Spr. stond stil bij de tyrannie van de sovjet-regeering, die het volk vrijheid had beloofd. Handel was een van de sterkst beschavende factoren, die tegen zulk een land gebruikt kunnen worden. Hij hoopte dat hot mogelijk was om een regeling te treffen en de handelsbeweging tusschen Rusland en Engeland te her vatten. Die beweging kon slechts lang zaam beginnen, maar zou geleidelijk in waarde toenemen en spr. hoopte dat de in Goed ervan geleidelijk alle meer ge matigde factoren naar voren zou brengen ten bate van de beschaving." Schoone woorden in theorie. Maar reeds eenmaal hebbeu de sluwe Russen de anders zoo handige Engelschen bedrogen. En of ze dat Toor den tweeden keer zullen .nalaten We gelooven liet niet. Openbare onveiligheid. Openbare onveiligheid is de gloed nieuwe uitdrukking, die in Duitschland tegenwoordig opgeld doet. Enkele staal tjes mogen nog bewijzen dat zij recht van bestaan heeft Een vrouw uit Wugerten ging met baar zuster per rijtuig naar Friedberg- Neumark om inkoopen te doen en nam 3000 M. mee. Op een eenzame plaats vond men den volgenden morgen de lijken der beide vrouwen, de een met verbrijzelden schedel, da andere met doorgesneden keel. Paard en wagon stonden aan een boom gebonden, maar het geld was verdwenen. Twee avonden achtéreen verscheen een bende van tieri man op landgoederen in den kreis Gifhorn en roofde er de stallen leeg. Te Döberitz bij Berlijn verscheen een bende van 7 man op een boerderij. Do roovers schoten den boer en zijn vrouw neer en roofden 25000 M. in geld en voor 75000 M. aan effecten. Te Bruuswijk drongen zes inbrekers des nachts liet abattoir binnen. Tusschen lien en hot personeel ontstond een gevecht met vuurwapens, waarbij de directeur en een werkman gewond wer den, doch de dieven onverlichter zake moesten aftrekken. Uit de villa van den liandelsraad Paul Busch te M. Gladbacli hebben inbrekers voor 300,000 M. aan kostbaarhedeu ge stolen,* waaronder 24 dozijn zilveren lepels en vorken. Dit zijn slechts enkele grepen uit de gevallen die de Duitsche bladen ver melden. De Russische heilstaat. De „N. R. Ct." correspondent te Ber lijn meldt, deelt de Isvestia mede, dat alleen gedurende de maand September door de revolutions Te recht bank te Mos kou 1205 doodvonnissen zijn uitgesproken, waaronder 185 wegens verraad, 124 wegens liet deelnemen aan tegen-revo- lutionairo samenzweringen, 467 wegens desertie. Schoone praktijken. Te Kalenberg in den kreits Sclileiden werkte een dievenbende onder leiding vanden burgemeester. Nacht op nacht werden inbreken en strooptochten georganiseerd en van alles geroofd paarden, koeien, wijn, huisraad, koper, lood, kostbaarheden enz. ziju in groote hoeveelheden bij helers in beslag ge nomen. De Iersche hongerstakers. Een bericht uit Dublin meldt, dat de negen hongerstakers, die sedert 11 Augus tus in de gevangenis te Cork voedsel geweigerd hadden, Vrijdag begonnen zijn om weer te etendit ingevolge de mededeeling van Griffiths, den waar- nemenden president van de Iersche republiek, dat zij voldoende van hun trouw hadden laten blijken. De kettinghandel in Duitschland. Gedurende de maryid October zijn in Saksen meer dan 1 millioen kilo's ket- tingbandelaarswaren in beslag genomen. Daaronder 72,000 buitenlandscbe ciga- retten. 120,000 K.G. lijnolie, 328 vaten vet, duizend K.G. suiker en 132 kisten mot gecondenseerde hielk. De verder iti beslag genomen goederen bedragen ongeveer 10 millioen mark die geheel het rijk ten goede komen. Sinds September heeft dc waarden en het gewicht der in beslag genomen goederen zicli ongeveer 300 pet. verhoogd. Geheime jenever-stokerijen. De politie te Stockholm liecft in de laatste 10 maanden ruim 1000 geheime jenever-stokerijen en tapperijen ontdekt, Deze inrichtingen waren over de heete stad verspreid. Hoezeer de openbare meening in de Zweedsche hoofdstad zich voor deze kwesties interesseert, moge blijken uit liet feit, dat Dagens-Nyheter een plan der stad afdrukt, waarop is aangeduid welk aantal dezer geheime instellingen in de verschillende wijken was. DE HANDTEEKENING VAN Dk. KUYPER. In een feuilleton^in de „N. R. Ct." van de band van den bekenden schrijver Brusse, lezen we o. a. de volgende per soonlijke herinnering aan Dr. Kuyper „Mijn jougens-eerbied voor den afgod van de kleine luyden, dankt# ik aan de geestdriftige, zij 't vaak geprikkeld lachen- do, bewondering van mijn vader, die een vurig liberaal was, voor dezen „kolos", 't Was in den tijd van den voor jeugdige gemoederen welhaast Sherlock- Holmes-aclitigen strijd om de Nieuwe Kerk, met de paneelzageiij en weet ik al wat voor romantische episoden. En telkens weer las vader 's avonds uit 't Handelsblad heldendaden voor van „Bram Kuyper", dien hij hoe zeer ook soms verbeten opgetogen prees om ziju genialiteit en zijn heerscherstalenten. Met zenuwachtigen schroom ging ik dus naar 'thuis van dezen „enitnenten paus" aan de Prins Hendrikkade, waar immers ook Michiel de Ruyter gewooud had. Ik verwachtte te worden toegelaten tot in de eerste plaats toch wel den „fijnen" domineedat was, naar mijn jeugdige verbeelding, iets bleeks en magers in dof kerke-zwart, welhaast huilebalkend zalvendeen hooge hoed met breede rouwrand, een tte das, of neg wel vadermoorders liOug om denv hals. En lichtelijk rillend wachtte ik zijn komst af in zijn indrukwekkend studeer vertrek. Toen daar binnen kwam de korte, zware gestalte, ja van een atlilcet, met op zyn welige manen een roode Turkscbe fez, in een heel licht en groot-geruit colbert-pak, een kleurig geborduurd zijden vest aan, op glanzend goud gestikte muilen. En zijn gelaat was door breede vlakken omsloten als de kop van een Caesar. Nog zie ik hem zoo voor mij staan, en goedmoedig neerkijken door zijn pince- nez op 't verlegen ventje, dat heusch dacht aangescheld te hebben aan oen verkeerde deur, waarachter een of ander singuliere theater directeur verblijf hield. Maar do zware dreun van Dr. Kuyper's machtige stem overtuigde mij dat, hij 't tóch zijn moest. En stotterend vertelde ik nog eens waarvoor ik met mijn boekje stijf in mijn hand bij hem was gekomen. Hij nam 't van mij aan, bladerde er in, en glimlachte ondeugend. „Beste jongen" zei hij toen erg vriendelijk „dat zou we! heel ijdel van mij wezen, .om mijn naam te zetten in dit album voor beroemde personagiën. Ik mag mijzelf daar niet onder rang schikken, niet waar? hoe graag ik ja ook van dienst wil zijuMaar wacht, misschien zijn er wel vrienden van mij, die brieven van mij hebben en er de liandteekeuing voor ja uit willen knip pen 'k Beloof je dat ik er aan denken zalvanmiddag zal ik 't dade lijk vragen aan mijn zoon...." Entoen informeerde de machtige man nog heel geduldig' een poosje naar mijn leereu op school, naar mijn familie en wat ik worden wilde. „Een flinke Holkmdsclie jongen zei hij, en wees door 't raam op de groote schepen in 't dek, „die ZEEUWSE

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1920 | | pagina 1