Oraaan ter verspreiding der Ghristelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
No. 246.
Zaterdag 29 Mei 1920.
3e Jaargang.
Uit de Scli riff.
FEÜTl h E T 0 X.
Uit het Buitenland.
JAN WAANDERS.
O ABONNEMENT Bij bezorging 15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland ƒ1.20.
Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwsch-Vlaanderen" te Tor Neuzen.
i administratie van dit blad betreffende, moeten worden gezonden
aan d^n'redacteur, H. S. v. HOUTEN, Vlooswflkstraat 62, Ter Neuzen. Telefoon No. 169.
ABONNEMENT Bij bezorging 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland 1.2o.
AUVERTENT1ËN Van 1—4 regels 0.60. Elke regel meer ƒ0.15. Abonnementen per
contract. - Crisistoeslag 15%. Inzonding van advertentiën Itot 12 uur s middags op
de verschijndagen bij den drukker D. II. LITTOOIJ Az. te Ier Neuzen. lelefoon Nr.
„VERZEKERDHEDEN".
Job'stelt in zijn smart hier tegenover-
elkaar twee soorten van menschen
Rechtvaardigen en oprechtenvan welke
hij zegt dat ze „een verachte fakkel zijn
naar de meening desgenen die gerust
is",
dat ze „een spot zijn, en dat ze
oeveed zijn" wet de voet te struikelen
Daartegenover stelt Job een ander
soort menschen
Verwoesters"wier tenten rust hen-
ben, en
„die God tergenvan wie hij zegt
dat ze verzekerdheden hebben
En hoe komen ze aan die verzekerd
heden „Om hetgene dat God met Zijne
hand toebrengt". Dat wordt hierop ge
antwoord. Het tobben der rechtvaardi
gen, die veelal in verachting zijn, aan
de eene kant, en de goddeloozen in hun
voorspoed en eere aan de andere kant.
Dat feit, dat ons altoos stuitende feit
dat ons het levenstooneel dagelijks te
zien geeft, dat de Schrift gedurig voor
onzen geest plaatst (Ps. 67, Ps. 73, Job)
daarop wijst Job ook hier zijne vrienden.
„Die God tergen, hebben verzekerd
heden".
Het verband wijst aan wat we onder
die verzekerdheden hebben te verstaan,
't Gaat hier niet over de „assurantie
over levensverzekering of ziekteverzeke
ring, brand- of hagelverzekering, maar
over hetgeen dat God met Zijne hand
toebrengt". Dat zijn de woorden die er
op volgen in vers 6.
De verzekeringen dergenen die God
tergen ('t verband wijst ook dit aan) be
staan in verschoond worden van het
lijden, in 't genieten van rust, in
het komen tot eere, in niet te strui
kelen maar met vasten stcvigen gang den
weg van maatsehappelijkcn voorspoed te
bewandelen. Zij hebben vrede in hunne
tenten en worden door milden overvloed
verblijd.
Eu dat alles brengt God met Zijne
hand hun toe.
Dit wordt zoo geschikt en geregeld
naar den Raad van Hem „in V\ iens hand
de ziel is van al wat leeft, en^ de geest
van alle vleesch des menschen". (vs. 10).
Hier staan we voor één van de groote
levensraadselen.
„Die God tergen" worden hierdoor nog
hooghartiger, nog stouter, nog sterker,
nog brutaler.
Die den Heere vreezen worden hier
door soms nijdig, afgunstig, tasten 't recht
des Heeren aan, twijfelen aan de liefde
van hun hemelschen Vader, terwijl ze
met den dichter van Ps. 73 niet zelden
moeten zeggen„Mijne voeten waren
bijna uitgeweken, mijne treden waren
bijkans uitgeschoten".
Die hun' mond tegen den hemel
openzetten hebben rust,
Die den Heere vreezen moeten zoo
dikwijls zeggen „lk ben den ganschen
dag geplaagd, en mijne bestralfmg is er
alle morgens".
En tegenover 't woord van Job Dat
God alles met Zijne hand toebrengt, de
verzekerdheden der goddeloozen zoowel
63)
ZELANDIA.
Ze was nu heen. Naar haar ouders,
had ze gezegd, 't Kon hem weinig sche
len, waar ze heen ging. Of ze er was,
of niet was, liet hem onverschillig. Nooit
meer gingen ze samen uit. Hij had er
geen lust inook bijna nimmer tijd.
Maar al had die hem niet ontbroken,
neen, bij wou niet, Zij drong er evenmin
op aan. Ze had tegenwoordig zoo haar
vaste avohdendan ging ze hier heen,
dan daarhaar familie scheen vaak de
eer van haar bezoeken te genieten. Hij
vroèg niet eens meer, waar ze heenging.
Hij stelde haar bijzijn niet meer op prijs.
Wat een leven was dit. En hij kropte
het alles op. Niemand klaagde hij zijn
leed. Hij stond er te hoog voor. Moeder
kon het wel vermoeden, en het was
méér dan een vermoeden, maar hij klaag
de niet. En vader, nóóit zou hij hem
deelgenoot maken van zijn verdriet.
Alléén moest hij alles dragen. Want
als 't lijden en den spot over Zijne ge
trouwen en de liefhebbers Zijns Naams,
plaatsen deze laatsten dan wel eens de
vraag uit het moegestreden en wanke
lend hart: „Hoe zou het God weten, en
zou er wetenschap zijn bij den Aller
hoogste
Hoe moeten we tegenover dit levens
raadsel staan
We moeten ook in dit donker grijpen
naar 't licht van Gods Woord.
En dan weten we in de eerste plaats
„De Heere heeft het techt lief, en zal
Zijne gunstgenooten niet verlaten". Ps.
37 28.
In de tweede plaatsAl komt het
recht des Heeren uit in de beschikking
van ons lót, in het leiden van onzen weg
aan deze zijde van het graf, het grat
is niet de eindpaal, de eindstreep van
onzen weg. Daar houdt 't bestaan des
menschen niet op.
Van Gods gunstgenooten heet het zelfs
in dit leven met al zijn strijd en moeite
Ik ben jong geweest, ook ben ik oud
geworden maar heb niét gezien den
rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad
zoekende brood.
Maar de gunst des Heeren over hen
houdt bij 't graf niet op „In eeuwigheid
worden zij bewaard".
„De rechtvaardigen zullen de aarde
„erfelijk bezitten en in eeuwigheid daar
op wonen.
„Die afwijkt van 't kwade en 't goede
„doet, zal wonen in eeuwigheid.
„Gij zult mij leiden door Uwen raad,
„en daarna zult Gij mij in heerlijkheid
opnemen".
En van 't einde der goddeloozen zegt
de Schrift
„De boosdoeners zullen uitgeroeid
worden".
,Nog een weinig en de goddelooze zal
er niet zijn, en gij zult acht nemen op
zijne plaats, maar hij zal er niet wezen".
„Gij doet ze vallen in verwoestingen".
„Het zaad der goddeloozen wordt uit
geroeid".
En in de 3de plaatsIs voor de recht
vaardigen 't moeilijke en onrustige leven
eene kastijding ten goede, opkomend uit
wijze liefde, verder prikkelend tot
geloofsoefening, lijdzaamheid werkend,
bewarend voor te groote aardevastlieid
en verhelderend het besef van pelgrim
te zijn en dus reiziger naar een beter
land,
voor hen die in onzen Ileere niet hun
heil en hoogst geluk beschouwen is de
voorspoed en vrede en eere niet bewijs
van Gods gunst, en maakt dit alles
dadrom niet waarachtig gelukkig. „Het
weinige dat de rechtvaardige heeft, is
beter dan de overvloed veler godde
loozen".
„Want de armen der goddeloozen zul
len verbroken worden, maar de Heere
ondersteunt de rechtvaardigen".
De tegenstelling zal nog scherper uit
komen en het raadsel nog grooter wor
den. De goddeloosheid spitst zich steeds
meer toe en de hoovaardij der wereld
zal straks geen grenzen kennen. Maar
dit verontruste u niet.
„De goddeloozen hebben het zwaard
„uitgetrokken en hunnen boog gespannen,
„om den ellendige en nooddruftige neder
„te vellen, om te slachten die oprecht
„van weg zijn hun zwaard zal in hun
„hart gaan, en hunne bogen zullen ver-
als een vermedering voelde hij het, alles
wat hem nu overkwam. Als een fiasco,
dat hij te trotsch was om te erkennen.
Alléén moest hij dragen. Afleiding had
hij gezocht in kunstgenieting. Ach, een
oogoublik of wat, had schoone muziek
hem aan zijn gedachtenkring kunnen
onttrekken, rauwer schrijnde later de
werkelijkheid. Hij had gedweept met
kunst, met muziek, met letterkundige
genietingen 't was hem nu alles leeg,
o zoo leeg geworden, 't Kon zijn leed
.niet wegnemen, niet eens verminderen
zelfs, 't Kon zijngemis niet ver
vullen.
Zijn gemis.
Hij overpeinsde hetHoe was zijn
levensgang anders geweest, dan hij zich
^enmaal had voorgesteld 1 Hij de eerlijke,
oprechte, onder geen vooroordeel gevan
gene, de vrije geestde man van vele
liooge idealen 1
Hij schaamde zich bij de tegenstelling
tusschen die idealen, heilig en heerlijk,
en zijn ellendig tegenwoordig bestaan.
Zijn groot gemis
Ja, wat miste hij niet. Alles 1 Een leeg
leven was het zijne geworden. Wat was
het feitelijk nog waard Elke dag leverde
weer de oude moeilijkheden, in andere
^broken worden".
In 't licht van Gods heiligdommen be
zien wij d.e verzekerdheden der godde
loozen zoo heel anders als bij 't licht van
ons eigen verstand. Dan roepeu we uit:
„Immers Gij zet ze op gladde plaatsen,
Gij doet zo vallen in verwoestingen".
Maar in datzelfde .'ebt zien we ook
ons moeielijk leven anders.
We brengen ons hart tot rust en zet
ten onze ziel stil en heffen 't oog naar
boven en 't geloof spreekt: Gij zult mij
leiden naar Uw Raad, en daarna in Uwe
heerlijkheid opnemen.
Want verzekerdheden zijn er voor Uw
volk nu en eeuwig.
De Walle.
BERUSTING.
Wie met, een open oog en hart
Voor andrer leed en pijn
Zijn weg vervolgt, zal met zijn lot,
Tevreden, dankbaar zijn.
Die weet, al is de weg ook zwaar
Al dreigen zorg en nood,
Na donk'ren nacht, hoe zwart, hoe dicht,
Glanst eens het morgenrood.
Die staart zich niet meer angstig blind
Op eigen leed en smart.
Die geeft zich over aan zijn God
Met een gewillig hart.
Hij ziet aan 't sombre wolkgovaart'
Toch steeds den zilv'ren rand.
En weetdaarachter straalt het licht
Dat eens al 't donker bant.
Al wankelt dan ook soms de voet,
Op 't doornig, hobblig pad,
Zijn oog vindt toch nog meen ge bloem
En koestert ze als een schat.
Een schat van hoop en troost en vreugd,
Die wijst naar hooger been.
Een stem, die zegt: „Vrees niet, mijn kind,
Gij zijt toch niet alleen"
Wees maar vertrouwend, zie rondom,
Naar wat een ander deert,
Gij hebt zooveel, dat d'ander mist,
Veel, wat uw hart begeert.
Daar is wel veel, dat u ontroert,
Wat ge anders had gewild,
Toch, Een blijft, die met liefde en trouw
Steeds al uw smarten stilt.
Hoe meer de weg u verder leidt,
Hoe meer gij het beseft
Hoe ramp en leed, en zorg en smart
Zoovelen rond u treft.
Hoe klein, in vergelijk daarmee,
Uw eigen lijden is,
Hoe klein uw smart, uw leed en rouw
Uw eigen droef gemis.
Dan neemt ge weer den reisstaf op
En snoert het reiskleed vast,
En torst, al is 't wel moeilijk vaak
De u opgelegde last.
En stamelt met een traan in 't oog
Bij 'tdragen van uw kruis:
Ik weet het, waar mijn pad ook leidt
't Voert toch naar 't Vaderhuis.
G. J. Z. R.
Achteruitgang.
De S. D. A. P. boert niet al te best
den laatsten tijd.
vormen. Waarvoor leefde hij nog? Voor
Truus? Ze was hem onverschillig ge
worden. Voor zijn werk Wat voordeel
had hij er van? Voor zijn kind? Ja,
voor zijn kind, 't eenige wat hem nog
bond aan het leven. En wat zou ook dit
worden? Herm, bedorven door zijn moe
der, vertoonde al niet onduidelijk haar
karakter. Met schrik merkte hij het op
in allerlei trekjes van zijn kinderlijken
geest.
Moest dit zoo voortgaan
Maar, hoe zou het ooit kunnen veran
deren 1
En weder sloop stillekens de gedachte
in zijn ziel, dat het toch anders had
kunnen wezenAlsniet eens
Truus, maar ja, hij wilde dit denken
wei verduwen, maar hij kón het niet,
als Jo zijn vrouw was geworden
Jo Haar had hij verladen voor
déze vrouw.Jo zeker, dan
zou het alles wellicht anders, beter ge
weest zijn Zij was beter ze was
wat bekrompen in haar opvattingen, ze
was te vroom En toch was
ze niet vèèl, oneindig veel hooger staan
de vrouw dan dezeZij had strenge
principeswaren ze niet gebleken
minstens solieder te zijn dan de zijne
In het laatste kwartaal van 1919 ging
het aantal leden met 943 achteruit. En
in 't eerste kwartaal van 1920 vielen er
zelfs 1675 af. Op 't toch al niet bijzonder
groot aantal leden een beteekenend cijfer.
Of dit nu echter een heuglijk ver
schijnsel is
Dat hangt er van af.
Wèl is dit liet geval, indien die voor
de partij verloren gegane leden gekozen
hebben voor de eeuwige beginselen van
het Christendom, dat voor tijd en eeuwig
heid beide een rijke levenswijsheid bevat.
We vreezeu echter, dat dit niet het
geval is, Maar dat de groote massa wel
zal uitgetreden zijn, omdat de S. D. A. P.
haar niet revolutionair genoeg is.
Niet „róód" genoeg dus.
En dan zou het wijzen op een opschui
ven naar uiterst links, op een versterking
van Wijnkoop's partij.
'tls immers een feit, dat de S. D. A. P.
veel van haar propagandistische kracht
ingeboet heeft, sinds socialistische wet
houders geroepen werden tot opbouwend
werk in stad en land.
De tijd van enkel mooie beloften is
voorbij. Er moet nu gebouwd. En dan
blijken de socialistische heerschers, een
maal op 't gestoelte der eere, niet erg
scheutig.
Troelstra had het nog zoo dwaas met
voor, toen hij in 't belang der partij,
deze roode wethouders graag van hun
zetel wou trappen, om ze te maken tot
propagandisten.
Beloven is gemakkelijker dan beloften
omzetten in daden.
Tot ontevredenheid opruien valt lichter
dan die ontevredenheid door maatschap
pelijke hervormingen wegnemen.
I)at ervaart nu de S. D. A. P.
De leden-vermindering der S. D. A. P.
beteekent dus allerminst een verminde
ring van het revolutionaire gevaar.
Eer het tegendeel.
W7 ij n koop blijft actief, blijft loeren op
de gunstige gelegenheid om de revolutie-
brand ook op onze vaderlandsche erve
te ontketenen.
En lukt hem dat, dan krijgt hij nage
noeg de geheele S. D. A. P. achter zich.
Voor hen, die de Goddelijke oorsprong
van het gezag erkennen, die de huidige
orde der maatschappij wenschen te be
waren en den chaos vreezeu, is et nog
alle reden om op hun hoede te zijn.
Nog om een andere reden ook.
Nu de S. D. A. P. in de steden achter
uitgaat, zal men zich ongetwijfeld werpen
op het platteland, om daar de scha in
te halen.
Om waf aan de communisten verloren
werd, terug te winnen uit de „kleurlooze
middenstof" en kan 't zijn, óók uit de
kringen der Christusbelijders.
Waakzaamheid is dus geboden.
Niet enkel tegen het-socialisme partij
gekozen, maar tevens een gezonde
Christelijke democratie toegepast.
Alleen als al de Christusbelijders
meewerken de beginselen van Gods
Woord ook op sociaal en economisch
gebied toe te passen, kan er sprake zijn
i een succesvol verweer tegen de
steeds sterker wordende stroom van
ongeloof en revolutie.
Conservatisme uit zelfzucht of hoog
moed is misdaad tegen de maatschappij,
maar ook tegen hetChristendom en
zijn belijders.
Hij had den godsdienst op zij gezethij
was een vrijgeest geworden was het
zooveel beter met hem Och, had
hij toén, toén, dién onvergetelijken avond,
toch maar wat toegegeven Toegege
venoch, waarom misleidde hij
zich Toegegeven Was daar van
toegeven sprake Hij wist wel be
ter Hij hoorde nog haar stem
die zoete woorden God weet, dat ik je
liefheb Maaréén in geloof
anders
Hij richtte zich driftig op uit zijn ge
peins.
Wat baatte al dat denken Voorbij
was dat allesvoorbij Gedane zaken
nemen geen keer.
Maar nóg harder en wreeder leek hem
na zijn peinzen zijn toestandHoe
laat was het; hoe lang had hij zoo ge
zeten? 'tWas bijna elf. Waar Truus
weer bleefoch, wat kon het hem ook
schelen! 't Werd koud in het vertrek
de kachel was uitgegaan wie weet hoe
lang ze nog weg bleefhij ging naar bed.
Als je slaapt, vergeet je ten minste nog
voor eenige uren al die misère Was
dit niet zijn eenige troost?
V Naar Goes.
Vrijdag 4 Juni houdt de Antirevolu
tionaire Partij te Goes haar partijdag.
's Morgens voor de afgevaardigden der
kiesvereenigingen, waarbij echter ook de
gewone leden toegelaten worden.
Laten alle kiesvereenigingen uit
Zeeuwsch-Vlaanderen nu eens zorgen op
appèl te zijn.
's Middags zal prof. Diepenhorst op
treden met het onderwerp: „De nieuwe
politieke taak der vrouw."
Tot deze hoogst belangrijke vergade
ring noodigt het Provinciaal Comité alle
mannen en vrovwen van Antirevolutio
nair beginsel uit.
Waar het noodig is, dat over deze
kwestie eenstemmigheid kome in onze
partjj, verzuime niemand, die maar
eenigszins kan, de rede van prof. Diepen
horst bij te wonen.
De vrouw inoet straks stemmen.
Daarover zijn wij 't in de partij vrijwel
allen eens.
Laat ze dan ook tot de kiesvereeniging
toe, zeggen velen. En ongetwijfeld zullen
na korten tijd allen dit beamen. Om
hiertoe 't spoedigst en met de minste
schokken te komen, is 't zoo goed een
vergadering als deze bij te wonen.
Zelfs zijn er in onze partij, die de
vrouw een vertegenwoordigende positie
in Kamer, Staten en Raden willen geven.
Hoewel de overgroote meerderheid van
onze partij nog niet dan bij uitzondering
de vrouw candidaat wil stellen, is het
goed ook hierin eenstemmigheid te
zoeken.
Er is gelegenheid tot gedachtenwisse-
ling. Wie tegen het stemmen door de
vrouw, het lidmaatschap der kiesver
eeniging voor de vrouw en het candi-
deeren van de vrouw is, heeft er ge
legenheid zijn bezwaren uit te spreken.
Allen dus op naar Goes op 4 Juni.
De oorlog.
Hindenburg, de Duitsche maarschalk
spreekt.
Hij gaf zijn autobiografie in het licht,
die natuurlijk van veel belang is voor
de geschiedenis van den „grooten" oor
log..
Eén passage knip ik er uit.
Lees dit nu eens aandachtig na
„Van het oorlogs-grootboek is de pa
gina waarop de Russische verliezen
zijn geboekt, uitgescheurd. Niemand
weet de cijfers. Vijf of acht millioen
Ook wij hebben daar geen voorstelling
van. Al wat wij weten is, dat soms
in onze veldslagen met de Russen wij
de stapels vijandelijke lijken voor on
ze loopgraven weg moesten 'laten rui
men, teneinde een vrij uitzicht opliet
gesehutsveld te krijgen tegen de nieu
we aanvalsgolven. De verbeelding
moge trachten het getal hunner ver
liezen te reconstrueeren, maar een
nauwkeurige becijfering zal wel altijd
een ijdel pogen blijven."
Ook Hindenburg durlt niet gissen
Op geen drie millioen nauwkeurig
zou hij 't aantal Russische dooden kun
nen opgeven. Zóó is dat kanonnenvleesch
naar de slachtbank opgedreven, zooals
de Chicagosche reuzenfabrieken bij
Waar Truus toch bleef?
Haar eerste uitgaan met Gerrit en
diens vrienden was gevolgd door meer
dere verboden uitstapjes. De gestolen
wateren waren zoo zoethet verborgen
brood zoo liefelijk. Het min of meer
geheimzinnige prikkelde nog te sterker.
Haar aanvankelijk weifelen was spoedig
geheel overwonnen. Ze lachte om haar
aarzeling. Vond, dat ze bespottelijk
nauwgezet was geweest. Waarom zou
ze het leveu niet genieten op haar ma
nier? Los van den man, dien ze immers
toch niet liefhad Haar eenige zorg
was noch slechts, dat Jan iets merken
zou van liét wezenlijke doel van haar
uitgaan. Dat gaf toch ook nog iets pi
kants daaraan. Eigenlijk moest ze lie
ver maar resoluut er voor uitkomen.
Maar neen, dat durfde ze nog niet
Van Gerrit had ze zich meer en meer
losgemaakt. Die werd lastig had altijd
geldgebrek wou altijd op haar zak te
ren. Ze kou toch ook wel zónder hem.
Gemakkelijk zelfs. Henk van Rensen
liad haar bij een zekere gelegenheid een
briefje in de hand geduwd. Nieuwsgie
rig had ze thuis het gelezen't bevatte
een voorstel, dat zij tweeën den volgen
den avond alleen zouden uitgaanhij
nam alle kosten voor zijn rekening.
(Wordt vervolgd).
aJKHiSOfttfBraBSSHHHPS:
„En die God tergen hebben
verzekerdheden".
Job 12 6b.
1 DOOR
in