Oraaan ter verspreidinq der Ghristelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen. No. 76. Zaterdag 28 September 1918 le Jaargang. z- '«lepoob Uit de Schrift. F E U I L L E T 0 N. Buitoiilaiidsch Overzicht. Uit het Buitenland. Uit het Binnenland. f.ADVERTENTIEN. ABONNEMENT: Per drie maanden bij bezorging f 1-, Franco per post voor Nederland f 1.10. ADVERTENTIE N. Van 1-4 regels 0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. - Handelsadvertentiën over twee kolom 6 cent per regel. Abonnementen per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. Er is een twisten van den Geest Gods, van Alen H. Geest, met den mensch. Gelijk de Vader en de Zoon een be warende werking doen uit gaan tot, liet gansclie geslacht der menschen, om de doorwerking der zonde te stuiten, zoo ook de H. Geest. En het werk van Gods Geest is uiteraard vooralhet waken over geestelijke goederen recht vaardigheid, ingetogenheid, eerbaarheid, waarheid, eerlijkheid en vele andere. Want het behoud dier goederen is voor den mensch van het hoogste belang. Dat bewarende werk des Geestes was aanvankelijk, eer den mensch in zonde viel, een vreedzaam werk. Maar sinds den val is het een voort durend twisten geworden. De mensch is nu vleeschelijk geworden, en geeft de geestelijke goederen telkens prijs, om aan zijn geestelijke begeerte te voldoen Maar de Geest Gods laat den mensch niet met rust; hij worstelt met hem, om de geestelijke goederen voor hem te te bewaren. In het geweten treedt die Geest hem te gemoet, en bij iedere zon de verwijt Hij hem, dat hij zich zelf verlaagt 'door'aan zijn zinnelijke drift toe te geven en dreigt liem, dat lig op weg is te verzinken in het dierlijke. Dan houd Hij hem het geestelijke goed voor, waartegen hij zondigde, be schaamt hem, en overtuigt hem, dat het bezit van geestelijk goed toch den adeldom des menschen uitmaakt. Dit is het twisten des Geestes met, den mensch. Een heilzame werking van Gods algemeene genade nog. Er komt echter een tijd, waarin dat twisten des Geestes ophoudt. Wanneer Als den mensch „vleesch" geworden is. Een eigenaardige uitdrukking in liet schriftwoord boven onze overdenking. Ze is sterker, dan die wij te voren be zigden, als wij zeiden, dat de mensch door den zondeval „vleeschelijk" is geworden. „Vleeschelijk is den mensch. die, hoewel hij de geestelijke goederen gerechtigheid en eerbaarheid en waar heid hoogacht, doch door zijn zondige begeerte overmeesterd, er tegen over treedt. Vleesch" is de mensch, die zoo zeer verzinnelijkt is, dat liij blind wordt voor de schoonheid dier geestelijke goe deren en de zonde er tegen niet maar doet, doch ook vergoelijkt. Zoover was het gekomen in de dagen voor den Zondvloed. Den jammerlijken overgang van zonde doen in zonde ver goelijken, zien we in dien tijd zich vol trekken. Kaïn en Lainech zijn van bei de typische voorbeelden, Kaïn was vleeschelijk, zondigt, zondigt zwaar tegen de gerechtigheid en slaat zijn broeder dood. Maar hij erkent nog zijn zonde, hij is overtuigt van zijn vergrijp, hij schaamt zich over zijn misdaad en zegt zelfs mijn zonde is te groot, dan dat zij vergeven worde. Maar Lamecli was „vleescli", hij zon digde tegen het recht en tegen de inge togenheid, en hij erkende zijn kwaad niet meer, hij roemde in zijn onrecht en maakte een lied, om zijn misdaden te verheerlijken. Als- dat de geest des tijds wordt, dan houdt de Geest Gods op met twisten. Dan gaat het niet langer. Zoolang de geestelijke goederen hoog gehouden w-or- den eri in hun waardij erkend, en het prijsgeven daar van gelaakt, is het voor deii Geest nog mogelijk te twisten. Zoo lang goed, nog goed heet, en kwaad, nog kwaad heet, kan de Geest in de cons ciëntie nog overtuigen van zonde. Maal ais de geestelijke goederen veracht en liet kwade vergoelijkt, ja verheeilijk- wordt dan kan de Geest niet meer twist ten. Dan trekt Hij zich terug uit het geslacht der menschen. Dan gaat Hij zwijgen. En de stilte, die dan ontstaat, is onheilspellend. Want dan rijpt het geslacht der menschen schielijk voor het oordeel. Is misschien op onzen tijd ook van toepassing het woord des IleerenMijn Geest zal niet eeuwiglijk twisten met den mensch, dewijl hij ook vleesch is'. Kaïn was vleeschelijk, Lamecli was vleesch. Kaïn was zinnelijk, Lamech was ver zinnelijkt. t Kaïn zondigde en schaamde zich, La mech zondigde en verheerlijkte die zonde. De geest van Lamech begint zich in ons geslacht al duidelijker te openbaren. Vroeger zondigde men ook, persoonlijk, in het huisgezin, in de maatschappij, in de staat. Maar men erkende de zonde als kwaad, en bracht alzoo hulde aan de geestelijke goederen. Hier bleef gelegenheid voor den Geest Gods, om te twisten. Maar nu is het ergere gekomennu is het van zonde doen gekomen tot zonde verdedigen, vergoelijken, verheerlijken. De geestelijke goederen, wier hoog schatting menschelijke samenleving mo gelijk maakten, worden veracht. Eerbaarheid en ingetogenheid, vroeger geëerbiedigd, men haalt er nu de schou ders over op. Rechtvaardigheid, vroeger, hoewel me- nigmaal niet in praktijk gebracht, toch gehuldigd, wordt nu geminacht. Bruut geweld wordt verheerlijkt. Wie daaraan niet mee doet is laf. Eerlijkheid, eerbied voor het eigendom van een ander, was er vroeger, hoewel ook toen gestolen werd. Maar nu Mat is eigendom? Van wie is liet Wie heeft er recht op Laat ieder grijpen, wat hij kan. Wie eerlijk is, is een dwaas. Hoe zou met'zulke menschen de Geest nog langer kunnen twisten. W ie zonde, zonde en deugd, deugd noemt, met dien valt nog te spreken. Maar wat zal men twisten met wie de zonde, deugd noemt, en de deugd belacht. In een wereld, die zoo ver afdwaalt, moet immers de Geest ophouden te twisten. Is het misschien dat dit zwijgen des Geestes in onzen tijd reeds valt op te merken? Zoo ja, dan zij God ons genadig, dan is dit geslacht der menschen ten doode opgeschreven. Dan staat de tijd van zijn ondergang vast. „Doch zijn dagen zullen zijn 120 jaar. Gods lankmoedigheid is nog groot. Meer dan een eeuw tijd geeft hij den mensch vóór den zondvloed, opdat hij zich bekeere. Maar zoo niet, dan komt het oordeel zeker. Ook nu, in deze rampspoedigen tijd, dreigt het oordeel voort te gaan tot de vernietiging toe. Nu is vooral de dure roeping der kin deren Gods zich onbesmet te bewaren van de wereld en den Geest Gods te verbidden, dat Hij wederkeere, om de consientien weder te doen ontwaken en de huidige menschheid te doen stilhouden op het hellend vlak, dat anders wis en snel ten ondergang voert. Spijkenisse. He Mildt. Bericht. Met ingang van I October a.s. vervalt de gratis derde plaatsing eener adver tentie. De Administratie. V Het socialisme en de vrede. De sociaal democratie houdt niet op te betoogen, dat de oorlog louter en alleen een vrucht is van de kapitalistische productiewijze en profeteert met de haar eigen vrijmoedigheid op stouten toon, dat bij de intree van de socialistische gemeenschapsstaat alle oorlogsgevaar van stonden aan bezworen zal zijn. In die nieuwe maatschappij zal geen particuliere eigendom meer bestaan en zullen haat en'nijd dus verdwijnen. Onomwonden werd vóór den oorlog verklaard, dat de arbeiders geen vader land hebben en dat zij van een oorlog nooit iets te hopen en alles te vreezen hebben. De aan macht en invloed winnende arbeidersbeweging zou geen man en geen cent meer aan den oorlog toestaan en bij een dreigenden krijg door de alge meene werkstaking het uitbreken er van verhinderen. Hoe hebben de feiten deze theonën en holle leuzen gelogenstraft Bij het eerste blazen van de krijgs trompet stortten de muren van het internationaal socialistisch kaartenhuis ineen. In de oorlogvoerende landen trokken kapitalisten en arbeiders, de lui van het „geen man en geen cent" en de goudgekraagde sleepsabels geestdriftig ten strijde. In Duitschland trad Dr. Frank, die kort te voren in den Rijksdag zich heftig tegen de militaire uitgaven had verzet, vrijwillig onder de wapenen, en stierf den heldendood bij Luneville. In Frankrijk nam Hervé, die in de gevangenis zijn anti-militairisme moest boeten, vrijwillig de wapenen op. En zoo was het overal. In ons land sprak Mr. Troelstra de merkwaardige woorden, dat in de ure des gevaars de nationale gedachte de nationale verschillen moest overheer- schen. Van de vredestichtende kracht van het socialisme is bitter weinig gebleken. Dat kan trouwens ook niet. In het wezen van het socialisme ont breekt alle vredestichtende krachtin tegendeel draagt het overvloedig brand stof voor den krijg aan. Als grondpijler van het socialisme staat daar "de leer van den klassensfryd. Voigens deze leer spitst de klasse- tegenstelling zich steeds scherper toe. De arbeiders staan tegenover de kapita listen. Macht tegenover macht. En nu moeten de productie-middelen het eigendom worden van allen, van de gemeenschap. Voor het bereiken van dit doel het wordt rondweg ver ten Een Dorpsvertelling „Wat dan, burgemeester komt Heins ontsteld, die zich volstrekt niet bewust is, tot eenigerlei gepraat aanleiding te hebben gegeven. „Wel nee, och, 't zal natuurlijk niet zoo zijn", herhaalt de ander nogmaals, „dat dacht ik immers wel. Ze vertellen, weet-je, dat jij met boer Donker en Kamp man, die bij Brandsen werkt, plan liadt hier een christelijke school op te richten. Maar, zooals ik zei, ik kan er niet veel van aannemen. Ik kan niet gelooven, dat je me zoo zoudt tegenwerken". En de burgemeester kijkt Heins vra gend aan. Heins weet niet dadelijk wat te ant woorden. Hij is geheel verbluft. „Nu", komt de burgemeester weer, „dat is immers niet zoo?" „Nu", zegt Heins, wij hadden dat plan nu eigenlijk nietmaar ons is opgedra gen eens te onderzoeken of het mogelijk zou wezen hier zulk een school te stich- „Dus het is tóch waar?" De minzame toon van zooeven is ge heel en ineens verdwenen en de vrien delijke trek op het gelaat heeft plaats gemaakt voor een toornige, grimmige uitdrukking. „Doen we daar dan zoo verkeerd aan, burgemeester „Vraag je 't nog 't Heele dorp in be roering te brengen, 't Staat je fraai, jullie fijnen," zoo den vrede te verstoren. Ik dacht, dat jullie zoo voor eensgezindheid was. Er is hier immers een schoolen een goede ook en een beste meester wat heb jullie hier den boel op stelten te zetten 1" „Ik meende, burgemeester, dat we er niemand mee benadeplden en dat ook de wet ons toch vrijheid geeft om „De wet, de wet. Hoor eens aan de wet! Welzeker! Dat komt er van. Eerst een afgescheiden kerk, en dan een afge scheiden school. Jullie hadden er nooit behooren te wezener was een kerk maar die was je natuurlijk niet fijn ge noeg. En nu 'wordt je hoe langer hoe brutalerzoo is 't met dat volk", gaat Zijn Edelachtbare, zich opwindend voort, „geef je ze een vinger, dan nemen ze de In Duitschland zijn verschillende hooggeplaatste personen aan het woord geweest. De Rijkskanselier, vertegenwoordiger van Oorlog en Marine, de Staatssecretaris van Buitenlandsche Aaüen en ten slotte de onder-kanselier voerden ach tereenvulgens het woord. De Amerikanen hebben dikwijls ge legenheid zich over don gang van zaken in Frankrijk te verwonderen. Zoo werden onlangs in een Amerikaansclie tioepen- depöt°60 zakken meel afgeleverd. Toen dit gebeurd was, legde men den kapitein, die het meel in ontvangst genomen had, 60 stukken ter teekening voor. Moet ik al die 60 schoone bladen besmeren vroeg de Amerikaan. Jawel, kapitein. Een blad voor eiken zak en drie handteekeningen op ieder stuk, dat is voorgeschreven. Maar is er dan geen papiernood in Frankrijk Bo vendien ik heb mijn tijd ook niet voor het stelen. De kapitein scheurde derhalve een blaadje uit zijn zakboekje en schreef op: „Heden 60 zak ontvangen". Naam er onder. Hiermede was evenwel de Fransche intendance volstrekt niet te vreden. Hij stuurde een officier met et telijke graden naar den Amerikaansclien kapitein, om hem het gewicht van de zaak te verklaren. De kapitein kon even wel de noodzakelijkheid niet inzien, maar teekende tenslotte 180 keer, om rust te hebben. Een groote overwinning voor de Fransche intendance op het Amerikaan sclie leger. ONS BROODRANTSOEN EN DAT IN DUITSCHLAND. Over de hoeveelheid brood welke ons per hoofd en per week wordt toebedeeld, heerscht allerminst bevrediging. Daarom frappeert ons temeer het volgende Wolff-bericht Den len October wordt in Duitsch land het broodrantsoen verhoogd. Volgens mededeeling van een lid van het oorlogs-levensmiddelenbüreau le vert de oogst dit jaar 15 a 17 meer broodgraan op dan het vorige jaar. Dientengevolge woJdt het broodrant soen ongeveer tot 4 pond per hoofd en per week verhoogd. Ook het aardappelrantsoen kan ver hoogd worden. De groente-oogst is zoo overvloedig, dat de uitvoer van vleesch hierdoor kan worden vergoed. Dat onze Regeering nu den uitvoer vau levensmiddelen wenscht stop te zetten, we kunnen dit, bovenstaande mededeeling lezend, volkomen begrijpen, niet alleen ten opzichte van Duitschland, maar ook in betrekking tot Engeland, waar volgens de laatste mededeeliugen heele liand. Maar ik beloof-je, die school komt er niet, ik wil het niet, versta-je Heins wordt ook warm. Hij is een lieel bescheiden, eenvoudig man, maar kan toch niet velen, dat zoo over hem en zijn kerk wordt gesproken. „Ik dacht, dat de wet ons er de vrij heid voor laat", zegt liij beslist, „en ook op andere plaatsen bestaan zulke scholen. Bovendien, het is ons niet te doen om verdeeldheid te zaaien, die is er huiten dat al genoeg en die hoeven wij niet in de wereld te brengen; als wij zulk een school graag hebben is dat, omdat onze belijdenis ons er toe verplicht, omdat Gods Woord ons vermaant „Hou asjeblieft op, preeken heb ik niet noodigals jullie waarlijk ook overal geen bijbelteksten bij haaltIk weet het allang, jullie bent braver dan al de anderen, en een school, waar andere menschen het best mee kunnen stellen, is voor jullie natuurlijk niet goed genoeg. Ik zal er geen woord meer over vuil maken met je, maar ik wil je alleen dit nog zeggen weet jij, wat je doet, Heins. Als je t doorzet en je trekt je niet terug uit die zaak, dan zeg ik je op staanden voet de hypotheek op je huisje op' Heins verbleekt. Daar heeft hij niet op gerekend. Wat moet hij dan beginnen. Waar zal hij het geld vandaan halen? 'Hij heeft niet zoo dadelijk zijn antwoord gereed. De burgemeester ziet, wat uitwerking zijn woord heeft. Inwendig verheugt hij zich reeds. Die pijl trof doel „Nu", zegt hij, „je hoeft nog geen ant woord te geven. Ik laat je tijd tot mor gen en dan kom je me maar zeggen, wat je van plan bent.' Tot zoolang schort ik mijn bestelling van het paardentuig ook op. Weet nu, wat je doet. Bonjour Hij trekt de deur met een harden slag achter zich toe. Heins is alleen. Doch slechts een oogenblik. Zijn vrouw, door het ongewoneriimult opmerkzaam geworden, heeft een gedeelte der woordenwisseling aangehoord. Nau welijks is de burgemeester verdwenen, of ze opent de deur der achterkamer en treedt de werkplaats binnen. „Wat was dat toch?" vraagt ze Heins zet haar in 't kort de zaak uiteen. „Wat. ga-je doen?" zegt ze, en er trilt angst in haar stem. „Wat moet ik doen?" is zijn weder vraag. Ja, wat moest Heins doen Die vraag hield hem voortdurend bezig, den ganschen dag. En zijn geloof zei: wees getrouw En zijn vrees zeigeef toe HOOFDSTUK VIII. Een mislukte Tocht. 'tls avond geworden. Nog altijd houdt de vorst aan. De weg is hard en de buitenbewoners hebben er tenminste dit voordeel van. Bij voortdurenden regen en mist, gelijk anders om dezen tijd vaak, valt het wei- kelijk niet mee, de wandeling verder uit te strekken dan de kom van het dorji. Zoo denkt ook de „meester" van het dorp er over. We hebben reeds gehoord van den burgemeester in diens gesprek met Heins, dat de meester een „beste is, Dat is trouwens bet oordeel van de meeste zijner dorpsgenoot en. En het' stemt wonderwel overeen met de meening, die meester Pennema om trent zich zeiven koestert. Meester Pennema is iemand, die zeker niet behoeft onder te doen voor zijn colle ga's in eigen schatting is hij echter onein dig boven hen verheven. (Wordt vervolgd). ...,i->TTVTQnAr' on v R TT DAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen, Toen zeide de Heere Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mensch dewijl hij ook vleesch is doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren. Genesis 63 klaard zal geen enkel middel worden versmaadóók niet het oefenen v«,n geweld. Maar een partij, die ruw geweld voor de doorvoering van haar idealen zoo noodig koelbloedig wil aanwenden, mist ten eenënmale het recht zich als een bestrijder van den oorlog en als een bevorderaar van den vrede aan te dienen. 10) door ZELAND1A. Over den vrede en over de poging van Oostenrijk-Hongarije om daartoe te geraken, wordt nog drnk ge sproken. Dat men in Washington tot eiken prijs onderliandelingen wilde tegenhouden, blijkt wel nit een bericht uit Amerika, dat het Oostenrijksche vredesvoorstel om 6 uur „0 werd ontvangen en om 6 uur 45 reeds was verworpen. Dat teekent wel voldoende de oorlogsroes, waarin Amerika thans verkeert. De Amerikaansclie idealist, die voor een jaar tot leuze had:' geen overwinnaars en geen overwonnenen moeten er zijn de oorlog moet met een vrede door overleg eindigen, is thans erger oorlogsstoker, dan de berucht ste Al-Duitscher ooit is geweest. Wilson, door de successen der laatste weken dronken van overwinningsglorie en machts wellust, wil enkel en alleen geweld. Leen overeenkomst. Toen graai Burian, de Oostenrijksche eerste minister verklaarde geen bezwaar te hebben tegen het aannemen van Wilsons grondbe ginselen als basis voor vredesbesprekingen, antwoordde de man, die voor eenigen tijd de houding aannam, als „eerlijk makelaar Eu- ropa den vrede te zullen geven „Wij (de entente) hebben een volkomen overwinning van noode, en bespiekingen kunnen niet worden toegelaten. Zelfs indien Oostenrijk mij morgen zou komen zeggen, dat het alle 14 punten van het vredespro- gram, dat ik heb geformuleerd, wilde aan vaarden, zou ik nóg op mijn standpunt blijven staan. Wij kunnen heden het woord van onze vijanden niet gelooven. Wij hebben meer noodig dan hun belofte om woord te houden. Zij moeten in de onmogelijkheid gesteld worden om het te breken". Dus eerst moet een verpletterende nederlaag aan de Dnitschers worden toegebracht, en dan eerst vrede. Hoeveel bloed en tranen zal deze ommezwaai van Wilson nog aan Europa kosten Bij allen viel in hun redevoeringen (?en groote vaagheid te beluisteren. Nieuws van aanbelang werd niet vernomen, t Was al opgewarmde kost. J In 't kort kwam het bij alle vijf hierop neer: De toestand is ernstig, ons offensiefis mislukt, maar laten we niet wanhopen. De vijand zal ten slotte den oorlog ook moe worden. Dan zal het vrede zijn. Er nu over te spreken haat niets, de entente wil toch niet, omdat ze de overwinning, die haar aanlokt in de verte, eerst wil grijpen. Maar vertrouwend op leger en volk, op aanvoerders en soldaten vreest Duitschland de toekomst niet al te zeer, hoewel het gaarne tot den vrede bereid is. Pogingen als van Oostenrijk- Hongarije zijn voorbarig en vruchteloos Ten opzichte van dit laatste punt schrijft een Duitsch blad zelfs, dat de botte weigering van Wilson de reden is, dat Oostenrijk-Hon- garije, na de „extra-dans" van Burian, niet dadel ij k de balzaal der centalen is u i t g e w a 1 s tdat men nietemin ver wacht, dat zulks op den duur toch wel gebeuren zal en wel niet m et Oostenrijk-Hongarije alleen. Het crisilt dus niet alleen in 't binnenland, maar ook tusschen de bondgenootenonder! ing. Met het oog op dit laatste zijn de over winningen op Duitschland's bondgenooten van 't allerhoogste belang. In Palestina zijn de Turken leelijk gesla gen. Reeds vielen 25000 man en een paar honderd kanonnen in handen der Eugelschen. En nog steeds duurt de terugtocht der Tur ken voort, die reeds Nazareth hebben moeten ontruimen. Het heeft allen schijn van, dat spoedig het heilige land uit de macht dei- Turken verlost zal zijn. Op den Balkan zijn de Bulgaren in vollen terugtocht Prilep is al door de Serviërs genomen. Over heel de linie moeten de Bulgaren achteruit. 18000 gevangenen en 160 kanonnen hebben ze den vijand in handen gelaten. Het begint er dus voor de bondgenooten der Duitschers kwaad uit te zien. En dat kan voor hun trouw straks gevaarlijk worden. St. Bureaucratius in Frankrijk.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1