Uit liet Buitenland. Uit het Binnenland. I fit de Pers. Uit de Provincie. De Duitschers kunnen nu hun aanvoer van achter het front beter regelen, terwijl de geallieerden krijgen te worstelen met de moeilijkheden van het verwoeste gebied. Zoo ooit, dan zullen dus nu de Duitschers stand houden. Er staat voor hen veel op het spel. In een artikel, door de censuur doorgelaten, van de Vorwarts wordt betoogd, dat de entente er naar streeft, nog vóór den winter een beslissing te behalen op het Westfront. Dit beteekent dus, dat de geallieerden meenen, dat een beslissende slag een voor hen gunstigen uitslag zou hebben. De Duitsche legerleiding evenwel vecht om de beslissing uit te stellen. Daaruit volgt, dat zij denkt, dat een beslis sende slag thans voor de Duitschers nood lottig zou kunnen zijn. De Vorwarts drukt dat aldus uit„De Duitschers strijden om tijdwinstom den vijandelijken opmarsch te vertragen om de overmacht der .geallieerden allengs te ver zwakken en om haar eigen verdedigingslinie te verkorten en te versterken". Ons dunkt, dat om zulke dingen alleen een partij strijdt, die zich als' de zwakste beschouwt. Overigens gelooven we, dat de beschouwing van de Vorwarts juist is. We verwachten eenige dagen van stilstand, gedurende welke de geallieerden (terwijl hun voorhoeden ver moedelijk den vijand zullen blijven veront rusten) hun hoofdmacht voor nieuwe beslis sende aanvallen zullen opbrengen. Het komt er voor hen toch op aan, nadat zij het Duitsche offensief tot stilstand hebben gebracht, nadat zij den opmarsch des vijands in een terugtocht hebben verkeerd, op één punt bij Atrecht zelfs door de oude linie zijn gebroken, nu voordeel uit hun overwinning te halen. Zien zij daar kans op, daD zullen zij geen oogenblik langer wachten dan strikt nood zakelijk is met hun aanval op de Duitsche terugtochtstellingeu, waarachter zij nu reeds Kamerijk, St. Quentin en La Fere zien liggen. Nemen ze die plaatsen, dan is een nieuwe groote terugtocht der Duitschers noodzakelijk. Een Duitsch blad maakt de opmerking, dat in tegenstelling met de Napoleonti sche oorlogen, in dezen grooten oorlog alle belangrijke personen reeds op viij gevorderden leeftijd zijn. Zoo is Hin denburg over de 70, de tijger Clemenceau zelfs 77, generaal Focii telt 69 jaar, Wilson en generaal Petsiin 62, admiraal Sims telt 60 jaar. Dan volgen de Duit sche keizer (59) en generaal Pershing (58). De Italiaansche generaal Diaz telt, evenals Douglas Haig 57 jaar, terwijl IJoyd George 55 jaar is en Ludendorf 53. De propaganda der Entente in het Duitsche leger. In het manifest van Hindenburg aan het Duitsche volk is, naar men weet, gesproken over vliegende blaadjes, die geschikt waren om den geest in Duitsch- land te ondermijnen. In een schuit met Duitsche steenkolen, aangekomen te IJinuiden, is een blaadje gevonden, waarop het volgende, in het Duitsch, gedrukt staat Rekeukenkunde. Een som voor Duitsche soldaten 1. Tusschen den 15en Juli en den 24en Augustus 1918 zijn meer dan 100,000 Duitsche soldaten door de ge allieerde troepen in Frankrijk gevangen genomen. Bovendien heeft het Duitsche ieger kolossale verliezen aan gewonden en gedooden geleden. 2. Iedere maand wordt het Entente- leger versterkt met 300,000 nieuw in Frankrijk aangekomen Amerikaansche soldaten. 3. Wie wint den oorlog? Een Duitsch oorlogsschip gezonken. Vrijdagavond is, zoo meldt men van Nes op Ameland aan de Tel., een der voor den wal kruisende Duitsche oor logsschepen op een mijn geloopen of getorpedeerd. Eensklaps zag men het schip overzij hellen. Direct daarop was het verdwenen en zag men een viertal sloepen in de nabijheid. Ontplofling werd aan wal niet gehoord. De hoop op vrede. Volgens de JU Fr. Pr. verwacht de Turksche grootvizier Talaat pasja nog vóór den winter vrede. Spoedig zullen de geallieerden tot het besef komen, dat het geen zin heeft den oorlog voort te zetten. De Oostenrijksche eerste minister Hussarek heeft tot den „Landeshaupt- man" van Görz gezegd te hopen, dat binnenkort de vrede tot stand zal komen. St. Petersburg in brand WASHINGTON, 11 Sept. (Reuter). Een telegram van het Amerikaansche Gezantschap te Kristiania meldt, dat vol gens een daar ontvangen betrouwbaar bericht, St. Petersburg op twaalf ver schillende plaatsen in brand staat en dat in de straten een meedoogenloos bloed bad wordt aangericht. DE NIEUWE MINISTERS. J h r. Mr. C h. J. M. R u y s de Bee- renbrouck is op 1 December 1873 te Maastricht geboren. Hij bezocht het gymnasium te Maastricht, studeerde te Leiden en promoveerde op een proef schrift „Rechtstoestanden te Maastricht voor de Fransche omwenteling". Hij was afgevaardigde voor Gulpen in de Tweede Kamer en lid van den Maas- trichtschen Gemeenteraad. In het begin van den oorlog was de lieer Ruys Regeerings-commissaris voor de Belgische vluchtelingen. Op 16 Mei 1918 werd hij benoemd tot Commissaris der Koningin in Limburg. Hij is Ka merheer van II. M. de Koningin. J h r. M r. D r. II. A. van Karn e- beek werd 21 Aug. 1874 te 's-Graven- hage geboren, was referendaris aan het Departement van Koloniën, lid der tweede Vredesconferentie en Burgemees ter van Den Haag. Hier evenwel toon de hij naast groote kundigheden ook de eigenschappen te bezitten, die vereischt worden in een regent en zoo is de aan dacht op hem gevallen voor het tegen woordig zoo gewichtige ambt van leider onzer buitenlandsche politiek. Mr. Th. Heemskerk werd in 1852 te Amsterdam geboren. Hij pro moveerde in 1876 te Leiden tot doctor in de rechten op een proefschrift„Over huwelijken van Nederlanders buiten slands", en vestigde zich in 1876 als ad vocaat te Amsterdam. Hij was daar lid van den Gemeenteraad en Wethou der, werd in 1883 lid der Prov. Staten van Noord-IIolland voor Weesp. In de Tweede Kamer heeft hij van 1888 tot 1891 Ridderkerk, van 1893 tot 1894 Harlingen, van 1894 tot 1897 Sneek ver tegenwoordigd. In 1901 koos Amster dam VII hem en als zoodanig werd hij in 1905 tot 1909 opnieuw naar't Binnen hof afgevaardigd. Op 12 Febr. 1908 trad Mr. Heems kerk op als hoofd van het rechtsche Ministerie, dat tot aan de algemeene verkiezingen in 1913 aan het bewind is gebleven. Hij had de portefeuille van Binnenlandsche Zaken, en bestuurde meer dan eens tijdelijk andere Departe menten. Na zijn aftreden als Minister werd Mr. Heemskerk tot lid van den Raad van State benoemd (11 Sept. 1913). Mr. S. de Vries Cz. werd 9 Jan. 1869 te Zaandam geboren en opgeleid voor het Christelijk onderwijs. Als on derwijzer is hij eenige jaren practisch bij het onderwijs werkzaam geweest. Hij studeerde aan de Vrije Universiteit en promoveerde in 1899 in de rechten aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam op stellingen. Hij vestigde zich hier ter stede als advocaat en pro cureur. In 1901 werd Mr. De Vries tot lid van den Amsterdamschen Gemeen teraad gekozen en in het daarop volgende jaar tot lid van de Tweede Kamer voor het district Gouda. Bij de verkiezingen in 1905 werd hij als Kamerlid niet her kozen maar twee jaar later, in 1907, vaardigde het district Sneek hem op nieuw af. Gedurende deze periode is de heer De Vries ook eenige jaren ar- rondissements schoolopziener geweest. Na het aftreden van den heer De Sauvage Nolting werd hij Wel houder van Onderwijs en bedankte voor het Kamerlidmaatschap. Hij behield onderwijs tot Sept. 1914 en belastte zich daarna met het beheer van de afdeelingen Financiën en Ge meentebedrijven. Jhr. G. A. A. AltingvonGeusau werd in 1864 geboren. In 1883 werd hij benoemd tot 2e-lutenant. Tijdens zijn loopbaan was hij o.a. leeraar aan de Hoogere Krijgsschool. In 1909 werd de heer Alting von Geusau, die inmid dels naar den generalen staf overge plaatst was, benoemd tot hoofd van de He afdeeling (generale staf) aan het Departement van Oorlog. Als mede werker van Minister Colijn, heeft hij toen een belangrijk aandeel gehad aan de legerhervormingen. Na eenigen tijd werkzaam geweest te zijn als luitenant- kolohel bij den generalen staf, verliet hij den militairen dienst, om in Mei 1913 benoemd te worden tot directeur-gene raal der posterijen en telegrafie. Minister A. A. II. W. König was Hoofdingenieur te Maastricht. Hij volgde de H. B. S te Nijmegen, studeerde te Delft en was als ingenieur van den Waterstaat werkzaam te Zutfen, Roer mond, Gorinchem, Breda en thans in zijn tegenwoordige betrekking te Maastricht. De heer LI. A. van IJsselsteyn studeerde aan de Polytechnische school te Delft, waar hij tot civiel-ingenieur bevorderd werd. Na werkzaam geweest te zijn bij den algemeenen dienst van den Rijkswater staat, kwam hij als ingenieur bij de Gemeentewerken te Rotterdam. Hij was van 1882 tot 1908 adjunct directeur. Als zoodanig is Rotterdam hem voor de groote ontwikkeling van haar haven veel verschuldigd. Voor dat Minister Talma in 1908 in de Eerste Kamer het wetsontwerp ver dedigd had, dat o.m. de instelling be oogde van een centrale leiding der Arbeidsinspectie, wist men al dat de Regeering iemand voor die leiding op het oog had. Na de aanneming van het ontwerp werd dan ook spoedig de heer Van IJsselstein benoemd tot Inspecteur vau den Arbeid, met den pei soonlijken titel van directeur-generaal. Later werd hij, nadat de geheele organisatie van de inspectie tot stand gekomen was, direc teur-generaal van den Arbeid. De heer A. F. W. Idenburg is geboren in 1861 te Rotterdam. Hij diende in het Ned.-Indische leger bij de genie en werd in 1892 kapitein. Hij was adjudant vau de legercommandanten Vetter, Swart en De Bruyn. Gouda vaardigde hem in 1901 af naar de Tweede Kamer. Van 25 Sept. 1902 tot 16 Aug. 1905 was de heer Idenburg Minister vaii Koloniën in het Kabinet-Kuyper en van 20 Mei 1908 tot 16 Aug. 1909 opnieuw in het Ministerie-Heemskerk. Na het aftreden van het Ministerie-Kuyper werd de heer 'Idenburg Gouverneur van Suri name (1905) en na zijn aftreden met het Kabinet-Heemskerk, Gouverneur-Gene raal van Oost-Indië tot 1917. r. J. Th. de Visser werd in 1857 te Utrecht geboren, waar hij in de theo logie promoveerde. Hij was achtereen volgens predikant te Leusden, Almelo, Rotterdam en Amsterdam en werd in 1897 gekozen tot lid der Tweede Kamer. In 19Ó9 legde hij, bij zijn herverkiezing, het predikambt neer, daartoe door het Synodaal besluit van 1906 gedwongen. De heer De Visser is bovendien lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland en sinds 1915 veldprediker in algemee nen dienst. Mr. P. J. M. A a I b e r s e werd 27 Maart 1871 te Leiden geboren. Hij pro moveerde aan de Universiteit aldaar in 1897 op een proefschrift „De wettelijke bestrijding der oneerlijke concurrentie". Te Leiden, waar hij zich als advocaat gevestigd had, werd Mr. Aalberse in 1899 lid van den Gemeenteraad en van 1901 tot 1903 Wethouder. In 1903 vaardigde Almelo hem naar de Tweede Kamer af, in 1905, 1909 en 1913 werd hij telkens herkozen. Hij bleef Kamerlid tot aan zijn benoeming in 1916 tot Hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool. AARDAPPELEN EN PEULVRUCHTEN VOOR LANDBOUWERS. De Minister van Landbouw heeft be paald, dat aan verbouwers van aard appelen en peulvruchten uitsluitend voor eigen gebruik zullen worden gelaten van aardappelen 4 ILL. ad 70 K.G. per gezinslid boven één jaar van peulvruch ten 12 K.G. per gezinslid boven één jaar. De verbouwers, die volduende ver bouwden om deze rantsoenen voor hun gezinnen te bereiken, zullen van de distributie van de betrekkelijke artikelen worden uitgesloten. Mocht de opbrengst van de door de verbouwers beteelde oppervlakte minder bedragen dan het voor de overige in woners vastgestelde rantsoen, dan zal het ontbrekende hun door de gemeente lijke distributie worden toegewezen, waartoe hun dan de benoodigde levcns- middelenbons moetën worden gegeven. Geen rekening wordt gehouden met de producten, geteeld in kleine moes tuintjes, welke niet grooter zijn dan 5 are. DE MELK VOORZIENING IN DEN KOMENDEN WINTER, Daarmee ziet 't er niet bepaald gunstig uit. Het schijnt n.l. in de bedoeling te liggen in het algemeen taptemelk voor consumptie beschikbaar te stellen. De volle melk zal dus eerst ontroomd worden, waarbij het vet voor de boter- bereiding dient en voor het publiek blijft niet dan de taptemelk beschikbaar De „N. Crt." vreest, dat een dergelijke ingrijpende regeling, die een geheele omkeering in het melkleveringbedrijf teweegbrengt, tenslotte vele .bezwaren zal opleveren en minder resultaat in den vorm van grooter boter-productie dan wellicht in theorie verwacht wordt. Een nieuwe gelegenheid tot knoeien wordt er mede geschapen. Voorts zal een verzending van hoeveel heden melk op vrij groote schaal, eerst naar de boterfabrioken voor ontrooming en dan weer als taptemelk naar de steden noodig zijn, waardoor het spoorverkeer extra wordt belast en waarbij de mogelijk heid van bederf van belangrijke partijen zeker niet gering moet worden geacht. Men stelt zich voor, voldoende hoeveel heden van de taptemelk beschikbaar te stellen voor de gemeenten, mits deze zorgen voor het noodige transport materiaal in» den vorm van melkkannen en bussen, maar hoe moeten degemeenten aan voldoenden voorraad daarvan komen, nu dit artikel zoo schaarsch is? Al moet de regeling in kwestie reeds vrijwel geheel in orde zijn, genoemd blad meent, dat practici de zaak toch nog weieens mochten nagaan. REGEER1NGSHUMOR. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel deelt het volgende mede Van ver. chillende zijden bereikten hem mededeeliugen, volgens welke in sommige streken van ons land houders van pluimvee met hunne versche eieren geen weg zouden welen en de eieren zelfs beneden den voor hen geldenden maxi mumprijs niet van de hand zouden kunnen doen. In hoeverre de mededeelingen met de werkelijkheid overeenstemmen, is den minister thans nog niet bekend. Mochten er echter personen zijn, die inderdaad de versche kipeieren, welke zij van de hand willen doen, niet kunnen verkoopen, dan zij medegedeeld, dat zij te allen tijde deze eieren aan het Rijk kunnen leveren. Zij kunnen zich daarvoor schriftelijk wenden tot het Rijkskantoor voor pluim vee en eieren, Kanaalstraat 8 te 's Gra- venhage, hetwelk zorg zal dragen, dat de eieren wekelijks bij de belanghebben den worden afgehaald, en daarvoor de maximum-groothandelprijs, zijnde f 12.50 per 100 stuks, wordt uitbetaald. EXTRA-PREMIE VAN F 100 PER H.A- De Minister van Landbouw maakt bekend, dat grasland dat langer dan de laatste vier jaren onafgebroken in gras felegen heeft en dat na aangifte op na te melden wijze wordt gescheurd, tus schen heden en 15 November 1918, en nog dit najaar wordt bezaaid met rogge of tarwe, zal worden geacht te zijn gescheurd krachtens de Scheurwet, voor zoo verre betreft het recht der belang hebbenden op de toe te kennen schade loosstellingen, en dat daarboven nog een extra premie van f 100 per H.A. (zaaiens- veld) zal worden toegekend. De oppervlakte, die aldus in een bedrijf met tarwe of rogge wordt bebouwd, zal bovendien ten volle in mindering komen van het aantal II.A., waarop ten laste van dat bedrijf scheurplicht wordt gelegd. Van het voornemen tot het scheuren van grasland en het bebouwen daarvan met rogge of tarwe naar aanleiding van deze bekendmaking zal zoo spoedig mogelijk aangifte moeten worden gedaan bij het Gemeentelijk Landbouwkantoor (Plaatselijke Landbouwcommissie) der gemeente binnen welker gebied het te scheuren grasland is gelegen. DE VET VOORZIENING. Naar de „Prov. Gron. Cf." verneemt, heeft de minister van landbouw zich tot het dagelijksch bestuur der gemeente Groningen gewend met de vraag, of het mogeljjk is de kwelderlanden achter den Reiderwolderpolder in te dijken, met het oog op de vetvoorziening van ons land. Ingedijkte kwelderlanden zijn zeer geschikt voor den bouw vau koolzaad Een paar keer heeft over deze zaak reeds een conferentie plaats gehad met het centraal comité voor verruiming van werkgelegenheid. Wanneer die indijking tot stand kwam, zou men een landaanvvinst van ongeveer 585 H.A. verkrijgen, waarvan pl.m. 185 H.A. aan de gemeente Groningen zou toe komen, terwijl het overige land het eigendom van 11 particulieren, liet onver deelde Munnekveen en den Johannes Kerkhovenpolder zou worden. Voor deze indijking zou noodig zijn het maken van een dijk met de raming van de kosten, die zeer aanzienlijk zullen zijn, is men reeds bezig. HUISSLACHTING IN CENTRALE SLACHTPLAATSEN. Het Bestuur van de Coöperatieve Landbouwvereeniging „Soest" heeft aan den Minister van Landbouw te kennen gegeven, dat de maatregelen om de huis slachtingen in centrale slachtplaatsen te doen plaats vinden, groote ontstemming hebben verwekt onder de landbouwers, en onoverkomelijk bezwaren opleveren voor hen, die met groote zorg en moeite door het mesten van een varken hebben trachten tegemoet te komen in de vet en vleeschvoorziening voor hun gezin. Het Bestuur wijst op de groote kosten voor hen, die met over eigen vervoer middelen beschikken, tijdverzuim voor den werknemer, extra slachtkoslen, het niet overeenkomen van de aangewezen slachttijden met huiselijke omstandig heden, gemis aan zekerheid, dat het spek, dat door verschillende handen is gegaan, houdbaar blijft. Een dergelijk adres, door meer dan 160 landbouwers en varkenshouders onderteekend, wordt aan den Minister verzonden uit de gemeente Maasland. In dit adres wordt aan den Minister verzocht, zoo mogelijk te bepalen, dat huisslachting onder door den Minister te bepalen voorwaarden op eigen terrein wordt toegestaan. Mochten hiertegen onoverkomelijke bezwaren bestaan, dan verzoeken zij centrale slachtplaatsen in eigen gemeente aan te Wijzen, waar zij toezicht kunnen houden op behandeling en verdeeling van „de slacht". De landbouwers en varkenshouders in Maasland hopen, dat aan den wensch van „Soest" om algemeene adhesiebetui ging door belanghebbenden uit alle streken van het land zal worden voldaan. De opposie begint al. Het nieuwe Ministerie-Ruys de Bee- renbrouck is er nog maar pas, maar het wordt toch reeds door „De Telegraaf" gesmaald. Dit belooft wat 1 Gelukkig komt „Het Vaderland" tegen deze schandelijke en gevaarlijke manier van doen op. Dit blad schrijft „De Telegraaf smaalt van een minis terie van tweede rangs-krach ten en doet het Nederlandsche volk kond, dat de heer Ruys gee na andere ver dienste heeft dan zijne achtenswaar digheid. Nu kunnen wij begrijpen dat dit in het oog van dit blad al bijzon der geringe verdienste, misschien wel het tegendeel daarvan is, maar de uit spraak daarvan geeft toch het bewijs, dat hier iemand aan het woord is wie den heer Ruys niet kent. Het enkele feit, dat hij door zijne fractie, die 25 leden telde in de vorige Kanier aan gewezen werd als vice voorzitter van de Tweede Kamer, is wel een bewijs hoe men in eigen kring over zijn kun digheden dacht, en zoo dacht men ntet alleen daarin, maar ook daarbui ten. En perfide is de uitspraak van „De Telegraaf'; Ilnys aanvaardt de taak, die Nolens, Colijn en Lobman te zwaar bleek. Het is'toch bekend dat de grond, waarop deze weigerden te gaan zitten een andere was. Het is echter niet ons doel een de- bat aan te gaan over de bekwaam heden van de nieuwe ministers, die er nog niet zijn. Wel gaven sommige bladen reeds een voorloopig lijstje, maar zij vergeten daarbij, dat volgens art. 77 van de Grondwet, de Kroon ministers benoemt. Maar waar wij ons op veroorloven te wijzen is, dat er geen onvaderlands lievender daad kan begaan worden dan op het ministerie dat er komt te smalen als op een waaraan de taak, die het op zich neemt, eigenlijk niet zou kunnen worden toevertrouwd." „Waar men nu een ministerie zal krijgen, dat op diverse redenen aan velen niet zal aanstaan, ontslaan dat toch zeker die velen niet van den plicht dat ministerie hoog te houden tegen over het buitenland, het althans niet neer te halen reeds voor het be staat en zijne daden af te wachten, vóór men het oordeel velt. Dit is men aan het vaderland verschuldigd, opdat niet, wanneer de een of andere maatregel (wij zullen met dien zach- ten term maar het onrecht aanduiden dat wij van de oorlogvoerenden plegen te lijden) tegen ons genomen wordt, die door de machthebbers zal kunnen worden goedgepraat met een beroep op de onbekwaamheid van de stuur lieden van onze rcgeeringschuit, die door de Nederlandsche pers zelve zou zijn erkend. Wij zouden willen vragen of zekere pers hier nog niet genoeg bedorven heeft, nu zij er in geslaagd is om door valsche voorstellingen de Geal lieerden in den waan te brengen dat wij door dik en dun op de hand zijn van de Centralen, waardoor zij aan onze voedselvoorziening van den West kant zoo enorm veel nadeel heeft ge daan Wie naderhand de Nederland sche geschiedenis van de eerste vier oorlogsjaren te boek zal stellen, zal zeker met de documenten in de hand kunnen bewijzen hoe of de anti-Neder- landsche houding van zekere pers du gesties van het Kabinet Cort van der Linden in hooge mate heeft bemoei lijkt. Zal het inderdaad weer dien weg uitgaan P Wij hopen dat alle wel- denkendon daarop met een krachtig neen zullen antwoorden, en in zoover re ministerieel zullen zijn, dat zij als een man achter het ministerie zullen gaan staan als het gaat om de hand having van onze neutraliteit en onze voedselvoorziening. Van dé eerste is het natuurlijk ontwijfelbaar, dat in de richting door Cort van der Linden en Loudon gehouden zal worden doorge stuurd; van de laatste hopen en vertrouwen wij, dat zij bij toenemen- den nood ook door het Kabinet dat komen zal als de eerste van alle za ken die zijn voortdurende zorg behoeft zal beschouwd worden." Dit is alles zeer juist. Maar bladen als „De Telegraaf" be kommeren zich nu eenmaal niet om het landsbelang. Wat ons wacht. De Nieuwe Prov. Gron. Courant schrijft: In het sociaal-democratisch Friesch „Volksblad" heeft de redacteur Ds. van der Heide zijn stem verheven tegen het veel praten van de socialistische Kamerleden. Er moet gehandeld, niet gepraat worden, zoo betoogt de schrij ver en hij zegt dan „Ook de leden van onze fractie heb ben in dat opzicht nog veel te leeren en te veranderen. Gaat het door, gelijk het in de laatste jaren gegaan is, eigen lijk sinds 1901, dan wordt de oneven redigheid tusschen het aantal rede voeringen, die gehouden worden en de vruchten in den vorm van goede wetten al grooter en het parlementaire werk al onvruchtbaarder". En verder„niet zonder ergernis zagen we in de afgeloopen jaren, vijf, soms zes van onze Kamerleden aan eenzelfde debat deelnemen, terwijl één of twee het best afkonden". „Het Volk" komt tegen deze zeer juiste oordeelveillingen op. Het geeft toe, dat deze of gene van de sociaal democraten wel eens te lang gepraat heeft en dat wel eens te veel sprekers over eenzelfde onderwerp spraken. Maar tegelijkertijd merkt het blad op, dat waar het een feit is, dat de sociaal democratische leden een groot deel van den nationalen tijd in beslag namen, dit verschijnsel zich waarschijn lijk straks in nog sterkere mate zal voordoen. Er zijn immers zooveel nieuwe leden bijgekomen. Wij begrijpen het. De oude leden willen niet de idee wekken alsof zij minder worden en de nieuwe zullen in het spreken voor de tribune trachten hen de loef af te steken. Dat kan wat worden. En als de Ka mer en het ministerie door al dat pro paganda maken worden opgehouden en er gebeurt niets, dan snijdt immers de andere kant van het mes. Want dan zegt men, dat de tegenpartij on machtig is. En dan stroomt het bij een volgenden keer sociaal-democratische Kamerleden. Hoe het dan met het. praten wordt? Wel dan nemen de Wijnkopianen de taktiek over. De sociaal-democraten worden met de wapenen, waarmee zij winnen op hun beurt bevochten endan gaan zij ten onder. TER NEUZEN, 13 September 1918. De Unie-collecte dezer dagen alhier gehouden bracht op f 152.43. Op verzoek verwijzen we naar de advertentie van de Jongelings-vereeni- ging Bidt en Werkt alhier. Het zullen leerzame en aangename avonden zijn, en de vereeniging beoogt er een goed doel mede bovendien. Axel. Waarschijnlijk door liet weigeren van de rem, kon de tram Donderdag aan 'tstation alhier niet tijdig stoppen, tengevolge waarvan de beide afsluit- boomen langs den spoorweg werden stuk gereden. Verdere ongevallen kwamen gelukkig, niet voor. Sas van Gent. De Gemeenteraad heeft aan B. en W. een crediet toegestaan

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 2