Orgaan ter iierspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-l/laanderen.
No. 72.
Zaterdag 14 September 1918.
Ie Jaargang.
Uit de Schrift.
FEUILLETON.
Buiteiilaiidsch Overzicht.
ABONNEMENT:
Een Dorpsvertelling
Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON, Nr. 20.
Uitgever
Per drie maanden bij bezorging 1,—, Franco per post voor Nederland 1.10.
ADVERTENTIE N.
Van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiön over twee
kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
EEN DEUR DER HOPE.
„Het dal Achor, tot een
deur der hoop."
Hozea 2 14mid.
De profeet Hozea trad op tijdens de
diepe afval van het rijk der 10 stammen.
Israel heeft den Heere verlaten en is
den Baiil nagevolgd.
Tegen dat afhoereeren van den God
hunner vaderen treedt de profeet op,
met zijn bestraffend woord.
Van Hozea is terecht gezegd, dat „zijn
bestraffend woord vlamt met den ver
zengenden gloed van Elia, maar dat altijd
door de vlammen van den" heiligen toorn
het zachte suizen der goddelijke liefde
waait."
Zoo is hij de mond van dien God, die
Israels ontrouw bestraft, maar nochtans
de getrouwe blijft.
Zie het weer in 't verband van onze
tekstwoorden. De Heere zegt, dat Hij
haar alles ontnemen zal en haren weg
met doornen betuinen. Een doornenheg
zal Hij om haar zetten, opdat zij in de
afwijking niet doorbreke. En als er dan
van waarachtige bekeering nog niets
komt, wijl het voornemen „Ik zal weder-
keeren" niet uitgevoerd wordt, zegt de
Heere„Ik zal haar lokken en zal haar
voeren in de woestijn en Ik zal naar
haar hart spreken."
Er moet een Godsdaad plaats hebben,
zal het schuldige volk den Heere weer
nawandelen. liet moet tot oprechte
verootmoediging komen, dit zal, wanneer
het „het dal Achor ontvangt tot een deur
der hope."
Dit te kennen, in dat dal Achor geleid
te worden is noodig voor elk zondaar.
Daar leert de schuldige wat genade
is dat het inkomen in Kanaan is vrije
genade.
Dat zal verstaan worden als we letten
op de geschiedenis van Aclior's dal.
Bij Egypte's vuuroven had het volk
der belofte gezucht en gebeden en uit
die harde dienstbaarheid verloste de
Heere het door Zijn machtige hand.
Hij kliefde de zee en wierp Farao met
zijn ruiteren in de diepte des doods. Hij
voerde ze in de woestijn. Och had Israel
zich naar Gods raad gedragen, hoe kort
ware de woestijnreis geweest. Door on
geloof kunnen ze niet iggaan en worden
terug geworpen.
Na 40 jaren staan ze ten tweede male
aan de grenzen van het land der belofte.
De Jordaan zijn ze over getrokken door
het geloof zijn Jericho's muren gevallen
en nu zijn ze gelegerd in de vlakte nabij
die stad.
Daar voor hen ligt een kleine stad.
Vermoei daarheen al het volk niet,
zoo spreken ze want zij zijn weinige.
Ai is zoo gering in hun oogen, dat
2 of 3000 man het gemakkelijk kunnen
innemen.
Zij trekken er heen, doch zie Israel
wordt geslagen. Het volk is ontroerd.
Heeft de Heere hen nu reeds verlaten
Zie, daar ligt Jozua op de aarde, en
het „ach, Heere, wat zal ik zeggen"
lost zich op in het „wat zult Gij Uwen
grooten naam doen".
Dat is de klacht van Achor's dal, daar
zoekt het volk naar de zonde. Na dat
de ban uit het midden weggedaan is,
Achan gesteeuigd, geeft de Ileere hen
de belofte van overwinning.
6)
„Nu, we zullen er dan wel van hooren",
zegt vrouw Kampman. „Kleed je maar
warm aan", vervolgt ze, „want 't is altijd
koud in de kerk en vooral nu metzoo'n
vorst".
Na zijn kinderen wel te rusten te heb
ben gewenscht, (ze zullen straks wel niet
meer op zijn), begeeft Kampman zich op
weg.
Een eindje van zijn woning af komt
hij Brandsen, den boer tegen.
„Goedenavond, baas", klinkt zijn groet
„Goedenavond, Kampman, llé, nog
naar 't dorp met den avond. Je houdt
nou toch zeker geen kerk meer, zeg?"
klinkt het op spotachtigen toon.
Brandsen is er de man niet naar, om
met zijn ondergeschikten onnoodige praat
jes te makenmaar zijn haat tegen de
fijnen is nog grootcr dan zijn stugge ver
waandheid en hij mag graag zoo nu cn
dan laten merken, dat hij van God en
Godsdienst niet gediend is. Ook nu komt
zijn heele aanspraak slechts voort uit
Er is een deur geopend voor de hope
en de verwachting van Israël.
Maar niet eer dan, dat het veiootmoe-
digde volk n,aar de oorzaak van Gods
ongenoegen heeft gezocht en de zonde
is weggedaan.
Het is een dal, een diepte. Daar in
zullen we, ieder voor zich moeten afdalen.
Daar wordt de klacht van Psalm 130
gehoord
Uit diepten van ellende roep ik
met mond en hart,
Tot U, die heil kunt zenden
O Heer, aanschouw mijn smart.
Het is het dal Achor, dat is „beroe
ring, droefenis."
Door dat dal alleen de weg naar Ka
naan.
Geen dieper Achor werd op aarde
gevonden dan Gethsemané, waarin Chris
tus afdaalde met een „Nu is Mijne ziel
geheel bedroefd tot den dood toe".
Elk die zalig wordt en het hcmelsch
Kanaan zal ingaan, kent ook zijn Achor.
Daar wordt het hun bang van wege
eigen schuld en liggen ze neder op de
aarde met het „tegen U, U alleen heb
ik gezondigd", daar in ons Achor „roept
de afgrond tot de afgrond bij het gc-
druisch van Gods watergoten"
Daar ziet de zondaar tegen wie hij
heeft gezondigd. Daar is het aan zijn
zijde verloren.
Daar wordt de droefheid gekend naar
God. En in die droefheid naar God
wordt hen ontsloten een deur der hope,
als de Heilige Geest de schuldige een
gezicht geeft op 't geen in Gethsemané
is geschied, op het lijden en sterven'van
Christus. Daar spreekt de Heere van
vergiffenis, woorden van gena en troost,
als Hij zegt „Uwe zonden zijn u ver
geven.
Kent gij, lezer, zulk een Achor. Een
tijd waarin de klacht over de zoude
geuit werd.
Waarin het maar niet ging over de
straf, maar over de zonde als beleediging
Gods.
Dat wij tegen God gezondigd hebben,
tegen Hem alleen, de Heilige en recht
vaardige, dat is het wat het hart zoo
bezwaart.
En als we na ontvangene genade van
den Heere zijn afgeweken, dan ziet het
oog in Achor's dal de ontfermingen Gods,
de bewijzen Zijner liefde en trouw en
't wordt zoo zwaar dat we tegen over
zooveel liefde misdreven.
Zij zullen komen met geween, zegt de
Heere.
Beide Gods geest ons toch in dat dal
Achor, het dal der verootmoediging der
schuldbelijdenis, waar de zonde niet
alleen wordt beweend maar ook gesmeekt
wordt om verbreking van de zondeban
den. Dan zou de Heere ons een deur
der hope geven.
Geen andere weg voor de zondaar.
Dat is de eenige weg naar Kanaan.
Kent gij de verbreking des harten
reeds. Dan eerst wordt Christus u nood
zakelijk in zijn lijden en sterven, opdat
ge in Hem hebt de toegang tot God.
Ligt ge daar neer voor God, nu in
dezen tijd en is 't u bange, dat ge maar
niet kunt opstaan voor de Heere u het
dal Achor heeft gegeven tot een deur
der hope en ge bij wijle door die ge
opende deur eens moogt inzien in de
zaligheid u bereid.
Zaamslag. De Bruijne.
«-
zucht om te schimpen.
„Kerk nu wel niet, baas", licht Kamp
man in, „maar we hebben er toch ver
gadering in".
„Jij, jullie vergadering?" vraagt rijke
Brandsen met onverholen verbazing, „en
dat waarvoor
„Dat weet ik nu zelf niet, baas".
„o, Wil je het niet zeggen?" valt de
eigenaar van de Pauwenhoeve in, kwaad
aardig. Zijn nieuwsgierigheid is geprik
keld en hij beschouwt Kampmans ant
woord als een uittarting. ;,Ik dacht, dat
jullie fijnen altijd voor zulke eerlijke,
ronde lui wondt doorgaan".
„Wel baas, als ik 't wist, zou ik 't graag
zeggen, maar ik weet er niet van. Boer
Donker van den Kastanjehof heeft ons
van avond uitgenoodigd samen te komen,
maar waarvoor, is ons geen van allen
bekend".
„Boer Donker en de wenksbrauwen
trekken zich dreigend samen. „Boer
Donker, zeg je, van de Kastanjehofo,
zit dat serpent er tusschen!" sist hij van
zijn lippen. De naam van zijn concurrent
aileen, is voldoende om het tot een uit
barsting te brengen. „Boer Donker van
den Kastanjehof hé, zeker, ik weet het
welja, ja, van den Kastanjehof hé
Wat weerga lieb-jij met dien Donker te
Eeredienst van den Haat?
In het Engelsch-Iudische blad The
Advocate of India stond onlangs het
volgende, bittere haat ademende, artikel
over de Duitsche zending in Britsch-
Indie
„Een Engelsche missionaris, die onlangs
bijzonder in de gelegenheid was met
andere missionarissen te verkeeren,
spreekt in een brief aan de „Madras
Mail" de hoop uit, dat iedere Duitsche
missionaris, hetzij man of vrouw, spoedig
geïnterneerd en bij het einde van den
oorlog zonder uitzondering naar Duitsch-
land gedeporteerd worden. Hij zegt, dat
de regeering zich. erop kan verlaten, dat
de gansclie gemeenschap van Britsche
missionarissen de uiterste maatregelen
van een spoedige interneering en latere
verdrijving krachtig ondersteunen zal.
Het toestaan van missievoorrechten, om
ten gunste van de Duitsche zaak onrust
en oproer te stoken, heeft de gansclie
gemeenschap van zendelingen met droef
heid en verontwaardiging vervuld. Welke
maatrpgelen ook getroffen zullen worden,
de groote meerderheid der zendelingen
is eenstemmig van meening, dat Indië
voor Duitschers van eiken rang, belijdenis
of beroep geslachten lang een gesloten
land moet blijven".
Het is wel ver gekomen, dat zelfs
mannen, wier roeping het is, het Evan
gelie te brengen, zich laten verleiden
tot zulke uitlatingen.
De Duitsche zendelingen, die met vele
opofferingen het Evangelie om Christus'
wil brengen in 't donkere Indië, hebben
daar met zegen gearbeid. Tot voor den
oorlog was er niets dan lof voor hun
nobel werken. Van eenige propaganda
voor de Duitsche belangen, of opruiing
tegen het Eugelscli gezag is ook tijdens
den oorlog niets vernomen.
Ze waren eenzame wachters van
Koning Jezus op stille zendingsposten.
't Gewoel der wereld, die ze uit liefde
tot het beginsel verlaten hadden, drong
ternauwernood tot hen door.
Welk een jammerlijk voorbeeld van
christelijke naastenliefde geven hier de
Engelsehen aan de onbeschaafde heide
nen, die ze tot het Christendom moeten
bekeeren.
't Is diep treurig, zulk prediken van
haat en vijandschap.
V Een noodlottige methode.
Zoo noemen we de methode der socia
listen. Noodlottig voor hen zelf en voor
heel het vaderland.
We hebben het oog op dat veel, dat
altijd meer belooven aan de kiezers, om
de massa te winnen en achter zich te
krijgen, ten einde zelf op het kussen te
komen, en zoo de macht, de regeering
in handen te krijgen.
Met redeloos overdreven critiek zijn
de socialisten begonnen
Niet, dat ze niet vaak ware dingen
gezegd hebben. Een stuurman aan wal
kan altijd heel veel ware aanmerkingen
maken op den stuurman aan boord, die
bezig is het schip tusschen de klippen
en hooge zeeën door te laveeren. Zelf
aan 't roer gezet, zou hij echter evengoed,
schoon andere fouten maken.
Met redeloos critiseeren zijn de socia
listen begonnen met matelooze critiek
gaan ze nog steeds door. 't Is het fun
dament van hun opkomst, hun groei.
maken zeg ben-je soms bij hèm in dienst.
Laat dien schijnheiligen
In zijn toorn ziet hij in dat ter verga
dering gaan van Kampman een heulen
met zijn, Brandsens, vijand. Boer Don
kers van den Kastanjehof, of hij 'tniet
weetwat hoeft er dat bij.
„Och, boer", wil Kampman uitleggen
en sussen, „ik heb met
„Zwjjg maar, zwijg maar", buldert
Brandsen, heftig op den grond stampende.
„Jullie bent allemaal eender, allemaal,
dat fijne gedoe, allemaal en hij
zwaait met zijn arm met afwerende be
wegingen naar Kampman, terwijl hij
grommend en vloekend den weg vervolgt.
Deze is wel eenigszins onthutst, maar
kent zijn boer te goed, om zich al te zeer
te verwonderen. Toch doet de ontmoe
ting hem onaangenaam aan. 't Is echter
geen tijd voor overpeinzing; de koude
cn de korte tijd nopen hem zoo spoedig
mogelijk zich dorpwaarts te begeven.
Een derdigtal mannen hebben aan boer
Donkers oproeping gevolg gegeven en
bevinden zich op het bestemde uur in
het kerkgebouwtje. 't Zijn bijna allen,
die „verzocht" wareneen enkele, die
door ziekte verhinderd was, uitgezonderd.
Donkers verzoekt een psalmvers te
zingen, waarna hij voorgaat in gebed.
Niet hun stelsel, waar de massa zich
bitter weinig om bekommert en nog
minder van doorziet, maar hun aan
merkingen op het bestaande, met ver
dachtmakingen gekruid, hebben met de
schoone beloften voor de toekomst, den
snellen aanwas der S. D. A. P. veroor
zaakt.
Vooral sinds Domela Nieuwenhuis
door Troelstra is verdrongen sinds het
gesmade regeeringskasteel ook voor het
roode hart aanlokkelijkheid kreeg, is men
met onbegrensde mildheid schoone be
loften gaan strooien om de massa te
lokken, die de leiders naar 't regeerings
kasteel moet opduwen.
Aan die beloften danken de socialisten
hun sterke aanwas in Kamer, Staten en
Gemeenteraden. Niet aan hun princi-
piecle propaganda. Deze laat verreweg
liet grootste gedeelte der rood-stemmers
koud.
Maar de dadelijke stoffelijke voordeden,
die worden voorgespiegeld „weinig doen
en veel verdienen"„geen premie be
talen, maar wel pensioen beuren", dat
is het, wat de socialistische gelederen
versterkt.
Maar zulk een versterking is nood
lottig.
Voor de partij zejf. Want, zoo kan
wel een overwinning worden behaald,
doch slechts een zege, die de kiem der
grootste nederlaag in zich draagt.
Wie belooft, wat hij niet geven kan,
omdat hij zich geen rekenschap van de
uitvoerbaarheid geeft, moet teleurstellen,
en wie teleurstelt, verbittert. Het is
een spelen met vuur, waaraan men straks
zelf de handen brandt.
Reeds nu heeft deze methode de
socialisten in een moeilijke positie ge
bracht.
Naarmate Troelstra uit voorzichtigheid
inbindt, en zoekt te temperen, door niet
al te veel ijdele verwachtingen te wekken,
naar die mate steekt Wijnkoop het hoofd
op en vvihnen de anarchisten in kracht
en aantal.
De uitslag der verkiezingen in Amster
dam en Zaandam is er het bewijs van.
Men heeft de partij nu eenmaal ge
leerd, elke regeering te meten naar wat
ze aan stoffelijke voordeelen heeft.
Men heeft de kameraden er aan ge
wend, de eischen hóóg te stellen.
In de practijk kan men die eischen
zelf niet vervullen. Dat wekt teleur
stelling, verbittering, bij wie slechts
volgden ons voordeel, niet uit beginsel.
En nu staat de partij voor een twee
sprong.
Of opbieden tegen de anarchisten dan
behoudt ze wellicht voorloopig het veld.
Maar straks aan de regeering gekomen,
zal dan de teleurstelling zooveel te grooter
zijn.
Of principieele propaganda gaan voe
ren, en afzien van alle ijdele beloften en
onredelijke critiek. Werkelijkheidspartij.
Al zal dat eerst heel wat stemmen
kosten, op den duur zal het blijken de
beste weg te zijn.
Of de S. D. A. P. dien weg opdurft?
We vreezen van niet.
't Zou ook voor ons vaderland van
belang zijn. Dat heeft er slechts voordeel
bij, als alle partijen hun best doen iets
tot star.d te brengen en zich niet in
ijdel beloven en onmatige critiek ver
liezen.
En wat onze partij betreft, laat ons
hier het spreekwoord toepassen „een
De nieuwsgierigheid is ten hoogste
gespannen, als hij ten slotte het woord
neemt om het doel van de samenkomst
uiteen tc zetten.
„Mannen", klinkt het, „ik voel mij hier
op het dorp in uw midden al aardig thuis.
De vorige gemeente, waar ik vandaan
kwam, was heel wat grooter, dan deze,
maar ik vind hier een waarlijk eendrach
tig samenwonen. Al zijn wij hier slechts
in kleinen getale, daar is een band van
liefde en gemeenschap, die ons aan el
kander bindt. Gij hebt mij met liefde
ontvangen cn het is mij inderdaad zeer
aangenaam, dat gij aan mijn wel wat
k zonderlinge uitnoodiging om hedenavond
hier te komen, daar gij immers niet wist,
met welk doel, hebt gevolg gegeven. Dat
ik u niet van te voren reeds met dat
doel in kennis stelde, vond zijn oorzaak
hierin, dat ik vreesde, anders slechts
weinigen tc zien verschijnen".
De gezichten zijner hoorders, teekenden
een en al belangstellingeen trek van
bevreemding bij deze raadselachtige woor
den was niet te miskennen.
Donker merkte het.
„Ge ziet mij verwonderd aan", vervolg
de hij, „en ik moet bekennen, dat mijn
woorden daartoe aanleiding geven toch
J zult ge me moeten toestemmen, dat ik
schip Op strand, een baken in zee."
Ook in onze kringen zijn er soms, die
den naar succes jagenden koers willen
inslaan, van het veel, altijd meer beloven.
Laten we er ons voor wachten.
Alleen in principieele politiek schuilt
onze kracht. Niet om de steun van een
verlokte, misleide massa zij het ons te
doeri, maar om een kring van mannen
en vrouwen, die welbewust uit het
beginsel leven. En die dat beginsel
willen toepassen op elk terrein, en op
alle verhoudingen des lovens.
V Het nieuwe Kabinet,
Het nieuwe ministerie is er!
't Heeft lang geduurd, wat met het
oog op de buitengewoon moeilijke om
standigheden waarin we leven te ver
wachten was.
Maar nu is het er.
Over 't algemeen hebben de nieuwe
ministers ecu goede pers. Het is te
hopen, dat in de kritieke dagen die we
beleven, de houding der linkerzijde even
welwillend moge blijven.
Want er zal veel worden gevergd van
de nieuwe ministers. Sommigen hunner
hebben mooie betrekkingen, die henjlief
waren, moeten vaarwel zeggen en ver
ruilen met het altijd wisselvallig lot
van het ministerschap.
Zwaar zal hun taak zijn. En ondank
baar. Vooral van de ministers Aalberse,
De Visser, De Vries en Karnebeek wordt
veel gevraagd.
We jhopeti, dat de nieuwe bewinds
mannen wijsheid en hulp mogen vragen
bij Hem, van Wien allen, hoog en laag,
rijk en arm, afhankelijk zijn. Als ze
in Gods kracht, biddend hun moeilijke
taak verrichten, wil Hij Zijn zegen
schenken. Dan zal het 't land en volk
goed gaan.
We mogen van dit kabinet een recht-
sche politiek verwachten.
Als de volgende week de troonrede
ons nader over het bedoelen der regee-
ring heeft ingelicht, hopen we het pro
gram van het pas opgetreden kabinet
nader te bespreken.
De terugtocht der Duitschers
duurt nog voort.
Over de geheele linie tusschen Scarpe en
Aisne zijn de geallieerden nog vooruitgegaan,
behalve op één punt (bij het riviertje de
Sensée), waar de Duitschers achter Je
zoogenaamde Hindenburglinie nieuwe stel
lingen hebben ingenomen. Ook ten Zuiden
van de Oise, waar zij zich sedert eenige dagen
weder in hun oude stellingen hebben ge
nesteld, houden de Duitschers stand.
In het overige gebied wordt de tegenstand,
dien de geallieerde legers te overwinnen
hebben, natuurlijk gaandeweg grooter, naar
mate zij de Hindenburglinie naderen.
Weer nadert dus een periode van den op
J5 Juli begonnen slag, haar einde. Een
nieuw tijdperk staat te beginnen.
De Duitschers staan over 't algemeen weer
in hun oude stellingen. Sterke achterhoeden
maken den vijand de nadering moeilijk en
dienen als stootkussens voor het opvangen
van den vijandelijken stoot. Waar de Fran-
schen (ten Zuiden van de Oise) reeds druk
op die oude stellingen beginnen te oefenen,
moeten tegenaanvallen den toestand her
stellen. En waar de Engelschen de Hinden
burglinie op één punt reeds hebben over
schreden, (bij de Scarpe), daar moet een
nieuwe stellingreeks de taak van de oude
linie overnemen.
slechts de waarheid heb gesproken, wan
neer ge nog even wilt luisteren.
Ik mis, bij al de hartelijkheid van ons
saamleven hier, toch iets, dat in mijn
vorige woonplaats aanwezig was. Zooals
ge weet, heb ik ook kinderen en 't was
me steeds zulk een onwaardeerbaar voor
recht ze te kunnen zenden naar een
school, waar ze niet slechts werden on
derwezen in de zaken, die betrekking
hebben op deze wereld, maar waar tevens
in den weg der zaligheid. We hadden
daar, mijne vrienden, een chistelijke
school. En die mis ik hier".
Donker zweeg.
De broeders keken elkaar eens aan.
Wat wou Donkers?
Een christelijke school, ja, ze verlang
den er ook naarmaar daar was hier
immers geen denken aan
Donker brak hun gedachtegang af, door
te zeggen
„En daarom vroeg ik u nu vanavond
eens hier te komen, opdat we samen
eens zouden overleggen, wat we in dezen
kunnen doen. Had ik u te voren dit alles
gezegd, zoudt ge dan wel allen zijn ge
komen en zoudt ge licht niet gedacht
hebben er komt toch niets van Zoo
heb ik u nu niet listigheid gevangen".
(Wordt vervolgd).
ZEEUWSCH-VLAANDEREN
DOOR ZELANDIA.