Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
254.
Zaterdag 26 Juni 1920.
3e Jaargang.
Uit de Schrift.
F E U I L L E T 0 N.
BUITENLAND.
JAN WAANDERS.
Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwseh-Vlaanderen" te Ter Neuzen.
Alle stukken, de redadtie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden
aan den redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat 5, 1 er Neuzen.
.ABONNEMENT: Bij bezorging 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland/-1.25.
ADVERTENTIËNVan 1—4 regels ƒ0.60. Elke regel meer ƒ0.15. Abonnementen per
contract. - Crisistoeslag 15%. Inzending van advertentiën tot 12 uur^'s middags op
de verschijndageu bij den drukker D. H. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen.
Telefoon Nr. 20.
Job, door Gods hand zoo zwaar be
zocht, is in dit hoofdstuk bezig om zich
te verdedigen tegenover de beschuldi
gingen van zijn vrienden, inzonderheid
van Elifaz, die hem van allerlei misdaden
betichtte. Hij toont aan, dat hij rein
was van vele zonden, waarover men hem
beschuldigde en dat de godsvrucht bij
hem de drijfveer was tot de barmhartig
heid en gerechtigheid, die hij had be
oefend. Ook de sociale gerechtigheid
beeft, Job betracht. Daarvan getuigt bij
in bovenstaand Schriftwoord. Als patroon
blonk hij zeker uit boven velen van zijn
tijd, toen men slaven en slavinnen hard
behandelde en deze niet het recht hadden
zich op een rechter te beroepen. Voor
onderdrukking zijner dienstbaren heeft
Job zich aldoor gewacht. Hij heeft ze
nooit als rechtlaoze slaven, gelijk destijds
gedaan werd, behandeld. Als zij een
geschil met hem hadden, heeft hij ze
niet als zaken, maar als personen be
schouwd en altijd hunne persoonlijke
rechten geëerbiedigd. Hunne klachten
heeft hij steeds gehoord en hij gaf hun
gelegenheid om te zeggen wat zij op hun
hart hadden. En als het bleek, dat zij
gelijk hadden, hééft hij nooit hunne
rechten versmaad, maar deze ten volle
erkend en hunne eischen, als zij recht
en billijk worden bevonden, altoos inge
willigd. Dit treft ons te meer, omdat,
volgens Jobs eigen getuigenis in hoofdstuk
19, zijne dienstmaagden in zijn lijden
hem voor een vreemde achtten en ais hij
zijn knecht riep, deze hem niet eens
antwoordde. Zij hadden Job in zijn lijden
wel versmaad. Doch Job heeft hen en
hunne rechten nooit versmaad. Hij
oefende tegenover hen sociale gerechtig
heid. Godsvrucht was daartoe bij hem
de drijfveer. Stel eens, dat hij hen
onderdrukte, wat zou hij God antwoor
den Hij wist, dat hij een Heere in
de hemelen had, een Rechter, aan Wien
hij rekenschap was verschuldigd van zijn
daden en die alle onrecht bezoekt. Daarbij
bedacht Job, dat Kén en dezelfde Schep
per hen had gemaakt, dat zij uit éénen
bloede waren en als schepselen voor God
gelijk stonden en dat zijne dienstbaren
derhalve het recht hadden om behandeld
te worden als menschen en als schepselen
Gods. Godsvrucht, ziedaar de wortel
van sociale gerechtigheid.
Het ware te weuschen, dat alle pa
troons en werkgevers in dit opzicht
navolgers van Job konden worden ge
noemd. De standen zouden dan niet
zulke afstanden zijn geworden. Hebben
wij niet allen éénen Vader Heeft niet
één God ons geschapen? Waarom han
delen wij dan trouwelooslijk, de een
tegen den ander (Mal. 2 10).
66) Z E L A N D I A.
Gloeirood lag het kopje op het kussen
de wijdopen oogen staardenhij riep
haar, maar blijkbaar, zonder het zelf te
weten.
Ze schrok er van.
Wat had Herm Hoe was hij op
eens zóó
Ze legde haar hand op zijn voorhoofd
wat was het lieet. Koortsheet.
,,IIerm," zei ze.
Maar hij scheen het niet te liooren.
Onrustig draaide hij zich om en kreunde.
Ze maakte een zakdoek nat en legde
dien op zijn hoofd.
Een oogenblik werd hij wat rustiger.
Zoo, nu zou hij misschien wat insla
pen en van avond wel weer heter zijn
hij was immers altijd een sterke, gezon
de jongen Ze moest zich zoo gauw
niet ongerust maken.
Omdat zoo weinig bedacht wordt, dat
wij aan den hoogslen Rechter rekenschap
verschuldigd zjjn en dat onze dienstbaren
ook schepselen zijn van éénzelfdcn Maker,
geschiedt er zooveel onderdrukking en
worden de arbeiders vaak niet in hunne
rechteu gehoord eh onmenschwaardig
behandeld. Dit komt helaas ook voor
bij Christenbelijders, die anders toch een
voorbeeld moesten geven van godsvrucht
Waar de vreeze Gods niet heerscht,
breekt de zonde door in hoogmoed en
geringschatting van zijn ondergeschikten.
Hebt daarom niet de gedaante der
godzaligheid, maar betoont de kracht
daarvan, door als Job sociale gerecbJig-
lieid te betrachten. Onze dienstbaren
hebben hunne rechten. Zij hebben recht
op een menschwaardige .behandeling, op
loon naar hunnen arbeid, op ontspanning
na inspannend werk, enz. De vreeze
Gods lcort ons de rechten onzer dienst
baren te eerbiedigen. Hunne rechtmatige
wenschen moeten gehoord worden. Ge
schillen moeten niet aanstonds voor de
rechtbank eener organisatie gebracht
worden, doeh allereerst tusschen patroon
en arbeider worden behandeld. Als onze
dienstbaren tot ons komen met een
wensch of verzoek, dient dit door den
patroon overwogen te worden en wordt
het rechtmatig en billijk geoordeeld, dan
moet het ook worden ingewilligd. Neemt
een voorbeeld aan Job. Laat de vreeze
des Heeren u leiden, opdat gij gerechtig
heid moogt oefenen in liet sociale leven.
Dat'is de roeping van alle ^Christen-
patroons. „Gij heeren doet uwen dienst
knechten recht en gelijk, wetende dat
ook gij een Heere hebt in de hemelen
Aanvallen op de politie.
De bladen van de socialisten en daar
onder natuurlijk in do eerste plaats „Het
Volk" bevatten tegenwoordig nog al eens
aanvallen op de politie.
Nu is dat niet zoo'n groot wonder,
want telkens als ze de een of andere
staking hadden afgekondigd ot een groote
of minder groote demonstratie op touw
hadden gezet, was dit het geval.
We raken er dus zoo langzamerhand
wel aan gewoon, doch moeten toch op
passen deze zaken niet heelemaal in het
vergeetboek te dringen. Daarvoor zijn
ze werkelijk te ernstig. Vooral waar
thans de aanvallen op de politie een
tamelijk scherpen vorm beginnen aan te
nemen.
Dat de politie is aangewezen om in
stad en dorp de orde te handhaven en
dus ook heeft te zorgen, dat door demon
straties aan het verkeer geen hindernissen
in den weg worden gelegd, en dat werk
willigen niet worden lastig gevallen door
postende stakers, zie, daarop moet te
genwoordig wel eens wat meer de aan
dacht gevestigd worden.
In de laatste tijden is dat echter wei
nig gebeurd. Wordt in verschillende
„open brieven" van socialistische en
communistische agitators het politiecorps
zelfs zoover mogelijk naar beneden ge
haald.
Uit een dier „open brieven", afkomstig
uit de stad Groningen, haalt de „Nieuwe
Provinciale Groninger Courant" een en
ander aan, om te laten zien welk een
„wilde woede en de zucht om zoo diep
Toen Jan 's avonds laat thuis kwam,
vond hij Herm in een harde koorts.
Verwijtend keek hij Truus aan. Waar
om had ze den dokter niet ontboden
Ze zag toch wel, dat het niet goed stond
met het kind
In haar hart moest ze toestemmen,
dat hij gelijk had. Maar ze had de harde
werkelijkheid niet willen zien en zich
wijs gemaakt, dat het zoo erg niet was.
En stug antwoordde ze
„Natuurlijk, 't zal mijn schuld wel we
zen, dat Herm ziek is. Waarom ook
niet. 't Is immers altijd allemaal mijn
schuld
„Dat zeg ik nietmaar waarom geen
dokter gehaald. Je kon toch wel zien,
dat
Dat zeg ik immers, 't Is mijn schuld
zei ze koppig.
Hij zweeg maar. Met haar was toch
niet te redeneeren. Eu om Herm, die
daar lag te gloeien in koorts, zette hjj
liet gesprek niet voort.
't. W as al laat. Zou hij nog even om
den dokter gaan Of 't afzien dezen
nacht
Opnieuw kreunde Herm.
Hij kleedde zich om uit te gaan.
,,'k Ga even den dokter waarschuwen."
mogelijk te beleedigen" daaruit spreekt.
In dat „fraaie" stuk wordt de politie
verweten, dat ze zeer laaghartig is op
getreden. Zonder dat er maar de gering
ste aanleiding voor bestend, werden
rustige groepen arbeiders niteengeranseld
en gebruikte de politie ü!*i waren wel
lust de wapenen. Alleen door haar schuld,
heel het dan, is in Groningen arbeiders-
bloed gevloeid.
En met hoogdravende woorden komt
dan tot haar de vraag: „Wie zjjt ge?",
met het antwoord: „Gij zijt uit de ar
beidersklasse voortgekomen. Het waren
uw vaders en moeders, uw broeders en
zusters, die gij hebt bcleedigd. Is er
dan geen besef van saamhorigheid niet
de arbeidersklasse
We hebben een oogenblik verwonderd
gestaan over een zoodanige argumentatie.
Maar ook niet lang, want gedachtig,
vanwaar dit argumeuteeren komt, be
hoeft het ook heusdi geen groote ver
wondering te baren.
Tocli is het droevig, dat op die wijze
de arbeiders worden voorgelicht en op
gezweept.
Geeft het dan iets, uit welken kring
een politie-agent afkomstig is? Hij heeft
tenslotte toch tegenover een ieder zijn
plicht te vervullen en de hevelen van
de wettige overheid op te volgen, zelfs
al gaat het tegen een familielid. Doch
daarvan schijueu de heeren geen begrip
te hebben, of ze trachten, het wel ziende,
de menschen op te ruien en de politie
afkeerig van haar taak en plicht to
maken.
In het verdere van dien schandelijken
brief wordt de poliiie op de grofste wijze
beleedigd, door van haur te zeggen, dat
zij niets anders kan dan walgelijk krui
pen naar hoven en slaan naar beneden.
Haar belooning zal zijn, dat die boven
haar staat, haar met den nek zal aanzien
en haar slechts gebruikt voor het vuile
werk.
Is het niet verschrikkelijk
Niets wordt langzamerhand meer ont
zien in den strijd voor omverwerping
van de hedendaagsche maatschappij.
Voor hen, die daarvan niet willen we
ten en dat zijn er gelukkig nog zeer
velen is het echter zaak waakzaam
te wezen, en de politie in haar optreden
voor de handhaving van het recht en
het wettig gezag zooveel mogelijk be
hulpzaam te zijn.
Gewoonlijk heeft onze politie daarvan
niet veel gemerkt, is er meer antipathie
dan een meevoelen, meehelpen en waar-
deeren.
Laat dat nu toch eindelijk eens uit
zijn, laat ze zien, dat wij haar werk
hoogelijk waardecren, er eerbied en ach
ting voor hebben.
Onze nationale en ook, ja vooral ook
onze geestelijke vrijheden worden be
dreigd. Een georganiseerd sterk staan
kan onder 's Heeren hulp alleen daar
tegen het groote wapen zijn.
V De Kamerleden.
Dat de leden van de Tweede Kamer
in den tegenwoordigen tijd zich van hun
vergoeding, ten bedrage van f3000, niet
kunnen redden, behoeft natuurlijk geen
beloog.
Toch zijn er zoo van dio heel natuur
lijke dingen, waarop schier niemands
Ze antwoordde niet.
Dat het nou ook allemaal zoo samen
liep. Onrust op onrust. Ze greep naar
haar roman. Misschien gaf dat wat
afleiding, 't Mocht watgeen kwestie
van. Van Rensens schrijven bleef door
haar geest dwarrelen Herms ziek zijn
kwellen.
Ze klapte haar boek dicht.
Bah, wat was er toch 'n ellende in de
wereld.
Dokter kwam, 'n uurtje later.
Onderzocht Herm. Schudde 't hoofd.
„Hard aangepakt ineens. De longen
zijn aangedaan. Toch niet geklaagd van
te voren informeerde hij.
„N nee 1" aarzelde ze. Ze had in
derdaad niet te zeer haar aandacht aan
hem gewijd.
Een drank werd voorgeschreven, die
Jan dadelijk ging halen.
Dokterkwam morgenochtend weer
zien, beloofde hij hij 't heengaan.
„Ga jij maar naar bed," zei Jan tegeq
Truus, „ik blijf waken."
Ze zag, hoe vermoeid hij was. Even
kwam haar beter-ik boven.
„Laat mij maar," stelde ze voor. „Jij
hebt den heelen dag hard gewerkt."
„Ik zou tóch niet slapen kunnen, ga
aandacht valt, en waarover, als men er
opmerkzaam op wordt gemaakt, bijna
allen het roerend eens zijn.
Nu dan, „Het Volk" rekent zijn lezers
ook eens voor, hoe weinig de vergoeding
der Kamerleden toch wel bedraagt, als
het er op aankomt.
Hoewel dit auders meestal niet moge
lijk is, nemen we thans met instemming
uit dit socialistische hoofdorgaan het
volgende over
„De f 3000 is slechts een bruto-ver-
goeding. Hij heeft daarvan vele uitgaven
te doen, die in verband met de waarne
ming van het ambt onvermijdelijk zjju.
Hij heeft bovendien eeue uitgebreide
korrespondentie te verzorgen, terwijl van
degenen, die advies of hulp vragen, nog
steeds slechts een minderheid zoo fat
soenlijk is 'n postzegel voor antwoord in
te sluiten. Wil hij weditwo en weezen
eventueel niet geheel onverzorgd achter
laten, dan moet luj op eigen kosten voor
ziening treffen enz. YVelke heteekenis
deze bruto-vergoeding van f 3000 tegen
woordig heeft, wordt volkomen duidelijk
als men bijv. nagaat, dat een adjudant-
onderofficier thans een maximum geniet
van f 3100. Dat officieren e.d. de
eerste de beste kapitein komt tot f 5900
tegenwoordig laag neerzien op dat
povere troepje van het Binnenhof, voor
zoover de leden geen achtbaarheid out-
leenen aan bezit of eene andere, behoorlijk
betaalde positie, is duidelijk".
Het blad wijst er dan verder zeer te
recht op, dat het Kamerlidmaatschap,
wil men het inderdaad naar behooren
waarnemen, vrijwel den vollen menscli
vraagt en dat vele niet-gefortuneerde
Kamerleden er op uit zijn om een neven
betrekking te krijgen, die omdat ze een
flink salaris hoognoodig hebben, allicht
hoofdbetrekking wordt.
Dit op zichzelf is reeds ernstig genoeg,
maar er is een nog ergere kwestie, n.l.
deze, dat door gebrek a. h. w. gedwon
gen, een Kamerlid zich tot een bevriend
Minister wendt, en zoo zijn absolute
zelfstandigheid prijsgeeft.
De mogelijkheid, dat zoodanige geval
len zich kunnen voordoen, mag feitelijk
niet eens bestaan, en daarom is het dan
ook noodig, dat de leden der Tweede
Kamer een zoodanige vergoeding genie
ten, dat ze niet ipeer behoeven om te
zien naar allerlei nevenbaantjes en hij
betrekkingen, doch zich behoorlijk van
hun inkomen kunnen redden.
De verschillende partijen klagen er
dikwijls over, dat hun Kamerleden zoo
veel baantjes hebben, doch zoolang een
goede bezoldiging ontbreekt, vervalt dit
recht tot klagen wel grootendeels.
Worde het echter spoedig anders!
De Christelijke Interna
tionale.
Gewoonlijk is gatfw te merken in wat
voor gemoedsstemming iemand schrijft,
vooral een schrijver in een politiek or
gaan.
Heeft een zaak heel weinig of in 't
geheel niets te heteekenen, dan zal er
ook maar zelden over geschreven worden.
Betreft het echter een kwestie, waardoor
voor de partij van den schrijver gevaar
voor afbreuk kan bestaan, dan maakt
hij zich gereed om zoo fel en hatelijk
mogelijk te schrijven. Gaat hij de zaak
maar gerust."
„Dan zal ik je aflossen; roep me dan
tijdig."
„Ja, ja," antwoordde hij.
Zorgzaam boog hij zich over Herm
heen, streelde zijn haren, teeder als een
moeder. Truus voelde even schaam
te gloeien was hij niet beter, véél be
ter dan zij
HOOFDSTUK VII.
Longontsteking was het, wat de dok
ter, den volgenden morgen vroeg reeds,
constateerde.
Jan had den geheelen nacht door, tot
vroeg in den morgen gewaakt. Hij had
Truus niet willen wekkenzijn zieke
jongen hield al zijn zenuwen gespanneu.
Hij kon niet van hem weghij kon het
niet over zich krijgen, Truus te roepen
't was als was hij daar aan dat bed ge-
gebonden als moest hij dicht, héél dicht
blijven bij Herm, bij den eeni^eo, die
hem nog hechten deed aan liet leven.
En hij voelde dit ziek-zijn als een greep
naar zijn dierbaarst bezit, naar zijn alles.
Daar lag het altoos zoo vroolijk ke
reltje, dat zoo druk bezig kon zijndat
tegen hem kon opspringen en altijd ver
langend wachtte tot paatje thuis kwam
erg kleineeren, en tracht te doen, also'
hij er in 't geheel niets om geeft.
Meestal, we zeiden het reeds, gelukt
dit niet al te goed, en komt zoo tusschen
de regels door de spijtigheid heel ondeu
gend om een hoekje gluren.
Een heel duidelijk bewijs daarvan le
verde dezer dagen „Het Volk" weer
eens, toen het schreef over de Christe
lijke Internationale Vakvereeniging, die
de vorige week te 's Gravenhage defini
tief is opgericht en welker leden daar
enkele dagen vergaderd hebben.
Het socialistische orgaan concludeert
allereerst dat de „kerkelijke vakveieeni-
gingsuiannen, onder den zegen van Ruys
en Huszar" bijeengekomen zijn om een
macht te vormen tegenover de moderne,
de revolutionaire Internationale. De
slotconclusie is, dat het blad er niet aan
twijfelt of het wicht de Chr. Inter
nationale dan zal ook in de naaste
toekomst zorgvuldig worden opgekweekt.
„Kapitaal en Kerk zullen het niet ver
zuimen. Maar tóch zal 't altijd een fles-
schenkindje blijven. Want de levenssap
pen, die het tot een gespierden, forschen
kerel zouden kunnen maken, worden
slechts in en door de strijdende arbei
dersklasse geproduceerd. Èn daarmede
heeft dit christelijke wichtje geenerlei
kontakt".
Men proeft vooral ook uit dit laatste
de spijtigheid.
Zeker, het zal een flesschonkindje blij
ven, maar, je kuut nooit weten, 't moest
toch nog eens flink gaan groeien.
En wat dan Zal het dan een dam
vormen tegen de revolutionaire arbeiders
Ziet ge, daarvoor is „Het Volk" in
wendig o zoo bang. Zoo bang, dat het
revalutiekindje gaat kwijnen
En vandaar die duidelijke spijtigheid.
Ons is liet oprichten van de Chr. In
ternationale eenter een reilen tot dank
aan Hem, in Wien is alle Macht en
Majesteit, en Die ook in de moeilijkste
levensdagen de Zijnen niet zal begeven
noch verlaten.
Gebiede onze God dan ook Zijn onrais-
baren zegen over deze nog zoo jonge
Christelijke Internationale Vakvereeni-
ging-
't Ging geheel onverwachts.
De Opperste Baad besloot nl. plotse
ling met ingang van Maandag te Bou
logne een conferentie te houden.
't Heette eerst een politiek „onder
onsje" te zijn van enkele voorname
leiders in de geallieerde landen, doch
't is een bijeenkomst van dit liooge
college geworden.
Dat daar heel wat gepraat is, spreekt
vanzelf.
Wat zijn nu echter de uitkomsten?
De „N. R. Ct." vat ze in het volgende
vijftal punten samen
le. Lloyd George heeft niet gedaan
kunnen krijgen, dat met de hervatting
van de handelsbetrekkingen een erkenning
van de Sowjet-regeering zal samengaan,
aangezien Millerand zich daarteg, n met
hand en tand blijft verzetten2e. de
interventie der Grieken in Aziatisch
Turkije zal zich bepalen tot een divisie,
die den Engelschen te Ismid te hulp zal
komen3e. over de verdeeling der
schadevergoeding die Duitschland te be-
paatje die met hem speelde, die hem
niet wegduwde of hem liet zwijgen oplei.
Hoe gloeide dat hoofdje hoe onrustig
woelde hij door het bed hoe vroeg hij
gedurig om water, water
Vroeg in den morgen was Truus op
gestaan. Ze kón hot in bed niet langer
uithouden ze kón nietonmogelijk. Al
les liep saam nuHerm ziek, ja, dat
merkte ze wel, ernstig ziekmisschien
wel heel gevaarlijk ziek en het raad
selachtige schrijven van Henk van Ren-
sen, dat haar zoo verontrustte, omdat
het zoo vaag, zooonheilspellend
was
Ze had Jan aangespoord nog een paar
uur te gaan rusten, voor hij weer naar
zijn kantoor zou moeten. En noode was
hij gegaan.
En nu, na onrustigen sluimer, is hij
ontwaakt en verneemt de harde waarheid
die zijn angst reeds had vermoed, dat
Herm gevaarlijk ziek was, dat de dok
ter longontsteking had geconstateerd.
Hij voelde het gloeien in zijn hoofd
den angst opschroeven in zijn keel.
„Longontste-king herhaalde hij,
werktuigelijk.
„Ja, dat zei de dokter," bevestigde ze.
(Wordt vervolgd).
nu rriMm n i 1 1 K J..an T?»-n nnn nnf rvAof iiAAf Nn/lorlonH f 1 xlV
HEID.
—15 Zoo
b het recht
of mijner
dienstmaagd, als zij ge
schil hadden met mij.
Want wat zou ik doen,
als God opstond en als
Hij bezoeking deed, wat
zou ik Hem antwoorden
Heeft Hij niet, die mij in
den buik maakte, hem ook
gemaakt, en één ons in
de baarmoeder bereid
DOOR
Axel. THIELElf.