Orqaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
No. 121.
Zaterdag 8 IVLaart 1919
2e Jaargang.
Uit de Schrift.
F E I L L E T Q~
Uit het Buitenland.
Verslag van de rede van
Mr. P. Dieleman,
JAN WAANDERS.
Uitgave van de Christelijke Persvereeniging „Zeeuwseh-Vlaanderen' te 1' er Neuzen.
\lle stukken de redactie en administratie van dit blad betreffende, moeten worden ge
zonden aan den redacteur, H. S. v, HOUTEN, Vlooswjjkstraat G2, Ter Neuzen.
ABONNEMENT: Bij bezorging 1,15 per drie maanden. Franco per post voor Nederland 1.25.
ADVERTENTIËNVan 1-4 regels ƒ0.40. Elke regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën
over twee kolom 8 cent per regel. Abonnementen per contract. Crisistoeslag 15
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen bij den drukker
D. H. LITTOOIJ Az. te Ter Neuzen. Telefoon Nr. 20.
BEDE UIT DE DIEPTEN.
„Leid mij op eencn rots
steen, die mij te hoog zou
„zijn". Ps. 61 3b.
Hier bidt een koning. Hoog staat het
volk dat bidt voor zijn koning of zijne
koningin, en voor allen die in hoogheid
zijn.
'De gebeden van zulk een volk zijnde
sterkte des troons en een trouwe lijf
wacht voor den koning.
Toen onze Koningin bij hare troonsbe
stijging werd gevraagd: Ziet Uwe Maje
steit niet op tegen de taak die op Uwe
schouderen gelegd wordt, was haar ant
woord, zoo minnelijk als vroom „Neen,
„want ik weet dat ik een biddend volk
„achter mij heb".
Zulk eene koningin bidt zelf, maar
spoort ook haar volk tot bidden aan.
Van de troon van zulk eene vorstin moet
heil en zegen afdalen op zulk een land
en volk.
Er kunnen zich dan moeielijkhecen
voordoen, zeer groote zelfs gevaren kun
nen dreigen, die schijnbaar onafwendbaar
zijnversmading kan de hooge lands
vrouwe worden aangedaan, en land en
volk kunnen uitelkaar gerukt, maai
de hooge God zal bet dan toch goed
maken. Eere en heerlijkheid zijn wegge
legd voor lien die Hem aanbidden. En
de uitkomst zal leeren dat God liet ge
bed van Zijne kinderen hoort.
De dichter van Psalm 61 is een koning,
't Is koning David en David was een
biddende koning.
Hij is verjaagd, weggovlucht, tenge
volge van Absaloms samenzwering. Hij
heeft Jeruzalem, hij heeft Judea verlaten,
is over de rivier getrokken, en tot Ma-
hanaïn gekomen met zijn gevolg.
Daar staat hij stil, en ziet achter zich.
Hij is „aan 't einde der aarde" zijn hart
is vervuld met droefheid.
Verre voelt hij zich van zijn paleis,
van de koningsstad, van zijn land (al is
het nog het Over-Jordaansche deel van
Kanaan)maar verre voelt hij zich ook
van zijn volk dat hij lief had.
Wat moest er komen van die arme
schapen, die een prooi zijn geworden van
vreemde macht, van zijn volk dat door
revolutie verscheurd wordt.
Nog iets is er, dat hem op de ziel
drukt, en 't hem zoo moeilijk maakt:
Hij is gescheiden van de plaats van Gods
woning. Hij zal zijne offers niet meer
kunnen brengen, in Gods voorhoven niet
meer kunnen treden, het gezang der
priesteren niet meer hooren, en zijne
genegenhêen waren brandende naar Gods
huis. Hoe donker was het heden, en hoe
somber de toekomst. En zijne getrouwen
waren weinig. De opstand breidde zich
uit; zijn zoon ging jacht op den vader
maken, en vervolgde hem als een veld
hoen op de bergen. Zijn leven was in
groot gevaar. Was hij niet Gods gezalfde
David heeft een gevoel alsof hij als
een drenkeling in wanhoop kampt met
de golven van een woelige zee. Hij is
als in den dood weggezonken. Zijn hoofd
houdt hij nog boven. Hij werkt en mar
telt, maar zijne krachten nemen af.
Vóór zich ziet hij de rotsachtige kust,
maar al kon hij met inspanning van alle
kracht het tot die kust brengen, die
rotsgevaarten die zich van uit de woelige
wateren verheffen zijn zoo steil en zoo
10)
Z ELAND IA.
„Nooit naar de opera Je bent toch
wel slimmer. Een jonge kerel als jijje
gaat je leven toch niet verkniezen
Jan vond Selms bepaald onuitstaan
baar.
Ze waren op den hoek eener straat.
Hij stond stil, reikte Selms flauwtjes
een hand.
„Nou, tot morgen, hoor!"
„Ga je al vroeg Selms die dat een
tamelijk bruut afscheid vond.
„Ja, 'k moet naar huis".
„Nou, bonsoir hoor. Als je soms lust
hebt Donderdag dan ben ik ook van de
partij. Die decoraties waren eenig, man-
jefiek. En
,,'k Weet nog niet. Atjuus!"
Hij stapte door.
„Wat 'n bokking", schimpte Selms,
boos, in zich zelf.
Jan Waanders was blij van hem af
te zijn.
hoog, dat hij daar toch nooit tegen op,-
klimmen kan.
Wat staat hem nu te doen De kamp
opgeven Zinken, wegzinken De strijd
is immers te zwaar? En dan geen uit
komst
Dat is de aangewezen weg als er geen
geloof en dus ook geen gebed in hart
leeft.
Maar David ziet een' anderen weg.
„O God hoor mijn geschrei, merk op
„mijn gebed.
„Van het einde des lands roep ik tot
„U, als mijn hart overstelpt isleid mij
„op eenen rotssteen die mij te hoog zou
„zijn".
Het water kwam tot aan de lippen,
en de stroom dei verdrukking sloot zich
bijna boven zijn hoofd. Toen bad hij.
De biddende koning.
En hij bad zoo 't behoorde. Immers
in geloofsvertrouwen
„Want Gij zijt mij eene toevlucht ge-
„weest, een sterke Toren voor den vijand.
Immers in hope „Ik zal in Uwe hut
„verkeeren in eeuwigheden, en lees
dan verder in dezen Psalm Davids ge
spierde geloofstaal. En hij verbindt zich
nu reeds, nu hij in de grootste benauwd
heid verkeert, door een gelofte aan den
Heere„Zoo zal ik Uwen Naam psalm-
„zingen in eeuwigheid opdat ik mijne
„geloften betale, dag bij dag".
Wat hebben de bidders toch groote
voorrechten boven de niet bidders. Deze
laatsten zijn geheel op eigen kracht, eigen
wijsheid, eigen inzicht aangewezen.
De bidder, als alle kracht vergaan is,
alle uitzicht weggenomen, alle hope ver
vlogen, houdt dan toch zijn Vader
in de hemelen, van Wien we lezen
Alle dingen zijn mogelijk bij God.
Ook Davids gebed is verhoord. God
heeft hem gezet op een rotssteen waar
David zich nooit tegen opwerken kon.
God heeft hem uitgeholpen uit de diep
ten en verlost van de wateren des doods.
Hij is wéér op zijn troon geleid.
Davids gebed werd gesteund door 't ge
bed van zijne getrouwe onderdanen.
Hier is niet alleen een Koninklijk bid
der, maar ook een biddend volk. Daar
om daalden op Koning en volk Gods
zegeningen neer.
Onze oogen hebben onze Koningin
gezien. En welk hart niet tot in de
grond geroerd werd, wel dat van hen
die voor Vorstin en Vaderland eiken
dag vurig smeeken om 't heil dus Heeren.
Hare verschijning schokte en verblijdde
ons te meer, omdat ze kwam in de ure
van gevaar, om als een moeder haar
volk te sterken en te troosten.
Haar betraand oog maar ook Hare
moedige verschijning hebben ons gesterkt.
Wij blijven Haar trouw, onze van on
zen God gezalfde Vorstin.
Maar Zij za! vasthouden hare kinde
ren, en te vaster naarmate het gevaar
grooter wordt.
Woelig zijn de wateren. Ons hart is
bij oogenblikken overstelpt.
We zijn ons bewust dat onze kracht
klein is. We zien voor ons de rotsen
van de kust, maar ze zijn te hoog.
Laten we dan samen de bede over
nemen van David en Zijn volk
„Leid mij op een rotssteen, die mij te
hoog zou zijn" en doen we dat in vast
vertrouwen op onzen God, den Poten
taat der Potentaten.
Gewis! Gij zult alle eeuwen door,
Haar met uw gunst verzeilen,
Nee, als hij naar de opera ging, dan
toch niet met Selms, dat had hij zich al
voorgenomen. Overigens, hij had er wel
veel zin in. Dat was nog eens échte
kunst. Zangers en zangeressen van be
roep. Geschoolde lui. Nou, maar waarom
zou hij eigenlijk niet. Stak er iets kwaads
in? Muziek, literair genot bovendien,
waren ze te verachten Hij wou er wel
eens met Jo over praten. Als die toe-
Stemde, dan gingen ze vast. Maar
nee, dat zoü ze niet. Die zat ook al vast
in zooveel vooroordeelen. D'r ouwe lui
waren zóó zwaar op de hand. Kijk, hij
wou daar nu ook geen gewóónte van
maken. Maar zoo'n enkelen keer;'twas
toch alléén te doen om de kunst. En de
kunst, was die dan zondig? Ze hadden
ook wel een „reciteerdub", die nog wel
„Da Costa" heette. Een christelijke re-
citeervereeniging. En daar hadden ze,
bij d'r laatste openbare jaarvergadering
ook nog een kamerstukje opgevoerd. Nou,
en wat stak daar ook in
Hij wipte even thuis aan, om te zeg
gen, dat hij naar de Vlietstra's ging. Dan
wist Moe het, als het wat later werd.
Hij nam maar een" tremmetje. 'tWas
te warm om zoover te loopen.
Hij trof Jo thuis.
En tot een zegen stellen
Ja, Gij geleidt haar op het spoor
Der vreugde, bij het licht
Van 'tgödlijk aangezicht.
De Walle.
V Een blijde tijding.
Pas is Woensdag In 't koninklijke woord
tot ons, Zeeuwsch-Vlamingen gesproken
„Zeeuwsch Vlaanderen is en blijft Ne
derlandseh", of een officieel bericht van
de Vredesconferentie (inmiddels door
minister Karnebcek bevestigd) komt ons
melden, dat ter Vredesconferentie is
besloten, de Belgische eischen ten op
zichte van Nederlandseh grondgebied
niet te steunen. België, dat zich zeker
waande van den steun der geallieerden
heeft dreigend en begeerig geblaftnu
zal het alleen moeten bijten. Een blijde
tijding! Alleen toch zal België het niet
licht wagen, ons aan te vallen.
Jammer dat de Vredesconferentie niet
de snoode ondankbaarheid en de 1 and-
honger van België streng heeft afge
keurd en verboden.
Ook blijkt uit het bericht, dat België,
dat officieel zweeg, welks koning vriend
schap huichelde, werkelijk Nederlandseh
grondgebied heeft gevraagd. Hoe iutens
laag toch
Het perfide België, zal als roofstaat
(dó wil geldt hier voor de daad) in de
historie bekend blijven. De betrekkingen
tusschen ons land en België zijn voor
langen tijd ernstig geschaad.
Doch wat 't belangrijkste is Zeeuwseh-
Vlaanderen blijft Nederlandseh En dat
is een blijde tijding
Tienduizenden Congo-negers in Britsch-
Belgische slavernij besweken.
Van de zijde der Entente is steeds met
veel ophef gesprok ju en geschreven over
de menschelijkheid die aan hun zijde
werd gehuldigd. Men leze nu eens wat
de Brusselsche „Standaard" meldt
„In onze koloniale kringen wordt te
genwoordig druf gesproken over de wijze
op welke de inboorlingen van Congo
tijdens dezen oorlog werden behandeld
en de mededeelingen, welke ons uit Af
rika terugkeerende landgenooten mede
brengen, doen den ernst der eerste be
richten steeds toenemen. Het betreft
vooral het ontzaglijk aantal negers die
als dragers bezweken zijn in den veld
tocht tegen Duitseh-Oost-Afrika.
„Wij zijn het er met Minister Renkin
ovei eens, dat deze veldtocht niet te
vermijden was, trots alle voorstellen der
Belgische regeering.
„Maar, naar het schijnt, werden bij
gebrek aan vrachtauto's en andere ver
voermiddelen, de Congoneezen gedwongen
de benoodigdheden der Belgische en
Engelsche legers door de eindelooze uit
gestrektheid der kolouie op den rug te
dragen, wat, laten we beneden de
waarheid blijven, aan vele tienduizen
den het leven heeft gekost. Daar de
zwarten voor de troepen moesten arbei
den en bijgevolg het land niet konden
bebouwen, en bovendien de schaarsche
aldaar aanwezige voorraden door de le
gers aangesproken werden, is hongers
nood over het land gekomen, en vandaar
wederom tienduizenden slachtoffers. Men
spreekt zelfs van geheel ontvolkte streken.
„Wij moeten bekennen, dat de tier
beid, waarmede de triomf der beschaving
over de Duitsche barbaarschheid in Af
rika onze harten vervult, door die be
richten «enigermate getemperd wordt".
Zeer zacht gezegd, inderdaad
De Duitschers zouden in hetzelfde
geval wel van „oorlogsnoodzaak" gespro
ken hebben. Dat woord vervulde zijn
vijanden met afgrijzen. De daad echter
was evengoed aan den kant der Entente.
Zijn Congo-negers geen menschen
op 28 Febr. te Ter Neuzen gehouden.
(Slot).
Had de bekwame spreker in het eerste
gedeelte van zijn rede op meesterlijke
wijze het verleden tot ons doen spreken,
in het tweede deel behandelde hij de
toekomst van Zeeuwsch Vlaanderen.
We kunnen in Zeeuwseh-Vlaanderen
onderscheiden een Viijzinnig gedeelte
and van Cadzand), een Calvinistisch
gedeelte (land van Axel) en een Roomsch
gedeelte (land van Hulst). Natuurlijk
gaat deze verdeeling niet nauwkeurig
opin 't Westelijk deel wonen ook
stoere Calvinisten en eveneens Room-
schen, en in 't land van Axel behoeft
men de Vrijzinnigen ook niet met een
lantaarntje te zoeken. Toch gaat in 't
algemeen de aangegeven vetdeeliug op.
Nu moeten die deelen zoeken naar
wat hen Ivereenigt, om samen de alge-
mcene belangen te dienen. En, 't moet
gezegd, er komt reeds meer toenadering.
De betere verbindingen van den laatsten
tijd brengen daar 't hunne toe bij. Er
komt daardoor ook meer onderlinge
waardeering. En al moet het gezegd,
dat het land van Axel het meest bloeiende
en energieke deel is, dat in heel Neder
land bijna nummer één is op landbouw
gebied, toch hebben ook de andere deelen
iets, waarvan wij weer kunnen leeren.
Zoo moet er wisselwerking zijn tus
schen de onderscheiden deelen.
In 'tland van Cadzand zijn veel refugie's
gekomen. Toch hebben die om des
geloofswille uitgewekenen, stille, rustige
menschen als ze waren, weinig invloed
uitgeoefend op de oorspronkelijke be
volking. Ze losten zich op in de bevol
kingde Waalsche gemeenten gingen te
niet. Ook Vlaamsche doopsgezinden
kwamen naar 't land vau Cadzand (in
Aardenburg nog een gemeente)even
eens Salzburgers. De bevolking heeft al
die elementen in zich opgenomen, en
daardoor eeu eigen karakter verkregen,
in menig opzicht verschillend van de
bevolking aan deze zijde van de Braak
man.
Hoezeer ook onderscheiden, kan en
moet toch samen gestreefd naar meerdere
bloei en welvaart van ons gewest.
Op 't gebied van 't onderwijs is nog
veel te doen. In Ter Neuzen moet
spoedig een ambachtsschool komen. In
Axel en Breskens vakteekenscholen.
Eveneens moet in Ter Neuzen een land
bouwschool komen. Dat is een dringende
eisch voor een zoo bloeiende landbouw
streek als Zeeuwseh-Vlaanderen. Land-
bouwcursussen moeten in uog veel meer
plaatsen worden gehouden, waar ook de
arbeiders zich theoretisch moeten be
kwamen voor het landbouw-en tuinders-
bedrijf, opdat ze straks, als ze land (door
de landarb.wet) krijgen, voor hun taak
Dag Vlietstra, dag juffrouw", groette
hij. Jo had hem opengedaan haar had
ie in de gang al hartelijk ontmoet.
„Dag Jan", groetten Vlietstra en z'n
vrouw.
,,'k Ben nog maar even aangekomen".
„Heerlijk", zei Jo.
„Zonen we niet een singeltje rondwan
delen stelde hij Jo voor.
„Vin je 't niet wat erg warm vroeg
ze.
„Nou, binnen wel. 'k Heb er van ge
profiteerd vandaag. Wat was dat 'n
hitte
,,'t Zal op de singels ook wel overvol
wezen", peilde Jo.
„Als je liever begon Jan, 'n wei
nigje ontstemd.
„O, dat niet. Dat weet je wel. Maar
achter in den tuin. op de veranda, is 't
anders heerlijk, in één woord. Zoo lekker
frisch en rustig", en ze stak haar arm
door de zijne en troonde hem mee naar
'n schemerig, gezellig zitje.
Hij liet zich overhalen, "t Was hier
werkelijk aangenaam.
Een verkoelend tochtje streelde, voerde
zoete geuren mee uit den tuin, die ge
heimzinnig begon te vervagen in het
vallend avondduister. Gezellig blauwde
berekend zijn.
Voor de verkeersmiddelen ligt even
eens een groot veld ter bearbeiding
bloot. De wegen moeten beter en
breeder wordende groote verbindings
wegen tusschen de plaatsen moeten
provinciale wegen worden, zooals de
nieuwe weg tusschen 't Oostelijk- en
Westelijk deel.
Het tramwegennet moet uitgebreid
worden. Van Hoofdplaat naar Breskens
moet een lijn worden aangelegd. Even
eens van Drie-Schouwen over Hulst, de
oostelijk van Hulst gelegen polders (nu
bijna onbereikbaar en daardoor voor
't klein bedrijf ongeschikt), naar Kloos-
terzande.
Ook de bootverbindingen moeten
beter geregeld. Daarbij komt de vraag
ter sprake moet het Rijk of de Provincie
de bootdienst exploiteeren
Spreker is voor het laatste, al acht
hij subsidie van het Rijk noodig. Dat
is namelijk noodig om het budget van
de Provincie te ontlasten. Hoewel dit
ook gebeuren kan, doordat het Rijk de
kosten van de krankzinnigenverpleging
óf van het vakonderwijs op zich neemt.
De waterafvoer moet ook verbeterd
worden. Nu staan 's wiuters nog stukkeu
land onder water. Dat is een verkeerde
toestand. Een flink pompstation te Ter
Neuzen zou heel wat verbetering kunnen
brengen.
Électriseering van de heele Provincie
is in voorbereiding. De centrale zal te
Vlissingen of te Middelburg komen. Met
kabels onder de Schelde door zal de
stroom naar hier worden gevoerd. Nijver
heid en landbouw kunnen daarvan dan
proliteeren. En de lichtkwestie is meteen
opgelost.
Een waterleiding staat eveneens op
het program. Dat is echter ten kost
baar en moeilijk werk. Zeeuwseh-
Vlaanderen telt 34 gemeentenEn 't
water zal onder de Schelde door uit
Noord-Brabant moeten komen. Alle
gemeenten hebben echter reeds steun
toegezegd. Terwijl de minister van
Binnenlandsche Zaken beloofd heeft, dat
hij er ons aan zal helpen. Voor de
veehouders zal het ook een uitkomst
zijn.
De nijverheid, die in verband staat,
met de landbouw, moet krachtig worden
ter hand genomen.
Vlas-, suiker-, aardappelmeel-, siroop-,
karton- en zuivelfabrieken, moeten hier
de welvaart verhoogen.
Consulaten moeten in Ter Neuzen
gevestigd zijn, waar onze handelaars en
landbouwers voorlichting kunnen krijgen.
Bij al deze dingen en er zijn meei
wenschen; die spreker om des tijds
wille, onbesproken moet laten moet
er een leidende gedachte voorzitten.
Energieke mannen moeten we zoeken
om ons te leideu. Dan zal ons Zeeuwseh-
Vlaanderen weer een brandpunt worden
van welvaart en beschaving, als in de
middeleeuwen.
De spreker eindigde met uit te spreken,
dat Zeeuwsch.Vlaanderen door geschiede
nis, taal, zeden en gewoonten Neder
landseh is, en dat het getoond heeft op
voor ieder duidelijke wijze, dat te willen
blijven.
De keurige rede werd met ongedeelde
aandacht aangehoord. De indruk was,
dat hier een dier energieke, leidende
mannen aan 't woord was, die door zijn
kennis en voortvarendheid voorZeeuwsch-
het spiritus vlammetje onder den thee
pot, zwakke glansjes plekkend op de
nabije kopjes.
„Zonen we de schemerlamp aanste
ken stelde Vlietstra voor.
„Och nee, waarom weerstreefde Jo.
„Dat maakt zoo warm,.... in je idee
ten minste", lachte ze. en Jan lachte mee.
„Zoo je wil, hoor", berustte moeder
Vlietstra.
Ze zaten en zwegen
Hier roesde geen straatdruktehier
was het heerlijk stilverrukkelijk, vond
Jo. Ze zat naast Jan, haar hand in de
zijne.
„Dat heb je hier schoon uitgevonden",
schertste hij.
„Niet zei ze, en drukte zacht zijn hand.
De oudjes genoten op him wijze
zwijgzaam.
Vlietstra was een goede zestiger, even
als zijn vrouw. Hij had z'n schaapjes op
't droge, al jareneen goed beklante
burgertimmerzaak had ruime renten ge
leverd nu bemoeide hij zich weinig meer
met de affaire Willem, Jo's tweeling
broer behartigde nu de zaken. Hij was
getrouwd en woonde een paar straten
verder. De andere kinderen, twee jongens
en een meisje hadden ze moeten missen
was uit die zware verliezen de trek van
ernst te verklaren, die op hun gezichten
lag? Toch drong die ernst hun blijmoe
digheid niet weg, hij scheen ze alleen
te veredelen. Ze waren o, zoo eenvoudig,
die Vlietstra en zijn vrouw, vond Jan
Waanders, eigenlijk wel al te eenvoudig
en toch zag hij altijd min of meer tegen
hen op.
Jo, zijn Jo, was een hartelijke meid,
prees hij tegenover Moe, die vond, dat
Jan wel wat voornamer had belmoren
uit te komen, al wachtte ze zich wel,
haar oordeel kenbaar te maken. Och ja,
wel een goeie, hartelijke meid, dat ge
loofde ze óók wel, maar. nu. ze had
haar toch wel wat „sjieker" gewild. Hoe
was Jan er eigenlijk toe gekomen, lhiar
te nemen. Er waren er toch wel, die
ze meer zijn portuur rekende.
Op „Excelsior" hadden ze elkaar leeren
kennen. Jo was een liefhebster van den
zanghij ookzij had een mooie stem,
dat vond Jan ook. In de pauze was
ruimschoots gelegenheid tot kennisma
king, die tot beider genoegen uitviel.
(Wordt vervolgd).
a unMMinwirNiT Ko./r.p<rino f 1 1 s n«r drif> mannden franco ner nost voor Nederland f 1.25.
DOOR