Oraaan ter verspreidinq der Christelijke Beginselen in Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 284.
Zaterdag 9 October 1920
Jaargang.
BUIT E N L AN 1>.
D ABONNEMENT: Bij bezorging f 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland 1.2a.
Uitgave van de Christeliike Persvereeniging „Zeeuwsch-Vlaanderen' te Ter Neuzen.
Alle stukken, de redactie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden
aan den redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat 5, Ter Neuzen.
ABONNEMENT Bii bezorging 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland 1.2.».
AUVERTENTIËNVan 1—4 regels 0.00. Elke regel meer ƒ0.15. Abonnementen per
contract. - Crisistoeslag 15ü/0.
de verschijndagen bij den drukker
Inzending van advertentiën !tot 12 uur 's middags op
D. II. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen. Telefoon Nr. 20.
V Reden tot ontstemming?
Hoewel het niet onze gewoonte is,
om in den breede over eenmaal gesclue-
ven artikelen nog eens weer te gaan
napraten, zullen we toch voor dezen keer
eens van die gewoonte afwijken en onze
lezers nog weer enkele oogenblikken be
palen bij artikelen uit de Nos. 263 en
272 van ons blad.
Reden om nog eens even op die arti
kelen terug te komen is deze, dat een
bepaalde categorie lezers van ons blad
liet meerendeel onzer Christelijke on
derwijzers daardoor zich ontstemt
gevoelt.
Men zal dan ook wel begrijpen, dat
liet bier artikelen betreft, handelende
over het onderwijs en daarmee in ver
band staande kwesties.
Bij de bespreking van de bezwaren,
er tegen aangevoerd, hopen we de be
wuste passage's eveneens op te nemen,
voor zooveel doenlijk ten minste, opdat
men zich daardoor dan een beter oordeel
zal kunnen vormen.
We betreuren bet wel, deze zaak zoo
openlijk te moeten bespreken en op de
publieke markt te brengen, doch meenen
niet anders te kunnen en mogen hande
len, omdat van onderwijzerszijde publiek-
making reeds heeft plaats gehad in de
„Standaard" en ook in ons vorig num-
mer.
Men heeft daaruit kunnen zien, dat
zelfs een conclusie met groote meerder
heid van stemmen werd aangenomen,
die uitsprak: „De vergadering is van
oordeel, dat in de Nos. 263 en 272 van
Zeeuwsch-Vlaanderen" artikelen voor
kwamen, die kunnen worden opgevat
als krenkend voor de Christelijke onder
wijzers, waartegen de afdeeling protes
teert."
Het is naar aanleiding daarvan, dat
we thans nader de vraag onder de oogen
zullen zien, die we boven deze driestar
plaatsten, ill. of die reden tot ontstem
ming inderdaad recht van bestaan heeft.
En voorts, dat de Redacteur schrijft, dat
slechte salarissen geen oorzaak zijn voor
het tekort aan onderwijzers, hetgeen bij
het publiek de meening wel moet ver
sterken, dat de salarissen al op peil zijn.
Om met het laatste te beginnen, dit
is niet geheel juist, want in de bewuste
passage staat niet, dat slechte salarissen
geen oorzaak zijn voor het te kort, doch
wordt opgemerüt„Dat de schuld voor
een groot deel, enz."
En wat het eerste argument betreft,
ook dat kan, dunkt ons, geen ernstig be
zwaar zijn.
De vraag is eenvoudig nagegaan, wie
de schuld aan het tekort van onderwij
zers waren.
Waar zit daarin generaliseeren
Dat men zou denken dat ook de Chris
telijke onderwijzers in onze streek zou
den hebben meegedaan aan die stopzet
ting der opleiding, omdat over^deze
kwestie in „Zeeuwsch-Vlaanderen als
een locaal blad, geschreven is"
Maar dat weet men hier toch wel be-
ter
Bovendien is de roeping der Pers ook
een andere, dan alleen over locale, en
plaatselijke toestanden te schrijven.
En verondersteld mag toch worden,
dat een ieder zulks weet.
V Opleiding en salaris.
We zullen de voorgeschiedenis van de
bespreking in de afdeelingsvergadering
niet in den breede gaan behandelen,
doch slechts het voornaamste er van
even releveeren, opdat men zoodoende
des te duidelijker zal kunnen nagaan,
welke de bezwaren onzer onderwijzers
tegen de artikelen zijn.
Vooraf ga even een kleine opmerking
en wel de volgende No 263 is dat van
28 Juli j.l. en No 272 dat van 28 Augus
tus j.l.
Den 15en September daarop volgende
ontving de Redacteur een schrijven van
het bestuur der afdeeling „Land van
Axel" waarin het protesteerde tegen die
artikelen, hetwelk op verzoek nader werd
toegelicht bij schrijven van 21 Septem
ber j.l.
Het eerste bezwaar gold in No 263 de
de driestar „Tekort aan onderwijzers,"
en daarvan nader het volgende
„Naar het ons voorkomt, berust die
(nl. de schuld aan het tekort vanonder
wijzers, Red.) voor een niet gering deel
bij de onderwijzers groot.endeels open
bare, maar ook zelfs wel (wij cursiveeren,
Red.) Christelijke die het hebben aan
gedurfd tot stopzetting der opleiding aan
te raden, en daartoe zelfs groote adver
tenties in de bladen plaatsten.
Ze hebben zoodoende door hun eenzij
dige voorlichting verschillende ouders zoo
ver gekregen, dat deze menschen hun kin
deren niet voor onderwijzer of onderwij
zeres lieten studeeren, hoewel ze het
anders wel van plan waren geweest.
Dat de schuld voor een groot deel mee
ligt aan de in meerdere of mindere ma
te slechte salarissen, dat gelooven we
niet.
Het is trouwens ook niet een zoozeer
spontane uiting der publieke meening,
dit stopzetten der opleiding, als wel een,
zooals een onzer bladen bet terecht noem
de, tactisch en strategisch goed in elkaar
gezette actie van de düectbelanghebben-
den de onderwijzers m«t name der open
bare school, die grootendeels geschoold
in den „rooden" hoek eenvoudig
wooit tevreden zullen zijn.
En juist daarom past ons en onze
Christelijke onderwijzers voorzichtig
heid en waakzaamheid.
Vooral ook met het oog op de toe
komst."
De grief tegen een en ander is, dat in
dit gedeelte gegeneraliseerd wordt, en
verzwegen is, dat wel degelijk van de
zijde der Chr. onderwijzers tegen de
stopzetting der opleiding geageerd is.
V Alleen materialisten?
Het tweede bezwaar geldt de derdö
driestar van No 263: „Middelen er te
gen" en daarvan nader het volgende
„En in verband daarmee is het wel
gewenscht dat vele, ook van onze Chris
telijke onderwijzers, zich eens meer dan
tot nu toe afvragen„Wat is mijn
eigenlijke taak en roeping?"
Zonder de stoflelijke, sociale belangen
van onze onderwijzers te minachten en
deze op den achtergrond te willen driti
gen, lijkt het ons toe, dat door het tel
kens en telkens roepen om salarisver
hooging de voornaamste, de geestelijke
belangen en behoeften wel eens te veel
vergeten worden."
Er is naar aanleiding van deze woor
den gezegd, dat dit een grievende be
schuldiging is tegen ons onderwijzers
corps, waarvoor niet de minste aanlei
ding bestaat, en die dan ook bewezen
diende te worden.
Mogen we in verband daarmee dan
misschien even verwijzen naar de drie
star in No 248 van ons blad „Een goe
de toon," waarin de volgende motie, met
algemeene stemmen door de Vereen, van
Chr. Onderwijzers aangenomen, werd ge
plaatst
„De Vereen, van Chr. onderwijzers in
jaarvergadering bijeen te Leeuwarden,
vastelijk vertrouwende, dat de salarissen
der onderwijzers minstens op het peil
zullen worden gebracht als voorgesteld
is door den Onderwijsraad
van meening, dat zulks noodzakelijk is
zal er geen tekort aan onderwijzend
personeel ontstaan,
van oordeel echter dat de idieële zijde
van ons werk in de eerste plaats naar
voren moet komen, daar in het toene
mend materialisme het grootste gevaar
schuilt voor de ontwikkeling van ons
Chr. Onderwijs,
acht zich geroepen alles ter hand te
nemen wat de groote idiëele beteekenis
van dat Chr. Onderwijs algemeen kan
doen doordriugen en den bloei van dat
onderwijs kan bevorderen."
En mogen we misschien tevens nog
even herinneren, dat we naar aanleiding
daarvan toen schreven
„Daarin valt een goede toon te beluis
teren.
Wel is ook in deze motie sprake van
salarisverhooging, en we liebben het
reeds gezegd, dat, onze hoop de onder
wijzers vergezelt, maar vooral wordt de
nadruk gelegd op de idieele zijde van het
Onderwijs, die steeds meer en meer in
gevaar komt.
Mogen dan ook de pogingen, die de
Vereeniging zal aanwenden tot meerde
ren bloei van ons Christelijk onderwijs
met Gods hulp slagen."
Tenslotte willen we in verband met
een en ander nog even citeeren, wat de
heer Wouters onlangs schreef in „Onze
Vacatures"
„Heusch, de onderwijzers zijn niet geld
zuchtig. Maar het kan niet langer zoo
Wie gehuwd is, moet ten slotte grimmig
worden. Het idieële raakt eruit. Finaal.
(Wij cursiveeren. Red.) Het stuit
me ontzettend tegen de borst er over te
moeten schrijven doch ik word er toe
gedwongen. Van alle zijden komen de
noodkreten. Het woord is nu meer dan
een phrasede onderwijzers mogen niet
langer wachten, geen dag en geen nacht."
Hiermee meenen we over deze kwes
tie genoeg te hebben geschreven en gaan
verder met bet lijstje van bezwaren.
Y De verdere bezwaren.
liet volgende, dus het derde bezwaar
geldt in No. 272 het artikel „Met eigen
candidaat
Het verwijt werd gehoord, dat daar
door de Chr. onderwijzers weer in een
valsch daglicht gesteld worden en hun
streven betiteld wordt als opstandig en
gevaarlijk. Bovendien had de Redacteur
niet goed gelezen, want er is geen sprake
van een nieuwe partij, maar van een
onderwijzerscandidatuur.
Over deze woorden hebben we een
oogenblik verbaasd gestaan, met name
wat het eerste gedeelte betreft. Denkt
men dan, dat de bedoeling heeft voorge
zeten om onze onderwijzers met opzet
te blameeren
Laten we dezulken, bij wie misschien
iets van deze gedachten mocht zijn, dan
dadelijk maar meedeelen, dat zulks geen
oogenblik in onze bedoeling heeft gele
gen. Daarvoor achten wij onze onder
wijzers te hoog en hebben wij te veel
achting voor het heerlijke werk, dat zij
verrichten, dan dat wij tot dergelijke gif
zuigerij zouden komen.
Een dergelijke beschuldiging werpen
wij dan ook verre van ons.
Waar we echter vermoeden, dat de
kwestie betreffende het schrijven in een
locaal blad, hieraan niet geheel vreemd
is, verwijzen we gaarne naar het slot
dé driestar „Opleiding en salaris", waarin
we daarover reeds schreven.
Wat de kwestie eigen partij of eigen
candidaat betreft, meenen we te moeten
opmerken dat in een goed georganiseerd
partijverhand het einddoel eigen can
didaat in de Kamer, o.i. niet mogelijk is.
Speciale belangen candidaten kennen wij
in ons politieke leven gelukkig nog niet.
Bovendien zouden we dan nog wel wil
len vragen, hoe men zich zoo'n eigen
candidaat denkt, waar we toch A.-R. en
Chr.-llist. onderwijzers hebben.
Het lijkt ons daarom onmogelijk om
zonder eigen partij ook met een eigen
candidaat te komen.
Dit betreffende het derde bezwaar.
Het vierde en eind-protest betreft de
toon, waarop wij schreven en waardoor
het publiek de meening verkrijgt, dat de
Chr. onderwijzers hun roeping verzaken
en zich alleen nog interesseeren voor
salariskwesties e.d g.
Als nu ergens van generaliseeren spi ake
is, dan is dat hier toch wel het geval.
Wij hebben niet geschreven de Chr.
onderwijzers en hebben evenmin het oog
gehad op een bepaalde streek.
Slechts hebben we willen wijzen op
gevaren, die ons onderwijs en onze on
derwijzers bedreigen. Hebben we ge
meend daartegen te moeten waarschuwen.
Maar wie heeft daaruit het recht ons
minder edele bedoelingen aan te wrijven
en het op te vatten alsof we locale en
plaatselijke toestanden bedoelden in ons
schrijven
Dat is het dan ook wat ons heeft ge
smart, en om die verkeerde indruk, laten
we maar zeggen om dat misverstand uit
den weg te ruimen, is het, dat we zoo
breedvoerig op een en ander zijn inge
gaan.
En ten overvloede willen we het nog
wel eens weer herhalen, dat geen oogen
blik bij ons de gedachte heeft voorge
zeten aan den arbeid van onze onder
wijzers onze kinderen op te voeden
in de vreeze Gods ook maar de min
ste afbreuk te doen.
Wij op onze beurt protesteeren dan
ook ten sterkste tegen het verwijt, dat
in ons dit opzicht gewerd.
We zullen daarover echter niet verder
gaan redeneeren.
Het verslag in de „Standaard" van de
Afdeelingsvergadering besloot met. onge
veer de volgende woorden „opdat deze
(nl. de Redacteur) zich nader in liet
openbaar over deze zaak zal uitspreken".
Niet ter wille van deze sommatio in
zekeren zin, maar om een mogelijk mis
verstand weg te kunnen nemen, heeft
de Redacteur zulks dan thans gedaan,
en gelooft hij dat nu woorden genoeg
over deze kwestie zijn geschreven en
gesproken.
het personeel van den post- en telegraaf
dienst plaats gehad.
Gebeurtenissen, die de mentaliteit van
de tegenwoordige moderne vakbeweging
op zeer duidelijke wijze illustreeren.
Immers een groot deel van dit over
heidspersoneel is in de groote centra van
ons land tot staking overgegaan en ru
moerige vergaderingen zijn gehouden,
waar verschillende trappen naar onze
Christelijke regeering zijn gegeven en
met haar op bijtende wijze den spot werd
gedreven.
Natuurlijk waren de socialistische
leiders er weer o, zoo handig bij om in
troebel water te visschen.
Het bekende socialistische Kamerlid,
Jan ter Laan meende onze Regeering Ie
moeten aanwrijven, dat ze de grootste
krentenweegster van Europa is.
Toch schijnen de lieeren oproerkraaiers
zich alleen nog niet sterk en machtig
genoeg te voelen, want in een vergade
ring te 's-Gravenhage wekte de heer Van
Hinte, iemand van 't zelfde slag als Jau
ter Laan e.a., het Christelijk personeel
op, om mee te strijden in de moderne,
de „roodo" vakbeweging.
Want dan, boe krachtig en vol vuur
zal zijn stem geklonken hebben want
dan zijn wij onoverwinnelijk.
Gelukkig' dat wij kunnen en durven
vertrouwen, dat de Christelijke ambte
naren nog niet zoo ver zijn, om zich door
het lokken van den rooden vogelaar te
laten lijmen.
Op die vergadering sprak daarvan dan
ook de heer Perreyn, hoofdbestuurslid
van den Roomsch-Katholieken bond „St.
Petrus", die uitvoerig uiteenzette, dat
bij de zijnen altijd het principieel belang
bóven liet materiëele heeft gestaan en
dat de R. K. ambtenaren hun eed van
trouw dan ook niet zullen breken.
Gefluit was in deze revolutionaire ver
gadering zijn deel, doch hij kan er op
rekenen, dat velen in den lande hem
voor dit kloeke woord dankbaar zullen
weg, dat zij de werkgevers aan
sprakelijk blijven voor het betalen der
premies, welke desnoods per dwangbevel
van hen geïnd worden.
Als de boer dus een of andere werk
zaamheid aanbesteedt, hetzij het delven
van slooten, het wieden van uien of
andere veldvruchten, het rooien, laden
en lossen van peeën, het rooien van
hoornen, enz. laat hij dan met betrekking
tot de verzekering der arbeiders met hen
geen afspraakjes maken, doch zelf voor
'het plakken der zegels zorgen, op zijn
minst zich overtuigen, dat de zegels ge
plakt worden. De werknemer moet vóór
of bij de loonbetaling zijn rentekaart
overleggen op straffe van inhouding van
het loon. De werkgever is dus in dezen
in het geheel niet aan de willekeur van
de verzekerden overgeleverd.
Bovendien, als een werknemer het
van zijn patroon ontvangen zegelgeld op
strijkt en behoudt, en tot overmaat van
oneerlijkheid opgeeft, dat luj „werkloos'
was over de weken, dat geen zegels ge
plakt zijn, dan kar. de rechter hem we
gens het geven van onware inlichtingen
nog treffen.
Het is evenwel te hopen, dat ook de
arbeider de oogen open doet en gaat
inzien, dat hij zijn vrouw en kinderen
en zichzelf door zulke practijken niet
weinig benadeelt.
Schandelijke gebeurte
nissen.
Schandelijke gebeurtenissen hebben bij
zrjn.
Want te getuigen, hetzij waar ook, is
toch onze plicht.
En plicht van onze Regeering in dezen
is, om pal, onverzettelijk pal te staan.
Geen handbreed mag ze wijken, deze
daad van terrorisme van een groot deel
van het post- en telegraafpersoneel gaat
veel te ver. Deze staking is, zooals de
vrijzinnige „N. R. Ct." zeer terecht op
merkt „piincipiëel een revolutionair
bedrijf".
En naast een onverzettelijk pal staan
is het eveneens eiscli, dat de schuldigen
streng worden gestraft.
Al verdienen ze ook te weinig
we zullen het daarover thans niet
hebben dan is nog zoo'n daad van
terrorisme ten strengste af te keuren en
eischt die een straffende hand.
Een gewaarschuwd man
geldt voor twee.
Een enkele opmerking naar aanleiding
van practijken, waartoe de Invaliditeits
wet schijnt te leiden. Dat argelooze
werkgevers ze ter harte nemen, opdat
ze zich voor geldelijke schade wachten
en dat kortzichtige arbeiders er leering
uit trekken en zichzelven en hun gezin
nen niet langer te kort doen.
Er zijn werkgevers, die gaarne mee
werken om de verzekering hunner ar
beiders te bevorderen, doch die 't land
hebben aan het plakken van zegels. En
zij verzuimen dan niet een gelegenheid
te zoeken oin die bezigheid te vermijden.
Zij besteden eenvoudig een of ander
landwerk aan voor een bepaald bedrag
en als een andere landbouwer zoo'n werk
voor zooveel gulden laat doen, leggen zij
er nog een paar gulden bovenop, onder
beding dat de arbeiders dan zeiven de
benoodigde zegels op hun rentekaart
plakken.
Een eerlijke, verstandige arbeider zal
dit natuurlijk doen, doch men zegt, dat
er ook zijn, die zich niet aan de afspraak
storen en het zegelgeld in den zak hou
den.
Dit zijn van de zijde der arbeiders zeer
laakbare practijken, want niet alleen
dupeeren zij zichzelven en de hunnen
maar óók dé werkgevers, immers dezen
en hierop zij de nadruk gelegd
blijven trots alle afspraken met de werk
nemers aansprakelijk voor de richtige
premie-betaling.
Zij, die werkgevers, zouden desnoods
wellicht buiten de Raden van Arbeid
om, krachtens het burgerlijk recht, een
vordering tegen de nalatige arbeiders
kunnen instellen, doch dit neemt niet
In Amerika leeft men weer aan den
vooravond van den verkiezingsstrijd.
En zooals het daar regel is, worden
de eventueele candidaten voor het presi
dentschap over allerlei dingen onder
vraagd en geven ze hun oordeel over
verschillende kwesties.
Zoo hebben de bewuste candidaten
zich thans ook uitgelaten over de roe
ringen tusschen Engeland en Ierland.
De bladen vertellen ons daarvan het
volgende
Cox, de candidaat der Democraten
voor het presidentschap der Unie, heeft,
in een dezer dagen te Kansas City ge
houden verkiezingsspeech, beweerd dat
Ierland het recht heeft, zich af te
scheiden van Engeland en zijn eigen
regeering te benoemen, in welken vorm
dat ook mocht wezen. Om dat doel te
bereiken had Ierland het recht zijn
toevlucht te nemen tot zoodanige binnen-
landsche aanvallen, als noodig mochten
zijn om dat doel te bereiken.
Cox zeide, te gelooven, dat het niet
lang meer zou duren voor Ierland on
afhankelijk was. En dan zou van de
V. St. op grond van de bepalingen der
Volkenbondsovereenkomst kunnen wor
den verlangd, dat zij aan Ierland zijn
vrijheid waarborgen.
In tegenstelling met de houding, door
senator Cox in deze quaestie aangenomen,
is het standpunt van Harding, den Repu-
blikeinschen candidaat. Deze heeft steeds
geweigerd zich uit te laten over het
lersche vraagstuk. Hij beschouwt het
vraagstuk als een zuiver Britsch vraag
stuk. Waren de V. St. in Engeland's
plaats dan zouden meent Harding
de Amerikanen inmenging van derden
hoogelijk kwalijk nemen.
Het zou voor Harding trouwens heel
moeilijk zijn geweest, een ander stand
punt in te nemen. Men weet, aldus de
„N. R. Ct.", dat indertijd de Ameri-
kaansche burgeroorlog door Lincoln en
de Noordelijken is gevoerd om de Zuide
lijken er van te overtuigen (en met
barsche argumenten dat geen deel der
Unie het recht heeft zich uit de Ver-
eenigde Staten los te maken. Zouden
nu de Ver. Staten zich warm maken
voor eea beginsel, dat in het eigen land
te vuur en te zwaard is gefnuikt Cox
zegt van ja. Maar wellicht is het minder
de lersche zaak, die hij voorstaat, dan
wel de wensch de stemmen te vangen
der Iersch-Amerikanen.
En om stemmen te vangen, neen maar,
daarvoor doen de Amerikaansche candi
daten iets.
Dat gaat daar, evenals zoovele andere
dingen, ook echt op z'n Amerikaansch.
Nu we toch over Amerika, en met
name de Vereenigde Staten, bezig zijn,
daarover thans ook nog eens een staaltje,
dat het inderdaad het land van verras
sende berichten is.
Zoo wordt bijv. de volgende geschie
denis uit Los Angelos, in California,
gemeld.
In die stad is een honderdjarige, dr.
Andrew Malcolm Morrison, voor de
vierde maal in het huwelijk getreden.