Orgaan ter verspreiding der Christelijke
Beginselen
Zeeuwseh-Vlaanderen.
No. 264.
Zaterdag 31 Juli 1020.
3e Jaargang.
Uit de Pers.
BUITENLAND.
Zoo in 't Voorbijgaan
Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwsch-Vlaanderen" te Ter Neuzen.
Alle stukken, de redactie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden
aan den redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat o, Ter Neuzen.
ABONNEMENT: Bij bezorging ƒ1,15 per drie maanden.
Franco per post voor Nederland 1.25.
ADVERTENTIËN Van 1—4 regels ƒ0.60. Elke regel meer ƒ0.15. Abonnementen per
contract - Crisistoeslag 15%. Inzending van advertentiën .tot 12 uur s middags op
de m^chijndagen biTden drukker D. H. I.ÏTTOOIJ A>. te Tor tam. Telefoon Nr. 20.
„Zoo in 't Voorbijgaan."
Aldus noemde ik deze rubriek.
Waarvoor dient die dan, en vanwaar
dieu naam zult ge misschien vragen.
Om met 'teerste deel van de vraag
te beginnen, daar zijn soms dingen, die
je zoo moeilijk onder een der rubrieken
kunt rangschikken.
Bepaald „Binnenlandsch of „Buiten-
landsch nieuws is bet niet en „Uit tie
Provincie" evenmin.
'n Artikel of driestarreu er van maken
gaat altijd ook niet, en ja, waar moet
je er dan mee heen
Dan maar laten liggen?
Dat 's ook wel 's onplezierig en van
daar dat ik na lang nadenken, tot de
gedachte kwam, dergelijke dingen maar
Sudor een aparte rubriek te vermelden.
Waarmee dan 'teerste gedeelte van
de vraag is beantwoord.
Nu 't tweede, de naam.
Die koos ik aldus, omdat 't niet een
geregelde rubriek is hoe gaarne ik
dat anders ook wilde doch slechts
zoo nu en dan in de krant zal voorkomen,
aangezien de ruimte het meestal niet
toelaat.
Als „Zeeuwsch-Vlaanderen dan eens
drie keer per week uitkwam
Ja, dan zou 't misschien wel wat ge
regelder gaan, doch dan moeten we en
meer abonné's èn meer adverteerders
hebben.
Enfin, als 't nog eens zoover komt
Maar tot zoolang blijft de naam van deze
rubriek dan „Zoo in 't Voorbijgaan.'
Dat is, hoop ik, wel duidelijk.
't Kindje beeft dus een naam, zegt
men wel eens, maar daarnaast wil men
dan ook graag weten, boe heler uitziet.
In ons geval dan, welke stof al zoo
in deze rubriek zal worden behandeld.
't Antwoord daarop kan heel eenvoudig
en toch ook weer ingewikkeld zijn.
Men zal er „Buitenland" en „Binnen
land", „Gemengd Nieuws" en „Uit de
Provincie", „Kerk en School en politiek
in kunnen aantreffen, al naar hetgeen
iets „zoo in 't voorbijgaan Je aandacht
trekt.
Misschien zelfs nog wel eens „Korte
Berichten".
Ditmaal wil ik het echter eens over
onze beide laatste raadsvergaderingen
hebben, waarvan zoo terloops nog al
een en ander te zeggen valt.
'n Volgenden keer misschien weer eens
over heel wat anders, ook al naardat ei
bijzonderheden zijn.
Men ziet liet, 'tis dus zoo ongeveer
„van alles wat".
,,'n Wonderlijke houding van die en
die", hoor je soms.
'u Wonderlijke houding was ook die
van onze beide RoomschKatholieke raads
leden, speciaal met name die van den
heer De Meijer.
Laat ik eens een paar staaltjes
opnoemen. Hij wilde allereerst algeheele
vrijheid van optochten met muziek op
Zondeg. Ook do muziek en de „schoone"
nasleep van do Belgische gezelschappen.
Eu z'n argumenten daarvoor?
Wel, omdat hij er voor was, dat de
menschen muziek maken.
Dat was ailes, tenminste voorjoopig.
Later door den heer Scheele uit z n tent
gelokt, merkt hij op, dat Zondagsheiliging
iets anders is en dat men in Katholieke
streken veel ontspanning op Zondag heeft.
'k Dacht een oogenblik den „Volks"-
redacteur te hooren, die over het önt-
werp-nieuwe Zondagswet letterlijk het
volgende schreef„In katholieke landen
en streken is de Zondag volstrekt geen
„stille dag". Integendeel is de Zondag
daar de vrooliike feestdag bij uitsteken
weet men niet, hoe gauw men na de
mis aan bet pret,maken zal gaan."
Nu ik daar toch over bezig ben, mag
ik den heer De Meijer misschien nog
"wel even herinneren a&n het R. K. „Cen
trum", dat het ontwerp Zondagswet
gaarne toejuichte. Er ligt volgens
dit* Roomsche blad een goede basis
aan tengrondslag en het is er geheel
op gericht aan den Zondag de wijding
te geven, welke dien dag behoort.
Ën om nog een tweede R. K. orgaan
te noemen, het „Huisgezin" schreef over
deze kwestie„Zij (de Regeering) ver
biedt als regel, de openbare vermake
lijkheden voor den gehcelen Zondag.
Maar zij houdt dit sluippoortje open,
dat de gemeentebesturen bij verordening
voor de uren na den middag, op het
verbod uitzonderingen kunnen toestaan.
En nu duchten we, dat de uitzonde
ringen zoo talrijk zullen worden, dat er
van den regel weinig zal overschieten.
Ja, die vrees zal wel bewaarheid woi den.
Partijgcnooten in Ter Neuzen helpen
er tenminste flink aan mee.
'k Dwaal 'n weiuigje af.
Zou enkele staaltjes van die eigen
aardige houding aanhalen en noemde er
nog slechts één.
'n Tweede was vroegere sluiting van
de herbergen.
Daarvoor waren een drietal amende
menten ingediend, waarvan een dooi den
heer Colsen, dus den partijgenoot van
den heer De Meijer.
De heer De Meijer stemde echter
tegen alle drie amendementen.
Waarom? Ja, dat heeftie niet gezegd
'n Derde staaltje. Hij was tegen af
schaffing van de muziekinstrumenten,
bijv. de groote orgels in'de herbergen,
en zorgde dan ook, dat in tweede in
stantie die muziek wel werd toegestaan
'n Vierde. Het voorstel van den lieer
De Ridder om liet dansen op den twee
den en derden Paaschdag toe te staan
verwierf ook de stem van den lieer De
Meijer.
*11 Vijfde
Doch nee, genoeg.
Toch bedroeft ons deze houding en
soms ook die van den lieer Colsen. vooral
betreffende diens verzoek om aan Sluiskil
drie dagen kermis top te staan.
Dan heb ik in 't Noorden van ons land
de Katholieken toch van een andere
zijde leeren kennen.
De oplossing daarvan?
Men denke er maar eens over.
„Wij loven vrij,
Wij leven blij, t>
Op Neerlands dierb'ren grond.
Zoo leerden we vroeger op school.
Doch langzamerhand moet liet maar
verboden worden dit versje nog aan de
kinderen te leeren.
Vooral hier in Ter Neuzen mag oen
zoodanig verbod wel komen.
Net iets voor de politieverordening, de
nieuwe dan natuurlijk.
Want vrij leven hier in onze stad?
Kun je begrijpen zegt de heer Nolson,
en praat de heer De Ridder hem geregeld
achterna.
Vooral als do anti's heelemaal baas
waren, zou er van onze geliefde vrijheid
niets meer overblijven.
Want weet ge, hoe volgens den heer
Nolson de zaak zit
'k Zal het U zeggen.
Die anti's verkorting natuurlijk voor
anti revolutionairen meenen dat ze
alleen do wijsheid in pacht hebben,
denken dat alleen zij -het ware geloof
bezitten.
Maar en de beer Nolson zei dit
erg duidelijk dat is niets anders dan
pretentie van de heeren.
Voor deugene, die 't misschien niet
verstaat, wil ik even zeggen, dat pretentie
'n vreemd woord is voor aanmatiging.
Dus in. a. w. volgens den heer Nolson
matigen wij ons maar aan bet ware
geloof te hebben. Doch wij hebben het
net zoo min als iedere andere categorie.
Wij niet en een ander niet.
Maar mijnheer Nolson, wie heeft het
dan wel
En kunt gij er over oordeelen, wie liet
ware geloof wel en wie liet niet bezit
Dat is dan toch ook wel pretentie
van U.
Laat ons toch vrij. Dwing anderen
niet.
Aldus de heer Nolson aan het adres
van den heer Scheele.
Aldus de heer Nolson en telkens
even na hem ook de heer de Ridder,
bij alle mogelijke gelegenheden, waar
het maar bijgesleept kon worden.
Je zou haast medelijden krijgen met
deze heeren voor vvio dat woord „dwang"
schier een „idee fixe" geworden is.
Want telkens reageeren ze er op.
Is dat nu echter zoo erg
En dan moet ik direct erg duidelijk
„neen" zeggen.
Want weet ge, waarin die zgn. „dwang"
bestaat Daarin, dat den eenen burger
de vrijheid betwist wordt om den anderen
de wijding en de gelegenheid tot Zondags
heiliging te ontnemen.
Misschien mag ik den lieer Nolson en
ook den heer De Ridder wel even op
merkzaam maken op wat de liberale
„Nieuwe Courant" schreef over het
ontwerp nieuwe Zondagswet.
Het blad erkent daarin, dat de Minister
wil nastreven1. geen verstoring van
de Zondagswijding zonder noodzaak
2. do bevordering van de mogelijkheid
voor de vervulling van godsdienstplichten
en 3. geen gedwongen opoffering van de
rust van sommigen ten behoeve van de
uitspanning van anderen, wanrLij de
Overheid in haar regeling van den pu
blieke» dienst telkens het voorbeeld
heeft te geven.
Wel vindt het de uitwerking van deze
beginselen onmatig, maar hot beginsel
zelf vindt het niet aanstonds verwerpe
lijk.
Waar is dan sprake van dwang?
En is het nu werkelijk zoo erg?
Komt, heeren, ge weet toch wei beter.!
Tenslotte een aanteekening over den
heer Hamelink.
Wat bet aanplakken van stukken
betreft, die ingaan tegen de openbare
orde of zedelijkheid, zijn verboden.
't Eerste wilde de heer Hamelink laten
verdwijnen. Want hij en z'n partij-
genooten hebben 'n ander begrip van
orde en gezag.
Zeer terecht merkte de heer De Jager
hem op, dat als orde en gezag er uit
genomen worden, hoe mon dan gewaar
borgd wil zijn tegenover menschen, die
er nog een andere beschouwing over
deze zaken op na houden.
Daar zijn bijv. de communisten.
Nou ja, daartoe rekende de heer
Hamelink zich nog niet, al beoogt zijn
partij ook een omwenteling, wat echter
nog niet direct revolutie wil zeggen
't Zijn 'smaus eigen woorden.
Vergeten we ze niet
Opmerker.
Arbeid en drank.
Naar aanleiding van het wetsvoorstel
Rutgers inzake Plaatselijke Keuze schre
ven we reeds een en ander over het ge
vaar van den Alcohol.
Thans iets over den invloed van den
drank op deu arbeider, een invloed, dien
men vooral niet mag onderschatten, zoo
als helaas nog maar al te veel gebeurt.
Een predikant, die hierover ook eens
heeft, geschreven, gaf een drietal zaken
aan, die van een arbeider worden ge
vraagd voor zijn werk, een indeeling, die
we gaarne overnemen. Hij zeiOnze
tijd vraagt in de eerste plaats knappe,
ten tweede vlijtige en in de derde plaats
voorzichtige arbeiders.
Eu is dan daarop de drank van zoo
grooten invloed, zal menigeen vragen.
Laten we tot beantwoording er van
eens kortaffe drie arbeidseischen nagaan.
Daar is dan allereerst de vraag naar
knappe arbeiders, een vraag die vroeger
niet zoo zeer drong, doch tegenwoordig
zeer sterk op den voorgrond treedt.
Immers vroeger waren er geèn macbi
nes en was flinke spierkracht voor den
werkman de voornaamste factor. Hoe
sterker iemand was, en hoe langer hij
den arbeid kon volhouden, des te ze
kerder was hij er van, een flink stuk
brood te verdienen.
Doch door de machines, de electriciteit
en meer uitvindingen of ontdekkingen
van den nieuwsten tijd is de spierkracht
niet meer van zoo groot gewicht., Een
arbeider met een sterken arm alleen kan
niet terecht bij den verfijnden arbeid
van tegenwoordig. Daarvoor is meer
noodig, nl. schranderheid en vlugheid,
een goed oordeel en een helder verstand.
En wie zal nu ontkennen, dat de drank
op alle deze benoodigdo factoren eon
slechten invloed heeft
Zelfs bij een matig gebruik van ster
ken drank verliest het oog langzamer
hand zijn scherpte, mist de hand op den
duur liaar vastheid en werkt het ver
stand niet zoo helder meer als vroeger.
Voor een knappen arbeider is dus het
gebruik van den drank zeer af te keu
ren en blijkt de waarheid van het ge
zegde„Drinkende arbeiders denken
niet en denkende arbeiders drinken niet."
In de tweede plaats noemden we de
vlijtige arbeiders. Bij het uitspreken
van de stelling, dat de drank de men
schen traag maakt, zal menigeen mis
schien niet kunnen nalaten ongeloovig
te glimlachen.
Toch willen we zoo iemand er dan op
wijzen, dat dit gezegde niet op losse
gronden berust, doch zich grondt op
langdurig en nauwkeurig onderzoek.
Een interessante proef is bijv. geno
men met de typografen, de menschen
die op een drukkerij werken. Wanneer
ze een hartigen dronk hadden gebruikt,
was het afgeleverde werk veel slordiger
dan men anders van hen gewoon was,
het aantal zetfouten was beduidend groo
ter.
En is het noodig, dat we in verband
mét liet begrip vlijtig, nog wijzen op bet
zgn. „Maandag houden," waardoor een
geheele arbeidsdag voor de productie
verloren gaat
Is het noodig te wijzen op het ver
dwijnen van allen arbeidslust in den te-
genwoordigen tijd
We weten het wel, niet alle arbeius-
schuwheid is te schuiven op rekening
van het drankmisbruik dat ze dit wel
doen, keuren we in veel heftige drank
bestrijders af maar toch, de drank
draagt er dikwijls de schuld van, en is
ook in dit opzicht niet zelden oorzaak,
dat eenmaal flinke arbeiders traag en
lui zijn geworden, ongeschikt voor hun
werk.
In de derde plaats dan nog de voor
zichtige arbeiders. Dat hierop de drank
van invloed is, zullen toch de meesteu
wel met ons eens zijn.
Is in vergelijking met de andere dagen
het aantal ongevallen op de Maandagen
niet belangrijk grooter? Eu waaraan is
dat te wijten
Past geen groote voorzichtigheid en
behoedzaamheid bij het werken aan al
lerlei gevaarlijke machines?
Doch hoe zal een arbeider dat kunnen,
wiens hoofd door drankmisbruik op den
vorigen avond nog beneveld, wiens hand
daardoor niet vast, is
We zien het dus in alle drie geval
len is de drank een zoo groote schade
lijke factor.
Hij die dan ook een vriend van den
arbeid is, zal met den drank voorzichtig
zijn en anderen er eveneens zooveel mo
gelijk voor waarschuwen. Want ook dat
is Christenplicht.
De praktijk yan het tapverbod.
Onder dit opschrift lezen we in „Het
Volk", het socialistische hoofdorgaan
Te Vlissingen is dit jaar voor het eerst
het tapverbod gedurende de kermis'
toegepast. Door de kasteleins en hun
verdediger in den raad, de neutrale heei
en ex caféhouder lï.llenga, was voorspeld,
dat als gevolg van het tapverbod er dit
jaar natuurlijk veel meer dan vroeger
zou gedronken worden, daar gewoonlijk
gedurende de kermis ook geen buiten
gewone ongeregeldheden voorkwamen.
De praktijk beeft deze heeren in het
ongelijk gesteld. Door de politie, die
zeer streng toezag, zijn 4 proces-verbalen
wegens openbare dronkenschap opge
maakt (vorig jaar geen enkel), tegen vier
caféhouders is proces-verbaal opgemaakt
wegens verstrekken van sterken drank,
en tegen een caféhouder, die ten on
rechte meende een sociëteitsvergunning
te hebben, eveneens.
Al is door het tapverbod het drank
misbruik dus niet verdwenen, de voor
spelling dat men uit protest veel meer
zou drinken, is evenmin uitgekomen.
V De Anti-revolutiewet.
't Was te voorzien.
Dat n 1. de Eerste Kamer evenals ook
de Tweede de Anti revolutiewet zou
aannemen.
In zooverre is bet dan ook bijna niet
de moeite waard op dit feit de aandacht te
vestigen.
Toch achten we door een enkele om
standigheid het wel gewenscht, dit nog
even te doen.
Daar was bijv. allereerst het feit, dat
het wetsontwerp werd aangenomen met
35 tegen 5 stemmen.
Van de 5 tegenstemmers waren er 3
socialisten, n.l. de heeren Vliegen en
Mendels, alsmede Mevr. Pothuis-Smit.
De beide andere socialistische Kamerle
den Van Kol en Polak hebben de discus-
siën niet bijgewoond.
De andere twee tegenstemmers waren
de vrijzinnige Professor Van Embdenen
de unie-liberale heer Bergsma.
De laatste heeft lang geweifeld tus-
schen voor of tegen stemmen, doch is
tenslotte toch nog wat wel met meer
liberalen gebeurt in bet roode schuit
je terecht gekomen.
Een tweede feit was en het verheugt
ons, dit te kunnen constateeren, dat de
behandeling van het onderwerp op heel
wat waardiger wijze heeft plaats gehad
dan in de Tweede Kamer.
Al hebben ook de drie socialistische
afgevaardigden wel wat erg lange rede
voeringen gehouden, van de lafhartige,
flauwe en smakelooze obstructie zooals
die in de Tweede Kamer was te zien,
bespeurde men hier heel weinig. Zij
hebben hier niet geschreeuwd en getier
gemaakt en zijn ook niet bij de eind
stemming weggeloopén, zooals op één
na al hun collega's in de Tweede Ka
mer deden.
Dat eert hen en we zijn de eersten om
dit toe te geven. Voorts verheugeiKwe
ons er ten zeerste over, dat ook onze
Senaat nu de anti-revolutiewet heeft
aangenomen.
Een gewaarschuwd, en nog des te
meer een gewapend uian, geldt voor twee.
O, zoo!
Polen en Rusland
Deze twee landen vragen weer aller
eerst onze aandacht.
Den vorigen keer schreven we, dat do
bolsjewisten de voorwaarden voor een
wapenstilstand met Polen hadden aan
vaard.
Wat doen ze nu echter?
Wel, ze vechten nog maar steeds door
en lappen dien wapenstilstand heel kalm
pjes aan hun laars.
Waarom ze dat doen?
Ja, met zekerheid is dat natuurlijk
niet te zeggen, doch we vermoeden, dat
ze eerst nog de hoofdverdedigingslinie
van de Polen in hun bezit willen heb
ben, om dan te boter de verschillende vre-
desbepalingen te kunnen dicteeren.
Zoover zij* ze echter nog niet, want
de tegenstand van de Poolsche troepen
is hardnekkig. En de Sovjets ondervin
den het: „Polen is nog niet verloren 1"
Waar nog bij komt, dat de Polen door
een en ander weer wat meer moed krij
gen. Daarover tneldt de correspondent
van de „Kölnische Zeitung" te Warschau
het volgende: „De Polen zijn vastbe
sloten om reeds bij de onderhandelingen
over den wapenstilstand aau de Russen
duidelijk te maken, dat op de deemoe
dige aauvaarding van de voorwaarden
niet moet worden gerekend," daar Polen
niet overwonnen its en de Russen pas
tot aan de eigenlijke verdedigingslinie
zijn gekomen.
Dat lijkt dus nog al iets. Heeft nog
niets van overgéven.
Neen, neen, Polen is nog niet verlo
ren
Ja, ze moeten wel 1
De Turken nl. met het onderteekenen
van het Vredesverdrag.
Lang hebben ze geaarzeld, doch thans
heeft de kroonraad, onder voorzitterschap
van den Sultan, met algemeene stemmen
besloten dat de onderteekening van het
vredesverdrag geboden is. De nieuwe
gevolmachtigden zijn naar Parijs vertrok
ken.
Ja ze moeten wel.
Maar de onafhankelijkheid van de ver
schillende volkereu Och laten we daar
over maar niet praten.
Gewone menschen hebben op hun
reizen wel eens moeilijkheden te door
staan, doch bij vorstelijke personen is
dat dikwijls nog heel wat erger.
Zoo bijv. is het ook met de Prins van
Wales, de kroonprins van Engeland. De
ze heeft een reis gemaakt door Austra
lië en zou vandaar naar Britsch-Tndië
gaan.
Een Reutertelegram meldt echter liet
volgende
De Evening Standard zegt dat het mo
gelijk is, dat do rondreis van den prins
van Wales wordt uitgesteld, om hem op
zijn verhaal te laten komen na zijn in
spannende reis in Australië.
Het ministerie van Indië deelt mede
dat niets waars was in de onderstelling
dat de reis wegens de agitatie in Indië
uitgesteld wordt.
't Sclujr.t dus alleen vermoeienis te
zijn. en geen politi :k. Tenminste het
ministerie zegt het.
In Ierland is het ook lang niet
De naam De stof Won
derlijke houding Nog eenige
staaltjes Leven wij vrij f1
Willen wij dwang? Over
orde en gezag.