Or aan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-«laanderen.
No. 251.
Woensdag 16 Juni 1920
3e Jaargang.
lllll 6J Sk ifei fl
F E U I L L E T 0 N.
BUITENLAND.
JAN WAANDERS.
De Lijkverbranding.
Z E L A N D 1 A.
'k
MaauoKfli wManm^Mwra -
I tirvTrnkTnifnvrr n!' Lt-f i IC mnnn/1/>n T?pnn/in nni' nncf \mr\r Nnnorlonrl T I /n
Uils
:a ve
van (3c Christelijke Tersvereeniging „Zeeuwsch-Vlaanderen" te Ter Neuzen.
Alle stukken, de redactie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden
aan den redacteur, J. HOMMES, Lange Kerkstraat 5, Ter Neuzen.
ABONNEMENT: Bij bezorging 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland 1.25.
ADVERTENTIËNVan 1—4 regels ƒ0.60. Elke regel meer ƒ0.15. Abonnementen per
contract. Crisistoeslag 15%. Inzending van advertentiëu tot 12 uur s middags op
de verschijndagen bij den drukker D. H. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen. I elefoon Nr. 20.
Met ingenomenheid hebben we onlangs,
zooals men zal hebben gezien, melding'
gemaakt van de motie, aangenomen door
de Anti-Revolutionaire Kiesvereeniging
„Nederland en Oranje" te Bolsward,
betreffende de lijkverbranding.
We konden er niet eerder op terug
komen, doch doen dat alsnu gaarne.
De begrafeniswet, waarin men nu aan
vulling en wijziging wil, datjeert van het
jaar 1869.
In die wet is opgenomcD, dat de lijken
begraven moeten worden. Lr staat echter
niet in, hoe en op welke wijze die be
grafenis zal dienen plaats te hebben.
In don laatsten tijd noemt men dat
een verzuim en een leemte is bet
inderdaad doch bij de beoordeeling
daarvan moet men niet vergeten, dat de
wetgever in dien tijd niet kon vermoeden,
dat over de vraag, wie tot, bet begraven
geroepen is, verschil van meening zou
ontstaan.
De nabestaanden deden het altijd en
dat was een zoo vaste gewoonte, dat het
hoogstwaarschijnlijk in het hoofd van
memand der heeren zal zijn opgekomen,
dat op dien regel- wel eens een uitzonde
ring kori komen en men van de gewoonte
zou afwijken.
Hadden ze dit wel gedacht, dan zou
ongetwijfeld ook wel zijn vastgesteld,
hoe de begrafenis moet plaats hebben
en wie daarvoor verantwoordelijk was.
Het zou natuurlijk kunnen voorkomen
dat de overledene geen nabestaanden
had, die voor een eeriijke begrafenis
konden zorg dragen, en dan was de
overheid geroepen er voor te zorgen.
Zoo is het altijd geweest en nooit
werd van die gewoonte afgeweken.
Doch waar wij in zoo velerlei opzicht
in ons maatschappelijk leven naar het
heidendom teruggaan en de heidensche
levensgedachten, zij het ook in modernen
vorm, in steeds broederen kriug door
dringen, behoeft liet niet te verwonderen,
dat de „moderne heidenen" met de ge
wone wijze van begraven niet meer
tevreden zijn, dat het verbranden van
de lijken, zooals bet in overoude tijden
ook in ons land plaats had, weer naai
den vporgrond drong.
Openbaar werd dit, toen men te Velzen
kwam tot de oprichting van een crema
torium, een inrichting voor het verbran
den van lijken, en toen den len April
1914 bet eerste lijk daar verbrand werd.
Zooals vanzelf spreekt, kwam de zaak
voor den rechter en tenslotte voor den
Hoogen Raad.
Deze besliste bij arrest van 1 Maart
1915 en kwam tot ontslag van rechts
vervolging, omdat een strafbepaling op
de overtreding in dit geval dus de
lijkverbranding verzuimd was in de
Wet op te nemen.
Derhalve kuurn-n de in dit opzicht
nalaiigi-u niet worden gestraft en stond
daa- uiee de lieele zaak op losse schroeven.
Er was een wet, doch die werd
gaandeweg overtreden, immers de Ilooge
Raad had haar onvolkuiiu n verklaard.
Hadden de „moderne heidenen" vroe
ger hun gestorven verwanten en vrienden
ook vvel aan het vuur, aan de crematie
willen overgeven, toen hadden ze niet
gedurfd. Doch nu, de wef liet hen vrij,
en sindsdien lsten Maart hebben dan ook
65)
DOOR
„Geef maar op, johad je dien niet in
de bus kunnen steken zei ze, omdat
ze daarvoor een aparte reis had moeten
doen.
„Nee, ik mag cm alleen maar aan me
vrouw zelf atgeven," antw-oordde de jon
gen.
Nou nog mooier; denk je, asdat me
vrouw daarvoor naar beneden komt
ar..- 1 'i y3 -
Mag em ommers alleen
h s op,
ver.
- ijf hier
lid tig.
maar an
zen aigeven, hield de jongen
vol„en 'k doe het niet ook."
Hem was een kwartje beloofd, mits
hij zijn boodschap precies deed, zooals
bevolen was.
„En as mevrouw nop niet komt
1I1C V I uu \v
talrijke lijkverbrandingen plaats gehad,
waarbij z> Ifs dikwijls overheidspersonen
tegenwoordig waren.
In atiikelen en berichten werd de
schoonheid van de crematio bezongen,
werd gewezen op de groote hygiënische
voordeelen, en werd het zoo „stichtelijk"
gevonden de asch van den overledene
te kunnen bewaren.
Het „moderne heidendom" vierde
hoogtij en verschillende gemeenten hiel
den bij hun begraafplaatsen reeds reke
ning met de stichting van een cremato
rium.
Dat een zoodanige toestand, met een
wet en eigenlijk ook weer geen wet,
niet kan blijven bestaan, is duidelijk.
Van verschillende zijden werd tijdens
het ministerie Cort van der Linden in
de Tweede Kamer op deze zaak de aan
dacht gevestigd, doch niets baatte. Men
liet den toestand, zooals bij was en
bemoeide zich niet met de overtredingen.
Het huidige, rechtsche ministerie kon
zoo niet doen en moest vvel komen met
regelingen ten opzichte van de lijkver
branding.
Doch daarbij en we willen dit
gaarne op den voorgrond stellen
kwamen groote moeilijkheden, omdat
door het vorige kabinet, zooals we zagen,
de lijkverbranding was toegelaten, ge
tolereerd.
Een drietal wegen stonden nu voor
ons ministerie open. J
Daar was allereerst de zeer gemakke
lijke door te gaan op den reeds inge
slagen weg en het de „moderne heide
nen" zoo aangenaam mogelijk te maken.
Daar was in de tweede plaats de
meest radicale maatregel: terug te gaan
tot voor het arrest van den Hoogen
Raad of m.a.w. de lijkverbranding perti
nent te verbieden.
In de derde plaats was er deze weg
Rekening houdende met wat gebeurd
was de lijkverbranding had men toe
laten een regeling te treffen, waarbij
allereerst wordt uitgesproken, dat het
verbranden van lijken uitzondering moet
blijven en in de tweede plaats wordt
verkregen, dat het kwaad zooveel moge
lijk wordt gestuit.
Welken van die drie wegen moest ons
Christelijk kabinet nu kiezen
Dat het den eersten niet kon zijn
het de lijkverbranding zoo gemakkelijk
mogelijk te maken spreekt vanzelf.
En zoo bleef de keuze tusschen den
tweeden en den derden.-
We vertrouwen, dat er lang gowikt
en gewogen is, dat liet kabinet bet er
moeilijk mee beeft gehad.
Het koos tenslotte den derden weg
een beperkende regeling. Geen absoluut
verbod -dus.
Die voorgestelde regeling bevat dan
ongeveer het volgendeDe begrafenis
der lijken blijft in de wet de oude plaats
behouden. De leemte, waardoor alle
ellende is ontstaan men weet, liet
hoe en op welke wijze begraven wordt
weggenomen, doordat wordt aangewezen,
wie verplicht, is voor het begraven zorg
te dragen.
Wil iemand echter niet begraven
worden, doch verlangt hij, dat zijn lijk
zal worden verbrand, dan moet hij dit
bij uitersten wil bepalen, wat bij slechts
mag doen als hij onder dan 18 jaar en
tijdens zijn wilsbeschikking goed bijzijn
hoonde Marie, geprikkeld door zijn kop
pigheid.
„Dan neem ik em weer mee terug."
Ook dit geval was door den afzender
van den brief voorzien.
Maiie zag vvel, dat ze niet opschoot.
,,'k Zal het an mevrouw zeggen", riep
ze, en slofte de trap weer op. „Zeker
weer een dreigbrief", mompelde ze.
Mevrouw was eerst niet te bewegen
uit baar rust te komen maar een om
standig verbaal door Marie deed haar
tenslotte besluiten, zelf naar beneden te
gaan.
„Ben u mevrouw zelf?" informeerde,
secuur, het ventje, 't Scheen, dat hij
zich mevrouw wat anders had voorge
steld.
„Ja", zei ze hoog. „Wat had je?"
„Hier is een brief voor u
Voor zu. méér vragen kon, had hij den
brief overhandigd, en was vertrokken.
Ze begreep niet, van wien die moest
komen scheurde nieuwsgierig liet con
vert open. Een geparfumeerd velletje
post haalde ze te voorschijn.
Dat was tenminste geen rekening,
zooals ze half gevreesd bad.
Even keek ze liet schrijven ineen
gloeiend rood purperde haar hoofd en
verstand was.
Nu zou het kunnen voorkomen, dat
een gestorvene zich over deze zaak niet
heeft uitgelaten, doch dat er enkele
„heidensche" bloedverwanten of vrienden
zijn, die van een gewone begrafenis van
het lijk niet willen- weten, en het dus
naar een crematorium zouden kunnen
vervoeren.
De voorgestelde wet wil daarvan echter
niets weten.
In het tegenovergesteld gevalals de
gestorvene bij uitersten wil heeft bepaald,
dat zijn lijk verbrand moet worden, doch
de verwanten kunnen zich daarmee niet
vereenigen, dan mogen zij niet gedwongen
worden tegen hun overtuiging of begiusel
in te gaan.
Want de gedachte van de wet is:
Begraven is plicht en lijkverbranding
moet zooveel mogelijk tegengegaan wor
den. Niemand kan dan ook dwingen tot
het laatste.
Zijn dit de bepalingen ten opzichte van
de personenook de plaatsen, waar
crematoria gevestigd zullen worden,
moeten door de regeering worden aan
gewezen.
Dit gaat, om de vestiging er van zoo
veel mogelijk te beperken en tegen te
houden.
Dat deze bepaling wel noodig is, kan
blijken uit het feit, we noemden het
reeds even, dat verschillende gemeente
besturen er reeds over dachten bij de
begraafplaats een crematorium te stich
ten. De heeren schenen er daar op te
rekenen, dat lijkverbranding langzamer
hand gewooute en een eerlijke begrafenis
uitzondering zal worden.
Zoo is in 't kort de voorgestelde rege
ling van de te wijzigen begrafeniswet.
Natuurlijk komt nu de vraag op: Hoe
staat ons Christenvolk tegenover deze
zaak
Men heeft geziei», de Anti-Revolutio
naire Kiesvereeniging „Nederland en
Oranje" te Bolsward protesteert er in
een motie op de sterkste wijze tegen.
Uit de toelichting op die motie nemen
we bijv. het volgende
„Eenerzijds worden de Staten-Generaal
in Godes heilige bescherming aanbevolen,
anderzijds een ontwerp aangeboden,
waardoor we met één ruk naar bet
heidendom worden gevoerd. Dat is de
dauk aan God van liet Christelijk Neder
land voor Zijne hoede en bewaring in
den wereldoorlog! Nederland is het
Israël onder de volkeren. Ezau verkocht
nog voor een schotel linzcnmoes zijn
recht, - wij zijn bezig onzen naam als
Christenen weg te werpen en dat uitslui
tend volgens de Mem. v. Toel., omdat niet
ingegrepen mag worden in toestanden
lijkverbranding die zich nu eenmaal
gevestigd hadden."
„Kan het beginselloozer Als dit ont
werp wet wordt, wat God verhoede,
geeft het Christelijk Nederland Code een
slag in het Heilig gelaat. \yel eerbied
voor de wet, daarom wetswijziging.
Geen eer voor God, en daarom lijkver
branding, ofschoon God zelf als regel
stelde in Genesis 3 19„totdat gij tot
de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit
genomen zijt, want gij zijt stof, en gij
zult lot stof wederkeereu".
Men ziet, de critiek is scherp.
Minder scherp is die in de „Nieuwe
Provinciale Groninger Courant", waarvan
hals.
Hoe durfde hij
'tWas van Henk van Rensen
Ze frommelde het in haar zak, dat
Marie, die boven aan de trap, nieuws
gierig, onverholen haar belangstelling
toonde, niets merken zou.
Ze stuurde ze gauw uit om een bood
schap dan was ze baar in den regel
een poosje kwijt. Toen haalde ze den
brief weer te voorschijn.
't Was een dringend schrijven, toch
vooral morgenavond op een beiden wei-
békende plaats te zijn bij moest haar
bepaald spreken er was haast bij ze
móest komen't was in hun beider
belang.
Ze las en herlas.
Wat had dit te beduiden? Wat be
doelde hij? Was het iets ernstigs? Waar
voor zoo'n dringend schrijven Dreigde
er gevaar? Welk?
Maar ook herhaalde lezing helderde
niets op.
Wat zou ze doen Gaan Ofwerd
het niet tijd, dezen omgang af te breken
Dezen brief,het was zaak, dat Jan
dien nooit onder de oogen kreeg. Maar
kón ze nog wel terug? Was ze al niet
te ver gegaan
het A.-R. Tweede Kamerlid, de heer A.
Zijlstra, hoofdredacteur is.
Dit blad schrijft nl.
„Wij erkennen de moeilijklioid, waar
voor de regeering stond, om thans met
een kras verbod te komen, boe gaarne
wij dit ook gezien zouden hebben.
Wil men de regeling, die thans is
voorgesteld, dan moet wel worden toe
gezien, dat zij ook niet verder gaat dan
alleen een consolideeren van wat nu is.
Elke verdere stap moet door ons ten
strengste worden afgewezen."
Toch wordt ook hierin de daad van
onze Regeering niet goedgekeurd.
En die is niet goed te keuren ook.
Al lijken ons de bewoordingen van de
Bolswardsche motie soms wel wat al te
scherp, we zullen toch gaarne zien, dat
onze A.-R. Kamerleden hun stem niet
aan het ontwerp geven. En kon het zijn,
niet alleen onze Anti Revolutionaire, doch
ook de andere rechtsche leden der
Kamer.
Lijkverbranding gaat in tegen Gods
heilig bestel en wij, die belijden dat de
ruensch naar Gods beeld is geschapen,
mogen niet meedoen aan heidensche
gewoonten, al zijn ze ook nog zoo
„modern" ingekleed.
Men roept om vooruitgang en ook
velen van ons laten zich wel eens mee
slepen door liet alles nieuwe. Men
meent vooruitstrevend te zijn, doch ver
geet dat veel van de thans doordringende
gewoonten reeds plaats hadden in de
oude tijden van geestelijke donkerheid.
Dat wij het echter niet vergeten en
wakende zijn. Wakende voor ons beginsel
en ons bewust zijn v-an onze roeping en
taak, ons door God op onze schouderen
gelegd.
Men inoge ons dan conservatief en
reactionair noemen, het zij zoo
Voor. onze geestelijke goederen staan
wij pal, immers we belijden het met
Luther
„Gods Woord houdt stand in eeuwigheid
En zal geen duimbreed wijken."
En geve de Ileere onze God dan, dat
we het niét alleen belijden, doch er ook
naar leven en wandelen
Je beleeft toch eigenaardige toestanden
tegenwoordig. In het eene land schreeuwt
men „ach en wee over een meerderheid
in de regeering, die „goeie burgers" wil
brengen onder zgn. „worgwetten", en in
een ander wil men zoo graag een meer
derheid hebben en kan er geen vinden,
of eerst na veel gekonkel.
Het eerste is het geval in ons eigen
„brave landje", het andere op bet oogen-
blik in Duitschland en Italië.
Om maar eens met hot eerste te be
ginnen, daar zoekt men nog steeds naar
een meerderheid en vindt er geen.
President Ebert had den Rijkskanselier
Hermann Müller een meerderheids-
socialist de vorming van een nieuwe
regeering opgedragen.
Deze zag er wel zwarigheid in. docli
nam het zaakje ter band. Hij kon allicht
's probeeren.
Doch, 't is bij probeeren gebleven.
Müller stelde wel aan Crispien, den
leider der onafhan-kelijken voor, om te
zamen met de democraten de leiding in
Nog eens las ze het epistel. Toen liep
ze naar de keuken en wierp het in de
brandende kachelkeek toe, tot het ge
heel verteerd was. Dat zou niets ver
raden.
Maar was de brief verbrand, de inhoud
bleef haar bezig houden. Ze voelde zich
niet gerust. Wat kon hij hebben?
Zóó spanden zich haar gedachteu op
dit ééne, dat ze Herm geheel vergat.
Ze moest beslissendat begreep ze.
Eén van beidenu botweg weigeren, óf
naar hem toegaan. Maar deed ze dit,
dan erkende ze daarmee immers, dat ze
niet vrij meer was dat er een samen
gaan was van belangen, die tegen haar
getuigde dat ze te vreezen had.
Te vreezen. Juist, dat was liet.
En die gedachte liet baar niet los.
Zóóver was ze nog niet afgezakt, dat
de angst haar met bekroop, dat baar
ongeoorloofde omgang ontdekt zou wor
den. Want al had ze duizend malen tot.
zich zelf gezegd, dat in haar handelwijze
naar moderne denkbeelden geen kwaad
school, niettemin sprak nog, al was het
ook flauwtjes, haar geweten nog.
Henk van RensenInnerlijk veraf
schuwde ze hemden gluiperigen, vlei
ender» wellusteling. En alleen, om haar
handen te nemen, doch, zooals we den
vorigen keer reeds vermoedden, deze
hoeren hebben dat voorstel afgewezen.
Een andere oplossing ziet Müller diet,
en daarom heeft hij maar van verdere
pogingen afgezien.
Algemeen werd toen gedacht, dat
Ebert zich zou wenden tot Trirnborn,
den leider van het Katholieke Centrum.
Dit is echter niet gebeurd, de president
heeft het mandaat van Müller gelegd in
handen van Dr. Heinze, den voorzitter
van de Duitsche volkspartij.
Zou het hem nu gelukken een ministerie
te vormen Wij vreezen er voor.
Ziet ge, die meerderheid, dat is zoo'n
lastig geval 1
Die meerderheid we zeiden het
reeds daarmee zitten ze in Italië ook
in een moeilijk parket.
Om dat duidelijk te maken, zullen we
even kort de verschillende partijen de
revue laten passeeren.
De drie hoofdrichtingen zijn liberalen,
socialisten en Roomschen.
De eersten staan sterk onder den
invloed van de vrijmetselaars en vormen
van de drie de zwakste partij.
De socialisten zijn nog al tamelijk
donkerrood gekleurd en zouden voor ons
land misschien beter met Wijnkoop dan
met Troelstra vergeleken kunnen worden.
In de derde plaats noemden we de
Roomschen. Hoewel pas sinds enkele
maanden aan liet politieke leven deel
nemend, zijn ze, vooral door hun invloed
op het platteland, na de socialisten de
sterkste partij in Italië.
Zoo is ongeveer de situatie. Twee
van de drie groote partijen kunnen altijd
liet ministerie ton val brengen.
Wil dus een minister een meerderheid
weer dat woord meerderheid
hebben, dan moet hij met twee van de
drie goeie vrienden zijn.
Nitti wilde dat probeeren, maar na
lieel wat heen en weer gespartel kon bij
het niet langer volhouden.
Hij was liberaal en kreeg zoodoende
al gauw de socialisten en de Roomschen
tegen zich, met het gevolg, dat hij viel.
Wel heeft hij op een dringend verzoek
van den Koning nog eens weer gepro
beerd een kabinet samen te stellen, doch
op den eisch van de Roomschen„de
vrije school" stuitte dit af.
Nu is Giolitti door den Koning belast
met de vorming van het kabinet.
Zal hij een meerderheid vinden?
Ook daarvoor vreezen we, evenals in
Duitschland.
En we herhalen daardoor, wat we
reeds in 't begin zeidenIn het eene
land schreeuwt men „ach en wee" over
een meerderheid en in het andere zoekt
men zich er blind naar.
't Kan toch wel verschillen soms!-
Zal men het in Engeland toch aan
durven met Rusland weer handelsbe
trekkingen aan te knoopen
Een Engelsche arbeidersdelegatie is
uit Rusland teruggekeerd en heeft een
lang rapport opgesteld. De „Daily
Express" bespreekt dit en zegt er van,
dat de delegatie het aanbeveelt de deur
naar Rusland weer open te zetten, omdat
dit zoowel aan Rusland als aan de be
schaving ten goede zal komen.
Je moet toch maar lichtgeloovig wezen
De Londensche correspondent van het
lust te Runnen botvieren naar uitgaan
en pret, om ruimte te hebben in geld
zaken, bad ze er in toegestemd, mót hem
te gaan bad ze zich gewaagd in dézen
gevaarlijken doolhofhad ze zijn bijzijn
niét vermeden, al zag, al voélde ze in
hem branden den onreinen hartstocht.
Waartoe was ze vervallen? Maar was
het haar schuld Kwam het niet op re
kening van Jan's eigenzinnigheid, die haar
niets gunde die haar wou Opsluiten in
den kring van zijn malle ideeën. Zeker,
hém was het te wijten hem alleeD, zoo
redeneerde ze. Ze was toch een vrouw,
ze was jong nog ze hunkerde naar pret,
genietingen en uitgaan hij verstond haar
nietneen, hij wilde haar niet verstaan
dat was het al. En daarom, ze kón niet
anders; ze deed er ook niet verkeerd
aan
Maar al haar drogredenen vermochten
haar onrust niet weg te nemen.
Zou ze gaan
Ze had immers nog tijd, er over na te
denken
Een roepen van Herm schrikte haar op.
Herm, o ja, hij lag te bed bijna had
ze 't vergeten, wat zou die hebben
Ze ging naar hem toe.
(Wordt vervolgd).