Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen. irinYFNL a¥d~ No. 258. Zaterdag 10 Juli 1920. 3e Jaargang. Dit de Schrift. m is&a Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwseh-Vlaanderen" te Ter Neuzen. Alle stukken, de redactie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden aan den redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat 5, Ter Neuzen. ABONNEMENT: Bij bezorging 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederlaud/-1.25. ADVERTENTIËNVan 14 regels ƒ0.GO. Elke regel meer ƒ0.15. Abonnementen per contract. Crisistoeslag 15%. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen bij den drukker D. H. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen. Telefoon Nr. 20. COMMUNISME. en hadden alle dingen gemeen. IiAND 44, 45 4 32-35. Daar leest ge nu in uw Bijbel van communisme En dat wel bij de moeder kerk, Jeruzalem En dat bij de ideaal-gemeente Tegen welke we hoog opzien, en naar wier leven we ons gaarne willen richten en inderdaad wel richten mogen. Als tenminste onze b dijdenis waar is „Ik geloof in den JU Geest." Want dan .is die Geest ook ons geschonken en bij zonder aan de Kerk beloofd. En dus in «1 e gemeente des Geestcs behoort het ideaal te zijn „en hadden alle dingen gemeen." Zegge nu wie wil, dat de Kerk uit den tijd isl De wortel, waaruit deze liefdebloem van de gemeenschap aller stoffelijke dingen opbloeit, zonder welken ze door ons niet verdedigd kan en niet bestaan kan, is deze„En do menigte van de genen, die geloofden was één hart en ééne ziel." Dat is toch heel sterk. Als ge al die Christenen daar in Jeruzalem samen neemt, dan.krijgt ge één hart, één ziel één voelen, één willen, één aandrift, één drang. Denk eens aan die uiteenloopende karakters. Opene en geslotene. Milde en stroeve. Vroolijke en sombere. Uit bundige en ingetogene. Een verscheiden heid, die door de wedergeboorte niet uitgewischt, door Geesteswerk niet weg gevaagd wordt. En toch die verschil lende menschen één hart en één ziel. Hier brandde 't liefdevuur, ontstoken door de Heilige Liefde. Ze wisten zich ranken van één Wijnstok met dezelfde stuwing van levenssappen. Want verder leest ge midden in de teekening van het communisme der eerste Christenen „en de apostelen gaven met groote kracht getuigenis van/ de opstan ding van den Heere Jezus." In de gemeente telkens 't Opstandings-evange- lie. Waarom anders dan om 't geloof te versterken in den levenden Heere'? Zeker, niemand late los de verzoenende kracht van 's Heilands lijden en sterven. Maal ais het dan gaat over de toepassing van dit werk, dan kan 't niet anders of de Christenen leven ook, meer en meer uit den opgestauen Zaligmaker. Daarom kwamen ze, zooals Hand. 2 meldt, zoo dikwijls bijeen, beleefden de gemeenschap der heiligen. Dus 't liefdeleven te Jeruzalem in stoffelijk opzicht komt op uit den wortel der gemeenschap uit Christus, geplant door den H. Geest, den Pinkstergeest Wie dus echt communistisch wil zijn, die zoeke naar dezen geestelijken voe dingsbodem Ën onder de Christenen moet dos die éénhartigheid gevonden worden van de ééne kudde onder den éénen Herder. Waarom zijn wij geestelijk dikwijls armer dan de Christenen in Jeruzalem En daarom ook in de maatschappij niet wat we zijn moeten Daarom altijd terug naar den oorsprong. Naar den levenden Christus. Alleen herboren persoonlijkheden kunnen wat zijn voor een gemeenschap, gereformeerd naar 's Heeren wil Die geestelijke warmte der Jeruzalem- sche gemeente treedt naar buiten, en verheft nu het stoffelijke; en brengt in kommer en ellende, in nood en gebrek gaarne de grootste offers. Huizen werden verkocht, landerijen te gelde gemaakt, allerlei have van de hand gedaan. Het liefdeleven der heiligen Een van z'n kenmerken is spontani teit. De rijke zeide er tot den armebe schouw het mijne als het uwe. Hier waren geen pakkende reclame's, roerende advertenties, ellenlange bedelpreeken, twistgesprekken om te bewegen tot offe ren om 's Heeren wil. Er was een heilige drang, er brak echt geestelijk leven door. Zoo als vanzelf verkocht nu de een een huis, de ander een akker. „Domme menschen!" zouden veel Christenen tegenwoordig zeggen. Zoo maar een huis verknopen om des armen, om des Heeren wil.' Ongehoord Zeker 't is ook ongehoord, wat Christus voor u deed Nóg een kenmerk is de vrijwilligheid. Er werd geen gebod uitgevaardigd om alles te verknopen, er werd geen dogma van gemaakt; bet werd niet opgelegd. De Heere vraagt een gewillig volk, vooral in de offers voor de armen ook voor den socialen nood in de maatschap- lijke ellende 1 't Ging ook min of meer geleidelijk. In het door den H. Geest bewerkte bewustzijn, dat het leven der geloovigen uit den Christus ontsprong, kwamen hoe langer hoe moer inzicht en gevoel voel den plicht der heilige liefde, den plicht der overgave, der offerande voor den naaste, die zulke liefde behoefde. En waar dat werd verstaan, ging menige bezitter over tot verkoop van huizen of akkers ter anderer bate. Waar is nu de man of vrouw, de Christen of Christin, die zegt tot den armen broeder of zuster: „al het mijne is het uwe"? Waar is hij, die nu om 's Heeren wil een huis verkoopt Die de opbrengst offert voor armen en noodlijdenden Als dat helpen kan Zoo kan het komen, dat ge zelf wat offeren moet, veel losmaken en loslaten. „Hoe bezwaarlijk zullen de rijken ingaan in het Koninkrijk Gods." Want nu moet de brandkast open. Uw huizen zijn dan niet langer welverzekerd bezit. Dat is revolutie Ja, maar de vreedzame omwenteling als gevolg van hartsvernieuwing en levensverandering door Gods Geest. Red mij van hen, die 't ruim genot Der wereld voor hun heilgoed achten Geen deel dan in dit leven achten En maken van den buik hun god Dit communisme heeft niets uitstaande met het gewelddadige, vleeschelijk-revo- lutionaire communisme, dat in onze dagen zijn duisterniswerk doet. Want de verkoopingen in Jeruzalem hadden plaats voor degenen, die gebrek ledeu. Ieder van hen ontving naar dat hij van noode had. De geldsommen werden gelegd aan de voeten der apostelen en ter hunner be schikking gesteld om in eigen kring, naar behoefte, uit te deelen. Zoo moet dus aan diakonale zorg worden gedacht. En niet het minst, het privaat bezit bleef gehandhaafd. Petrus zegt tot Aunanias „Zoo het gebleven ware, bleef het niet uwe En de Christin Maria bezit ook later in Jeruzalem nog een eigen huis (Hand. 12). Dat ze echter en ziehier weer de Christelijke liefde gaarne openstelde voor de vergaderingen der broeders en zusters. Eindelijk ook in deze ideale gemeente sluipt de zonde in. Terwijl ook ver volgingen haar uiteendrijven, zoodat die gemeenschap der goederen een tijdelijke was. Paulus moet later in de heiden-Chris telijke gemeenten collecten houden voor de arme moederkerk. Toch, hier is ons een ideaal geteekend. Zoo moet inderdaad de liefde onder ons werken. Zoo moeten wij uitkomen en zullen de Christouen uit kracht van dit beginsel hebben te arbeiden, hebben te handelen. Om het volken en menschen te leeren, dat de oplpssing der sociale kwestie ligt in de gehoorzaamheid van Christus. Voor alle dingen is daartoe noodig de geestelijke voedingsbodem. Bidt gij om den Geest des Heeren, wiens machtige wprking die liefde ver wekt en opwassen doet. Opdat gij loskomt van uw bezit en vast wordt aan den Heere. Dan is er een levend geloof en ook een levende uitstraling der Christelijke gemeenschap. Dan moogt ge aldus wandelend uitzien naar de volle verwezenlijking van ons ideaal, op dien dag, waarop heel de schare Godskinderen vereenigd zal zijn, één hart en één ziel. Eén in bezit van de gansche aarde. Als allen rijk zijn door de volheid hun-door God geschonken. En dat om den Heere te loven en te prijzen in eeuwige liefdesgemeenschap 1 Heemstede. Brouwer. V Ons vrouwelijk Raadslid. 'tls een geschiedenis, die reeds heel wat tongen en pennen in beroering heeft gebracht, en dit nog wel zal doen- Lang hebben we geaarzeld er ook eens het onze over te Zeggen, doch willen dat thans, nu deze kwestie in de laatstge houden vergadering van den Raad is behandeld, niet.langer verschuiven. Laten we dan voorop stellen, wat ook de Voorzitter in dpn Raad zoo terecht zei, dat het niet gaat om mevrouw Dui ker persoonlijk, doch om het vrouwelijke raadslid. Men zal uit de verschillende mededee- liugen hebben kunnen lezen, dat B. en W. den 21 Juni j.l aan Mevrouw Duiker een schrijven hebben gezonden, inhou dende, dat zij één der vereischten voor het lidmaatschap van den Raad heeft verloren, door het vertrek van haar man naar Nijmegen. Van Mevrouw Duiker is daarop be richt ingekomen, dat zij zich niet met deze opvatting kon vereenigön en dat zij de zaak wenschte te onderwerpen aan het oordeel van den Raad. Vandaar dat dus deze zaak aan de orde kwam. B en W. hadden schriftelijk hun be slissing nog eens uiteengezet, waarvan We het volgende aanhalen „dat de wettige woonplaats van Me vrouw Duiker niet meer Ter Neuzen, maar de gemeente Nijmegen is, aangezien immers de gehuwde vrouw, die niet van tafel en bed gescheiden is, geen andere woonplaats heeft dan die van haar echt genoot," „dat MevrouW Duiker zelf zeer juist te kennen geeft, dat inschrijving in het bevolkingsregister niet de woonplaats beslist," en „dat adressante in haar betoog vergeet, dat de gehuwde vrouw een afhankelijke woonplaats heeft." De discussies over het voorstel van B. en W. hebben, we willen dit gaarne erkennen, op waardige wijze plaats gehad. Dat de heer Hamelink het standpunt van zijn partijgenoote verdedigde, staat hem geheel vrij, en kan dan ook geen afkeuring verdienen. Formeel moest hij echter B. en W. gelijk geven. Ook „Het Volk", de afwijzing, van Mevrouw Duiker's beroep besprekend, doet dit, waar het blad zegt „Ook wij zijn van meening dat formeel deze op vatting (die van B. en W. Red Z. VI.) juist is." Gevaarlijk was de raadgeving echter van den lieer Ilamelink, om zich als Raad op het breede standpunt te stel len en niet vast te houden aan het ion meele, doch aan de werkelijkheid. Dit zog geworden zijn als de Raad zich op dit standpunt had gesteld overtreding van dé wet. fin met den Voorzitter zeggen we dan: „De wet vordert van ons handhaving." Handhaving van de wet, en aangezien B.' en W. dat deden, was hun standpunt dan ook het zuivere. In verband daarmee releveeren we dan ook gaarne nog eens de woorden van den lieer Scheele „We voelen al len wel, dat er hier iets hapert, doch op het oogenblik is het standpunt van B. en - W. het zuivere. Als Mevrouw Duiker in hooger beroep gaat, isjiet niet onmogelijk, dat er nog eens Wets wijziging komt, doch wij moeten ons nu nog op het standpunt van B. en W. plaatsen." Deze woorden geven den juisten toe stand weer. Zeker, wc stemmen dade lijk toe Er hapert iets. Liever hadden we ons vrouwelijk raads lid in 't geheel uiet gehad dit geldt haar weer als lid van den Raad, niet persoonlijk en betreuren we nog steeds de invoering van het vrouwenkiesrecht, doch nu de zaken eenmaal zoo staan, moeten ook alle hinderpalen, zooals er zich het eerste in onze gemeente heeft voorgedaan, worden weggenomen. Niet omdat het de rechten van de vrouw kleineert, zooals de heer Hame link beweerde, doch omdat het lidmaat schap van den Raad en billijkheid dit met zich mee brengen. De zaak is er, naar het ons voorkomt, niet een om zich met grapjes er af te maken. Wat een onzer bladen in gekheid'op merkte, dat een man, wiens vrouw lid van den raad is, aan haar dit lidmaat schap zou kunnen ontnemen, door naar elders te vertrekken, zou waarheid kun nen worden. En ieder zal moeten toestemmen, dat dit toch een onrechtvaardige toestand met zich meebrengt. Het deed ons dan ook leed, dat het zelfde blad zich ietwat spottend uitliet over wetswijziging naar aanleiding van dit voorval. Heusch, wat bespottelijks is daar nu in? We hebben eenmaal het vrouwenkies recht en vrouwelijke Raads- <>n Staten leden al herhalen we het nog eens, dat, we zulks betreuren waarom haar dan onbillijk te behandelen, en het a. li. w. van één man te laten afhangen, om een keuze van veel kiezers ongeldig te maken En juist billijkheidsoverwegingen heb ben ons er toe genoopt, dit te schrijven. Wat echter niet wegneemt, dat wij er werkelijk niet om zullen treuren, als geen vrouwelijk Raadslid meer onze ge meente met haar bezit zal verrijken. En of dat woord „verrijken" dan nog goed gekozen is, nou, dat laten we maar in 't midden. 't Zou moeten blijken. Hoofdschotel voor het buitenlandse!) Overzicht is de conferentie te Spa tus- schen de geallieerden en de Duitschers. De particuliere correspondent van de „N. R. Ct." teekent de algemeene toe stand aldus: „De atmosfeer hier lijkt mij ongeveer als volgt: De Engelschen willen voor alles de zaken afdoen voor hen is de Duitse he kwestie niet meer zoozeer het hoofdprobleem, als voor de andere deel nemers. Dat geeft hun echter tegelijker tijd een zeker overwicht. Sforza, do Italiaansclie minister van oorlog, wil vooral goede trouw bij de Duitschers zien. De Franschen zijn veel wantrouwiger, maar zijn toch onder den indruk van den algetneenen wil om tot oen vergelijk te komen. De Duitschers zijn heel zenuwachtig. De kenners van internationale toestanden onder hen geven echter toe, dat de stem ming hier voor hen gunstiger is, dan ze dien van Duitschland uit beoordeelen. Het is noodig, dat de binnenlandsche politici in de Duitsche delegatie eenigs- zins in den schrik blijven, die hen be vangen heeft. Anders zouden ze allicht weer tot omslachtige en langzame metho des hun toevlucht nemen, die ze thuis gewend zijn en die hier nu fataal zouden werken. Van dien Duitschen schrik gesproken, Woensdag stonden de Duitsche bladen vol van oen crisis te Spa. Later werd echter de hoop uitgesproken, dat er zoowel op het punt van de ontwapening als op het punt van de schadeloosstel ling een compromis tusschen de aan spraken der geallieerden en de mogelijk heid om daaraan te voldoen van Duitsch land zal worden gevonden. Het bericht uit Spa, dat Lloyd George met onmiddellijke dwangmaatregelen te gen Duitschland zou hebben gedreigd, wordt - door de openbare meening in Duitschland voor ongegrond gehouden. De Freiheit verklaart, dat er tusschen de onafhankeljjken en de Entente, wat betreft een eiseh tot ontwapening van Duitschland, solidariteit bestaat, al ver langt de Entente het weerloos maken van Duitschland ook uit imperialistische overwegingen. Over Lloyd George is men in de ge allieerde landen nogal best te spreken. Zoo schrijft bijv. d'Argan in de „Gaulois:" Lloyd George, die door zijn ambtgenoo- teu aangewezen was om namens de en tente het standpunt der bondgenooten uiteen te zetten, heeft zich niet laten meesleepen of verteederen door de ar gumenten van de tegenpartij. Het was voor ons een voldoening en, laat ik zeg gen, een gelukkige verrassing om te er varen, dat hij in zijn requisitoir, zoowel als in zijn replieken, oen vastheid en een kracht toonde, waarvoor Frankrijk in hot bijzonder hem dank zal kwijten. .Het zou kunnen, zegt men, dat de waar schuwing van Loyd George geen heilza me uitwerking heeft op de Duitschers, maar zij zal in ieder geval hundeoogen openen vffor der groote beteekenis van de volkomen eensgezindheid der bondge nooten om Duitschland hun wil op te leggen. Saint Brice in het Journal is een beetje twijfelmoedig gestemd, maar, zegt hij, men moet het geschil, dat op de con ferentie aan den dag is gekomen, niet al te tragisch opvatten. Het is maar een proefje. Ten slotte komt het resultaat van de beraadslaging van Dinsdag hier op neer, dat de Duitschers voor 10 Juli de ontwapening geheel hadden moeten doorzetten, dat zij getracht hebben uit stel te krijgen voor onbepaalden tijd en dat mon hen in de gelegenheid heeft ge steld een vasten termijn te bepalen. België blijft roepen. Blijft roepen om een verbond met den grooten broer, met Frankrijk. 't Schijnt echter nog uiet zoo hard te gaan, want de Belgische painister van Landsverdediging, Janson heeft aan een Belgisch journalistj die hem over het Fransch-Belgisch militair verbond vra gen stelde, het volgende verklaard, dat door de Temps wordt medegedeeld De Franschen en wij hebben de zaak herhaalde malen besproken, maar die besprekingen konden niet tot een re sultaat leiden. Een militair verbond vereischt een grondig onderzoek door de staven der geallieerden. De Belgische en de Fransche staf zijn ijverig bezig met dat onderzoek. Wat betreft Enge land hopen wij nog steeds, dat het zal eindigen met ons standpunt te aanvaar den, en dat het sluiten van een verbond tusschen Frankrijk, Groot-Brittanië en België, waarin België zijn militaire auto nomie zal bewaren, mogelijk zal zijn. Bovendien is maarschalk Foch van tnee- ning, dat België de meest volledige vrij heid moet bewaren, wat betreft zijn mi litaire organisatie. Hopen, ja, dat doen onze Zuidelijke buren. Hopen, ook wel ten opzichte van Zeeuwseh-Vlaanderen. Doch hopen is geen hebben, buurtjes! Roemenië laat ook weer eens van zich hooren. Een telegram uit Boekarest meldt, dat Take Jonescu, de Roemeenscho minister van Buitenlandsche Zaken in de Kamer verklaard heeft, dat een hechte vriend schap met de geallieerden de duurzame politiek van het Roemeensche ras is. De geheele regeering is volkomen een stemmig op dit punt, want die politiek staat boven de wisselvalligheid der ge beurtenissen. Welke de bijzondere en maatschappelijke kwesties ook zijn, die de geallieerden onder elkaar hebben te verhandelen een kwestie stijgt boven de anderen uit: het weten van een groote eenheid met groote bondgenooten. Die bandon zijn door te veel bloed gehecht, dan dat uien ooit één oogenblik zou kun nen denken, dat zij eenmaal zouden kun nen worden verbroken. Zoo ook de be trekkingen met onze naaste-buren. Het is voor Roemenië een levensbelang om de besluiten vau de conferentie van Pa rijs te handhaven, die voor dit land een kwestie van nationaal behoud is. De buitenlandsche politiek van Roemenië is die, welke in de ziel van alle Roemenen staat geschreven. Dat is de ware en de eenige politiek van het Roemeensche volk. Schoone woorden, zooals men ziet. Maar de werkelijkheid? Zoo gewonnen, zoo geronnen I „De Komuiunist" te Erfurt, het com munistische partijblad voor Midden- Duitschland, dat spoedig na zijn oprich ting 7000 abonné's had, houdt op te verschijnen, wegens vermindering van het aantal abonné's ten gevolge van het verflauwen van de coiumuuistische be weging in Saksen en Thüringen. Ontvlucht Naar de Daily Mail uit New-York verneemt, hebben '24 gedetineerden in de gevangenis te Indianapolis de vlucht genomen, na eerst staven van hun cel to hebben doorgezaagd en een gevangen bewaarder bewusteloos te hebben ge slagen. Van de vluchtelingen bevinden er zich zestien nog op vrije vooten. Het doorzagen van de tralies moet een dag of drie hebben geëischt. Do tralies moeten met zeep ingesmeerd zijn om het gekras van de zaag te voorkomen. Medeplichtigen hebben de zagen de ge vangenis binnengesmokkeld. Oud journalisten candidaat-President. Het is een opmerkelijk feit dat na de verkiezing voor het presidentschap der V. St. de Unie een staatshoofd zal hebben, die in nauwe betrekking staat of stond tot de journalistiek. Harding, de Repu- blikeinsche candidaat, is redacteur-uitge ver van bladen, en Cox, de Democratische candidaat is loopjongen op een drukkerij en ook verslaggever geweest; ook in later jaren n.l. tusschen den tijd dat SSd

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1920 | | pagina 1