Over Twee Oceanen. Uit de Pers. Uit de Provincie. bijeenkomen, om daartoe een landelijken bond op te richten. UITVOER VAN BAKSTEEN UIT BELGIË. De uitvoer uit België van baksteenen, dakpannen, leisteenen en hout is geheel verboden. NEDERLAND EN BELGIË. De Msb.-redacteur te Brussel seint Een Belgisch journalist, een zekere llarry, heeft, volgens de „Soir" een circulaire gezien van den Nederland- schen directeur „Rijkhoff", aan een Bel gischen boekhandelaar gericht, waarin Pan-Neerlandsche propaganda-boeken worden aangeboden tegen een prijs, waar bij de Hollandsche gulden tegen drie Belgische francs berekend wordt, dus met een niet onbelangrijk verlies, dat natuurlijk wordt aangevuld doorde Nederlandsche regeering, zegt het blad. Ziehier het nieuwste wetenschappelijk product, dat van onder een „waarheid- lievenden" journalistenschedel is uitge kropen en den volke met genoegen in de „Soir" wordt tentoongesteld. OVERDREVEN. Het aantal dergenen, die gemoedsbe zwaren tegen de Invaliditeitswet hebben, schijnt toch niet zóó groot te zijn als wel is voorgesteld, zegt „De Graafschapper". Ds. Kersten beweert in zijn brochure, dat ruim 4/5 der werknemers op de Ve- luwe van verzekering principieel afkee- rig zijn. En wat deelt Mr. Veldman nu mee, de voorzitter van een der Raden van Arbeid Hij schrijft in „De Vooizorg": „Tot mijn district behoort bijkans de geheele Veluwe met pl.m. 25.000 verze kerdendus dan zouden pl.m. 20.000 werknemers niets van de verzekering willen weten! Welnu, mij zijn ongeveer 300 rentekaarten teruggezonden, bij dit getal moet nog geteld worden het aantal van lien, die later de thans niet terug gezonden rentekaart niet zullen inzenden. Maar dat in de verste verte niet het aantal van 20.000 zal worden bereikt, spreekt van zelf". Een kleine, een zeer kleine minderheid van Neêrland's Christenen is het, dat waarachtige gemoedsbezwaren koestert. VOOR HET UITBOUWPLAN ONZER GEREF. JONGEL. VER. heeft, naar hun blad-meldt, een fabrikant in Engeland beloofd, als geschenk voor het bondsbureel van den Geref. Jonge- lingsbond, een groot cylinder-bureau met daarbij behoorenden stoel te geven. Dezer dagen meldde de gever aan het bonds- bureau, dat de afwerking van het uit bouwplan in die mate zijn instemming had, dat hij thans nog meer zou geven, n.l. ook de tafel en de stoelen, voor de directeurskamer, alles in stijl van het te schenken cylinderbureau. Voorts nog een kast voor het bondsvaaudel, van binnen bekleed en een naar eigen vinding ge maakt tafeltje voor het telefoon toestel. We zagen voorts, dat „de ton" is ge haald. Reeds nu is een bedrag van f 116081.55 bij elkaar. De verwachting is dus niet beschaamd geworden. Er moet nog heel wat binnen komen. VAN OUDE PASTORIEËN GESPROKEN. Ds. R. Hamming, die te Groningen zijn afscheid preekte, en nu gereed staat om zijn intrede bij de Geref. Kerk van Doorn te doen, heeft een treffende ervaring als pastoriebewoner. Zijn eerste Gemeente was Schoonebeek. Ilij woonde er in een oude pastorie, die, nadat hij er drie jaar aangenaam in ge- Door BLEU van Celebes. (Vervolg.) 's Morgens om half 8 werden de lang slapers gewekt door de etensbel, het ontbijt nam dan een aanvang en was om 10 uur afgeloopen. Den laatsten tijd gewoon aan „oorlogsbrood" de smaak van spek en vleesch verloren, was het ons een weelde, volop te genieten van heerlijk melkbrood en volop vleesch. Alleen de eieren waren niet vrij van een vreemd geurtje, alles was er mede door trokken, spijzen, dranken, het geheele schip stonk er naar. Maar als een bewijs, dat een Hollan der in het jaar 1918 niet zoo nauw keek meld ik even, dat op een goeden mor gen 1400 eieren en 120 pond vleesch naar binnen gewerkt, en dat op eeu klein aantal passagiers, daar 40 pet. was achtergebleven. De hofmeester ver telde me, dat nooit zoo was gegeten, als op deze reis. Vrijdagnacht 31 Mei, werd ik wak ker, iets wat me zeldeu overkwam di rect miste ik den eentonigen machine- cadans, en ik merkte dat het schip stil lag. Natuurlijk was ik direct boven, om te zien wat er aan de hand was. Een dikke mist hing neer, en belemmerde elk uitzicht. Hu, wat waren we weer gauw in onze hut. We lagen dus stil voor den mist, want het was te gevaar lijk om door te stoomen. Vervaarlijk klonk om de twee minuten de schorre roepstem der Nieuw-Amsterdam over de wijde wateren, om andere schepen welke misschien in aantocht waren toe te roepen „hier lig ik met elfhonderd kostbare menschenlevens, vaar voorzich tig En met de bede om bewaring op de lippen, sluimerden we weer in. Zaterdagochtend 1 Juni, werd vree- woond had en toen naar elders vertrok, gesloopt werd en vervangen door een prachtige nieuwe. Zijn tweede Gemeente was Zaamslag. Hier kwam hij weer in een oude pastorie. Hij woonde en werkte er met genoegen in, vier jaren lang tot hij vertrok. Toen werd het huis verkocht, want 't was te oud, en er kwam een betere pastorie. Zijn derde Gemeente was Groningen A. Deze had drie pastorieën. Ds. Ham ming en zijn gezin kwamen natuurlijk in de ledige terecht en dat was weer de oudste. Met veel genoegen woonde hij erin. Doch in 1920 zou hij een nieuwe, mooie, uitnemende pastorie krijgen. Edoch daar kwam het beroep naar Doorn, dat werd aangenomen. En daar, in zijn vierde Gemeente, komt hij weer in een oud huis, betrekkelijk tenminste, in elk geval geen nieuw gebouw. Moge 't den pastor en den zijnen ook daar een genoegelijk leven en werken zijn ROOD ZAANDAM GEEN PARADIJS. In Zaandam, waar de socialistische burgemeester Ter Laan en de sodalis tisclie wethouder Duys, gesteund door een socialistische meederheid in den gemeenteraad regeeren, is het ook al geen paradijs op aarde. Omdat zij, naar hunne meening, een te laag loon verdienen, staken in Zaan dam de gemeentewerklieden en burge meester Ter Laan en wethouder Duys willen de eischen der stakers niet in willigen. Een levenslustige oude tante. De levenslustige oude tante is een ge-, waardeerd familie-type. Indien haar levenslust tot natuurlijke vroolijkheid leidt is het een voorrecht van haar onverwoestbare jeugd te ge nieten. Haar gulle lach, haar geestrijke kwink slag, haar monter meeleven werken ver- frisschend en verheffend op de conver satie. Zoo sympathiek echter als het optre den der waarlijk jeugdige van hart is, zoo weerzinwekkend zijn de allures van de oude matrone, die door kunstmatig jolijt den last harer jaren zoekt weg te lachen. Uitgediend en uitgeleefd is zij en al haar daden zijn er op gericht om door geveinsde uitgelatenheid aan de klem dezor sombere waarheid te ontkomen. Daarom schatert en springt zij, maar haar schaterlach is valsch, haar spriu gen krcupeldaus en meewarig wordt achter den rug der oude verdwaasde gelachen. De gedachte "aan deze lugubere oudn tante rijst onweerstandelijk, indien acht wordt geslagen op hetgeen de „Liberale Unie" dezer dagen bestond. Verbeeld u de oude tante heft bee- nen vau den vloer en wordt tot een de mocratisch patertje langs den kant. In optima forma schrijft zij een vuri- geu minnebrief aan de democratie en als bruidsschat zegt zij een reeks van schoone huwelijksgiften toe De Eerste Kamer moet worden afge schaft wat denken die oude heeren wel De kiesleeftijd wordt op 21 jaar ge bracht jong bloed hebben we noodig. De wetgeving behoeft niet langer door de Koningin te wórden bekrachtigd de kronen rollen immers toch over de straten. Zoo flirt en vrijt en walst zij dat het een lust is. Maar die het wel met haar meenen, selijk op de deur van mijn hut gebonsd. Verschrikt ontwaakte ik, en vloog uit mijn kooi, ik dacht dat we door den mist in een mijnenveld waren geraakt. 'k Werd echter direct gerustgesteld met de mededeeling, dat we de Noord- sclie fjorden op zij hadden. Dat we dien morgen vlug klaar waren met toilet ma ken, behoef ik u zeker niet mede te doe len. We voeren in een nauwe geul, aan weerszijden de hoogc fjorden, 't Was voor het eerst dat wij Hollanders heu- sche bergen zagen. Hooge, kale. grillig gevormde rotsen, bruin gekleurd, meer naar den top begroeid met pijnbosschen. In de daken sporadisch kleine, groene lapjes tarwe en gras, en daarnaast klei ne Noorsche huisjes, allen wit, 't geleken wel huisjes uit de poppendoos zoo klein Rustig gleed onze boot vooit, van dei ning was geen sprake. Noorsche oor logsbodems voeren voor ons uit. De zon die reeds was te voorschijn gekomen, tintelde op het waterslanke jachten en zeilbooten gleden ons voorbij, relief booten lagen voor an ker, en van een dezer waaide onze driekleur, wat een „hoezee" uitlokte. Plotseling lag in een dal beneden ons een stad, Udsire. De koperen kerkkoepels leken in de Noorsche zon, wel van goud te zijn, en de witte muren der kasteelen kaatsten de zonnestralen terug. Udsire in het hooge Noorden zullen we niet vergeten, dat beeld zal ons blijven. Even plotseling als Udsire was te voorschijn gekomen, was het ook verdwenen achter een hoogen berg, welks top bedekt was met de „eeuwige sneeuw." Na Udsire zagen we veel houtzagerijen, lucifers- en zout fabrieken en naderden we den grooten Atlantischen Oceaan. Do loods ging van boord, en nam onze ansichten mee, laatste groet aan het Europeesche vaste land. Fullspeed ging het nu den Atlantic schuden het hoofd bij haar politieke hnppeldansje en meesmuilen Ach tan. te niet meer; 'tstaat zoo gek schej toch uit(Rotterd.) Verslag van de rede van Ds. H. J. KOUWENHOVEN, gehouden voor de Geref. Jongel.vereen, te Zaamslag, 10 Maart 1920. De Eere voorzitter, Ds. De Walle, laat zingen Ps. 119 5, leest Filip. 2 116, gaat voor in gebed en geeft na een kort openingswoord de gelegenheid aan den oude en goede bekende om zijn rede uit te spreken over „Lichten der Wereld". jjLicht, wat is licht Zeg het mij, diepte der zeeën en hoogte der heme len Deze woorden van den dichter komen u telkenmale voor den geest, wanneer ge even nadenkt over de mysteriën van het licht. Verbaasd staat ge,' wanneer de geleerden u spreken van de ontzaglijke snelheid, waarmede de fijne ethertrillingen zich voortbewegen door de ruimte, hoe in enkele oogen- blikken de machtige hemelbollen hun licht uitzenden naar de aarde. Gedurende minstens 6000 jaar hebben zon, maan en sterren hunne geweldige lichtgolvingen doen uitstroomen. Laat één enkele witte lichtstraal vallen in een prisma en ze ontbindt zich in zeven prachtkleuren, van het donkerste violet tot het schitterende oranje. Als christen hebt ge in aanbidding neer te knielen voor den Vader der lichten. Maar nog aangrijpender wordt het, wauneer ge nagaat de werking van het licht, want licht is leven. Welke plant, welk dier, welk mensch kan tieren zonder licht Het licht doet het leven tintelen in kleut. Bij zonsondergang aanschouwt ge met bewondering den purpergloed des morgeus verschijnt de dagvorstinne in gouden glans eu in den rijkdom van kleurenpracht, wanneer de vruchtbare velden schitteren in zomer-zonnegloed, verheerlijkt God Zijnen Naam. Het licht doodt de ziektekiemen, maakt schilderkunst mogelijk en geeft op allerlei manier waarde aan het leven. Satan haat het licht, wijl hij alles haat, wat God verheerlijkt. Nu heeft God niet alleen liet natuur lijke, maar ook het kunstlicht geschapen. Hij gaf den mensch wijsheid en talent om het te doen vinden Alle licht dus, van de machtigste zon af tot het nietigste schemerlichtje toe is schepsel Gods. Ook het licht der kennis en van de wetenschap is van God en we hebben Hem hulde te brengen voor die gave. Ook gij zijt lichten. Ge trekt u terug en zegtneen, maar Calvijn in zijn diep- schriftuurlijke opvatting, zijn kristal helder betoog, zijn breeden blik op elk terrein des levens. Dat was een licht, dat God deed schitteren aan den trans van Europa's volkenhemol in de 16de eeuw. Maar wij? 't Zijn de personen met tien en meer talenten. Toch niet, want God,-die het licht zelf uitdeelt aan de Zijnen, zegt,Gij zijt lichten der wereld. Jezus zegt het in de Bergrede tot Zijne discipelen, die gewone visschers waren, en Paul us werkt dit verder uit, wanneer hij'dit woord in den Filippenzerbrief richt tot alle geloovigen, tot de stokbewaarders en de Lydia's. Alle dezen konden toch niet bogen op schitterende talenten of mach tige titels. We hebben die uitspraak te aanvaar den, omdat Gods Woord het ons zegt; opdirect weer die lange deining, waar je eerst weer aan moet gewoon worden. Het weer was prachtig. Lang bleven de besneeuwde Noorsche bergen in zicht, tot de avondzon nog even alles in rooden gloed zette, en het Europeesche vasteland was verdwenen. Het werd steeds kouder we gingen nog Noordelijker. Was eer tijds de koers tusschen de Shetlandsche eilanden en Faroër, door verdere uit breiding van het mijnenveld moesten we thans ten N. van de Faroër. 't Werd avond, maar niet donker, 's Avonds om 11 uur kwam de Noorderzon te voor schijn in al haar kleurenpracht en in drukwekkende schoonheid, a. h. w. ver kleind beeld van Gods schoonheid en heerlijkheid. Het was, of zachte toover- stralen het schip omgaven, en de zee leek één groote regenboog. Droomerig hingen wo over de ver schansing en keken naar de lichtende, klare verte. Of we staarden naar de schuimende, kokende golven, opgezweept door de nimmer rustende schroeven, dié ons al verder brachten. En het fonkelde en weerlichtte in die schuimende diepten, veroorzaakt door milliarden lichtdiertjes, welke een pbosphorischen glans afgaven. Op het achterdek speelden Indische jongelui op de guitaar, droomerige Javaansche liedekens. Slechts noode scheidden we van dien schoonen avond in het Noorden. Den 2en Juni, 's avonds om 7 u., voeren wo voorbij de Faroër, hooge, kale rotsen, waarop geen plantengroei te bespeuren was. De bevolking van deze eilanden leeft hoofdzakelijk van schapenteelt en visscherij. We zagen dan ook verschei dene visschersschuiten in de nabijheid van deze eilanden. Zoo waren we dan het laatste stukje van Europa voorbij- gestoomd, en al was dit slechts een kale, barre rotsenmassa, toch tuurden we er zoo lang naar tot de hooge pieken met niet om er ons mee te vleien, maar om God te dauken, dat Hij door de werking des Heiligen Geestes ons tot lichtdragers heeft gemaakt. Wanneer dan dezo majestueuze en verbazingwekkende titellichten der wereld" ons wordt gegeven, hebben wij er dan niet opzettelijk bij stil te staan Heeft de wereld zooveel licht noodig? Men lacht altijd om ons, de dommen, de duisterlingen. Op grond van Gods Woord gelooven wij, dat de wereld in't duister ligt. De mensch stond eenmaal als in een schit terend verlichte kamer, maar door zijn val stapte hij uit de deur in stikdonkeren nacht, in slavendienst van den overste der duisternis. De wereld droomt nog, dat ze 't licht heeft, maar sla nu eens even op de drie laatste bladzijden der wereldgeschiedenis. Op de eerste vindt ge hoe door wets- schending de volken zijn gesleept in den bloedgierigcn krijg. Volken van den eersten rang geven zich over tot gruwel daden, moord, brandstichting en gieten golven van ellende over de menschheid. Is dat licht of duisternis De tweede bladzijde spreekt u van vrede, maar welk een vrede? Ge schaamt u. Verkrachting van de heerlijkste be ginselen. Geen vrijheid der natiën, maar de bitterste slavernij. Zelfbeschikkings recht als oud papier verscheurd. Op de derde bladzijde staat in bloed- roode letters: Revolutie! en ge leest er van rechtsverkrachting, moord, haat en tirannie. Bewijzen die laatste drie bladzijden niet duidelijk, dat de wereld duisternis is? Te midden nu daarvan staat Gods volk tot lichtverspreiding. Als een vuur toren in de kokende baren der wereldzee. En als God nu ons heeft verordineerd tot zulk een heerlijke roeping, dan hebben wij te zeggen, al is het met huivering in de ziel: zie hier zijn wij. Men zingt Ps. 136 3, 4 en 7. o Als voor ons vaststaat, dat we lichten zijn, aangestoken door den Geest Gods, hoe zal zich dat dan bij ons openbaren De gewichtige roeping van den jonge- liug zal dan zijn om in zijn kostbare jaren zich voor te bereiden voor den volwassen leeftijd, wauuecr het zijn taak zal zijn, als een licht te moeten optreden. Ilij heeft dan de plaats der ouderen in te nemen. De jongeling dient zich helder bewust te zijn, dat hij zich als recruut hueft te oefeneu in den wapenhandel. De jongeling is niet geroepen om als een monnik het stempel der afzondering te dragen. Het klooster is niet van God ingesteld. Maar waar hij als lichtdrager op alle terrein des levens zal moeten optreden, daar heeft hij zich in zijn jonge jaren voor te bereiden voor die gewichtige taak. Dat is het doel van de gereformeerde jongelingsvereenigiug. Een heerlijke en gewichtige taak. Wie meent, het zelf te kunnen, is al te dwaas. We mogen ons thans verheugen in den bloeienden toestand der jongelingsver- eenigingen. Men maakt zich heden ten dage gereed de wieken uit te slaan. Met inspanning van alle kracht gaat men over tot uitbouw, een machtig plan, dat niet minder dan een tonne gouds zal kosten. Maar alle gereformeerden helpen mee, opdat het jonge geslacht zich recht voor bereide voor de gewichtige taak, die ze zal hebben te volvoeren, wanneer de ouderen wegsterven. De oude, dwaze bewering van den zelfgenoegzamcn, trot- schen jongeliug is uit den tijd. We heb ben op te wekken om lid te zijn, het te blijven en te worden, want ge moet later den schemer waren ineengesmolten. We zouden nu ir. een dag of tien niets dan lucht en water zien. Vervelendeden we ons ecliter niet. De bibliotheek was ruim voorzien van allerhande lectuur, en menig boek werd doorgelezen boven op het „upperdeck" in de groote luierstoel. Veel animo bestond voor een wedstrijd in touwtrekken, aardappelrace enz. waar bij ruime stof was tot lachen. Tweemaal zagen we slechts een schip, beide malen een Reliefboot, diep geladen met voedsel voor de noodlijdende Belgische bevolking. Eén keer werden we onder het ontbijt opgeschrikt door een bulderende stem „Engelsche kruiser in zicht", een flauwe grap natuurlijk van een der passagiers. De uitwerking was echter cenig. alles stoof naar dek, en do dames, hun laatste broodjes verorberend, hadden geen lust meer, de smulpartij voort te zetten. Daar we niets zagen dan zee en lucht, konden we wat meer aandacht besteden aan onze medereizigers, en vriendschap pelijke betrekkingen aanknoopen met ons nog onbekenden. Vele genoegelijke oogenblikken brach ten we door met Dr. Groot en gezin en zendingszuster Loggen, allen op doorreis naar het zendingshospitaal te Solo. Vooral zuster Loggen boeide ons uren aaneen, door verschillende stukjes uit haar veeljarige tropischen arbeid te ver teilen. Wat kon ze heerlijk getuigen van haar moeitevollen arbeid zoo schoon be kroond. Zij blijve in onze herinnering. Veel aanstoot gaven ons de „Hand schoentjes". Voor degenen die misschien niet weten wat dit zijn, dient even 't volgende vermeld. „Handschoentjes" noemt men in Indië, de vrouwen welke in Holland een huwelijk aangaan per vol macht, met iemand die zich bevindt in Indië. Dit systeem is geheel uit den booze, tenzij het Handschoentje degelijk reisgezelschap ter beschikking heeft. De lichten der wereld zijn. De ouderen behooren dit thans te zijn. Hoe? „Laat dan uw licht alzooschijnen voor de menschen, dat zij uwe goede werken mogen zien en uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken". Wan neer de wereld onze slechte werken ziet, dan is dat tot onze schande. We hebben te leven in de vreeze Gods, zijn rechten en inzettingen te bewaren, Dit geldt niet alleen voor grijsaards en gehuwden, maar evenzeer voor jongelin gen en jongedochters. Begin met lichten der wereld te zijn in den strijd tegen de zonde. We hebben de wereld voor te houden het Woord Gods, want we hebben gezien, hoe dit op die drie zwarte bladzijden werd verworpen. Wat dageraad zullen ze hebben Hoe nu zullep we het Woord Gods voorhouden ook aan ons volk, op de ver schillende levensterreinen, wanneer we niet weten, wat er in staat Daarom moet. dit met alle wettige mid delen worden onderzocht. In den heerlijken Meimaand van den jongelingsleeftijd moet gearbeid, om in den herfstmaand rijpe vrucht te aan schouwen. De handen moeten ineenge slagen, ook die van de jongedochters, de vrouwen en moeders der toekomst, want boven hun hoofd zal niet liet minst knallen de zweep der revolutie. Wij ouderen hebben te weinig gedaan. Dat de jongeren als lichten der wereld ons verre overtreffen tot verheerlijking van God. Onze roeping is niet ten einde, door de kinderen des verbonds te zenden naar de ^Christelijke school. De lijn des verbonds loopt door. De banier van het Woord Gods moet immer worden opge heven. Wat verkeerd is, dient worden weggenomen. We hebben te jagen naar de volmaakt heid. En God, Die rijk is in barmhartig heden, zal Zijn zegen vermenigvuldigen. Ilij make ons getrouw, dat we allen onze heilige roeping niet verzaken, cm te zijn lichten der wereld. Ds. Kouwenhoven eindigde met dank zegging. Ds. de Walle zegt den redenaar nog dank voor zijn "kloek en ernstig woord; men zingt ten slotte Ps. 103 9 en na het uitspreken van de bekende zegen bede door den gevierden spreker, gaan allen voldaan huiswaarts. TER NEUZEN, 16 Maart 1920. Gisteravond hield de Vereeniging „Hulpbetoon door samenwerking" alhier haar eerste openbare vergadering. De burgemeester leidde de vergade ring. De lieer Nolson zette als doel der Vereeniging uiteen, het oprichten van een rneisjes-huishoudschool, benevens het inrichten van speeltuinen voor de Neuzensche jeugd, het bieden van steun in den vorm van schoolkleeding en voeding aan het behoeftige kind, en het geven van voorlichting bij de beroeps keuze. Mevr. Duiker was van meening dat do gemeente een dergelijke zaak moet doen. Er gaven zich een 40-tal personen op als lid. De vergadering was matig be zocht. Onze plaatsgenoot, de heer D. Sclieele P.Jzn. ontving een beroep naar de Geref. Kerk te Scliouwerzijl, (Gron.). Ambachtsschool te Ter Neuzen. Naar we vernemen zijn voor den nieu- droevige gevolgen lieten zich ook op onze reis zien. Van de 13 Handschoentjes aan boord der N. A'dam, bleef één dame haren wettigen echtgenoot trouw, de an dere twaalf vielen allen in de zonde van echtbreuk. Nu mag men niet té hard oordeelen geachte lezer. Onder deze ge trouwde vrouwen welke vielen, waren echte Christinnen. Maar de verleiding aan boord van een maïlstoomer is zóó groot, dat buitenstaanders zich hiervan geen voorstelling kunnen vormen. Het is beslist af te raden voor een jonge vrouw, alleen te reizen op een mailstoo- mor. Kiesheid houdt me terug hierover verder uit te weiden, doel is alleen te waarschuwen tegen het alléén reizen, men kieze Christelijk gezelschap. Op 30° N B. 47° W.L. ter hoogte van New-Foundland, hadden we een nacht met zware mist te kampen, en lagen we stil. Men fluisterde, dat ijsbergen in aantocht waren. Den anderen morgen toen de mist was opgetrokken, dreef ons op ongeveer twee mijl afstand zoo n reuzenklomp voorbij. De zon deed de lo»ge massa glinsteren en flonkeren. En onwilleurig gingen onze gedachten terug naar de Titanic", het reuzenschip dat alles zou fotseeren, zelfs God, maar dat in ééu oogenblik ondaiiKS de befaamde waterdichte schotten naar de diepte ging. Ter hoogte van 40° N.B. 40° W.L. namen we de zomerroute en voeren op de hoogte van New-York. Ook op dezo route zag» n we geen schepen, wat een pro-Duitschen heer (de hooihark noemde men hem aan boord) het gezegde ont lokte „Britannia rule the waves" (Enge land behoerscht de golven); 'tis niet eens noodig dat er gevaren wordt man, de Engelschen weten dat er niets is. Met vreugde werd de tijding verno men, dat we welhaast de Amerikaan- sclie kust in zicht zouden krijgen.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1920 | | pagina 2