Oraaan ter verspreiding der Ghristelijke Beginselen in Zeeuwseh-l/laanderen. No. 261. Woensdag 21 Juli 1920. 3e Jaargang. FEUILLETON. JAN WAANDERS. ABONNEMENTBij bezorging f 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland f 1.25. Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuvvsch-Vlaanderen" te Ter Neuzen. Alle stukken, de redactie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden aan den redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat 5, Ter Neuzen. ADVERTENTIËNVan 1—4 regels f 0.60. Elke regel meer' f 0.15 Abonnementen per contract. - Crisistoeslag 15%. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen bij den drukker D. H. LITTOOI.T Az. te Ter Neuzen. Telefoon Nr. 20. De nieuwe Weg. Het is dikwijls gewoonte om bij een mijlpaal eerst den blik nog eens achter waarts te doen gaan, en wanneer dat gebeurd is, de oogen te richten op den nieuwen weg, die staat ingeslagen te worden. Den blik achterwaarts richten hebben we gedaan, door te wijzen op het grooto verschil tusschen 1878 en het heden, daarbij allereerst lettende op de alge- meene omstandigheden en in een tweede artikel op de groote veranderingen, die we ten opzichte van onze onderwijzers hebben kunnen meemaken. Laten we thans iets meer uitvoerig den onlangs in een driestar eens onze oogen langs den nieuwen weg doen gaan, die door ons staat geloopen te worden. Dat is niet alleen gevvenscht, maar zelfs noodzakelijk, opdat we dan op mogelijke gevaren beter voorbereid kunnen zijn. Immers, zegt het spreek woord niet„Een gewaarschuwd man geldt voor twee"? We mochten reeds opmerken, dat de winst, thans voor het bijzonder onderw ijs verkregen, niet gering is. De voordeelen nog eens kort opsom mende, blijkt, bijv. allereerst dat onze schoolbesturen de schoolgebouwen in eigendom blijven behouden, hoe daar tegen in de Tweede Kamer van linksche zijde ook is geageerd. In de tweede plaats is er do bepaling, die ons ook. mag verheugen en den financiëelen druk zeer zalverlichten.dat de salarissen van onze onderwijzers in 't vervolg geheel uit 's Rijks kas zullen worden betaald. Voorts wat de gebouwen betreft, nieuwe scholen en het onderhond komen voor rekening van de publieke kas en voor de bestaande scholen wordt een goede gebruiksvergoeding gegeven. En tenslotte in de vierde plaats: er is goede zorg voor gedragen, dat de vrijheid van richting bewaard is gebleven. ileuscb, alles saamgenomen, zijn dit voordeelen waarvoor we ten volle den Heere, onzen God kunnen danken en 't gerust kunnen zeggen, dat ons op ongedachte wijze ruimte is gegeven. Toch is die verheuging er in zekeren zin een met beving. Er kleven gevaren, groote gevaren aan deze wet, waarover we niet lichtvaardig moeten denken, en die we ook niet over het hoofd mogen zien. Duidelijk zal dit ons worden, als we letten op ons program van actie van 1918, waarin werd gevraagd „de wijziging van art. 192 vinde zulk een uitwerking en toepassing, dat, met wegneming van alle geldelyke bevoor rechting van het openbaar boven het bijzonder onderwijs, de vrijheid en zelf standigheid van het bijzonder onderwijs er in elk opzicht door gewaarborgd worde." Dadelijk komt nu de vraag opIs de uitwerking en toepassing van het artikel over het onderwijs art. 192 een zoodanige geweest En als antwoord daarop moeten we dan zeggen, wat we bij de aanneming 68) ZELANDIA. Hij gluurt rond. Bemerkt niets bijzon ders. Kijkt daar niet dio verloopen Selms op eigenaardige wijze zijn kant uit Verbeelding, anders uietMaar, waar blijft dan Waanders toch Daar komt hij; eindelijk! Wat zag hij er naar uit. Een opgewekt gezicht ver toonde hij sinds lang niet meermaar nu, nü moest er toch ietsbizonderszijn. Zou het in verband staan met Maar immers, dan zou hij daar zóó niet gaan zitten Neen, er is geen gevaar. Ilij kan zijn gang gaan. Geduld nog, nog enkele uren en d buit, de dubbele buit zal binnen zijn HOOFDSTUK VIII. Tegen den middag was er een bood schap van Jan Waanders aan Truus, hoe het met Herm was. Ze liet den jongen mondeling overbrengen, dat de toestand niet erger, onveranderd was. Ze proefde van de wet, ook reeds mochten opmer ken Tevreden zijn we wel, doch niet geheel voldaan. „De Standaard" bijv. is dit ook niet en evenmin het bestuur van de Unie, een School met den Bijbel, dat in zijn aanbeveling voor de straks weer te houden Unie-collecte o.a. zegt „Meer dan ooit dienen wij op onze hoede te zijn en ons er op toe te leggen, om ons Christelijk onderwijs, dien rijken zegen door onzen God ons geschonken, voor dreigende gevaren te bewaren. Wij stemmen toe dat elke oplossing gevaren met zich meebracht en dat de thans genoemde gevaren vooral ons zelf en onze eigen houding betreffen, maar des te meer reden is er, om in de vreugde der overwinning de orienteering tegen over die gevaren niet te vergeten. Onze Christelijke school komt in een andere verhouding te staan tot den staat en het rijkstoezicht, ze komt in een andere verhouding te staan tegenover de gemeente. Wij hopen van ganscher harte, dat deze verhouding steeds een vriendschap pelijke zal zijn, maar de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de vrijheid van de school verdediging behoeft, en dan moet deze er zijn." Om terug te keeren tot de gevaren, die dreigen, daar is dan allereerst de kwestie betreffende de vrijheid van het leerplan. Legdo in 1905 do wet van minister Kuyper aan de bijzondere scholen voor het eerst den plicht op, aan den schoolopziener een leerplan te toouen, deze wet bepaalt, dat om be paalde redenen de Onderwijsraad een leerplan mag afkeuren. Het is niet te hopen, doch het gevaar is niet denk beeldig, dat deze regeenngsinvloed in een verkeerde richting zal kunnen werken. Een tweede gevaar schuilt bij liet benoemen van de onderwijzers. Dit mag nl. in 't vervolg slechts plaats hebben in overleg met het Rijksschooltoezicht. Lijkt dat zoo op '1 oog nog niet zoo heel erg, in werkelijkheid kunnen zich wel eens zeer verkeerde toestanden daardoor voordoen. En een derde gevaar is het aantal uren voor de verplichte onderwijsvakken. Dit is bij de nieuwe wet opgevoerd tot 22, waarvan wel eens het gevolg kan zijn, dat liet onderwijs in de Bijbelsche geschiedenis, het voornaamste vak toch aan onze Christelijke scholen, eenigszins op den achtergrond wordt gedrongen. Men ziet uit dat drietal genoemde zaken dus reeds, dat we niet voldaan zijn en voortdurend op onze hoede hebben te wezen. Daar is echter nog meer. En daarmee bedoelen we niet een gevaar vau buiten, doch van binnen. Een gevaar tegenover ons zelf. Om slechts een paar kwesties te noemen, daar is bijv. allereerst de houding van het schoolbestuur en van de ouders tegenover de school. Zijn juist onze scholen onder Gods zegen niet geworden, wat ze'nu zijn, door het krachtig pal staan van onze schoolbesturen en do ouders Hoe groot zijn niet de financiüele en geestelijke offers geweest, die zij voor de goede zaak hebben veil gehad. 't*Zou nu echter wel eens kunnen gebeuren, dat de ouders zeiden Voor de school is thans voldoende gezorgd, wij behoeven ons er nu niet meer mee te bemoeien. 't Zou kunnen plaats hebben, dat de schoolbesturen niet meer zooveel werk van de zaak maakten, omdat in hen de gedachte kon komen het geld komt toch uit de publieke kas, dus Tegen een en ander kunnen we niet genoeg waarschuwen. O, ouders en schoolbesturen, weest toch op uw hoede en blijft het. Dut niet in, opdat gij, al induttende uw tijd piet verslaajit en zoodoeude uw noodïge waakzaamheid verliest. Er is en hl jjft gevaar, vergeet dat niet er zijn bezorgdheid in. Hij liet er bij zeggen, dat hij onmogelijk vóór achten kon thuis komen maar mocht hetjsoms verergeren met Herm, dan verwachtte hij onmiddellijk bericht. Acht uur Om half acht was ze door Henk van Rensen bescheiden op den hoek van de Hoogstraat en het Kruisplein. Zou ze gaan Nee, dat kan toch immers nietdat mócht ze niet. Herm was ernstig, heel ernstig. Kon ze hem alleen laten Ach terlaten onder de zorg van het dagmeisje? Onmogelijk Onmogelijk? Maar móest ze dan niet? Móest ze niet? En ze herhaalde weer voor de zooveelste maal, het schrijven van Van Rensen, dat geheimzinnige, beuauwende, haast dreigende schrijven „In ons beider belang", luidde het im mers Ze had het papier wel verbrand maar de inbond leek wel in haar ge heugen ingebrand. Hij rekende er vast op. „Ze moest begrijpen, dat het dwin gend noodzakelijk was, ook voor haar te komen." Dit was méér dan het ge wone uitgaan voor plezierdit was als het waarschuwen voor naderend gevaar Zou Jan op de een of andere wijze de lucht hebben gekregen van baar gedra Die roepstem diene ook uit te gaan tot onze onderwijzers, want ook daar kunnen zich ongewenschte loestauden voordoen. Hot gevaar, dat door de onafhankelijke positie van de onderwijzers, de hand tusschen school en huis, of school en bestuur slapper wordt, is werkelijk niet denkbeeldig, hoe verre sommigen deze vrees ook van zich mogen afwerpen. We bedoelen hiermee in 't geheel niet oen blaam op onze onderwijzers te werpen, doch gedachtig aan het feit, dat menig kind van God in allerlei verleiding staande gebleven, juist viel, toen de Heere ruimte en uitkomst had geschon ken, schreven we deze woorden. Dat daarom dan ook onze onderwijzers waakzaam en trouw op hun post zijn, om de jonge kinderen te wijzen op den Goeden' Herder, Die het immers heeft gezegd„Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert ze niet, want der- zulken is het Koninkrijk der Hemelen." We zagen het dus, op den nieuwen weg dreigen gevaren. Gevaren, die we inderdaad niet moeten onderschatten. We kregen niet alles, wat we gaarne wenschten, niet de vervulling van onzen wensch „de vrije school regel, de open bare aanvulling." Niets verhindert ens echter om te blijven werken. Te werken voor de steeds verdere vrijmaking van ons Chris telijk onderwijs. Zij er dan echter veel gebeds tot den Heere onzen God, opdat we steeds getrouw onzen plicht mogen doen. Opdat niet eenmaal het voor ons worde, wat de schoolwet van 1878 voor de liberalen werdhet begin van de nederlaag. Behoede God ons daarvoor 1 V Verspreiden! De oud-minisler Treub is toch een eigenaardig man, dat kan niet anders gezegd. We kunnen ons dan ook best voorstel len, dat vele vrijzinnigen niet recht we ten, wat zo met hem moeten aanvangen. Hij lijkt een man uit één stuk te wezen, een krachtfiguur, op wien men beslist kan rekenen, die met alle geweld wil en zal volbrengen, wat hij zich heeft voor genomen. Die zijn volgelingen vol élan weet te krijgen en ze krachtig kan be zielen voor zijn ideeën. Doch zoo ineens, plotseling stelt hij ze dan voor een groot raadsel, door hcele- maal van taktiek te veranderen. Niet ten onrechte is hij wel eens ver- geleken bij een flink, schijnbaar zeewaar dig schip, waarvan echter het roer ont redderd is. En nu is het sturen met zoo'n ont redderd roer erg moeilijk, komt het schip daardoor juist in een geheel andere rich tingdikwijls, dan men algemeen verwacht te. Zoo is het ook met den heer Treub gegaan in de geschiedenis van de laatste dagen. Men zal zich herinneren dat in 1917 velen ontevreden waren over de vrijzin nige politiek dier dagen. Het was Mr. Treub, die toen a.h.w. bet signaal „Verspreiden" gaf en door de oprichting van den Economischen Bond van de vrijzinnige partijen heel wat kiezers wist af te troggelen. De lijnen door hem getrokken, schenen velen de oplossing te zijn. Immers Treub leeraarde, dat de Economische Bond door economischen opbouw wilde komen tot weer meer normale toestanden. Dat de ze Bond „politiek neutraal" zou zijn, en als zoodanig rechts nog links kendo. En zijn leeraren gaf hem zooveel, dat hij zelf en een tweetal andere „Econo mische Bonders" in de Tweede Kamer kwamen. Daar zou hij nu dan strijden voor ver wezenlijking van zijn doel, zou het scheep je van economi.seheu ophouw, zonder po litieke vlag, door zijn hand geleid, in veilige haven komen. Doch ziet, weer was het roer ontred derd. En feitelijk is het scheepje reeds ge strand. gingen Maar daarvan had ze toch niet het minste bespeurd. Maar wat kan het dan zijn Er was toch ietsdat stond vast bij haar. Waarom zou Van Rensen anders zóó dringend schrijven 't Kostte dan wat het kostte, ze móest gaan. Alleen ditmaal nog, besloot ze. Ze zou er een eind aan maken. Zoo kon hot niet langer, 't Werd (e gevaarlijk En Van Rensen verafschuwde ze. Dien gluiperd dien laaghartige. Waarom had ze 'took zoover laten komen? De ellen deling. Meende hij soms, dat hij haar geheel in zijn macht had Om die ellen dige sommetjes, die hij haar van tijd tot tijd had „voorgeschoten Bah, dat ze ook altijd zoo krap zat. Altijd en altijd geldggebrek. Waarom had ze Jan Waan ders ook genomendwaze, die ze ge weest was Maar zóó was het toch te gevaarlijk er moest nu maar een eind aan komen En dan Dan Zich heelemaal opslui ten Niet meer uitgaan of met hém Jan Nooit, nóóitdat ook nietin geen geval. Ze haatte hem ze ha&tte hem ja, ze had het nog nooit zoo goed ge voeld als nu, hoe ze hom liaatto. Ze pasten niet bij elkaar dan moest ze op een andere manier het zien aan te leggen Maar niet met dien Van Rensen. Foei V Verzamelen We zeiden het: Feitelijk is het scheep je van den Economischen Bond reeds gestrand. In de Tweede Kamer voerden de hee- ren zelden het woord, figuren als Mar- chant, Dresselhuys en Otto traden veel meer op den voorgrond. Toch waren zij met den heer Treub broeders van een en hetzelfde huisgezin, zooals steeds maar al te duidelijk is ge bleken. Heusch, de Economische Bond was geen „politiek neutraal" lichaam. Prof. Treub heeft dat op de laatst gehouden vergadering van don Bond dan ook toegegeven, doch werpt daarvan de schuld op de rechterzijde. „Het feit is niet te miskennen zoo sprak luj, „dat de; groote me.erdcrheid zoowel van onze orthodoxe protestanten als van onze geloovige katholieken zoo zeer verpolitiekt is, dat zij voor samen werking met landgenooten, die, al zijn zij minder dogmatisch, niet minder reli gieus behoeven te zijn aangelegd, niet is to vinden." Veel zullen we er niet op zeggen, doch hadden den heer Treub wijzer en ver standiger gedacht. Of zit in deze woorden misschien ook politiek Enfin, daarom is het ons nu niet te doen, want we wilden er ook nog kort even op wijzen, dat hij, die eens het signaal „Verspreiden" gaf, nu komt met het teeken „Verzamelen". Feitelijk heeft hij thans den Economi schen Bond den nek omgedraaid en pleit hij voor een aansluiting van alle vrijzin nige groepen tot één sterke partjj. Wat is dus de heer Treub woer ver keerd uitgekomen. Ilij wilde scheidon en komt tot aaneensluiting. Hij wilde verspreiden en laat toch weer „Verzamelen" blaz.en. Dat wij echter op onze hoede zijn. De vrijzinnige groepen sputteren wel wat over Treubs „VerzanTcP'-kreet, doch zullen tenslotte toch wel mee doen. En dan kunnen we bij de verkiezing van 1922 er op rekenen voor een vast aaneengesloten links bloc te staan. Vergeten we dat niet! ze gruwde er van. Herm's kreunen onttrok haar aan haar peinzen. Wat naar kwam dit er nu juist tus schen, dat Herin zoo ziek was geworden. Met kinderen had je altijd wat. Ze boog zich over Herm heen. Ja, hij was toch wel erg ziek, al nam Jan dat nu ook wat tè erg op. Onmiddellijk gevaar was er toch nog niet bij... Nu, ze zou hem goed oppassen wat 'n be- leediging van Jan, om haar dat te durven vragen. Tegen haar scheen hij alles geoorloofd te vinden. Maar ze had hem genoeg laten voelen, hoe ze het had opgenomen. Trouwens, wat maalde ze er om, wat hij over haar dacht 1 Maar vanavondhoe moest ze het voor elkaar krijgen 1 Als Jan vroeger kwam, en daar was veel kans op, kon ze dan wel een geldige reden vindon, om heen te gaan. Zou zo dien indrio- gerigen Henk van Rensen maar niet laten wachten, 't Stond nu toch al héél vreemd, als ze nü wegging. En mis schien was het" voor Van Rensen het beste, als hij maar eens goed voelde, dat ze zich ten slotte niets van hem aantrok. Maar neen, ze durfde het er niet op aan te laten komen. Ze kende zijn V Belastingplicht. 't Is een teere kwestie. Toch «en, die men maar uiet altjjd mag verzwijgen, en doen, alsof ze niet bestaat. We bedoelen het invullen van de be lastingbiljetten. Het ontduiken er vau schjjnt nu een maal een der grootste kwalen van ons volk te zijn. Met „De Zeeuw" zeggeu we dan ook gaarne „Een volk van handelaars en sjache raars zijn wij, maar 't is gebleken, ook een volk van smokkelaars en O.W.-ma kers, een volk van zwijgers en van-den- domme-houders, en halve-waarheid-spre- kers, in den grond een volk van leu genaars, wauneer 't met den fiscus in aan raking komt. En zulks alleen omdat bij velen de eerbied voor de Overheid als dienaresse Gods is uitgesleten, en hier mee ook de kennis van den plicht om aan die Overheid de volle haar toeko mende schatting te brengen. Men houdt tin omdat men het zelf zoo best kun gebruiken, of omdat die ander er niet mee noodig heeft, hoeveel men heeft, en dergelijke meer I Maar wie aan de Overheid, in welken vorm ook het haar toekomende onthoudt, zondigt tegen den Heere. Zij die zich Christenen noemen, mogen dit wel bedenken 1" Zeker, dat mag men wel bedenken Waar nog bijkomt, dat het voorbeeld van die belastingontduikers zoo slecht op anderen werkt. Vooral menscheu, die naar hun beste weten hun biljet in vullen, worden wel eens onaangenaam geprikkeld, als ze zoo terloops hooren, dat anderen, van wie ze toch zeker we ten, dat ze veel meer geld hebbtn of veel meer verdienen, echter niet meer belasting betalen dan zij. Waar dan ook daarover oen onzer le zers ons een klacht doet toekomen, ver wonderde ons dat in 't geheel niet. Moeilijker is echter de vraag, hoe in dezen tot een goede oplossing te komen. Zij, die gelooven, dat de Overheid Gods dienaresse is en die Christenen zijn, moeten en kunnen er op gewezen worden, dat zij, uit gehoorzaamheid aan het Goddelijk gebod, hun plichten ook in dezen als onderdanen hebben te vervul len. Doch hoe moet het men hen en zoo valschen aard. Waartoe zou hij niet in staat zijn, als ze hem den voet dwars zette. Al moest hij er dan zich zelf door blameeren, hij zou er niet tegen opzien, alles op haren en snaren te zetten en Jan en heel de familie van weerskanten op de hoogte te brengen met haar uit stapjes. Dan was het zeker enkel narig heid en wat kon zo dan nog beginnen. 't Leek maar 't voorzichtigst te gaan. Ze moest dan maar wat opzoeken. En ze zou gauw genoeg terug zijn. De avond viel. Weer een bode van Jan, met nog een informatie naar Herm. En de boodschap er bij, dat hij onmogelijk vóór tienen thuis kon wezen, ofhet moest met Herm zóó gesteld zijn, dat hij noodzakelijk komen moést. Ze liet. hem geruststellen. Herm was nu tamelijk rustig, liet zo weten. Zoo had ze (ie baan vrij. Zoo héél rustig was Herm wel niet, maar nood breekt wet. Ze kón onmogelijk wegblijven en, in ieder geval was het kind toch niet zóó, meende ze, dat ze er niet voor een uurtje tusschenuit kon. En langer zou ze in geen geval weg blijven. (Wordt vervolgd.) DOOR

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1920 | | pagina 1