Orqaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-l/laanderen. Zaterdag 28 Juni 1919. Uit de Schrift. Bmtenlandsch Overzicht. i a RONNF.MFNT Rii hezorfmi!? ƒ1.15 ner drié maanden. Franco per post voor Nederland f 1.25. Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwsch-Vlaanderen" te Ter Neuzen. Alle stukken de redactie en administratie van dit' blad betreffende, moeten worden ge zonden aan den redacteur, H. S. v. HOUTEN, Vlooswijkstraat 02, Ter Neuzen. ABONNEMENT: Bij bezorging 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland f 1.25. ADVERTENTIËNVan 1—4 regels ƒ0.40. Elke regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën over twee kolom 8 cent per tegel. Abonnementen per contract. - Crisistoeslag 15%. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen bij den drukker D. H. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen. Telefoon Nr. 20. een zendingslied. Psalm 87. De kerk des Heeren is een zendings kerk, naar het bevel van Christus „Gaat dan heen, onderwijst alle volken." Bijzonder is de 'kerk zich hare roeping, om het'evangelie den heidenen te brengen, bewust geworden na den Pinksterdag. Van dien tijd gaan de heilbeden buiten Palestina om te prediken den eenigen naam onder den hemel geopenbaard tot zaligheid. De zendingsgedachte leefde ook reeds onder het Oude Testament. De dichter van Psalm 87 ziet ze komen» van Oosten en Westen, van Zuiden en Noorden, uit alle geslachten, talen, natiën en volken en toevloeien tot des Heeren volk. Israël is het volk der toekomst; God j heeft in dit volk, in hun Messias, den grondslag, het fundament gelegd van zijn geestelijk huis en stad. Hiervan was het aardsehe Jeruzalem afbeelding. Dat ware en hemelsche Zion zou de Godstad worden voor allen die door wedergeboorte hare poorten binnengeleid worden. Dit wordt in Psalm 87 bezongen. Eerst wijst de dichter op Zions grond slag. Liefst denken we dat in dezen psalm bezongen wordt de tijd van de wonderlijke redding uit de hand der Assyriërs, Toen de Heere zelf de vijanden sloeg en er 185,000 dooden rondom hare muren lagen, was er in Jeruzalem vreugde en blijdschap. Die wondere verlossing is voor Israel een bewijs van Gods trouw en een profetie van de toebrenging der volken binnen hare muren. De dichter vangt aan met het: „Zijn grondslag is op de bergen der heiligheid." De Heere zelf heeft Zijn Zion gegrond. Niet allee» het aardsclie Jeruzalem op de bergen, maar bijzonder een hechten grondslag gelegd onder Zijn kerk, de stad Gods. Zion is van af haar grondslag tot hare voltooiing het werk van 'sHeeren handen daarom zal zij niet wankelen, al veran derde de aarde hare plaats en al werden de bergen verzet in het hart der zee. Wat zijn die bergen waarop de Heere zijn geestelijk Zion bouwt? Wat kunnen ze anders zijn dan het eeuwig welbehagen' Gods. Dan het raadsbesluit der verkiezing, waaruit dc gansche bedeeling der genade opkomt. De kerk is gebouwd op al de deugden Gods. Op de rots Christus. En dat niet alleen de kerk in haar geheel, maar dat is de grondslag der zaligheid voor elk Zioniet. Hoe noodig is voor elk huis een hecht fundament. Denk aan het huis op de rots en op 't zand. Kent gij dien grondslag Is dat de grond uwer hope voor den hemel Sommige zitten wat hun bekeeringen de hoop op den hemel betreft, in eens in de blinkende spitsen, op den nok van het dak, en u^ar den grondslag deden ze nog nimmer een deugdelijk onderzoek. Welke is do grond uwer hope voor de eeuwigheid Na de grondslag bezingt de dichter Zions poorten. „De Heere bemint de poorten van Zion boven alle woningen van Jacob." Door die poorten gaan ze de Godstad binnen. Van die poorten zongen ze„onze voeten zijn steeds in uwe poorten, o Jeruzalem." De Heere bemint de poorten van Zion, daarvan is het dat we zingen „'kWaar liever in mijn Bond-Godswoning [een dorpclwachter, dan gewend, aan d'ijdele vreugd in ['sboozen tent. Die poorte moet voor ons ontsloten. In de poorten werd in Israël de rechtspraak gehouden. Daar had de rechter zitting. In de poort ontmoet de zondaar den rechtvaardigen God. En 't zou naar recht voor hem zijn eeuwig buiten gesloten, indien niet de groote Boaz tusschenbeide trad om het losgeld te betalen, opdat de zondaar op grond Zijner voldoening binnenga. .Is die poort reeds voor u ontsloten Hebt gij voor de gesloten poort neer gelegen, erkennende dat het rechtvaardig zou zijn als zij nooit voor u geopend werd Hebt gij geklopt in uw gebed en smeeking Geroepen „Ontsluit voor mijne schreden, de poorten der gerechtigheid. Dan moogt ge door de geopende poort wel eens naar binnen zien en iets aan schouwen van de heerlijkheid der Gods stad. Dan stemt ge in met hetzeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods Er gaat een goed gerucht van Zion uit. Al wordt de schoonheid in deze be doeling niet in al haar luister aanschouwd, Gods volk zal veel goeds van den hemel, van den dienst Gods, van Zions Koning vertellen. Het geloof blikt wel eens door de paarlen poorten binnen, hoort wel eens de Godsrivier klateren. Moge er jaloerschheid zijn in uw hart als door Gods volk besproken wordt de heerlijkheid van Zion. Wat kan dat 't hart der kleinmoedige» streelen als zij Zions heerlijkheid hooreu beschrijven, ïiooren gewagen van het groote goed dat de Ileere heeft weggelegd voor degenen die Hem vreezen. Nu worden de bewoners genoemd. De Godstad zal bewoond worden. De Heere zal ze brengen van alle einden (]er tierde. Lees het„Ik zal Rachel en Babel vermelden, onder degenen, die Mij kennenziet, de Filistijn en de Tyriër, met den Moor, deze is aldaar geboren." Welk een treffende overeenkomst tusschen de profetie en wat op den Pinksterdag heeft plaats gehad. Vergelijkt 't maar eens met Hand. 2. Heerlijke dingen werden op den Pink sterdag in Jeruzalem gezien en doorleeid. De groote werken Gods, de wonderen Zijner genade werden er aanschouwd. Op geen andere wijze zullen ook wij burgers van Zion worden dan door geboorte. 't Zijn de heidenen die hier genoemd worden, de zwarten. Doch immars elk lid Gods kent zich ook als zulk een. „Ik ben zwart", zegt Christus' kruis hen. En dan worden ze door den Heere zelf ingeschreven in de geestelijke bur gerstand. Ze zijn van verschillende nationaliteit, doch er is geen rassenhaat. En dat bewonertal groeit„De Heere deed dagelijks tot de gemeente die zalig werden.". Zijt gij reeds in Zion geboren Reeds een medeburger der heiligeneen huis genoot Gods ofnog een vreemdeling In Zion is vreugde„En de zangers, gelijk de speellieden, mitsgaders al mijne fonteinen zullen binnen u zijn." De Heere geeft Zijn volk zingensstof. Stof tot weenen vinden ze in zichzelf en hunne zonden, stof tot juichen in den Heere. Waar de Heere in 't midden van Zijn volk woont en de heilsweldaden doet genieten, is blijdschap. Neen, het leven van den Christen is niet altijd een zuchten en weenen. De wereld moge 't meqnen dat dei- Christenen leven altijd treurig is, 't is omdat zij hunne vreugde niet kent, niet verstaat, dat het zulk een gansch andere is dan die der wereld. Het is een reine vreugde, een he melsche. Wat is 't hart der discipelen wel opgesprongen van vreugde op den Pink sterdag. Die is er zelfs over één zondaar die in Zion geboren wordt. Terwijl de zondaar bedroefd is en zucht„Uit diepten van ellende", is er gejuich in de tenten der rechtvaardigen Bemint gij de poorten van Zion Hoort gij gaarne de heerlijke dingen van Zion verkondigen Zijt gij door wedergeboorte een Zioniet? Dan zingt ge mee Men spreekt van U zeer heerlijke [dingen, O schoone stad van Israëls Opperheer. Zaamslag. de Bruijne. doen uitkomen. Als was er in Parijs niets gebeurd als hadden de geallieer den met duidelijk uitgesproken dat zij aan de Belgische grootheidswaanzin geen bevrediging willen gevenals had niet de Nederlandsche minister van Karne- beek, vriendelijk maar beslist het gezegd, dat Nederland nooit zal toestemmen in afscheuring van grondgebied, zoo hield Hijmans zich. Zelfs -verklaarde hij, dat België zijn verlangens met kracht en volhouding zal nastreven. Ernstiger dan ooit klonk dus de bedreiging tegen ons land. Natuurlijk heeft België niet de minste kans op vervulling van zijn wen- schen, als de groote mogendheden het niet helpen. Zoolang die niet van gevoe len veranderen, nemen we het dreige ment van Hijmans niet ernstig, al doet het schade aan de goede verhouding tusschen Nederland en België. En dat is jammer, want beide landen hebben eikaars steun noodig. Na Hijmans moest Wilson spreken, en in zijn antwoord is vooral clese zin van belang: „De politiek moet niet de wegen van nationalcn trots volgen, maar wel de wegen der menschheid" Prachtig gezegd. Het nastreven van allerlei nationale aspiraties heeft al ellende genoeg in de wereld gebracht, 't Is wel tijd, dat de wegen der menschheid en der mensclie- lijkheid worden ingeslagen. Vooral voor een klein volk als 't Bel gische, dat de kracht mist om zelf zijn wenscheu te verwezenlijken, is het dwaas en verderfelijk door nationale opgebla zenheid zijn buur af te stooten. Van België geldt het thans: Ziedaar, hoe een klein volk zich belachelijk kan maken. Wilson's woord was een goed woord. En hij heeft er meer zoo gesproken. Jammer, dat de wereld zoo weinig aan goede woorden heeft, als ze niet door even goede daden worden gevolgd. En hoeveel talent Wilson "ik moge bezitten, om goede beginselen in weinig woorden en onbeschroomd naar voren te brengen, hij mist helaas de vaste wil en het genie om ze om te zetten in daden. Dat komt, omdat Wilson meer profes sor is dan staatsman. Als oud-professor kan hij uitnemeud de beginselen die hij voorstaat formu leeren. Maar als hij tegenover diplomaten als Clemeuceau en Lloyd George zijn beginselen in de practijk moet verdedi gen en doen toepassen, dan moet hij 't afleggen. Zeer zeker vindt dat mede zijn oorzaak hierin, dat Wilson te voel alles zelf wil doen. Als hij zich meer tot de theorie had beperkt, en de practijk had over gelaten aan de Amerikaansche delegatie, zou de wereld wellicht heel wat verder zijn geweest dan thans. Als oud professor verdient Wilson alle hulde; als staatsman is hij mislukt. Als schrijver over den volkenbond heeft hij door zijn 14 punten uitstekend werk verrichtals schepper van den volkenbond heeft hij nagenoeg niets goeds kunnen presteeren. Laten we hopen dat het in de Neder- landsch Belgische kwestie niet aldusgaat. Dat daarin het woord van den professor verwezenlijkt wordt door de daad van den staatsman. En dat althans in dit opzicht zijn vrienden zich ook zijn dis cipelen betoonen, en zich richten naar zijn wijs woord. Dan kan de wereld zich tenminste in één voorbeeld van den nieuwen -koers verblijden. Een goed woord. President Wilson is in België geweest, En heeft er natuurlijk een spee.jh ge houden. Nu was net tevoren de annexionistische minister Hijmans aan 't woord geweest, Op de oude wijze had hij de Belgische begeerigheid naar Nedoriandsch gebied 23 millioen. Deze belasting is echter in haar laatste bloeitijdperk Ze wordt op geheven. Ook de ontvangsten der gewone mid delen waren nog nooit zoo hoog als in Mei. Het bedroeg ditmaal bijna 29 millioen. De ontvangsten uit deze be lastingen weerspiegelen het herstel dat voor ons economische leven is aange broken. Zoo brachten de invoerrechten 3 millioen op tegen 1/2 millioen in Mei '18. Een teeken, dat onze handel her leeft, al is die nog lang niet op het peil van voor den oorlog. Dit blijkt uit de loodsgelden, die in Mei 1918 opbrachten 13000 gld, in Mei van dit jaar 97000, maar in Mei 1914 de som van 300,000 gld. Er is dus opleving, maar de oude bedrijvigheid is nog lang niet terugge keerd. Het statistiek recht (66000 gld.), bracht 8 maal zooveel op als geraamd was. Die raming dagteekent trouwens uit een tijd, toen het herstel op han delsgebied uog geenszins te voorzien viel. Aangename verrassingen voor minister De Vries, die door de wetten zijner ambtgenooten (onderwijs en sociale wet geving) zich voor steeds grooter uitgaven ziet gesteld. De accijnzen op gedistilleerd, het geslacht en de suiker waren gunstig. Het zout daarentegen bracht minder op dan ooit. (59000 tegen 272,000 in Mei 1918). Dit komt, doordat er voor het consetveeren van levensmiddelen geen voorraden meer worden ingeslagen menigeen daarentegen teert zelfs op oude voorraden indertijd gekocht uit vrees voor dreigende distributie en schaarschte. De inkomstenbelasting steeg met Vs millioende vermogensbelasting even eens. De grondbelasting en de perso- neele belasting daalden beide. De successiebelasting en de waarborg (op goud en zilver) stegen. Aan de stijging van dit laatste bewijs vau toenemende weelde schijnt maar geeu eind te komen. In Mei 1914 bracht dit weelde- middel 41000 gld. op in Mei van 't vorig jaar 61000 gld. en thans ruim 77000 gld. In de eerste 5 maanden van 1919 heeft de schatkist uit de gewone bronnon van inkomsten 110 millioen ontvangen, of 16 millioen méér, dan 6/ij van de raming voor dit jaar bedraagt. Mooie cijfers dus. De onderteekening van het vredesverdrag zal vermoedelijk morgen plaats hebben. De geallieerden willen daar een heele plechtigheid van maken. Weken lang zijn ze bezig geweest om de historische Spiegelzaal, waar in 1871 het Dtiitsche keizerrijk werd uitge roepen, in orde te maken voor de laatste bijeenkomst der vredesconferentie. In dezelfde zaal, waar Duitscliland verhoogd werd, waar zijn eenheid door bloed en ijzer bewerkt met de gouden keizerskroon werd bezegeld, zal thans Duitschlands vernedering, en verbrokkeling plaats vinden. Welk een tegenstelling! Is het daarom wonder dat de Duit- schers geen van hun ministers bereid De Rijksmiddelen. De opbrengst van de rijksmiddelen gaat de laatste maanden maar steeds vooruit, Niet alleen de gewone belastin gen, maar ook die welke haar invoering danken aan de abnormale tijdsomstan digheden hebben de laatste maanden veel opgebracht. Veel meer dan de ra ming was. En toch kan de Staat niet denken aan renteniereu. Want de ont zettende uitgaven verzwelgen alle in komsten en maken, wal 't ergste is dat er telkens opnieuw moet worden geleend, waardoor de schuld telkenmale toeneemt. Neen, inplaats vau geld over houden, zit de Staat tot de ooren in de schuld. Toch is het een gelukkig verschijnsel dat de middelen ruim vloeien. Het te kort zou in het tegengestelde geval nóg grnoter zijn, en 't zou bovendien een bewijs zijn van 't kwijnen van het be drijfsleven. De buitengewone belastingen brachten in Januari j.l. 121/,, millioen op, in Fe bruari en Maart beido 191/a millioen in April 26 millioen en in Mei zelfs bijna 32 millioen! Hiervan bedroeg voor Mei alleen de oorlogswinstbelasting ruim vinden, om naar Versailles ter teekening van het vredesverdrag te gaan De stap is zelfs voor de revolutionaire ministers te moeilijk. Eerst wilden de Duitschers het aan hun gezant opdragen. Dan was er geen delegatie voor noodig. Gezant von Haniel kon het nare zaakje wel opknappen. Maar daar zijn de geallieerden niet mee tevreden. Clemeuceau heeft het dezer dagen gezegd: „49 jaren (vanaf 1870) heb ik op dit oogenblik gewacht." En zouden de Franschen zich dan de kans laten ontgaan om hun vijanden tot op 't diepst te vernederen Wie Clemenceau's wraakzucht kent, begrijpt, dat hij geëisclit heeft, dat een minister, een gelijke in rang aan hem en Lloyd George naar Versailles komt, en het vernederende verdrag onder teekend. Volgens berichten uit Berlijn wil echter de minister van buitenlandsche zaken, Hermann Muller zijn naam niet onder het schandstuk zetten. Erzberger, die toch al bedreigd wordt, omdat men hem zoo ongeveer het zwarte beest acht als men over het besluit tot onderteekening praat, gevoelt evenmin veel lust om het akelig karweitje op te knappen. En de andere ministers willen heelemaal niet. Men neemt aan, dat Erzberger het wel zal moeten doen, temeer waar uit Darijs reeds wordt gemeld, dat de geallieerden de Duitschers tot spoed hebben aange- maaud. Met dit al leekent dit alles duidelijk den weerzin en deu afkeer dien dit verdrag heeft gewekt in Duitscliland. Omdat het niet anders kan, daarom teekent Duitscliland, maar zoodra straks de kans gunstig is, zal het trachten zich te wreken. Duitscliland bukt, omdat het gedwon gen wordt, doch ook, om straks met te meer kracht te kunnen opspringen. De Raad van Vier heeft zich gisteren bezig gehouden met de vernieling van de Duitsche vloot door de eigen bemanning bij Scapa Flow en met het verbranden van de Fransche vaandels te Berliju. Beide gebeurtenissen zijn stuiptrekkin gen van den ouden Duitschen militairen geest. De keizer de opperste krijgs heer heeft eenmaal gezegd, dat de schepen nooit in handen van den vijand mochten vallen. Welnu, dan maar naar den kelder, zeiden de Duitsche officieren en bemanningen. En zoo lieten ze de schepen in 't gezicht van de Engelschen zinken. De Duitschers zijn vol geestdrift over de daad van hun marine. De Berliuer Lokalanzeiger schrijft Van vandaag (Maandag) af, heeft het Duitsche volk geen recht meer om na tionale feestdagen te vieren, voordat de schande van den 22steu Juni uitgewischt is. Een straal van hoop voor de toekomst dringt uit het Noorden door. Waar in vreemde haven Duitschlaud's trotsche vloot lag met de zwart- wit-roode vlag in top, heeft de geest driftige bemanning haar naar deu kelder geholpen. Deze daad werkt als een ver frisse h end stortbad in deze drukkende dagen en schenkt nieuw leven aan onze uitgebluschte hoop. Wat onze vijanden ervan denken behoeven wij ons niet aan te trekken. Zelfs niet als zij van toorn zouden zieden over den buit die hun ontgaan is. Wij vertrouwen huil toch nog wel zooveel gevoel toe, dat zij in het diepst van hun hart de dapperen, die den dood boven de schande verkozen, hun achting niet zullen ont houden. De Taegliche Rundschau zegtOp den Zondag van de begrafenis van Duitsch laud's macht en roem straalt het beeld van de Duitsche plichtsvervulling en het Duitsche eergevoel in de Scapagolf als een blijde verwachting. Toch zal deze zaak wel in 't nadeel van Duitschlaud worden uitgelegd. Merkwaardig is anders het verschil tusschen de houding die Engeland en die Frankrijk aanneemt. De Engelschen wareu reeds van zins om zelf de Duitsche vloot in volle zee tot zinken te brengen. Dat heette dan een, zij het zeer kostbare, toch symbo- lieke verrichting te moeten zijn. Wat daar achter zat is echter gemakkelijk te bevroeden. Men ontging hiermee de moei lijkheden die bij de verdeeling van don zeebuit zouden rijzen. Ü6 daad van Von Reuter is dan ook in Engeland zeer ge matigd beoordeeld en enkele bladen hebben zelfs geschreven, dat de Engel- sche marine die in haar hart bewondert en in gelijke omstandigheden niet anders zou handelen. Het is begrijpelijk, dat men in Frank rijk daar wat anders over denkt en dat de houding der Britten daar ernstige argwaan en verbittering wekt. De meest elementaire bewakingsdienst zou er iets van hebben moeten merken, zeggen de bladen. Een ervan merkt bitter, op: „Onze vijanden hebben zoo de daad vervuld, welke Engeland wensch- te". Weer een ander eischt vergoeding voor Frankrijk, bestaande in het volle dige bezit van de Duitsche duikbooten, die door de Fransche vloot bewaakt worden. Het vernielen van de Fransche vaan dels voor het standbeeld van Frederik den Groote is eveneens een uiting van den oudeu geest, die met -de revolutie niet gestorven is. Deze vaandels waren in 1870 op de Franschen veroverd, en werden als overwinningsteekeneu in het tuighuis bewaard. Thans moesten ze teruggegeven worden, maar militairen van den ouden stempel hebben ze ver nield. President Ebert heeft een proclamatie tot het Duitsche volk gericht, waarin hij aanspoort orde en rust te bewaren. Trouwens het gist en kookt weer in de Duitsche gemoederen. In Hamburg en Berlijn dreigen de plunderingen en op stootjes uit te groeien tot een volslagen oproer van Spartacisteu. Terwijl omgekeerd een deel van het leger roerig is geworden, omdat ze hun meerderen niet willen uitleveren. De H

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1919 | | pagina 1