Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-l/laanderen. No. 86. Zaterdag 2 November 1918. le Jaargang. Uit de Schrift. F E U I L L E T 0 N. Biiiteiilaiidsch Overzicht» ABONNEMENT: Een Dorpsvertelling Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, 5ij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20. Per drie maanden bij bezorging f 1,—, Franco per post voor Nederland 1.10. ADVERTENTIE N. Van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. IJandelsadvertentiën over twee kolom 8 cent per regel. Abonnementen per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. KRACHT. En hij vond een vochtig ezelskinnebakken, en hij strekte zijne hand uit, en nam het, en sloeg daar mede duizend man. JRlCHT. 15 15. Simson, Israels door God gezonden richter, is een man van kracht. En hij is tegelijk ook een zwakke. In hem ziet ge wel heel duidelijk het dualisme, de tweeheid, die ge ook in den Christen vindt. Door het geloof doet hij kloeke daden. Dan weer ziet ge hem vlcesch tot zijn arm stellen, en dan wordt hij zoo uiterst zwak, dat ge u afvraagtIs hij wel waarlijk een gcloovige Daarom heeft deze Simson ons veel te leeren, omdat hij zoo dicht bij ons staat. Letten we ditmaal eens op zijn kracht. Nadat Simson van zijn gemengd huwe lijk met de Filistrjnsche vrouw is losge maakt door hare verbintenis met een andere, en de wraak daarover geducht heeft laten gevoelen, gaat hij wonen op de hoogte van de rots Etam. Hij ver keert er afgezonderd van zijn eigen volk, maar in de nabijheid van zijne vijanden, gereed om bij de eerste aanleiding zijn kracht weer te toonen. Daar naderen 3000 Judaeërs zijn rots woning. Zullen zij zich nu in zijn dienst stellen, zijn zending erkennen, onder zijn machtig regiment zich vrijvechten van de overheerschers, om den smaad over Gods Naam en volk weg te wasschen Wie dat verwacht is niet met den deso- latcn toestand van Israel op de hoogte. Neen, dit optrekken van drie duizend tot één is het klaarste bewijs van de schier hopelooze inzinking der verkoren erve. Ze komen immers Simson ver tellen, dat ze zich met de Filistijnsche geweldenaars hebben verbonden tegen hun bevrijder. Kan het jammerlijker Israël verbonden met de heidenen, tot dienst der vijanden Gods bereid. Een coalitie van de slagorden des Heeren met de afgodendienaars ten koste van den eenige, die in staat zou zijn Filistea er onder te brengen tot vernietigens toe. Het beseft niet, dat maar niet alleen die man diep wordt gekrenkt, nu eigen volksgenooten hem willen binden en uitleveren aan de vijanden, maar dat het bovendien den God smaadt, Die dezen Simson door Zijn gunst tot Nazi- reër-Richter verkoor. Ziet nu de kracht van dezen held. O, hij kon zoo slap zijn, als het vleesclie- lijke rust en lust betrof. Hier echter is hij waarlijk groot, krachtig in zielen adel. Want liij verweert zich niet tegen zijn volk, hij heft de machtige vuist niet op, om Israëls laffe vertegenwoordigers neer te slaan. Zoo zou het zijn vleesch hebben geëischt. Maar hij beseft, dat 't zijn roeping niet is zich te keeren tegen eigen natie, ook al verloochent ze hem en miskent zijn beteëkenis. Hij laat zich binden. Hij geeft zich vrijwillig in de macht der mannen van Juda. Geen verwijt hoort ge van zijn lippen. Die kracht om zich over te geven aan laffen en zwakken, moet genade hem 20) „Ik ben er toe verplicht". „Zoo, zeker omgekocht door dien Don ker hé „Nee, baasmaar toen ik mijn kinde ren liet doopen, heb ik voor Gods aan gezicht beloofd, dat ik ze zou onderwijzen en „Spaar je preek, man; ik heb je gefe mel in 't geheel niet van -noode", riep Brandsen uiterst vertoornd. „Ik heb je alleen nog maar te zeggen, dat, als je bij je voornemen blijft, je kunt opkrassen. Nu weet-je 't. Houd 't je voor gezegd". „Dus u zou de laagheid hebben, mij om mijn overtuiging uit mijn brood te stooten Kampman begon ook zijn kalmte te verliezen. „Laagheid of niet. Dat kan me niet schelen „Dat is erg geij^cg". „Dat is mijn zaak. Ben je van plan te doen, wat ik je zei ?>v hebben geschonken. Inzicht in zijn roe ping heeft hem dat moeten leeren. Dat is ook kracht, den smaad van eigen volksgenooten te willen dulden on dragen. Verguizing te ondergaan ter wille van de positie als strijder Gods. 't Meest volkomen zien we dat bij Christus, die zich vrijwillig overgaf, toen zijn ure gekomen was. Dat is ook kracht. Zoodra zijn echter de Filistijnen in 't gezicht gekomen en juichen die vijanden van Gods volk over hun zegepraal, of het besef van een andere kracht, reuzige lichaamskracht ontwaakt weer bij Simson. Hij spant'zijn geweldige spieren. En als verbrande linnen draden, die aanstonds doorgebroken zijn, vallen de nieuwe tou wen, waarmede bij gebonden was af, en staat de krachtmensch op zijne voeten, gloeiende van toorn, vreeselijk met zijn bliksemende oogen. Te vroeg jubelden de heidenen. Hun juichstemmen verstommen bij het zien van zoo ongehoord losbreken, en door een panischen schrik bevangen, keeren ze zich om en slaan op de vlucht. Simson hen na. Met forsche, vlugge sprongen. Geen wapen is in zijne hand. Maar hij bukt zich on grijpt van den bodem een versch ezelskinnebakken en snelt daar mee de vijanden na, en doodt ze bij hoo- pen met een grooten slag. En nog, ook nu nog niet, volgen hem de mannen van Juda, bevreesd zelfs voor vluchtende Filistijnen. Simson is een eenzaam strijder. Maar die eene is meer dan drie duizend. Hij is meer dan een geheel volk. Hij is held haftiger dan alle Juda's zonen tesamen. En zijn ongebreidelde kracht zet zich uit. Ze geeft hem voeten als der hinden, en een nietig ezelsbekkeneel is het eenige wapen, dat in zijn hand is als een voor hamer, die neerbeuktpp de hoofden zijner vijanden, waardoor hij ze neerslaat, neer slaat een tiental, een honderdtal, tot een duizendtal toe. Alleen de voorste benden ontkomen, om in eigen land te melden, wat hier geschiedde. Maar op Lechi blij ven er duizend achter, die daar neerlig gen als pas gemaaide halmen op het korenveld. Ziet hier, Simsons kracht En vraagt ge naar de bron van deze krachtZe is niet de jarenlange oefening, de dagelijksche training, maar heel dit ongeloofelijke slachten wordt geloofwaar dig, dit geheimzinnige wordt ontraadseld, als ge let op hetgeen voorafgaat in de teboekstelling van dit feit. Er wordt vermeld, dat de Geest des Heeren over Simson kwam. Die zette hem aan. Die maakte hem vaardig. Die goot hem als vloeiend vuur een brandenden ijver in, zoodat willen en kunnen werden opge voerd tot hun hoogste spankracht en duizend vijanden door dezen morh-iche- lijken beukelaar vielen. Gods Geest zette Simson aan, en daartegen kon hij zich niet verzetten. Misschien vindt ge dat vreemd, lezer en lezeres. Leert de H. Geest dezen man dooden, Hij, die toch ook in de harten van Gods kinderen schrijft„Gij zult niet doodslaan Ja zeker, voor dit dooden schonk Hij Simson kracht. God is het die bij hem 't willen en werken schept. Naar zijn welbehagen 1 Ook hierEn wie zal onder ons iets tegen Hem willen inbrengen? „Heeft de baas wat aan te merken op mijn werk „Je draait er om heen. Ik heb het niet over je werk. Geef nu maar kort en goed antwoordverkies je mijn zin te doen of niet. Denk om je vrouw en kinders, man en laat die niet boeten voor jou koppigheid". Vrouw en kinderen Zou hij er niet om moeten denken? Was vader al niet het heele voorjaar sukkelende En wa ren ze al niet een paar maanden aan 't dokteren met de kleine Anne. Voorwaar, zijn verdiensten waren hard, hard noodig. En waar zou hij zoo spoedig werk vinden. Licht nu wel met de voorjgarsdrukte maar als straks weer de winter kwam Denk om je vrouw en kinders. Maar zou hij dan niet denken aan zijn doop- eed Zou hij niet denken aan den he melsehen Vader Leefde hij bij Brand- sens gratie of bij de genade Gods? Brandsen meende te triomfeeren. Kampmans stilzwijgen leek hem een gunstig teeken toe. „Nu drong hij aan. „Ik kan het niet doen, baas". Kampman zei het langzaam onopern stigen toon. Brandsen werd gloeiend rood. Doch ook 'tis hier heilige oorlog, 't Gaat hier tegen de vijanden van God en Zijn Volk. Spreekt dan niet van wreedheid. Maar spreekt van heilig recht, 't recht des Heeren. Dat ook de kracht van menschen in dienst neemt. Dat jenschenkracht schept ten gerichte. Als 't er maar op aankomt, dan zal ook het volk des Heeren van dezen tijd den strijd niet moeten ontzien. Wel niet met vleeschelijke wapenen. Maar elk schijnbaar nietig wapen uit het gees telijk arsenaal, zulten wij opnemen in dien kamp en zulk een Simsonskracht willen ontvangen van God den II. Geest, Die wegbrandt onreinheid in onreinen, ze doet smelten als was voor gloeiende kolen. Die door de kracht van Gods volk de vijanden verplettert. 't Is wel dikwijls eenzaam strijden voor ons* Men houdt tegenwoordig niet van den kruitdamp op de geestelijke erve. Daar zijn nog de duizenden van Judea, die liever in slaafsche vrees coaliseeren, zich verbinden met de vijanden des Heeren. Krachteloozen, slappen Zijn ze er ook onder u Ik bid, dat God de touwen losmake, die als gevolg van zulk een valschen vrede met de wereld om velen gelegd z\jn. Dat Christus de banden der onge rechtigheid slake. En dat we weer durven den strijd. Dat we 't durven om desnoods alleen te staan als Simson,- om door de vaardigheid des Geestes, onze geestelijke kracht te voelen rijzen en uit te breken tot den triumf van kracht. Valsche vrede met geestelijke vijanden doet met Israel ondergaan. Maar de overwinning door kracht, de echte vrede zal alleen ons deel zijn, als van ons gelden mag Uw volk zal op Uw heirdag tot het [strijden Gewillig zijn, in heilig krijgsieraad. Brouwer. V Talma herdacht. In het rustige Bennebroek waren j.l. Vrijdagmiddag vele vrienden van den te vroeg ontslapen Talma bijeen, om getuige te zijn van dé plet-htige overdracht van het stoffelijk bewijs van den eerbied en de liefde die ons volk den overledene toedragen. Eenvoudig-schoon is het monument, dat op het graf van oud-minister Talma is opgericht, 't Stelt niet zijn beeld voor maar we zien er twee arbeiders in droefheid knielend de een, in biddend opzien tot God de ander. De beteekenis hiervan is de werkman treurt om zijn heengaan, maar bidt, wetende, dat het heil is in God. Treffend wordt aldus Talma's nage dachtenis geëerd. Want Talma was de man van de sociale wetgeving op Chris- telijken grondslag. Als zoodanig eert hem de christen werkman, die door zijn gave een duurzaam getuigenis brengt van dankbare liefde. Als herder en leeraar de nooden van armen en geringen ziende, kou Talma de gemeenschap van Christus niet af scheiden van naastenliefde met de daad, Zonder verder een woord te spreken, ging hij naar binnen en kwam een oogen- blik later terug met een buideltje geld. ,,'tls Vrijdag vandaag. Hier is je loon van vijf dagen". En hij telde hem het geld toe. En, secuur tot in zijn woede, telde hij 'tnog eens over. „Daaren met driftig gebaar schoof hij het Kampman toe". „Strijk op en ga heen. Je hebt gedaan". Er kwam in Kampmans oog een traan. Hij streëk het geld bij elkander en stak het stilzwijgend in den zak. Toen zei hij „Ik hoop iiaas, dat je ,er nooit spijt van moogt hebben, maar dat-je dit voor God kunt verantwoorden geloof ik niet". „Da's het minste. Zie jij nn, dat je van je God eten krijgt", voegde hij er scliam- per-spottend aan toe. „Dat zal ik". Kampman wist zélf niet, hoe hij er toe kwam, dit op zulk een vasten, beslisten toon te zeggen. Zonder nadenken had hij het uitgesproken. 'tWas zijn geloof, dat aan 't woord was. Toen keerde hij zich naar do deur. „Goeden avond baas Zijn kalmte deed Brandsens woede op en de daad der naastenliefde kon zich voor zijn veelomvattenden geest niet beperken tot een kleinen kring. Voor zijn oog ontsloot zich het sociale vraagstuk als een vraag van recht, opdat de arbeidende stand, aan de afhankelijkheid van bedeeling ontrukt, in zoodanige verhouding tot den werkgever werd geplaatst, dat hij als vrucht van zijn arbeid kan oogsten een welgeordend gezinsleven, waar geen drukkende ar moede de geestelijke ontwikkeling tegen houdt, en met verzekering tegen den nood, die ontstaat door ziekte, gebrek kigheid en ouderdom. Dat tot stand te brengen was Talma's wensch. Hij heeft er zijn levenskracht voor gegeven. Rusteloos werkzaam in veelomvattenden arbeid, de meest uiteen- loopendé gegevens verzamelend en rang schikkend, zóó zien we hem in onze gedachten voor ons. Dit was Talma's ideaalde werkman als huisvader liefst als christelijk huisvader zijn plicht doende en zijn recht ontvangendeeen plaats verwer vende voor zich en de zjjnen door zijn arbeidzijn maatschappelijke en staat kundige taak zich bewustin zijn ge meenschap met God niet belemmerd door zorgen, te zwaar om te dragen. Zijn werk scheen geslaagd, toen het werd meegesleept in een onvvaardigen partijstrijd. Maar het is er nog. De Antirevolutionaire partij ging er in Juli voor in 'tvuur; het tegenwoordig minis terie beloofde in de Troonrede een onverwijlde invoering. Talma's opoffereude arbeid is tócli nog niet vergeefs geweest. Aangevuld en verbeterd, waar noodig, zal liet straks in werkir.g treden, tot heil van don werkman. En indien onze partij dan voortgaat in het spoor doer Talma gewezen, be oefenende sociale gerechtigheid, opheffen de het neergebogene, dan zal dat een eeren zijn van Talma's nagedachtenis, den grooten doode waardig. Wijl overeen komend met, zijn levensdoel. En onze partij zal, alzóó aan haar roeping beautwoordend, er wel bij varen. Niet in een baatzuchtig vasthouden aan 't bestaande, noch in een meedoen aan een valsche democratie, die 't gezag miskend en ondermijnd, maar enkel en alleen in een Christelijk democratische staatkunde is der Antirevolutionaire partij een goede toekomst* verzekerd. Dan blijft ze getrouw aan de oude traditie, dan handelt ze in gehoorzaam heid aan den Koning, wiens vaandel ze omhoog heft. Dan moge haar aantal gering en haar kracht klein zijn 't deert niet, want barer is de toekomst. Omdat het alles is van haar Koning, en zij Diens wil volbrengt. V Militaire onlusten. Er begint een roerige geest in ons leger te komen, die tot voorzichtigheid maant. In de legerplaats te Harskamp heersch- te zelfs volslagen oproer. De barakken werden in brand gestoken, de cantine geplunderd. In 't wild? weg werd met scherp geschoten, terwijl de officieren er van door gingen. Ook een groot aantal soldaten, die aan het muiten niet meededen, kozen het hazenpad. Sommi gen half gekleed. Anderen maakten van nieuw oplaaien. „Je kunt voor mijn part en een reeks verwenschingen werden Kampman naar het hoofd geslingerd. Deze antwoordde niet. Langzaam ging hij huiswaarts. Als verslagene, en nochtans als over winnaar. HOOFDSTUK XIV. Ongedachte Uitkomst. Langzaam stapte Kampman op huis an.v Duizend gedachten gingen hem door het hoofd. En al voortschrijdende, ver minderde hoe langer hoe meer zijn gang. 'tWas alles zoo spoedig gegaan en nau welijks kon hij het zich behoorlijk in denken, dat de plaats, waar hij reeds van kind af had gearbeid, waar zijn vader indertijd in dienst was geweest, hem voortaan vreemd zou zijn. Is het te ver wonderen Krijgt men den arbeid, hoe vaak soms ook met groote bezwaarnis verricht, maar gedaan in Godes kracht, om Godswil, niet lief? Kampman be hoorde niet tot degenen, die hun arbeid beschouwen als een handelsartikel, dat tegen dien en dien prijs verkrijgbaar is en wien het voorts weinig kan schelen, de gelegenheid gebruik, om per fiets naar 't Noorden (er liggen Groningers in de Harskamp) te gaan. Zaterdagavond was de beweging reeds weer onderdrukt, zonder dat er gelukkig dooden waren gevallen. De wegloopers werden eveneens opgevangen en terug gestuurd. Wat er nu verder zal gebeuren Reeds verluidt, dat het regiment naar 't Zuiden zal worden gestuurd als straf. De muiters zullen nog wel iets anders er bij krijgen denkelijk. Maar, daarmee mag het niet uit zijn. Een ernstig onderzoek is noodig. Een strikt rechtvaardig en onpartijdig onder zoek. Men soeke de schuldigen nu eens niet alléén onder de soldaten, maar aarzele niet om misstanden op te ruimen, en ontzie niemand. Vooralsnog wagen we ons dan ook nog niet aan een oordeel over de zaak, al keuren we de manier, waarop de onte vredenheid getoond werd, ten sterkste af. Vernielen en als dollemannen schieten is onverantwoordelijk, zélfs al heeft men gegronde grieven. Ook in Zwolle is geklopt. Een formeel gevecht tusschen soldaten en politie eindigde met het ontzet van een opge sloten landweerman. In Amersfoort werd de keuken be stormd en geplunderd. En in Dordrecht en Waalwijk gist het, tengevolge van de onvoldoende voeding. Al de andere gevallen vinden eveneens hun oorzaak in grieven over de voedsel voorziening. Deze kwestie nu moet grondig onder zocht. Aan Het Volk wordt een geval ge- schieven van verduistering van levens middelen door een menagemeester. Deze is op het station gesnapt, evenals de menagemeester-plaatsvervanger. De mili taire autoriteiten onderzoeken de zaak, maar schijnen die in den doofpot te willen stoppen, want de man bekleedt weer zijn oude functie. Indien dit waar blijkt, past daai tegen e^n scherp protest. Gegradueerde dieven moeten niet milder behandeld dan hun burgercollega's. Ons leger staat nu ruim vier jaar aan de grenzen; het heeft recht op een goede behandeling. Onze soldaten belmoren goed gehuisvest en gekleed te worden ze mogen niet door hun meerderen onhebbelijk worden behandeld. Wantoestanden moeten opgeruimd ongeschikte officieren de laan uit. Dan alleen houdt men een goed moreel in den troep, een eerste vereischte voor, een leger, dat berekend moet zijn voor z'n taak. We hopen daarom, dat een niemand en niets sparend onderzoek de ware schuldigen aan 't licht zal brengen van de opstootjes der laatste dagen, en dat dan een voorbeeldig strenge straf zal worden toegepast. Onverschillig wie de schuldigen zijn. De overgave van Oostenrïjk-Hongarije bij wien en waar dat werk verder wordt verricht. Hij was een man, die wist, dat al onze arbeid óók en éérst moet zijn een werk om Gods wil en zóó beschouwd, kan ook de geringste bezigheid en de eenvoudigste taak ons lief worden. Kamp man had hart voor de zaak van zijn patroon en de gedachte zijn gewone taak niet meer te zullen kunnen vervullen, deed hem pijn. Maar meer kwelde hem de zorg voor de toekomst. En in de lang zamerhand verduisterende velden zag hij een beeld zijner toekomst. Wonderlijk! Zoo pas had hij vol geloof gesproken van zijn Godsvertrouwen. Dat was de reactie geweest van zijn geloof tegen de smading van zijn God, toen het van Brandsens lippen had gesist „Zie nu, dat je van je God eten krijgt". En nu Weg scheen al zijn vertrouwen, en terwijl de bange vrees voor de toe komst hem vermeesterde, scheen de vonk des geloofs te sterven onder de asch. Zoo vervolgde hij den weg in zwaar moedig gepeins. Aan den westelijken hemel gloorde met stervende glansen in wondere kalmte het avondrood. Kampman hief het gebogen hoofd op. (Wordt vervolgd). DOOK ZELANDIA. is een feit geworden. De Donau-monarchie vraagt om een afzonderlijken vrede, teneinde nog te redden wat te redden is Voorts schikt het zich zonder morren in de verbrokkeling, die Wilson eischt. Er zal een Tsjechisch en

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1