Over Twee Oceanen.
Uit de Pers.
Uit de Provincie.
bijeenkomen, om daartoe een landelijken
bond op te richten.
UITVOER VAN BAKSTEEN UIT
BELGIË.
De uitvoer uit België van baksteenen,
dakpannen, leisteenen en hout is geheel
verboden.
NEDERLAND EN BELGIË.
De Msb.-redacteur te Brussel seint
Een Belgisch journalist, een zekere
llarry, heeft, volgens de „Soir"
een circulaire gezien van den Nederland-
schen directeur „Rijkhoff", aan een Bel
gischen boekhandelaar gericht, waarin
Pan-Neerlandsche propaganda-boeken
worden aangeboden tegen een prijs, waar
bij de Hollandsche gulden tegen drie
Belgische francs berekend wordt, dus
met een niet onbelangrijk verlies, dat
natuurlijk wordt aangevuld doorde
Nederlandsche regeering, zegt het blad.
Ziehier het nieuwste wetenschappelijk
product, dat van onder een „waarheid-
lievenden" journalistenschedel is uitge
kropen en den volke met genoegen in
de „Soir" wordt tentoongesteld.
OVERDREVEN.
Het aantal dergenen, die gemoedsbe
zwaren tegen de Invaliditeitswet hebben,
schijnt toch niet zóó groot te zijn als wel
is voorgesteld, zegt „De Graafschapper".
Ds. Kersten beweert in zijn brochure,
dat ruim 4/5 der werknemers op de Ve-
luwe van verzekering principieel afkee-
rig zijn.
En wat deelt Mr. Veldman nu mee,
de voorzitter van een der Raden van
Arbeid
Hij schrijft in „De Vooizorg":
„Tot mijn district behoort bijkans de
geheele Veluwe met pl.m. 25.000 verze
kerdendus dan zouden pl.m. 20.000
werknemers niets van de verzekering
willen weten! Welnu, mij zijn ongeveer
300 rentekaarten teruggezonden, bij dit
getal moet nog geteld worden het aantal
van lien, die later de thans niet terug
gezonden rentekaart niet zullen inzenden.
Maar dat in de verste verte niet het
aantal van 20.000 zal worden bereikt,
spreekt van zelf".
Een kleine, een zeer kleine minderheid
van Neêrland's Christenen is het, dat
waarachtige gemoedsbezwaren koestert.
VOOR HET UITBOUWPLAN ONZER
GEREF. JONGEL. VER.
heeft, naar hun blad-meldt, een fabrikant
in Engeland beloofd, als geschenk voor
het bondsbureel van den Geref. Jonge-
lingsbond, een groot cylinder-bureau met
daarbij behoorenden stoel te geven. Dezer
dagen meldde de gever aan het bonds-
bureau, dat de afwerking van het uit
bouwplan in die mate zijn instemming
had, dat hij thans nog meer zou geven,
n.l. ook de tafel en de stoelen, voor de
directeurskamer, alles in stijl van het te
schenken cylinderbureau. Voorts nog een
kast voor het bondsvaaudel, van binnen
bekleed en een naar eigen vinding ge
maakt tafeltje voor het telefoon toestel.
We zagen voorts, dat „de ton" is ge
haald. Reeds nu is een bedrag van
f 116081.55 bij elkaar. De verwachting
is dus niet beschaamd geworden. Er
moet nog heel wat binnen komen.
VAN OUDE PASTORIEËN
GESPROKEN.
Ds. R. Hamming, die te Groningen zijn
afscheid preekte, en nu gereed staat om
zijn intrede bij de Geref. Kerk van Doorn
te doen, heeft een treffende ervaring als
pastoriebewoner.
Zijn eerste Gemeente was Schoonebeek.
Ilij woonde er in een oude pastorie, die,
nadat hij er drie jaar aangenaam in ge-
Door BLEU van Celebes.
(Vervolg.)
's Morgens om half 8 werden de lang
slapers gewekt door de etensbel, het
ontbijt nam dan een aanvang en was
om 10 uur afgeloopen. Den laatsten
tijd gewoon aan „oorlogsbrood" de smaak
van spek en vleesch verloren, was het
ons een weelde, volop te genieten van
heerlijk melkbrood en volop vleesch.
Alleen de eieren waren niet vrij van een
vreemd geurtje, alles was er mede door
trokken, spijzen, dranken, het geheele
schip stonk er naar.
Maar als een bewijs, dat een Hollan
der in het jaar 1918 niet zoo nauw keek
meld ik even, dat op een goeden mor
gen 1400 eieren en 120 pond vleesch
naar binnen gewerkt, en dat op eeu
klein aantal passagiers, daar 40 pet.
was achtergebleven. De hofmeester ver
telde me, dat nooit zoo was gegeten, als
op deze reis.
Vrijdagnacht 31 Mei, werd ik wak
ker, iets wat me zeldeu overkwam di
rect miste ik den eentonigen machine-
cadans, en ik merkte dat het schip stil
lag. Natuurlijk was ik direct boven, om
te zien wat er aan de hand was. Een
dikke mist hing neer, en belemmerde
elk uitzicht. Hu, wat waren we weer
gauw in onze hut. We lagen dus stil
voor den mist, want het was te gevaar
lijk om door te stoomen. Vervaarlijk
klonk om de twee minuten de schorre
roepstem der Nieuw-Amsterdam over
de wijde wateren, om andere schepen
welke misschien in aantocht waren toe
te roepen „hier lig ik met elfhonderd
kostbare menschenlevens, vaar voorzich
tig En met de bede om bewaring op
de lippen, sluimerden we weer in.
Zaterdagochtend 1 Juni, werd vree-
woond had en toen naar elders vertrok,
gesloopt werd en vervangen door een
prachtige nieuwe.
Zijn tweede Gemeente was Zaamslag.
Hier kwam hij weer in een oude pastorie.
Hij woonde en werkte er met genoegen
in, vier jaren lang tot hij vertrok. Toen
werd het huis verkocht, want 't was te
oud, en er kwam een betere pastorie.
Zijn derde Gemeente was Groningen
A. Deze had drie pastorieën. Ds. Ham
ming en zijn gezin kwamen natuurlijk in
de ledige terecht en dat was weer
de oudste. Met veel genoegen woonde
hij erin. Doch in 1920 zou hij een nieuwe,
mooie, uitnemende pastorie krijgen.
Edoch daar kwam het beroep naar
Doorn, dat werd aangenomen. En daar,
in zijn vierde Gemeente, komt hij weer
in een oud huis, betrekkelijk tenminste,
in elk geval geen nieuw gebouw. Moge
't den pastor en den zijnen ook daar een
genoegelijk leven en werken zijn
ROOD ZAANDAM GEEN PARADIJS.
In Zaandam, waar de socialistische
burgemeester Ter Laan en de sodalis
tisclie wethouder Duys, gesteund door
een socialistische meederheid in den
gemeenteraad regeeren, is het ook al
geen paradijs op aarde.
Omdat zij, naar hunne meening, een
te laag loon verdienen, staken in Zaan
dam de gemeentewerklieden en burge
meester Ter Laan en wethouder Duys
willen de eischen der stakers niet in
willigen.
Een levenslustige oude tante.
De levenslustige oude tante is een ge-,
waardeerd familie-type.
Indien haar levenslust tot natuurlijke
vroolijkheid leidt is het een voorrecht
van haar onverwoestbare jeugd te ge
nieten.
Haar gulle lach, haar geestrijke kwink
slag, haar monter meeleven werken ver-
frisschend en verheffend op de conver
satie.
Zoo sympathiek echter als het optre
den der waarlijk jeugdige van hart is,
zoo weerzinwekkend zijn de allures van
de oude matrone, die door kunstmatig
jolijt den last harer jaren zoekt weg te
lachen.
Uitgediend en uitgeleefd is zij en al
haar daden zijn er op gericht om door
geveinsde uitgelatenheid aan de klem
dezor sombere waarheid te ontkomen.
Daarom schatert en springt zij, maar
haar schaterlach is valsch, haar spriu
gen krcupeldaus en meewarig wordt
achter den rug der oude verdwaasde
gelachen.
De gedachte "aan deze lugubere oudn
tante rijst onweerstandelijk, indien acht
wordt geslagen op hetgeen de „Liberale
Unie" dezer dagen bestond.
Verbeeld u de oude tante heft bee-
nen vau den vloer en wordt tot een de
mocratisch patertje langs den kant.
In optima forma schrijft zij een vuri-
geu minnebrief aan de democratie en
als bruidsschat zegt zij een reeks van
schoone huwelijksgiften toe
De Eerste Kamer moet worden afge
schaft wat denken die oude heeren
wel
De kiesleeftijd wordt op 21 jaar ge
bracht jong bloed hebben we noodig.
De wetgeving behoeft niet langer door
de Koningin te wórden bekrachtigd
de kronen rollen immers toch over de
straten.
Zoo flirt en vrijt en walst zij dat het
een lust is.
Maar die het wel met haar meenen,
selijk op de deur van mijn hut gebonsd.
Verschrikt ontwaakte ik, en vloog uit
mijn kooi, ik dacht dat we door den
mist in een mijnenveld waren geraakt.
'k Werd echter direct gerustgesteld
met de mededeeling, dat we de Noord-
sclie fjorden op zij hadden. Dat we dien
morgen vlug klaar waren met toilet ma
ken, behoef ik u zeker niet mede te doe
len.
We voeren in een nauwe geul, aan
weerszijden de hoogc fjorden, 't Was
voor het eerst dat wij Hollanders heu-
sche bergen zagen. Hooge, kale. grillig
gevormde rotsen, bruin gekleurd, meer
naar den top begroeid met pijnbosschen.
In de daken sporadisch kleine, groene
lapjes tarwe en gras, en daarnaast klei
ne Noorsche huisjes, allen wit, 't geleken
wel huisjes uit de poppendoos zoo klein
Rustig gleed onze boot vooit, van dei
ning was geen sprake. Noorsche oor
logsbodems voeren voor ons uit.
De zon die reeds was te voorschijn
gekomen, tintelde op het waterslanke
jachten en zeilbooten gleden ons voorbij,
relief booten lagen voor an ker, en van
een dezer waaide onze driekleur, wat
een „hoezee" uitlokte. Plotseling lag in
een dal beneden ons een stad, Udsire.
De koperen kerkkoepels leken in de
Noorsche zon, wel van goud te zijn, en
de witte muren der kasteelen kaatsten
de zonnestralen terug. Udsire in het
hooge Noorden zullen we niet vergeten,
dat beeld zal ons blijven. Even plotseling
als Udsire was te voorschijn gekomen,
was het ook verdwenen achter een
hoogen berg, welks top bedekt was met
de „eeuwige sneeuw." Na Udsire zagen
we veel houtzagerijen, lucifers- en zout
fabrieken en naderden we den grooten
Atlantischen Oceaan. Do loods ging van
boord, en nam onze ansichten mee,
laatste groet aan het Europeesche vaste
land. Fullspeed ging het nu den Atlantic
schuden het hoofd bij haar politieke
hnppeldansje en meesmuilen Ach tan.
te niet meer; 'tstaat zoo gek schej
toch uit(Rotterd.)
Verslag
van de rede van Ds. H. J. KOUWENHOVEN,
gehouden voor de Geref. Jongel.vereen,
te Zaamslag, 10 Maart 1920.
De Eere voorzitter, Ds. De Walle,
laat zingen Ps. 119 5, leest Filip. 2
116, gaat voor in gebed en geeft na
een kort openingswoord de gelegenheid
aan den oude en goede bekende om zijn
rede uit te spreken over
„Lichten der Wereld".
jjLicht, wat is licht Zeg het mij,
diepte der zeeën en hoogte der heme
len Deze woorden van den dichter
komen u telkenmale voor den geest,
wanneer ge even nadenkt over de
mysteriën van het licht. Verbaasd staat
ge,' wanneer de geleerden u spreken van
de ontzaglijke snelheid, waarmede de
fijne ethertrillingen zich voortbewegen
door de ruimte, hoe in enkele oogen-
blikken de machtige hemelbollen hun
licht uitzenden naar de aarde.
Gedurende minstens 6000 jaar hebben
zon, maan en sterren hunne geweldige
lichtgolvingen doen uitstroomen.
Laat één enkele witte lichtstraal vallen
in een prisma en ze ontbindt zich in
zeven prachtkleuren, van het donkerste
violet tot het schitterende oranje.
Als christen hebt ge in aanbidding
neer te knielen voor den Vader der
lichten.
Maar nog aangrijpender wordt het,
wauneer ge nagaat de werking van het
licht, want licht is leven.
Welke plant, welk dier, welk mensch
kan tieren zonder licht
Het licht doet het leven tintelen in
kleut. Bij zonsondergang aanschouwt
ge met bewondering den purpergloed
des morgeus verschijnt de dagvorstinne
in gouden glans eu in den rijkdom van
kleurenpracht, wanneer de vruchtbare
velden schitteren in zomer-zonnegloed,
verheerlijkt God Zijnen Naam.
Het licht doodt de ziektekiemen, maakt
schilderkunst mogelijk en geeft op allerlei
manier waarde aan het leven.
Satan haat het licht, wijl hij alles
haat, wat God verheerlijkt.
Nu heeft God niet alleen liet natuur
lijke, maar ook het kunstlicht geschapen.
Hij gaf den mensch wijsheid en talent
om het te doen vinden Alle licht dus,
van de machtigste zon af tot het nietigste
schemerlichtje toe is schepsel Gods.
Ook het licht der kennis en van de
wetenschap is van God en we hebben
Hem hulde te brengen voor die gave.
Ook gij zijt lichten. Ge trekt u terug
en zegtneen, maar Calvijn in zijn diep-
schriftuurlijke opvatting, zijn kristal
helder betoog, zijn breeden blik op elk
terrein des levens. Dat was een licht,
dat God deed schitteren aan den trans
van Europa's volkenhemol in de 16de
eeuw. Maar wij? 't Zijn de personen
met tien en meer talenten.
Toch niet, want God,-die het licht
zelf uitdeelt aan de Zijnen, zegt,Gij
zijt lichten der wereld. Jezus zegt het
in de Bergrede tot Zijne discipelen, die
gewone visschers waren, en Paul us werkt
dit verder uit, wanneer hij'dit woord
in den Filippenzerbrief richt tot alle
geloovigen, tot de stokbewaarders en de
Lydia's. Alle dezen konden toch niet
bogen op schitterende talenten of mach
tige titels.
We hebben die uitspraak te aanvaar
den, omdat Gods Woord het ons zegt;
opdirect weer die lange deining, waar
je eerst weer aan moet gewoon worden.
Het weer was prachtig. Lang bleven
de besneeuwde Noorsche bergen in zicht,
tot de avondzon nog even alles in rooden
gloed zette, en het Europeesche vasteland
was verdwenen. Het werd steeds kouder
we gingen nog Noordelijker. Was eer
tijds de koers tusschen de Shetlandsche
eilanden en Faroër, door verdere uit
breiding van het mijnenveld moesten we
thans ten N. van de Faroër. 't Werd
avond, maar niet donker, 's Avonds om
11 uur kwam de Noorderzon te voor
schijn in al haar kleurenpracht en in
drukwekkende schoonheid, a. h. w. ver
kleind beeld van Gods schoonheid en
heerlijkheid. Het was, of zachte toover-
stralen het schip omgaven, en de zee
leek één groote regenboog.
Droomerig hingen wo over de ver
schansing en keken naar de lichtende,
klare verte. Of we staarden naar de
schuimende, kokende golven, opgezweept
door de nimmer rustende schroeven, dié
ons al verder brachten. En het fonkelde
en weerlichtte in die schuimende diepten,
veroorzaakt door milliarden lichtdiertjes,
welke een pbosphorischen glans afgaven.
Op het achterdek speelden Indische
jongelui op de guitaar, droomerige
Javaansche liedekens.
Slechts noode scheidden we van dien
schoonen avond in het Noorden. Den
2en Juni, 's avonds om 7 u., voeren wo
voorbij de Faroër, hooge, kale rotsen,
waarop geen plantengroei te bespeuren
was. De bevolking van deze eilanden
leeft hoofdzakelijk van schapenteelt en
visscherij. We zagen dan ook verschei
dene visschersschuiten in de nabijheid
van deze eilanden. Zoo waren we dan
het laatste stukje van Europa voorbij-
gestoomd, en al was dit slechts een kale,
barre rotsenmassa, toch tuurden we er
zoo lang naar tot de hooge pieken met
niet om er ons mee te vleien, maar om
God te dauken, dat Hij door de werking
des Heiligen Geestes ons tot lichtdragers
heeft gemaakt.
Wanneer dan dezo majestueuze en
verbazingwekkende titellichten der
wereld" ons wordt gegeven, hebben wij
er dan niet opzettelijk bij stil te staan
Heeft de wereld zooveel licht noodig?
Men lacht altijd om ons, de dommen,
de duisterlingen.
Op grond van Gods Woord gelooven
wij, dat de wereld in't duister ligt. De
mensch stond eenmaal als in een schit
terend verlichte kamer, maar door zijn
val stapte hij uit de deur in stikdonkeren
nacht, in slavendienst van den overste
der duisternis.
De wereld droomt nog, dat ze 't licht
heeft, maar sla nu eens even op de drie
laatste bladzijden der wereldgeschiedenis.
Op de eerste vindt ge hoe door wets-
schending de volken zijn gesleept in den
bloedgierigcn krijg. Volken van den
eersten rang geven zich over tot gruwel
daden, moord, brandstichting en gieten
golven van ellende over de menschheid.
Is dat licht of duisternis
De tweede bladzijde spreekt u van
vrede, maar welk een vrede? Ge schaamt
u. Verkrachting van de heerlijkste be
ginselen. Geen vrijheid der natiën, maar
de bitterste slavernij. Zelfbeschikkings
recht als oud papier verscheurd.
Op de derde bladzijde staat in bloed-
roode letters: Revolutie! en ge leest er
van rechtsverkrachting, moord, haat en
tirannie.
Bewijzen die laatste drie bladzijden
niet duidelijk, dat de wereld duisternis is?
Te midden nu daarvan staat Gods
volk tot lichtverspreiding. Als een vuur
toren in de kokende baren der wereldzee.
En als God nu ons heeft verordineerd
tot zulk een heerlijke roeping, dan hebben
wij te zeggen, al is het met huivering
in de ziel: zie hier zijn wij.
Men zingt Ps. 136 3, 4 en 7.
o
Als voor ons vaststaat, dat we lichten
zijn, aangestoken door den Geest Gods,
hoe zal zich dat dan bij ons openbaren
De gewichtige roeping van den jonge-
liug zal dan zijn om in zijn kostbare
jaren zich voor te bereiden voor den
volwassen leeftijd, wauuecr het zijn taak
zal zijn, als een licht te moeten optreden.
Ilij heeft dan de plaats der ouderen in
te nemen. De jongeling dient zich helder
bewust te zijn, dat hij zich als recruut
hueft te oefeneu in den wapenhandel.
De jongeling is niet geroepen om als
een monnik het stempel der afzondering
te dragen. Het klooster is niet van God
ingesteld. Maar waar hij als lichtdrager
op alle terrein des levens zal moeten
optreden, daar heeft hij zich in zijn
jonge jaren voor te bereiden voor die
gewichtige taak. Dat is het doel van
de gereformeerde jongelingsvereenigiug.
Een heerlijke en gewichtige taak. Wie
meent, het zelf te kunnen, is al te dwaas.
We mogen ons thans verheugen in den
bloeienden toestand der jongelingsver-
eenigingen. Men maakt zich heden ten
dage gereed de wieken uit te slaan. Met
inspanning van alle kracht gaat men over
tot uitbouw, een machtig plan, dat niet
minder dan een tonne gouds zal kosten.
Maar alle gereformeerden helpen mee,
opdat het jonge geslacht zich recht voor
bereide voor de gewichtige taak, die ze
zal hebben te volvoeren, wanneer de
ouderen wegsterven. De oude, dwaze
bewering van den zelfgenoegzamcn, trot-
schen jongeliug is uit den tijd. We heb
ben op te wekken om lid te zijn, het te
blijven en te worden, want ge moet later
den schemer waren ineengesmolten.
We zouden nu ir. een dag of tien niets
dan lucht en water zien. Vervelendeden
we ons ecliter niet. De bibliotheek was
ruim voorzien van allerhande lectuur, en
menig boek werd doorgelezen boven op
het „upperdeck" in de groote luierstoel.
Veel animo bestond voor een wedstrijd
in touwtrekken, aardappelrace enz. waar
bij ruime stof was tot lachen. Tweemaal
zagen we slechts een schip, beide malen
een Reliefboot, diep geladen met voedsel
voor de noodlijdende Belgische bevolking.
Eén keer werden we onder het ontbijt
opgeschrikt door een bulderende stem
„Engelsche kruiser in zicht", een flauwe
grap natuurlijk van een der passagiers.
De uitwerking was echter cenig. alles
stoof naar dek, en do dames, hun laatste
broodjes verorberend, hadden geen lust
meer, de smulpartij voort te zetten.
Daar we niets zagen dan zee en lucht,
konden we wat meer aandacht besteden
aan onze medereizigers, en vriendschap
pelijke betrekkingen aanknoopen met ons
nog onbekenden.
Vele genoegelijke oogenblikken brach
ten we door met Dr. Groot en gezin en
zendingszuster Loggen, allen op doorreis
naar het zendingshospitaal te Solo.
Vooral zuster Loggen boeide ons uren
aaneen, door verschillende stukjes uit
haar veeljarige tropischen arbeid te ver
teilen. Wat kon ze heerlijk getuigen van
haar moeitevollen arbeid zoo schoon be
kroond. Zij blijve in onze herinnering.
Veel aanstoot gaven ons de „Hand
schoentjes". Voor degenen die misschien
niet weten wat dit zijn, dient even 't
volgende vermeld. „Handschoentjes"
noemt men in Indië, de vrouwen welke
in Holland een huwelijk aangaan per vol
macht, met iemand die zich bevindt in
Indië. Dit systeem is geheel uit den
booze, tenzij het Handschoentje degelijk
reisgezelschap ter beschikking heeft. De
lichten der wereld zijn.
De ouderen behooren dit thans te zijn.
Hoe? „Laat dan uw licht alzooschijnen
voor de menschen, dat zij uwe goede
werken mogen zien en uwen Vader, die
in de hemelen is, verheerlijken". Wan
neer de wereld onze slechte werken ziet,
dan is dat tot onze schande. We hebben
te leven in de vreeze Gods, zijn rechten
en inzettingen te bewaren,
Dit geldt niet alleen voor grijsaards en
gehuwden, maar evenzeer voor jongelin
gen en jongedochters. Begin met lichten
der wereld te zijn in den strijd tegen
de zonde.
We hebben de wereld voor te houden
het Woord Gods, want we hebben gezien,
hoe dit op die drie zwarte bladzijden
werd verworpen. Wat dageraad zullen
ze hebben
Hoe nu zullep we het Woord Gods
voorhouden ook aan ons volk, op de ver
schillende levensterreinen, wanneer we
niet weten, wat er in staat
Daarom moet. dit met alle wettige mid
delen worden onderzocht.
In den heerlijken Meimaand van den
jongelingsleeftijd moet gearbeid, om in
den herfstmaand rijpe vrucht te aan
schouwen. De handen moeten ineenge
slagen, ook die van de jongedochters, de
vrouwen en moeders der toekomst, want
boven hun hoofd zal niet liet minst
knallen de zweep der revolutie.
Wij ouderen hebben te weinig gedaan.
Dat de jongeren als lichten der wereld
ons verre overtreffen tot verheerlijking
van God.
Onze roeping is niet ten einde, door
de kinderen des verbonds te zenden
naar de ^Christelijke school. De lijn des
verbonds loopt door. De banier van het
Woord Gods moet immer worden opge
heven. Wat verkeerd is, dient worden
weggenomen.
We hebben te jagen naar de volmaakt
heid. En God, Die rijk is in barmhartig
heden, zal Zijn zegen vermenigvuldigen.
Ilij make ons getrouw, dat we allen
onze heilige roeping niet verzaken, cm
te zijn lichten der wereld.
Ds. Kouwenhoven eindigde met dank
zegging.
Ds. de Walle zegt den redenaar nog
dank voor zijn "kloek en ernstig woord;
men zingt ten slotte Ps. 103 9 en na
het uitspreken van de bekende zegen
bede door den gevierden spreker, gaan
allen voldaan huiswaarts.
TER NEUZEN, 16 Maart 1920.
Gisteravond hield de Vereeniging
„Hulpbetoon door samenwerking" alhier
haar eerste openbare vergadering.
De burgemeester leidde de vergade
ring.
De lieer Nolson zette als doel der
Vereeniging uiteen, het oprichten van
een rneisjes-huishoudschool, benevens
het inrichten van speeltuinen voor de
Neuzensche jeugd, het bieden van steun
in den vorm van schoolkleeding en
voeding aan het behoeftige kind, en het
geven van voorlichting bij de beroeps
keuze. Mevr. Duiker was van meening
dat do gemeente een dergelijke zaak
moet doen.
Er gaven zich een 40-tal personen op
als lid. De vergadering was matig be
zocht.
Onze plaatsgenoot, de heer D.
Sclieele P.Jzn. ontving een beroep naar
de Geref. Kerk te Scliouwerzijl, (Gron.).
Ambachtsschool te Ter
Neuzen.
Naar we vernemen zijn voor den nieu-
droevige gevolgen lieten zich ook op onze
reis zien. Van de 13 Handschoentjes aan
boord der N. A'dam, bleef één dame
haren wettigen echtgenoot trouw, de an
dere twaalf vielen allen in de zonde van
echtbreuk. Nu mag men niet té hard
oordeelen geachte lezer. Onder deze ge
trouwde vrouwen welke vielen, waren
echte Christinnen. Maar de verleiding
aan boord van een maïlstoomer is zóó
groot, dat buitenstaanders zich hiervan
geen voorstelling kunnen vormen. Het
is beslist af te raden voor een jonge
vrouw, alleen te reizen op een mailstoo-
mor. Kiesheid houdt me terug hierover
verder uit te weiden, doel is alleen te
waarschuwen tegen het alléén reizen,
men kieze Christelijk gezelschap.
Op 30° N B. 47° W.L. ter hoogte van
New-Foundland, hadden we een nacht
met zware mist te kampen, en lagen
we stil. Men fluisterde, dat ijsbergen in
aantocht waren. Den anderen morgen
toen de mist was opgetrokken, dreef
ons op ongeveer twee mijl afstand zoo n
reuzenklomp voorbij. De zon deed de
lo»ge massa glinsteren en flonkeren. En
onwilleurig gingen onze gedachten terug
naar de Titanic", het reuzenschip dat
alles zou fotseeren, zelfs God, maar dat
in ééu oogenblik ondaiiKS de befaamde
waterdichte schotten naar de diepte
ging.
Ter hoogte van 40° N.B. 40° W.L.
namen we de zomerroute en voeren op
de hoogte van New-York. Ook op dezo
route zag» n we geen schepen, wat een
pro-Duitschen heer (de hooihark noemde
men hem aan boord) het gezegde ont
lokte „Britannia rule the waves" (Enge
land behoerscht de golven); 'tis niet
eens noodig dat er gevaren wordt man,
de Engelschen weten dat er niets is.
Met vreugde werd de tijding verno
men, dat we welhaast de Amerikaan-
sclie kust in zicht zouden krijgen.