Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 74.
Zaterdag 21 September 1918
le Jaargang.
Uit de Schrift.
F E U I L L E T 0 N.
ABONNEMENT:
Een Dorpsvertelling
3 A nVF.RTENTIËN,
Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON Nr. 20.
Per drie maanden bij bezorging f 1—, Franco per post voor Nederland 1.10.
ADVERTENTIE N.
Van 1-4 regels 0.40. Voor élken regel meer ƒ0.10. - Handelsadvertent.ën over twee
kolom 6 cent per regel. - Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
UW GEESTELIJK BURGERSCHAP.
„Laat Jeruzalem in ulieder
hart opkomen.
JER. 51 50A."
Op de vleugelen der verbeelding ver
plaatst zich de profeet Jcremia in Babel,
zooals liet daar zijn zal onmiddelijk na
de verovering en 't gericht Gods over
Als Babel zal gevallen zijn, dan
zullen de Jodenballingen daar niet langer
blijven, maar opstaan, die plaats en dat
land verlaten, van verre gedenken aan
den Heere, die naar de algemeene op-
vuiting in Isr., woonde in den Sions-
tempel, en laat Jeruzalem in ulieder
hart opkomen", zoo luidt dan verder
het waarschuwend Godswoord uit Jere-
mia's mond.
Wonende in Babel, waren ze de doch-
teren Sions, waren ze burgers van
Jeruzalem. Daar behoorden ze, daaraan
waren ze gebonden. Niet verre van
Jehovah en de stad Zijner woning en
dc plaats Zijner ruste, maar in Jcruz.
moest hun liart en wandel zijn.
En al waren ze beschaamd wanneer
ze aan Jeruz. dachten en al hadden ze
van Jeruz.'s versmaadheid gehoord, en
al had schaamroodlieid liet aangezicht
der ballingen bedekt omdat uitlanders
over de Heiligdommen van des Hoeren
huis gekomen waren, de Heere zal
dat over die uitlanders bezoeken
Zij mogen daarom in hun hart met
dat Jeruz. niet breken, ze mogen liet,
niet van zich zetten, laat Jeruz. in
ulieder hart opkomen."
Voor de Israëliërs was vlit dus liet.
aardsche Jeruzalem dat verwoest was,
dat in puin lag, dat al Zijn heerlijkheid
had verloren, dat een bouwval was van
vroegere heerlijkheid.
Daar had eens de tempel van Israels
God gestaan in sierlijke massieve Verhef-
ling. Maar met de heilige stad was ook dit
heiligdom verwoest, dit ecntraalpunt van
Israels Godsdienstig leven, de plaats, do
woning van God den Allevhoogsten.
Wat aantrekkelijkheid liad nog dat
Jeruzalem voor den Zioniet?
Hij behoorde nóg daar. De saamhoo-
riglieid met Jeruz. moest hij blijven ge
voelen. Hij was nóg van die stad en dat
land een burger. Naar die stad moest
hij blijven verlangen. Daar lag zijn toe
komst'. Hij mocht die stad niet vergeten
daaraan hing ook gansch zijn verleden
Jeruz. sprak tot den Israëliet van zijn
afgezonderd zijn van de volken, van zijn
God, van Gods beloften en heil, van zijn
Godsdienst, van liet verbond, van zijn
sterkte, van zijn troost en vrede.
Jeruzalem vertolkte hemUw God is
Koning, want daar heeft de Heere Zijn
gezalfde ten troon verheven.
Jeruzalem sprak tot licm in de diensten
des Heiligdoms van gemeenschap met
God, van schuldvergiffenis, van reiniging,
van zaligheid.
Jeruzalem sprak tet hem in luchter
en tafel der toonbrooden dat God het
Licht is, dat in 't midden van Zijn Isr.
schijnt, dat Zijn woord aan dat volk is
toehetrouwd en Zijn Geest in dat volk
werkt, maar ook dat de Ileere Isrs.
Herder is, dat aan dat volk niets zal
ontbreken, dat het zijn mond maar wijd
lieeft te openen, en de Heere zal dien
met goederen vervullen.
Er was een tijdelijke breuke, eene tij
delijke scheiding, maar God liad dat volk
nog niet verworpen, en daarom behoorde
het nog bij zijn Jeruz. 't Moclit zich aan
Babel niet hechten.
Laat Jeruz. in uw hart opkomen. Niet
eerder rust, voor ge weer in dat Jeru
zalem woont.
Ook dit woord heeft zijn N.T.sche
strekking, zijn beteekenis voor ons allen,
ook voor onze dagen in 't bijzonder.^
Wat Jeruz. was voor Isr. is de Kerk
onder 't N.T. Zij is de heilige stad, de
stad des grooten Konings. Niemand heeft
het recht dit Jeruz. te krenken of te
smaden, niemand zal ongestraft tegen
haar den strijd aanbinden of haar eere
rooven.
Evenmin als Babel dit kon ten opzichte
van het O.T. Jeruz.
„Al klom Babel ten hemel op, en
„al maakte zij vast de hoogte liarer
„sterkte, zoo zullen haar toch ver
stoorders van Mij overkomen, spreekt
„de Heere". v
Wie niet tot dit Jeruz. als burger be
hoort, die heeft ook niet den God van
Israël, die deelt ook niet in 'tlioil door
hem toegezegd, in dc zegeningen door
Christus verworven.
Die Jehovah tot Zijn God heeft, die
voege zich hij de burgers van Jeruzalem
in openlijk geloofsbelijden en gemeen
schap en aanbidding, in heilig hulpbetoon
en trouwen arbeid, die verscliijue aan
Gods altaren voor Zijn aangezicht.
Die het wel met Zion meent, die bidde
voor haren voorspoed, die eere Zions
God, en heminne Zions kinderen. Uw
venster moet dan altoos open zijn naar
Jeruz- Die brenge daar zijn milde offers
van geld en goed, die offere daar zijn
talenten en tijd, die kicze de voorrechten
van Jeruz. hoven alle aardsch gewin,
die rekene daarmee in 't kiezen van zijn
woning in liet verhinden tot eenige dienst
betrekking. Die houde overal de eere van
het burgerschap hoog, die wijke van de
zonden en vliede van 't kwade, die weene
over haar zwakheid en verval, die he
minne hare poorten, die verheffe Jeruz.
hoven 't hoogste zijner blijdschap.
„Laat Jeruz. in ulieder liart opkomen.
Ook liet hcmelsche Jezuzalcm.
Eerst de Kerk des Hoeren op aarde,
maar dan hok 't hemelsche Jeruzalem.
Het remedie tegen wcreldscligezind-
heid.
Het is niet moeilijk aan Babel uw
hart te geven en dit te zetten op de
goden dezer eeuw.
Maar. weet wel, dat de dagen komen
,zoo spreekt de Heere vs. 52) dat Ik
bezoeking doen zal over dc gesnedene
heelden van Babel, zoowel als over Babel
zelf.
Daaraan moogt ge uw hart niet geven.
Die aan Babel zich vastklemt en zich
daar inburgert, zal met Babel vallen in
geuwige verwoesting.
„Laat Jeruz..in ulieder liart opkomen.'
Dat vereischt strijdLaat los, geef
over, ga uit van haar, heb met haar
geen gemeenschap, vlied, zet uw hart
op die stad, die de vervulling is van liet
aardsche Jeruz. Waar het ware Heilig
dom Gods is, en de groote Koning troont
8) door ZELANDIA.
Een mooie gelegenheid, zoo dacht hij,
een plasdankje van den burgemeester te
halen in elk geval liad hij nu een bood
schap en kon het veilig wagen den bur
gervader aan te klampen. Maar hij moest
zich haasten, dat misschien de molenaar
of de barbier hem niet vóór waren. Zijn
voornemen gelukte volkomen, hij was
alle anderen vóór, en had het voorrecht
niet minder dan een uur lang liet ge
wichtige nieuws met Zijn Edelachtbare
te bespreken.
Toen de zaken eenmaal in dit stadium
gekomen waren, spreekt liet als een boek,
dat dien avond de „soos" uitermate druk
was bezocht en lang vóór den gewonen
tijd van aanvang vulde het notabele ge
zelschap de ruime gelagkamer van „Het
gouden Paard".
Wat rijke stof tot gedachtenwisseling.
Wie had dat ooit gedacht? Eer fijne
school op het dorpDat was het werk
van dien Donker. De notaris verklaarde,
dat hem de zaak in 't geheel niet vreemd
in heerlijkheid.
Laat (lat Jeruz. in uw hart opkomen,
tegen alle wereldzin in, opdat ge stand
houdt hij al uw aardsche beproevingen,
opdat ge niet vertwijfelt,
hij alle verlies van zelfs het dierbaarste,
opdat uw treuren niet overmatig zij,
in uw jonge jaren, opdat gij 't beste
uw' God moogt wijden en niet uw afge
bruikte kracht zijn offer worde,
bij 't klimmen der jaren, opdat ge
moogt uitzien naar uwe eeuwige wo
ning,
hij uw sterven, opdat 't licht van het
Vaderhuis u in de donkere vallei om-
schjjne,
cdtóós, opdat uw wandel in de hemelen
zij.
„Laat Jeruzalem in uw liart opkomen
Eene ernstige waarschuwing voor onze
dagen.
Naar Babel trekt liet liart heen, en
Babel rijst in 't hart al liooger,
datzelfde hart laat Jeruzalem los.
De dingen dezer wereld, de tijde
lijke goederen, daarop richten zich
de harten. Wat zullen we eten, wat
zullen we drinken, hoe zullen we ons
kjeeden, hoe zullen we ons de steeds
donkerder wordende toekomst verzeke
ren, hoe sla ik er me door, dat zijn
do vragen die den ganschen dag en ge
heel het hart vullen.
Of men in geoorloofden weg gaat. de
rechte middelen te baat neemt, in onder
werping aan God en overheid een chris
telijk voorbeeld geeft, dat is niet meer
de vraag.
Alles is geoorloofd, als we maar ons
doel bereiken. Wij zijn niet meer het
voorbeeld, liet licht (lor wereld, maar
wij volgen liet voorbeeld der wereld en
gaan in der wereld donker.
„Laat uw licht schijnen voor de men
sclien", opdat ze uw Vader Die in de
hemelen is ver heerlijk en" dat woord
dos Ileilands schijnt niet meer van kracht
te zijn.
Inplaats dat van Jeruzalem hot licht
uitga over de volkeren, de kerk haar
plicht voor 'slleeren aangezicht doe,
geelt steeds meer Babel den toon aan.
Jeruzalems burgers hechten zich steeds
meer aan Bajbel, stellen zich onder de
heerschappij van den wereldgeest, kun non
er zich schier niet meer aan ontworstelen.
Hun consciëntie laat hun nog niet geheel
met rust, edocli, 't is zoo moeilijk te
brekenin Jeruzalem deugt het immers
ook nietde kerk hoeft haar glans ver
oren de ambtsdragers doen het hunne
nietdc prediking moest anders zijn
er is meer kaf dan koren en zoo gaat
men voort.
Maar al uw critiek is geen vergoelijking
voor uw daad.
't Is slechts een bewijs dat ook uw
hart Jeruzalem losliet, en Babel daarin
opklom.
„Laat Jeruzalem in ulieder liart op
komen 1"
Dat is de ernstige stem des Ileeron
die tot Zijn Israël in deze dagen uitgaat.
Tot strijd wordt ge opgeroepen. Roeien
moeten wé tegen den machtigen stroom in.
Maar ziet toch, dat de God des gerichts
komende is. Babel zal verwoest worden.
„De Heere heeft Zion verkoren, Hij
lieeft het begeerd tot Zijne woonplaats."
Het ware Zion klaagt Aan de rivieren
van Babel daar zaten wij, ook weenden
wij, als wij gedachten aan Zion.
Daar is geen gezang of harpgetokkel.
„Laat Jeruzalem in ulieder hart op
komen". Keert weder, maakt u los,
vliedt voor het te laat is.
Babel zuigt u in de peillooze diepte.
Jeruzalem verheft u, Jeruzalem ver
hoogt u ten hemel. Daar is God, daar
is zaligheid.
„I^aat Jeruzalem in ulieder hart op
komen." Keert weder tot den trouwen
dienst van Israels God in Zijne heilig
dommen. Schaart u onder Zijn volk.
Luistert naar Zijn Woord, wandelt in
Zijne wegen, vliedt van de afgoden.
Wandelt met 't oog naar 't liemelsche
Jeruzalem en laat Babél u daarvan niet
aftrekken.
Voor droefheid komt dan blijdschap.
Voor een ijdel zorgen rijke beloften
ook voor dit leven.
Voor dorheid en magerheid der ziel,
vetttigheid en sterkte. Zij ons antwoord
op deze ernstige vermaning
„Indien ik U vergeet, o Jeruzalem
„zoo vergete mijne rechterhand zichzelvc!
„Mijne tong kleve aan mijn gehemelte
„zoo ik aan U niet gedenke, zoo ik Je
ruzalem niet verheffe boven het hoogste
„mijner blijdschap."
Z. De Walle
geven moge worden dit program af en
uit te werken, 't Zal zijn, in 't belang
van land en volk.
De Troonrede.
vielhij had zoo iets wel verwacht. De
kruidenier voerde het hoogste woord, hij
wist van achter zijn toonbank veel meer,
dan boer Donker en degenen die met
hem hadden vergaderd. De plaats waai
de nieuwe school zou verrijzen werd
reeds aangeduid en de namen van dege
nen, die hun kinderen er heen zonden
zenden, werden genoemd. De ontvanger
profeteerde, dat men binnenkort de jonge
Farizeeërtjes wel zou zien staan bidden
op de hoeken der straten en algemeen
was de verzuchting, dat schijnheiligheid
en huichelarij schrikbarend zouden toe
nemen. 't Zag er inderdaad somber uit
aan den dorpshemclwaar zou de eens
gezindheid, waar de verdraagzaamheid
blijvenwat tweedracht zou er worden
gezaaidwat vijandschap en tweespalt
zouden het gevolg zijnde gelieele sa
menleving zou uit elkaar gerukt en be
dorven worden. Die afgescheidenen
Waren ze nu nóg niet content. Hadden
ze dan niet hun eigen kerkje en was men
niet zoo goedertieren hen daar wel te
willen laten samenkomen, 't Was nu im
mers toch wèl Maar 't bleek weer pp-
nieuwgaf men èon vinger, dan namen
die lui de lieole handDat was nu hun
loon voor hun verdraagzaamheid en li
beraliteit.
Maar spoedig ging het liedje in een
anderen toonaard over. De school stond
er immers toch nog niet. Wie waren t
ook, die zulke stoute plannen koesterden
Nu ja, boer Donker was er hij; maar
overigens 1 Was er wel een der notabelen
hij Zou het denkend deel der natie
diilden, dat dit werk der duisternis voort
gang had? Hadden zij niet de macht?
Zeker, dit heilloos pogen moest, het
kostte wat 't wilde, gestuit worden.
En met dit edel voornemen scheidden
de verlichte mannen ten slotte.
Zeker, zij hadden gelijkde school
stond er nog niet
Die gedachte vervulde ook liet liart
van liet drietal, dat was aangewezen, de
zaak eens nader te overwegen en rapport
uit tc brengen. Ze zaten ten huize van
boer Donker liet waren behalve hij, een
schoenmaker, Ileins gelieeten en de ons
reeds eenigszins bekende Kampman.
Ze hadden eens nagegaan, op hoeveel
kinderen er gerekend kon worden en
daarop zou liet voornemen niet behoeven
af te stuiten, een zestigtal zou er wel
hij elkaar te krijgen zijn. Maar de kos
ten En tegenover die groote kosten de
geringe draagkracht der gemeente. Eigen-
Hoewel de tijd van voorbereiding,
welke minister Ruys de Beerenbrouck
voor de opstelling van het Rcgeerings-
program geschonken, slechts enkele da
gen bedroeg, is toch de vaagheid, welke
de troonredes van het vorig kabinet
kenmerkte, thans vermeden.
Twijfel over richting en bedoelen van
het kabinet, is onmogelijk. We hebben
met een zuiver rechts ministerie te doen,
dat we met. vertrouwen en warme sym
palhie begroeten.
Ten opzichte van liet onderwijs neemt
liet kabinet een beslist standpunt in.
Ten spoedigste en met kracht zal de
uitvoering van art. 192 tor hand worden
genomen. Omdat dit echter tijd, wellicht
véél tijd zal kosten, zal de rogeering
onverwijld voorstellen indienen tot weg
neming van do steeds toenemende on
gelijkheid in bezoldiging van openbare
en bijzondere onderwijzers.
Hier kan ieder Antirevolutionair niet
anders dan volkomen instemming be
tuigen met de plannen der regeering.
Évenzeer spreek de troonrede naar
ons hart, als ze zegt, dat zonder ver
traging uitvoering zal worden gegeven
aan de wetten van Talma. Aanvulling
en verbetering zal ter hand worden ge
nomen, en de sociale wetgeving zal ver
der worden voortgezet.
Op wat voor ons lioofdinzet van dc
stembusworsteling vormderecht in de
schoolkwestie en recht bij de arbeiders
verzekering geeft de troonrede een dui
delijke weerklank.
Toe te juichen is ook de belofte van
verlichting der mobilisatie lasten. Ter
wijl de aankondiging dat hij de crisis
maatregelen aan stuitende willekeur der
ambtenarij een einde zal worden ge
maakt, in breeden kring voldoening zal
wekken.
We hopen, dat het der regeering ge
lijke rijken telde zij in liet. geheel niet
onder haar leden, al mocht dan ook Don
ker een zeer welgesteld man heetcn. En
voorts ook, met de school te stichten
was men er nietzij moest ook worden
onderhouden.
Het werd een rekenen en cijferen, maar
't bleek voortdurend een som, die niet
uitkwam. Zij voelden al 't gewicht van
hun arbeid. Straks moesten zij met hun
antwoord komen. Zouden zij vrijmoedig
heid hebben het plan af te raden Zou
den zij die verantwoordelijkheid op zich
durven nemen En aan de andere zijde
konden zij met een vrij geweten tot
voortgaan aansporen
Zij kwamen tot het besluit, dat zij het
resultaat van hun besprekingen open
hartig zouden mededeelen en de beslis
sing aan de gemeente overlaten. Maar
terwijl ze hoe langer hoe meer den berg
van moeilijkheden en bezwaren voor hun
oog zagen rijzen, vermeerderde ook liet
gebed tot God om wijsheid en licht
HOOFDSTUK VII.
Tegenkanting.
In een der achterafgolegen straten van
het dorp woonde schoenmaker Ileins.
Hij behoorde ook tot de kleine kerk
en werd daarom door velen voorbijge-
V Een ernstige klacht.
Al hopen we, dat onze nieuwe regeering
zal overgaan tot een gedeeltelijke demo
bilisatie, toch moeten er lichtingen onder
de wapenen blijven. Daar helpt niet
aan. De omstandigheden dwingen er
ons toe.
Maar dan mag ook geëisclit, dat onze
soldaten zoo goed mogelijk verzorgd
worden. Óók als ze ziek of verwond
zijn.
En daar schijnt, jammer genoeg, nog
heel wat aan te ontbreken.
Lees maar, wat Dr. Dupont vuil
Ermelo, een onverdacht getuige, in „De
Standaard" schrijft
„Tegen den kant van een droge sloot
langs een weiland ligt een zwaar ver
wonde soldaat. Een zwak beeld van
loopgraaf-ellende.
Bij mijn aankomst vind ik hem om
geven van nietsdoende onderofficieren
en soldaten.
Ook eenige hospitaal-soldaten met
brancard en verbandkistje.
De arme jongen heeft zelfs geen nood
verband om. Hoe een noodverband
moet worden aangelegd, weet niemand.
En elke soldaat draagt in oorlogstijd een
noodverband hij zichMoeten zij dan
liet gebruik niet kennen
Ik verzoek den hospitaal-soldaten den
zwaargebouvvden jongen op den brancard
te leggen. Dat kunnen zij niet.
Ik moet ze wijzen, hoe zij dezen jongen
moeten opnemen.
Krijgen de hospitaal soldaten dan niet
geregeld cursus?
Wat? Geen tijd daarvoor?
Woidt den soldaten wel geleerd, hoe
zij een medcmensclt, vijand zijnde,
moeten dooden niet wat zij met hun
noodverbandpakje moeten doen
Wat Geen onderwijzers daarvoor
genoeg
En al.-: je in een garnizoensstad loopt,
val je over dc militaire dokters en ge
gradueerd hospitaal personeel
Heeft de Staatscommissie voor liet
onderzoek naar den militairen genees-
Kundigen dienst al rapport uitgebracht?"
Laten we hopen, dat do nieuwe
minister van oorlog spoedig zijn volle
aandacht wijdt aan de geneeskundige
verzorging van den troep.
Schandelijke toestanden als hoven ge
meld, mogen niet voorkomen.
Waarborgen.
Op de onlangs gehouden Algemeene
Vergadering van liet Nederlandsch Onder
wijzers-Genootschap, sprak de lieer 11. J.
Bon hot in zijn openingsrede uit, dat
wij(dat zijn de openbare ouderwijzers)
„zijn en blijven vóór gelijkstelling, n.l.
iinancieele gelijkstelling van Openbaar
en Bijzonder Ond< rwijs, maar, wij blijven
eischen krachtige waarborgen, dat het
Bijzonder Onderwijs, evenals het Open
bare, zoo goed mogelijk zij. En wij
cisehen dat niet alleen ter wille van
een loyale uitvoering der bevrediging,
wij eischen dat ook in het belang van
ons volk."
Flinke man toch, die meneer Bon
gaan. Toch had hij het tamelijk druk.
Zijn concurrent, Braams, die meer in 't
midden van liet dorp woonde op heel
wat mooier stand, die er bovendien nog
een knecht op na hield en behalve zijn
schoenmakerij ook een schoenwinkel liad,
was een bijzonder liefhebber van „een
glas". IIij behoorde wel niet tot de uit
gelezen schaar, die onder liet bescherm
heerschap van den burgemeester 's Woens-
'dagsavonds haar vergaderingen hield in
Het gouden Paardmaar niettemin was
hij daar tocli een trouw bezoekeren
overdag kon men hem er meermalen
aantreffen, om zijn dorst te lessclien.
Dit alles had tengevolge dat velen, die
er anders ontzettend veel op tegen had
den bij den fijnen schoenmaker te gaan,
dezen toch de clandisie gunden, daar
Braams zijn klanten vaak in den steek
liet, en men dus niet op hem rekenen kon.
Heins had een groot gezin.
Gelukkig wist zijn vrouw van aanpak
ken, en 't bleef velen een raadsel, hoe
zij met het vast niet ruime weekgeld
wist rond te komen en hoe de kinderen
er altijd knap en ordentelijk uitzagen.
(Wordt vervolgd).
1