Oroaan ter" verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
F E U I L L E T PIT
ABONNEMENT:
Een Dorpsvertelling
Buitenlaudscli Overzicht.
Uit het Buitenland.
uitgezonderd op Feestdagen,
TELEFOON Nr. 20.
Dit blad verschijnt DINSDAG- en V R IJ I) A G A V O N D,
nij den Uitgever D. II. LITTOOIJ Az. te 1 ER NEL ZEN
Per drie maanden bij bezorging f 1Franco per post voor Nederland 1.10.
Van 1 4 regels f0.40.
kolom S cent per regel.
Inzending van
ADVERTENTIE N.
Voor eiken regel meer /"0.10. Handelsadvertentiën over twee
Abonnementen per contract.
advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
V Het tweede' Christelijk
Sociaal Congres.
De voorbereiding1 voor liet tweede
Christelijk Sociaal Congres is^ nu met
kracht ter hand genomen. Eerst zou
bet reeds in November deze^ jaars
worden gehouden, maar doordat Dr.
Kuyper, die in 1891 het Eerste Congres
geleid had, en nu weer aangezocht was
het presidium waar te nemen, zich terug
trok, is het verschoven tot Januari 1919.
Lang verbeid is dit Congres. In
November 1891, toen het eerste werd
gehouden, trof men reeds maatregelen
om het door een tweede te doen volgen.
Lang, veel te lang bleef dit uit.
Het Congres van 1891 was niet onge
zegend de in een proces-verbaal ver
zamelde referaten en beraadslagingen
bieden over menig punt nu nog interes
sante gegevens.
Verwacht mag worden, dat dit Congres
even gezegend werkzaam zal zijn.
Het feit, dat prof. Diepenhorst, die
sinds jaren onze voorman is op maat
schappelijk en sociaal terrein, het Congres
zal presideeren, stemt ten dezen hoopvol.
Toch zijn de omstandigheden, waar
onder dit Congres bijeenkomt, heel vvat
moeilijker dan die waaronder 't vorige
vergaderde.
Het eerste Congres hield zich in hoofd
zaak met algemeene beginselvragen bezig.
Maar de ontwikkeling der dingen eisclit,
dat thans ten opzichte van verschillende
brandende vraagstukken een beslissing
moet worden genomen.
Daar komt bij, dat het sociale vraagstuk
sinds 1891, heel wat ingewikkelder,
we zouden haast zeggen, verwarder
is geworden. Vooral de dagen die we
thans doorleven, hebben heel wat
kwestie's aan de orde gebracht.
Natuurlijk moet het Congres niet ver-
loopen in het uitspinnen van een reeks
detail-vragen, maar zoo algemeen als in
1891, kan het karakter stellig niet zijn.
De gebote taak, waarvoor het Congres
zich geplaatst ziet, is, tegenover de
dringend om voorziening roepende prac-
tische vraagstukken, helder en belijnd
ons standpunt af te bakenen.
Die taak eisclit aller medewerking.
Worde er dan voldoende steun ge
boden, opdat dit Tweede Christelijk
Sociaal Congres slage en rijke vruchten
afwerpe, onze Christelijke Sociale actie
ten zegen.
V Na den vrede.
Nu we mogen aannemen, dat het einde
van den oorlog niet heel ver meer af is,
vraagt menigeen zich af, of met den
vrede ook een einde zal komen aan de
thans heerscheude duurte en schaarsehtc.
We willen waarschuwen tegen over
dreven verwachtingen. Hoewel liet
vraagstuk zeer ingewikkeld is en schier
niet te overzien, willen we tocli enkele
opmerkingen maken.
Zoodra de vrije vaart weer hersteld
is, zullen er zeker aanvoeren komen van
allerlei waren. Ook uit Indiö zullen de
koloniale waren naar ons land komen.
Nijpend gebrek verwachten we dat enkele
maanden na de herleving van den handel
niet meer zal voorkomen.
Of echter de prijzen van b.v. thee,
koffie, specerijen, petroleum, graan enz.
„Nee, nee", kwam burgemeester er
tusschen, „zoo'n haast heeft het immers
nog niet. Je kunt hem van avond toch
wel even spreken. Nu doet hij immers
geen kwaad".
Brandsen wierp een grammen blik naar
de groep arbeiders ginds op het land,
waarbij ook Kampman was.
,,'t Is waar", zei hij, „en 't zou maar
oponthoud geven erbij. Maar 'k zal er
van avond aan denken".
Burgemeester bleef nog wat. Wakkerde
het vuurtje op velerlei manier nog aan.
En ging toen, bewust van zijn doel be
reikt te hebben, goedsmoeds dorpwaarts.
Donker, dien hij onderweg ontmoette,
ontving een opmerkelijk vriendelijken
groet.
„Daar schuilt wat achter", dacht deze.
HOOFDSTUK XIII.
Een Nederlaag, die een Overwinning is.
direct zooveel zullen dalen Zeker, de
prijzen van den kettinghandel van thans
zuilen dan tot 't verledep behooren.
Hopen we van voor goed.
Maar dat overigens de prijzen met
sprongen naar beneden zullen gaan,
zooals ze tijdens den oorlog omhoog
vlogen, weigeren we vooralsnog te ge-
looven.
Ten eerste zullen de scheepsvrachten
hoog blijven. Er zijn zooveel schepen
verloren gegaan, dat niet aan de vraag
naar scheepsruimte kan worden voldaan.
Ten tweede zullen de prijzen der
overzeesche wareu niet zoo spoedig
dalen. Wel zijn er groote voorraden, die
op verscheping wachten, maar niet mag
worden vergeten, dat de behoefte aan
overzeesche producten in heel Europa
schreiend groot is. In alle landen zijn
de voorraden totaal uitgeput.
Teu derde zijn de arbeidsloonen ge
weldig gestegen. Wel zijn mot het oog
op de tegenwoordige duurte de meeste
loouen eer te laag dan te hoog, maar
men verzet zich veelal tegen een nóg
lioogere opvoering der loouen, omdat
men inziet, dat men na den oorlog niet
in staat zal zijn tot een algemeene
loonsverlaging over te gaan.
De werklieden zelf zullen zich ver
zetten tegen elke poging tot loonsver-
aging. Daarenboven zal er als de vrede
weerkeert, een groote vraag zijn naar
werkkrachten, vooral in ambacht en
nijuerheid.
Naar de hoogte der loonen nu regelen
zich in het algemeen de prijzen.
Ten vierde zijn door den oorlog, op
elk gebied van handel en bedrijf groote
bonden ontstaan tot regeling der prijzen.
Deze bonden hebben tijdens den wereld-
krijg aan hunne leden groote voordeden
bezorgd en zullen ongetwijfeld na den
oorlog trachten hun werkzaamheden
voort te zetten en de prijzen hoog te
houden, zelfs al treedt een verlaging in
van de prijzen der grondstoffen.
Ten vijfde komt in aanmerking de
overgroote stijging der waarde van den
grond. Tijdens den oorlog zijn omdat
het landbouwbedrijf zoo winstgevend
was de prijzen der landerijen fabel
achtig hoog geworden. De pachtprijzen
giugen nóg meer omhoog. e gelooven
niet, dat die prijzen plotseling zullen
dalen. Maar dan zullen ook de voort
brengselen van den landbouw en de
veeteelt niet met groote sprongen omlaag
gaan.
Ten slotte zullen de belastingen een
snelle algemeene prijsverlaging tegen
houden. Alle landen hebben leening op
leening gesloten. Deze eischen rente en
aflossing, en die moeten gevonden worden
uit do belastingen. Die belastingen
zullen alom nog beduidend stijgen door
het klimmen van de gewone uitgaven,
als voor salarissen.
Daarbij komt, dat de Staten verplicht
zullen zijn, door allerlei kostbare maat
regelen de scheepvaart, den handel en
het bedrijf weer op de been te helpen.
Om een denkbeeld te geven van de
erhooging der belastingen, deelen we
mee, dat in ons land alléén voor rente
aflossing per jaar 50 millioen méér
moet worden betaald dan vóór den
oorlog. Daarvan moet het grootste deel
door den middenstand worden betaald.
Natuurlijk wordt die belastingverhooging
door handel en bedrijf weei-afgewenteld
op alle soorten van koopwaar.
Wie meent, dat met de komst van den
vrede, alle duurte als bij tooverslag zal
verdwijnen, vergist zich stellig. Het zal
lang duren, eer er weer van alles over
vloed is tegen matigen prijs.
heeft Duitschland zijn antwoord doen
toekomen, en reeds peinst men bij onze
Oosterburen op een nota ter beantwoor-
ding.
In deze derde nota verklaart Wilson,
dat hij aan de geallieerden de vraag
van Duitschland om een wapenstilstand
zal overbrengen. Uit die belofte blijkt,
dat Wilson voor zich zelf niet meer aan
de oprechtheid der Duitsche vredes-
wensch twijfelt, en het oogenblik van
onderhandelen gekomen acht. Op zichzelf
reeds een goede stap in c(e richting van
den vrede.
Meer nog. Wilson geeft aan de ge
allieerden in overweging om een wapen
stilstand te sluiten, en wel in een be
paalde veronderstelling. Is die veronder
stelling onjuist, vergist Wilson zich, dan
komt er niets van een wapenstilstand.
Daaruit volgt, dat als er wél over dien
wapenstilstand wordt onderhandeld, dat
dan Wilson's veronderstelling juist moet
zijn geblekendat dus m. a. w. alle
geallieerden zich stellen op den grond
slag van de 14 punten van den Ameri-
kaanschen president. Komt er dus een
wapenstilstand, dan wordt Duitschland
een vrede op Wilson's bekende voor
waarden in uitzicht gesteld. Dit nu lijkt
ons zéér gewichtig met het oog op de
vredeskansen.
De voorwaarden van den wapenstil
stand moeien echter zóó zijn, dat Duitsch
land onmachtig is den strijd weer op
te zetten. Mits de geallieerden nu niet
al te veel overdrijven in hun eischen,
gelooven we, dat Duitschland hier wel
zal willen op ingaan.
Dan eisclit Wilson echter óók, dat de
Duitschers nog meer met de militaire
macht en de autocratische regeerings-
vorm zullen afrekenen. Een inmenging
dus in de Duitsche binnenlandsche toe
standen. Een vérgaande eisch alzoo.
Zien we dus met spanning uit naar
de voorwaarden, waarop de geallieerden
Duitschland een wapenstilstand zullen
aanbieden, met niet minder belangstel
ling slaan we de
gade.
De macht des keizers wordt geducht
besnoeid. Voortaan zal de toestemming
van den Rijksdag noodig zijn, om oorlog
te verklaren, vrede of een verdrag te
sluiten. De Rijkskanselier zal verant
woordelijk zijn aan den Rijksdag. Do
aanstelling, bevordering en ontslag van
de officieren van land- en zeemacht zal
voortaan de bekrachtiging van den Rijks
kanselier noodig hebben.
En thans meldt ons de telegraaf, dat
Ludendorf ontslag heeft gevraagd en
verkregen. Ludendorf was de raadsman
van Hindenburg, bemoeide zich nog al
eens met de politiek en gold als de
vertegenwoordiger van de militaire partij.
Ongetwijfeld brengt Duitschland hier
een offer aan Wilson's wensch tot
machteloos maken van de militaire kaste
in de politiek des rijks.
De Külnische Volïcszeitung had reeds
gemeld, dat Wilson de Duitsche regeering
en hare militaire raadgevers voor de
noodzakelijkheid stelde van een zeer
bitier besluit.
Maar ook de positie des keizers wordt
zwakker.
Niet alleen de bladen der onafhanke
lijke socialisten (in onderscheiding van
de keizerssocialisten de grootste groep),
maar zelfs burgerlijke kranten zinspelen
op een offer, dat Wilhelm behoort te
brengen voor zijn volk. In den Rijksdag
werd het zelfs onomwonden gezegd. Gf
er dus in Duitschland ook heel wat
veranderd is
Bovendien zijn er in Zuid-Duitschland,
vooral in Beieren, stroomingen, die
propaganda maken voor een Zuid-Duit-
schen bond, waartoe dan ook de Duitsch-
Oostenrijkers zouden behooren. Pruisen
kan hunnentwege dan in een Noord-
Duitschen bond de baas blijven spelen.
Of het dus ook gist in Duitschland.
Met 'toog op dit alles verwachten we
stellig, dat Duitschland, hoewel zijn
legers nog slechts langzaam terugtrekken
en zich dapper weren, bereid zal zijn
groote offers te brengen voor een spoedi-
gen, niet al te slechten vrede.
De berichten, die uit
komen, zijn geschikt, de Duitsche be
reidwilligheid ten deze nog wat te ver-
grooten.
Te Berlijn liep reeds 't gerucht, dat
Oostenrijk-Hongarije een afzonderlijken
wapenstilstand had gesloten. Dat gerucht
bleek onjuist. Maar wél waar is liet.
dat Kroatische soldaten in opstand zijn
gekomen en de belangrijke haven Fiume
bezet hebben. Wel heet de opstand
door Hongaren bedwongen, maar 't feit
alleen spreekt al boekdeelen.
Wél is waar, dat 't ministerie is afge
treden dat Burian is afgetreden en
vervangen door Andrassy, een minder
vurig bewonderaar van het verbond met
Duitschland.
Wél is waar, dat de Oosten rijksch-
Hongaarsc^e soldaten uit Servië en
Monteuegro terugtrekken. Dat Hongarije
zijn eigen soldaten wil terugroepen en
het vertikt om voor Oostenrijk tegen de
Italianen te vechten.
Wél is waar dat de Italianen zich
gereed maken, om de Oostenrijkers bij
't verlaten van de Venetiaansche vlakte
een handje te helpen.
Dit alles zegt dus wel duidelijk, dat
Duitschland niet meer op hulp van zijn
bondgenoot moet rekenen. Het staat
geheel alléén.
De avond begon te vallen.
En de arbeiders op het land staakten
den arbeid.
Ze waren mooi opgeschoten vandaag,
en ze hadden er zelf schik in.
Toen de boer zoo tegen vieren even
het land was komen opkuieren had hij
zoowaar geenerlei aanmerking gemaakt,
hetgeen voor zijn doen zooveel als een
goedkeuring was. Enkel Kampman had
hij op heel onvriendelijken toon gezegd,
dat hij na afloop der werkzaamheden
even aan moest komen op de boerderij.
„Goed baas", had Kampman geantwoord.
De anderen vonden het in 't geheel niet
vreemd Kampman was zooveel als voor
man of opperarbeider en kreeg wel eens
meer een afzonderlijke audiëntie. En dat
de boer op geen vriendelijken toon had
gesproken, baarde al evenmin verwon
dering: dat was zoo zijn gewoonte.
Men vindt het misschien wel wat
vreemd, dat juist Kampman, die bij Brand
sen toch waarlijk niet in blakende gunst
stond, don post van voorman had en
derhalve het hoogste loon verdiende, al
was dan ook het hoogste loon bij Brand
sen het normale bij anderen. Maar
Kampman was een consciëntieus werker
Brandsen kon op hem aan en waar hem
dit in zijn voordeel kwam, had hij zijn
vooroordeelen ten deze maar wat op zij
gezetgeldelijk profijt ging boven al.
De arbeiders legden de houweel over
den schouder, namen knapzak en drink-
flesch op en begaven zich huiswaarts.
Kampman groette en sloeg rechts af
naar de boerderij.
De boer zat in de keuken, waar Kamp
man binnentrad. Zijn avondgroet werd
ternauwernood beantwoord.
„Ik wou je eens spreken, Kampman.
Ik heb gehoord, dat je zooveel als sec
retaris ben, hm, van die fijne school, die
Donker van plan is te gaan bouwen. Is
dat zoo?"
't Begon al te donkeren in de keuken,
met het kleine raam. 't Was er boven
dien kilgeen sprankje vuur was op den
zwarten haard te zien. Kampman kreeg
een heel onaangename gewaarwording.
„Ja, baas. Maar dat is niet een school
die Donker alleen bouwen wil. We heb
ben daar een vereeniging voor opgericht
en die heeft mij tot secretaris gekozen"
„Zeker, maar Donker is toch zooveel
als de operateur er van, niet waar
„Baas Donker heeft er ons ten minste
't eerst voor saamgeroepen".
„o Juist; dus daiir moest je toen 's
De Manchester Guardian schrijft in
een hoofdartikel
„De komst van de geallieerde legers
in het Scholdegebied is voor enkele
kringen aanleiding tot woeste critiek op
Nederland, dat do monding van deze
rivier heeft afgesloten, en tot de over
weging, dat de entente in haar recht
zou zijn om de heropening daarvan af
te dwingen. Duitschland heeft in den
loop van den oorlog het grootste deel
van het wetboek van internationaal recht
verscheurd en weinig moreele blaam zou
de entente treffen, wanneer zij in dit
geval de voorkeur gaf aan den geest,
boven den letter. Maar men moet wel
begrijpen, dat bij het sluiten van de
Schelde, toen de oorlog uitbrak, Neder
land, hoewel zonder eenigen twijfel vrees
voor Duitschland hier een handje mee
hielp, zich aan een precedent gehouden
heeft. Het recht van een oorlogvoerend
land om hulp te krijgen door de terri
toriale wateren van een buurman is
nooit verdedigd en indien Nederland aan
de Britsche vloot had toegestaan hulp
te brengen aan de geallieerden in Ant
werpen, dan zou ongetwijfeld Duitschland
beslist hebben, dat Nederland zijn on
zijdigheid had prijs gegeven en dan had
het iu overeenstemming daarmee ge-
haudeld. Was Nederland sterk genoeg
geweest om zoo to doen, dan had het
kunnen en moeten beweren, dat, |sedert
de oorlog aan België was opgedrongen
door een van de mogendheden, welke
zijn onzijdigheid hadden gewaarborgd, de
verplichting om te zorgen, dat geen hulp
België en zijn verdedigers over de Schelde
zou bereiken, niet langer gold. De voor
zorg tegen een doortocht langs de Schelde,
in geval van een inval in België was
een natuurlijk toevoegsel aan de ver
klaring van België's eeuwige onzijdigheid.
En kort vóór den oorlog was zulk een
regeling als noodzakelijk erkend. Onder
handelingen waren aangevangen, om in
geval van een aanval op België Neder
land het recht te geven de Schelde open
te stellen voor iedere maritieme hulp,
welke de Belgische regeering mocht
inroepen.
Ongelukkig 'voor België en de zaak
der geallieerden in haar geheel werden
deze onderhandelingen niet tot een eind
gebracht en bij gebreke daarvan was
het (wettelijk, zoo niet zedelijk, recht
van Nederiand om de rivier open te
stellen bij het uitbreken van den oorlog
zooveel zwakker dan het nu zou kunnen
zijn. Om de strikte onzijdigheid in dezen
zin welwillend te begrijpen is een andere
zaak. maar wij zullen niet goed er aan
doen, Nederland te beschuldigen, dat
het die onzijdigheid heeft geschonden
door zijn besluit van 1914, hoe ernstige
gevolgen dit ook voor onze zaak heeft
gehad".
In een beschrijving van het merk
waardige werk der oorlogschirurgen
zegt de Manchester Guardian.
„In den loopgraven-oorlog komen vele
gevallen van verminking van den onder
kaak door granaatscherven voor, en
zulke gevallen zijn dikwijls zeer ernstig.
Een granaatsplinter van een duim
of grooter raakt het gelaat, snijdt dooi
den bovenkaak en door de tong heen
en vervolgens den onderkaak, van wel
ken het dikwijls een groot stuk been
medeneemt. De tanden worden gebro
ken en de zenuwen liggen bloot. Soms
is een stuk van de tong weggescheurd
of dit lichaamsdeel is gezwollen tot, den
dubbelen omvang. De gewonde kan den
mond niet sluiten.
Onder zulke omstandigheden geeft de
gewonde alle hoop op. Dikwijls belem
mert zijne gedrukte gemoedssteming
zijn herstel, en vóór er bijzondere hos-
avonds op uit
„Ja baas".
„En wat heb jij met dien Donker uit
te staan. Waar bemoci-je je mee. Je
bent in mijn dienst, versta-je
„Dat weet ik en ik meen dat ik dat
ook niet vergeten heb. Heeft de baas
wat aan te merken op mijn werk
„Ik heb het niet over je werk".
„Ik dacht van wel".
„Je bent een brutale kerel".
„'t Spijt me, dat de baas dat zegt. Ik
weet niet, dat ik u ooit onbetamelijk ge
antwoord heb".
„Je bent druk bezig. Ik zeg je immers,
dat je in mijn dienst bent en niet in
dien van Donker".
„Ik heb nog nooit voor boer Donker
gewerkt".
„Je wilt me niet begrijpen. Ik zal het
je eens wat duidelijker zeggen. Ik wil,
dat je aan dat zaakje niet meer meehelpt.
Je moet er dat secretarisschap aan geven.
Heb je verstaan
De boer wond zich hoe langer hoe
meer op.
Kampman dacht een oogenblik na.
„Als de baas daar zoo op gesteld is",
zei hij, „wil ik er voor bedanken. Ze
moeten dan maar een ander in mijn
plaats kiezen".
Een leelijke laatdunkende lach klonk
uit Brandsens mond.
„o Zoo", sprak hij smalend, „dat dacht
ik ook hé En je bemoeit er je verder
ook heelemaal niet meer mee. En mocht
die school er ooit komen, wat ik trou
wens niet verwacht, dan stuur je er in
geen geval je kinders heen. Onthoud dat".
„Dat kan ik niet beloven", was Kamp
mans antwoord.
„Kun je dat niet beloven schreeuwde
Brandsen, die reeds meende op heel ge
makkelijke wijze de overwinning te heb
ben behaald. „Kuu-jo dat niet beloven
En waarom niet
„Omdat de opvoeding van mijn kinde
ren mijn zaak is, waarvoor ik verant
woordelijk ben. Ik wil den baas zoo min
mogelijk ergeren en daarom zal ik het
secretarisschap er aan geven maar komt
er te eeniger tijd een christelijke school,
dan gaan mijn kinders daarheen, als 't
God belieft".
Brandsen stond op en draaide wat heen
en weer, zooals zijn gewoonte was, als
hij heel boos werd.
„o, Hou je vrome praat maar voor je.
Weet je dat goed?"
(Wordt vervolgd).
-3 Ar»\7TrT?TIT]\J'TTïri\I
19) door ZELANDIA.
Wilson
tegenwoordige gebeurtenissen in Duitschland
Oostenrijk Hongarije
Het Scheldegebied.
Chirurgische wonderen.