Uit liet Buitenland.
Uit het Binnenland.
I fit de Pers.
Uit de Provincie.
De Duitschers kunnen nu hun aanvoer van
achter het front beter regelen, terwijl de
geallieerden krijgen te worstelen met de
moeilijkheden van het verwoeste gebied.
Zoo ooit, dan zullen dus nu de Duitschers
stand houden. Er staat voor hen veel op
het spel.
In een artikel, door de censuur doorgelaten,
van de Vorwarts wordt betoogd, dat de
entente er naar streeft, nog vóór den winter
een beslissing
te behalen op het Westfront. Dit beteekent
dus, dat de geallieerden meenen, dat een
beslissende slag een voor hen gunstigen
uitslag zou hebben. De Duitsche legerleiding
evenwel vecht om de beslissing uit te stellen.
Daaruit volgt, dat zij denkt, dat een beslis
sende slag thans voor de Duitschers nood
lottig zou kunnen zijn.
De Vorwarts drukt dat aldus uit„De
Duitschers strijden om tijdwinstom den
vijandelijken opmarsch te vertragen om de
overmacht der .geallieerden allengs te ver
zwakken en om haar eigen verdedigingslinie
te verkorten en te versterken".
Ons dunkt, dat om zulke dingen alleen
een partij strijdt, die zich als' de zwakste
beschouwt.
Overigens gelooven we, dat de beschouwing
van de Vorwarts juist is. We verwachten
eenige dagen van stilstand, gedurende welke
de geallieerden (terwijl hun voorhoeden ver
moedelijk den vijand zullen blijven veront
rusten) hun hoofdmacht voor nieuwe beslis
sende aanvallen zullen opbrengen.
Het komt er voor hen toch op aan, nadat
zij het Duitsche offensief tot stilstand hebben
gebracht, nadat zij den opmarsch des vijands
in een terugtocht hebben verkeerd, op één
punt bij Atrecht zelfs door de oude
linie zijn gebroken, nu voordeel uit hun
overwinning te halen.
Zien zij daar kans op, daD zullen zij geen
oogenblik langer wachten dan strikt nood
zakelijk is met hun aanval op de Duitsche
terugtochtstellingeu, waarachter zij nu reeds
Kamerijk, St. Quentin en La Fere zien liggen.
Nemen ze die plaatsen, dan is een nieuwe
groote terugtocht der Duitschers noodzakelijk.
Een Duitsch blad maakt de opmerking,
dat in tegenstelling met de Napoleonti
sche oorlogen, in dezen grooten oorlog
alle belangrijke personen reeds op viij
gevorderden leeftijd zijn. Zoo is Hin
denburg over de 70, de tijger Clemenceau
zelfs 77, generaal Focii telt 69 jaar,
Wilson en generaal Petsiin 62, admiraal
Sims telt 60 jaar. Dan volgen de Duit
sche keizer (59) en generaal Pershing
(58). De Italiaansche generaal Diaz telt,
evenals Douglas Haig 57 jaar, terwijl
IJoyd George 55 jaar is en Ludendorf 53.
De propaganda der Entente in het
Duitsche leger.
In het manifest van Hindenburg aan
het Duitsche volk is, naar men weet,
gesproken over vliegende blaadjes, die
geschikt waren om den geest in Duitsch-
land te ondermijnen.
In een schuit met Duitsche steenkolen,
aangekomen te IJinuiden, is een blaadje
gevonden, waarop het volgende, in het
Duitsch, gedrukt staat
Rekeukenkunde.
Een som voor Duitsche soldaten
1. Tusschen den 15en Juli en den
24en Augustus 1918 zijn meer dan
100,000 Duitsche soldaten door de ge
allieerde troepen in Frankrijk gevangen
genomen. Bovendien heeft het Duitsche
ieger kolossale verliezen aan gewonden
en gedooden geleden.
2. Iedere maand wordt het Entente-
leger versterkt met 300,000 nieuw in
Frankrijk aangekomen Amerikaansche
soldaten.
3. Wie wint den oorlog?
Een Duitsch oorlogsschip gezonken.
Vrijdagavond is, zoo meldt men van
Nes op Ameland aan de Tel., een der
voor den wal kruisende Duitsche oor
logsschepen op een mijn geloopen of
getorpedeerd. Eensklaps zag men het
schip overzij hellen. Direct daarop was
het verdwenen en zag men een viertal
sloepen in de nabijheid. Ontplofling werd
aan wal niet gehoord.
De hoop op vrede.
Volgens de JU Fr. Pr. verwacht de
Turksche grootvizier Talaat pasja nog
vóór den winter vrede. Spoedig zullen
de geallieerden tot het besef komen, dat
het geen zin heeft den oorlog voort te
zetten.
De Oostenrijksche eerste minister
Hussarek heeft tot den „Landeshaupt-
man" van Görz gezegd te hopen, dat
binnenkort de vrede tot stand zal komen.
St. Petersburg in brand
WASHINGTON, 11 Sept. (Reuter).
Een telegram van het Amerikaansche
Gezantschap te Kristiania meldt, dat vol
gens een daar ontvangen betrouwbaar
bericht, St. Petersburg op twaalf ver
schillende plaatsen in brand staat en dat
in de straten een meedoogenloos bloed
bad wordt aangericht.
DE NIEUWE MINISTERS.
J h r. Mr. C h. J. M. R u y s de Bee-
renbrouck is op 1 December 1873
te Maastricht geboren. Hij bezocht het
gymnasium te Maastricht, studeerde te
Leiden en promoveerde op een proef
schrift „Rechtstoestanden te Maastricht
voor de Fransche omwenteling". Hij
was afgevaardigde voor Gulpen in de
Tweede Kamer en lid van den Maas-
trichtschen Gemeenteraad.
In het begin van den oorlog was de
lieer Ruys Regeerings-commissaris voor
de Belgische vluchtelingen. Op 16 Mei
1918 werd hij benoemd tot Commissaris
der Koningin in Limburg. Hij is Ka
merheer van II. M. de Koningin.
J h r. M r. D r. II. A. van Karn e-
beek werd 21 Aug. 1874 te 's-Graven-
hage geboren, was referendaris aan het
Departement van Koloniën, lid der
tweede Vredesconferentie en Burgemees
ter van Den Haag. Hier evenwel toon
de hij naast groote kundigheden ook de
eigenschappen te bezitten, die vereischt
worden in een regent en zoo is de aan
dacht op hem gevallen voor het tegen
woordig zoo gewichtige ambt van leider
onzer buitenlandsche politiek.
Mr. Th. Heemskerk werd in
1852 te Amsterdam geboren. Hij pro
moveerde in 1876 te Leiden tot doctor
in de rechten op een proefschrift„Over
huwelijken van Nederlanders buiten
slands", en vestigde zich in 1876 als ad
vocaat te Amsterdam. Hij was daar
lid van den Gemeenteraad en Wethou
der, werd in 1883 lid der Prov. Staten
van Noord-IIolland voor Weesp. In de
Tweede Kamer heeft hij van 1888 tot
1891 Ridderkerk, van 1893 tot 1894
Harlingen, van 1894 tot 1897 Sneek ver
tegenwoordigd. In 1901 koos Amster
dam VII hem en als zoodanig werd hij
in 1905 tot 1909 opnieuw naar't Binnen
hof afgevaardigd.
Op 12 Febr. 1908 trad Mr. Heems
kerk op als hoofd van het rechtsche
Ministerie, dat tot aan de algemeene
verkiezingen in 1913 aan het bewind is
gebleven. Hij had de portefeuille van
Binnenlandsche Zaken, en bestuurde
meer dan eens tijdelijk andere Departe
menten. Na zijn aftreden als Minister
werd Mr. Heemskerk tot lid van den
Raad van State benoemd (11 Sept. 1913).
Mr. S. de Vries Cz. werd 9 Jan.
1869 te Zaandam geboren en opgeleid
voor het Christelijk onderwijs. Als on
derwijzer is hij eenige jaren practisch
bij het onderwijs werkzaam geweest.
Hij studeerde aan de Vrije Universiteit
en promoveerde in 1899 in de rechten
aan de Gemeentelijke Universiteit te
Amsterdam op stellingen. Hij vestigde
zich hier ter stede als advocaat en pro
cureur. In 1901 werd Mr. De Vries tot
lid van den Amsterdamschen Gemeen
teraad gekozen en in het daarop volgende
jaar tot lid van de Tweede Kamer voor
het district Gouda. Bij de verkiezingen
in 1905 werd hij als Kamerlid niet her
kozen maar twee jaar later, in 1907,
vaardigde het district Sneek hem op
nieuw af. Gedurende deze periode is
de heer De Vries ook eenige jaren ar-
rondissements schoolopziener geweest.
Na het aftreden van den heer De
Sauvage Nolting werd hij Wel houder
van Onderwijs en bedankte voor het
Kamerlidmaatschap.
Hij behield onderwijs tot Sept. 1914
en belastte zich daarna met het beheer
van de afdeelingen Financiën en Ge
meentebedrijven.
Jhr. G. A. A. AltingvonGeusau
werd in 1864 geboren. In 1883 werd
hij benoemd tot 2e-lutenant. Tijdens
zijn loopbaan was hij o.a. leeraar aan
de Hoogere Krijgsschool. In 1909 werd
de heer Alting von Geusau, die inmid
dels naar den generalen staf overge
plaatst was, benoemd tot hoofd van de
He afdeeling (generale staf) aan het
Departement van Oorlog. Als mede
werker van Minister Colijn, heeft hij
toen een belangrijk aandeel gehad aan
de legerhervormingen. Na eenigen tijd
werkzaam geweest te zijn als luitenant-
kolohel bij den generalen staf, verliet hij
den militairen dienst, om in Mei 1913
benoemd te worden tot directeur-gene
raal der posterijen en telegrafie.
Minister A. A. II. W. König was
Hoofdingenieur te Maastricht. Hij volgde
de H. B. S te Nijmegen, studeerde te
Delft en was als ingenieur van den
Waterstaat werkzaam te Zutfen, Roer
mond, Gorinchem, Breda en thans in zijn
tegenwoordige betrekking te Maastricht.
De heer LI. A. van IJsselsteyn
studeerde aan de Polytechnische school
te Delft, waar hij tot civiel-ingenieur
bevorderd werd.
Na werkzaam geweest te zijn bij den
algemeenen dienst van den Rijkswater
staat, kwam hij als ingenieur bij de
Gemeentewerken te Rotterdam. Hij was
van 1882 tot 1908 adjunct directeur. Als
zoodanig is Rotterdam hem voor de
groote ontwikkeling van haar haven veel
verschuldigd.
Voor dat Minister Talma in 1908 in
de Eerste Kamer het wetsontwerp ver
dedigd had, dat o.m. de instelling be
oogde van een centrale leiding der
Arbeidsinspectie, wist men al dat de
Regeering iemand voor die leiding op
het oog had. Na de aanneming van het
ontwerp werd dan ook spoedig de heer
Van IJsselstein benoemd tot Inspecteur
vau den Arbeid, met den pei soonlijken
titel van directeur-generaal. Later werd
hij, nadat de geheele organisatie van de
inspectie tot stand gekomen was, direc
teur-generaal van den Arbeid.
De heer A. F. W. Idenburg is
geboren in 1861 te Rotterdam. Hij diende
in het Ned.-Indische leger bij de genie
en werd in 1892 kapitein. Hij was
adjudant vau de legercommandanten
Vetter, Swart en De Bruyn. Gouda
vaardigde hem in 1901 af naar de Tweede
Kamer.
Van 25 Sept. 1902 tot 16 Aug. 1905
was de heer Idenburg Minister vaii
Koloniën in het Kabinet-Kuyper en van
20 Mei 1908 tot 16 Aug. 1909 opnieuw
in het Ministerie-Heemskerk. Na het
aftreden van het Ministerie-Kuyper werd
de heer 'Idenburg Gouverneur van Suri
name (1905) en na zijn aftreden met het
Kabinet-Heemskerk, Gouverneur-Gene
raal van Oost-Indië tot 1917.
r. J. Th. de Visser werd in 1857
te Utrecht geboren, waar hij in de theo
logie promoveerde. Hij was achtereen
volgens predikant te Leusden, Almelo,
Rotterdam en Amsterdam en werd in
1897 gekozen tot lid der Tweede Kamer.
In 19Ó9 legde hij, bij zijn herverkiezing,
het predikambt neer, daartoe door het
Synodaal besluit van 1906 gedwongen.
De heer De Visser is bovendien lid van
de Provinciale Staten van Zuid-Holland
en sinds 1915 veldprediker in algemee
nen dienst.
Mr. P. J. M. A a I b e r s e werd 27
Maart 1871 te Leiden geboren. Hij pro
moveerde aan de Universiteit aldaar in
1897 op een proefschrift „De wettelijke
bestrijding der oneerlijke concurrentie".
Te Leiden, waar hij zich als advocaat
gevestigd had, werd Mr. Aalberse in 1899
lid van den Gemeenteraad en van 1901
tot 1903 Wethouder. In 1903 vaardigde
Almelo hem naar de Tweede Kamer af,
in 1905, 1909 en 1913 werd hij telkens
herkozen. Hij bleef Kamerlid tot aan
zijn benoeming in 1916 tot Hoogleeraar
aan de Technische Hoogeschool.
AARDAPPELEN EN PEULVRUCHTEN
VOOR LANDBOUWERS.
De Minister van Landbouw heeft be
paald, dat aan verbouwers van aard
appelen en peulvruchten uitsluitend voor
eigen gebruik zullen worden gelaten
van aardappelen 4 ILL. ad 70 K.G. per
gezinslid boven één jaar van peulvruch
ten 12 K.G. per gezinslid boven één jaar.
De verbouwers, die volduende ver
bouwden om deze rantsoenen voor hun
gezinnen te bereiken, zullen van de
distributie van de betrekkelijke artikelen
worden uitgesloten.
Mocht de opbrengst van de door de
verbouwers beteelde oppervlakte minder
bedragen dan het voor de overige in
woners vastgestelde rantsoen, dan zal
het ontbrekende hun door de gemeente
lijke distributie worden toegewezen,
waartoe hun dan de benoodigde levcns-
middelenbons moetën worden gegeven.
Geen rekening wordt gehouden met
de producten, geteeld in kleine moes
tuintjes, welke niet grooter zijn dan 5 are.
DE MELK VOORZIENING IN DEN
KOMENDEN WINTER,
Daarmee ziet 't er niet bepaald gunstig
uit. Het schijnt n.l. in de bedoeling te
liggen in het algemeen taptemelk voor
consumptie beschikbaar te stellen. De
volle melk zal dus eerst ontroomd
worden, waarbij het vet voor de boter-
bereiding dient en voor het publiek
blijft niet dan de taptemelk beschikbaar
De „N. Crt." vreest, dat een dergelijke
ingrijpende regeling, die een geheele
omkeering in het melkleveringbedrijf
teweegbrengt, tenslotte vele .bezwaren
zal opleveren en minder resultaat in den
vorm van grooter boter-productie dan
wellicht in theorie verwacht wordt.
Een nieuwe gelegenheid tot knoeien
wordt er mede geschapen.
Voorts zal een verzending van hoeveel
heden melk op vrij groote schaal, eerst
naar de boterfabrioken voor ontrooming
en dan weer als taptemelk naar de steden
noodig zijn, waardoor het spoorverkeer
extra wordt belast en waarbij de mogelijk
heid van bederf van belangrijke partijen
zeker niet gering moet worden geacht.
Men stelt zich voor, voldoende hoeveel
heden van de taptemelk beschikbaar te
stellen voor de gemeenten, mits deze
zorgen voor het noodige transport
materiaal in» den vorm van melkkannen
en bussen, maar hoe moeten degemeenten
aan voldoenden voorraad daarvan komen,
nu dit artikel zoo schaarsch is?
Al moet de regeling in kwestie reeds
vrijwel geheel in orde zijn, genoemd
blad meent, dat practici de zaak toch
nog weieens mochten nagaan.
REGEER1NGSHUMOR.
De Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel deelt het volgende mede
Van ver. chillende zijden bereikten hem
mededeeliugen, volgens welke in sommige
streken van ons land houders van
pluimvee met hunne versche eieren geen
weg zouden welen en de eieren zelfs
beneden den voor hen geldenden maxi
mumprijs niet van de hand zouden
kunnen doen.
In hoeverre de mededeelingen met de
werkelijkheid overeenstemmen, is den
minister thans nog niet bekend. Mochten
er echter personen zijn, die inderdaad
de versche kipeieren, welke zij van de
hand willen doen, niet kunnen verkoopen,
dan zij medegedeeld, dat zij te allen tijde
deze eieren aan het Rijk kunnen leveren.
Zij kunnen zich daarvoor schriftelijk
wenden tot het Rijkskantoor voor pluim
vee en eieren, Kanaalstraat 8 te 's Gra-
venhage, hetwelk zorg zal dragen, dat
de eieren wekelijks bij de belanghebben
den worden afgehaald, en daarvoor de
maximum-groothandelprijs, zijnde f 12.50
per 100 stuks, wordt uitbetaald.
EXTRA-PREMIE VAN F 100 PER H.A-
De Minister van Landbouw maakt
bekend, dat grasland dat langer dan de
laatste vier jaren onafgebroken in gras
felegen heeft en dat na aangifte op na
te melden wijze wordt gescheurd, tus
schen heden en 15 November 1918, en
nog dit najaar wordt bezaaid met rogge
of tarwe, zal worden geacht te zijn
gescheurd krachtens de Scheurwet, voor
zoo verre betreft het recht der belang
hebbenden op de toe te kennen schade
loosstellingen, en dat daarboven nog een
extra premie van f 100 per H.A. (zaaiens-
veld) zal worden toegekend.
De oppervlakte, die aldus in een bedrijf
met tarwe of rogge wordt bebouwd, zal
bovendien ten volle in mindering komen
van het aantal II.A., waarop ten laste
van dat bedrijf scheurplicht wordt gelegd.
Van het voornemen tot het scheuren
van grasland en het bebouwen daarvan
met rogge of tarwe naar aanleiding van
deze bekendmaking zal zoo spoedig
mogelijk aangifte moeten worden gedaan
bij het Gemeentelijk Landbouwkantoor
(Plaatselijke Landbouwcommissie) der
gemeente binnen welker gebied het te
scheuren grasland is gelegen.
DE VET VOORZIENING.
Naar de „Prov. Gron. Cf." verneemt,
heeft de minister van landbouw zich tot
het dagelijksch bestuur der gemeente
Groningen gewend met de vraag, of het
mogeljjk is de kwelderlanden achter den
Reiderwolderpolder in te dijken, met
het oog op de vetvoorziening van ons
land. Ingedijkte kwelderlanden zijn zeer
geschikt voor den bouw vau koolzaad
Een paar keer heeft over deze zaak
reeds een conferentie plaats gehad met
het centraal comité voor verruiming van
werkgelegenheid.
Wanneer die indijking tot stand kwam,
zou men een landaanvvinst van ongeveer
585 H.A. verkrijgen, waarvan pl.m. 185
H.A. aan de gemeente Groningen zou
toe komen, terwijl het overige land het
eigendom van 11 particulieren, liet onver
deelde Munnekveen en den Johannes
Kerkhovenpolder zou worden.
Voor deze indijking zou noodig zijn het
maken van een dijk met de raming van
de kosten, die zeer aanzienlijk zullen
zijn, is men reeds bezig.
HUISSLACHTING IN CENTRALE
SLACHTPLAATSEN.
Het Bestuur van de Coöperatieve
Landbouwvereeniging „Soest" heeft aan
den Minister van Landbouw te kennen
gegeven, dat de maatregelen om de huis
slachtingen in centrale slachtplaatsen te
doen plaats vinden, groote ontstemming
hebben verwekt onder de landbouwers,
en onoverkomelijk bezwaren opleveren
voor hen, die met groote zorg en moeite
door het mesten van een varken hebben
trachten tegemoet te komen in de vet
en vleeschvoorziening voor hun gezin.
Het Bestuur wijst op de groote kosten
voor hen, die met over eigen vervoer
middelen beschikken, tijdverzuim voor
den werknemer, extra slachtkoslen, het
niet overeenkomen van de aangewezen
slachttijden met huiselijke omstandig
heden, gemis aan zekerheid, dat het
spek, dat door verschillende handen is
gegaan, houdbaar blijft.
Een dergelijk adres, door meer dan
160 landbouwers en varkenshouders
onderteekend, wordt aan den Minister
verzonden uit de gemeente Maasland.
In dit adres wordt aan den Minister
verzocht, zoo mogelijk te bepalen, dat
huisslachting onder door den Minister
te bepalen voorwaarden op eigen terrein
wordt toegestaan. Mochten hiertegen
onoverkomelijke bezwaren bestaan, dan
verzoeken zij centrale slachtplaatsen in
eigen gemeente aan te Wijzen, waar zij
toezicht kunnen houden op behandeling
en verdeeling van „de slacht".
De landbouwers en varkenshouders in
Maasland hopen, dat aan den wensch
van „Soest" om algemeene adhesiebetui
ging door belanghebbenden uit alle
streken van het land zal worden voldaan.
De opposie begint al.
Het nieuwe Ministerie-Ruys de Bee-
renbrouck is er nog maar pas, maar het
wordt toch reeds door „De Telegraaf"
gesmaald.
Dit belooft wat 1
Gelukkig komt „Het Vaderland" tegen
deze schandelijke en gevaarlijke manier
van doen op.
Dit blad schrijft
„De Telegraaf smaalt van een minis
terie van tweede rangs-krach ten en
doet het Nederlandsche volk kond,
dat de heer Ruys gee na andere ver
dienste heeft dan zijne achtenswaar
digheid. Nu kunnen wij begrijpen dat
dit in het oog van dit blad al bijzon
der geringe verdienste, misschien wel
het tegendeel daarvan is, maar de uit
spraak daarvan geeft toch het bewijs,
dat hier iemand aan het woord is wie
den heer Ruys niet kent. Het enkele
feit, dat hij door zijne fractie, die 25
leden telde in de vorige Kanier aan
gewezen werd als vice voorzitter van
de Tweede Kamer, is wel een bewijs
hoe men in eigen kring over zijn kun
digheden dacht, en zoo dacht men
ntet alleen daarin, maar ook daarbui
ten. En perfide is de uitspraak van
„De Telegraaf'; Ilnys aanvaardt de
taak, die Nolens, Colijn en Lobman te
zwaar bleek. Het is'toch bekend dat
de grond, waarop deze weigerden te
gaan zitten een andere was.
Het is echter niet ons doel een de-
bat aan te gaan over de bekwaam
heden van de nieuwe ministers, die
er nog niet zijn. Wel gaven sommige
bladen reeds een voorloopig lijstje,
maar zij vergeten daarbij, dat volgens
art. 77 van de Grondwet, de Kroon
ministers benoemt.
Maar waar wij ons op veroorloven
te wijzen is, dat er geen onvaderlands
lievender daad kan begaan worden
dan op het ministerie dat er komt te
smalen als op een waaraan de taak,
die het op zich neemt, eigenlijk niet
zou kunnen worden toevertrouwd."
„Waar men nu een ministerie zal
krijgen, dat op diverse redenen aan
velen niet zal aanstaan, ontslaan dat
toch zeker die velen niet van den
plicht dat ministerie hoog te houden
tegen over het buitenland, het althans
niet neer te halen reeds voor het be
staat en zijne daden af te wachten,
vóór men het oordeel velt. Dit is
men aan het vaderland verschuldigd,
opdat niet, wanneer de een of andere
maatregel (wij zullen met dien zach-
ten term maar het onrecht aanduiden
dat wij van de oorlogvoerenden plegen
te lijden) tegen ons genomen wordt,
die door de machthebbers zal kunnen
worden goedgepraat met een beroep
op de onbekwaamheid van de stuur
lieden van onze rcgeeringschuit, die
door de Nederlandsche pers zelve zou
zijn erkend.
Wij zouden willen vragen of zekere
pers hier nog niet genoeg bedorven
heeft, nu zij er in geslaagd is om
door valsche voorstellingen de Geal
lieerden in den waan te brengen dat
wij door dik en dun op de hand zijn
van de Centralen, waardoor zij aan
onze voedselvoorziening van den West
kant zoo enorm veel nadeel heeft ge
daan Wie naderhand de Nederland
sche geschiedenis van de eerste vier
oorlogsjaren te boek zal stellen, zal
zeker met de documenten in de hand
kunnen bewijzen hoe of de anti-Neder-
landsche houding van zekere pers du
gesties van het Kabinet Cort van der
Linden in hooge mate heeft bemoei
lijkt. Zal het inderdaad weer dien
weg uitgaan P Wij hopen dat alle wel-
denkendon daarop met een krachtig
neen zullen antwoorden, en in zoover
re ministerieel zullen zijn, dat zij als
een man achter het ministerie zullen
gaan staan als het gaat om de hand
having van onze neutraliteit en onze
voedselvoorziening. Van dé eerste is
het natuurlijk ontwijfelbaar, dat in de
richting door Cort van der Linden en
Loudon gehouden zal worden doorge
stuurd; van de laatste hopen en
vertrouwen wij, dat zij bij toenemen-
den nood ook door het Kabinet dat
komen zal als de eerste van alle za
ken die zijn voortdurende zorg behoeft
zal beschouwd worden."
Dit is alles zeer juist.
Maar bladen als „De Telegraaf" be
kommeren zich nu eenmaal niet om het
landsbelang.
Wat ons wacht.
De Nieuwe Prov. Gron. Courant schrijft:
In het sociaal-democratisch Friesch
„Volksblad" heeft de redacteur Ds. van
der Heide zijn stem verheven tegen
het veel praten van de socialistische
Kamerleden. Er moet gehandeld, niet
gepraat worden, zoo betoogt de schrij
ver en hij zegt dan
„Ook de leden van onze fractie heb
ben in dat opzicht nog veel te leeren
en te veranderen. Gaat het door, gelijk
het in de laatste jaren gegaan is, eigen
lijk sinds 1901, dan wordt de oneven
redigheid tusschen het aantal rede
voeringen, die gehouden worden en
de vruchten in den vorm van goede
wetten al grooter en het parlementaire
werk al onvruchtbaarder".
En verder„niet zonder ergernis
zagen we in de afgeloopen jaren, vijf,
soms zes van onze Kamerleden aan
eenzelfde debat deelnemen, terwijl één
of twee het best afkonden".
„Het Volk" komt tegen deze zeer
juiste oordeelveillingen op. Het geeft
toe, dat deze of gene van de sociaal
democraten wel eens te lang gepraat
heeft en dat wel eens te veel sprekers
over eenzelfde onderwerp spraken.
Maar tegelijkertijd merkt het blad
op, dat waar het een feit is, dat de
sociaal democratische leden een groot
deel van den nationalen tijd in beslag
namen, dit verschijnsel zich waarschijn
lijk straks in nog sterkere mate zal
voordoen. Er zijn immers zooveel
nieuwe leden bijgekomen.
Wij begrijpen het. De oude leden
willen niet de idee wekken alsof zij
minder worden en de nieuwe zullen
in het spreken voor de tribune trachten
hen de loef af te steken.
Dat kan wat worden. En als de Ka
mer en het ministerie door al dat pro
paganda maken worden opgehouden
en er gebeurt niets, dan snijdt immers
de andere kant van het mes. Want
dan zegt men, dat de tegenpartij on
machtig is. En dan stroomt het bij een
volgenden keer sociaal-democratische
Kamerleden. Hoe het dan met het.
praten wordt? Wel dan nemen de
Wijnkopianen de taktiek over.
De sociaal-democraten worden met
de wapenen, waarmee zij winnen op
hun beurt bevochten endan
gaan zij ten onder.
TER NEUZEN, 13 September 1918.
De Unie-collecte dezer dagen alhier
gehouden bracht op f 152.43.
Op verzoek verwijzen we naar de
advertentie van de Jongelings-vereeni-
ging Bidt en Werkt alhier. Het zullen
leerzame en aangename avonden zijn,
en de vereeniging beoogt er een goed
doel mede bovendien.
Axel. Waarschijnlijk door liet weigeren
van de rem, kon de tram Donderdag
aan 'tstation alhier niet tijdig stoppen,
tengevolge waarvan de beide afsluit-
boomen langs den spoorweg werden stuk
gereden.
Verdere ongevallen kwamen gelukkig,
niet voor.
Sas van Gent. De Gemeenteraad heeft
aan B. en W. een crediet toegestaan