Uit het Buitenland.
Uit het Binnenland.
Uit de Pers.
Uit de Provincie.
loopgraaf kwam een grijze golf opzetten,
vol zelfvertrouwen. De Duitsche aan
voerders hadden gegist dat er een tekort
was aan munitie in de Engelsche loop
graven. Maar hun blijdschap duurde
niet lang. Vóór de troepen nog het
prikkeldraad bereikten waren hun linies
gedecimeerd door het snelvuur der En
gelsche troepen. De Duitschers trokken
vol verbazing terug, verslagen.
Zoo redden de vliegers de infanterie
in de loopgraven."
Van mijnwerker tot generaal.
Volgens een draadloos telegram uit
Londen is kolonel Godfried Jones, van
de troepen uit Wales, tot brigade-gene
raal benoemd.
Generaal Jones was bij het begin van
den oorlog een mijnwerker in de kolen
mijnen van Wales. Hij nam vrijwillig
dienst en werd spoedig, wegens zijn
goede diensten bevorderd. Hij onder
scheidde zich vooral op het Saloniki-front.
De „Daily Chronicle" schrijft:
„De Amerikaansche soldaat vertelde
zijn gastheer een en ander omtrent de
grootte der boerderijen in het Westen
van Amerika.
„U zult het misschien niet gelooven",
zei hij, „maar ik heb een vriend, die een
hoeve heeft zóó groot, dat als hij in de
lente begint te ploegen, hij tot den herfst
niet meer dan ééne voor kan ploegen.
Dan keert hij terug en haalt op weg
naar huis den oogst binnen.
„O, dat geloof ik wel" antwoordde zijn
gastheer. „Ik heb ook een schoonzoon,
die daar boer is. Twee weken na zijn
huwelijk ging hij met mijn dochter er óp
uit om de koeien te melken en hun twee
kinderen brachten eindelijk de melk
thuis".
Een hongerige reus.
Voor de Berlijnsche rechtbank is Dins
dag een merkwaardig smokkelproces
tegen den bankdirecteur Puttkammer
behandeld. Hij had boter zonder bons
gekocht.
De verdedigers beriepen er zich op,
dat voor Puttkammer een noodtoestand
ingetreden was, wijl de beschikbare rant
soenen voor een reus als hij, een man
van 2.10 meter lang en 270 pond zwaar
absoluut onvoldoende waren.
Geneesheereu verklaarden, dat de reus
per dag noodig had 375 gram vleesch,
200 gram boter en 3 a 4 eieren. Te
meer, wijl PuttkamCner aan suikerziekte
leed en hem aardappelen, brood en meel-
kost verboden waren.
De voorzitter van de rechtbank merkte
hiertegen op, dat in Berlijn voldoende
voorraden ganzen, eenden en kippen te
koop waren, en dat een man van de po
sitie van Puttkammer wel drie bedienden
kan houden, om dat alles voor hem op
te koopen.
Naar aanleiding hiervan zeide de ver
dediger van beklaagde, dat deze artikelen
slechts aanzienlijk boven den maximum
prijs te verkrijgen waren, zoodat de op-
kooper zich óók in dat geval aan een
strafbaar feit schuldig zou maken.
De rechtbank wilde echter van geen
noodtoestand weten en veroordeelde be
klaagde tot 60 mark boete. Hij gaat in
hooger beroep.
HET NIEUWE MINISTERIE.
De hoefijzeroorrespondent van het
Hand. schrijft:
„Ofschoon wij tot nu toe ons onthouden
hebben van het noemen van namen van
personen, die lid zouden worden van het
nieuwe ministerie, vinden wij thans
aanleiding tot het maken van 'een uit
zondering.
Het Kabinet zou, volgens hetgeen wij
vernamen van een zijde, die ons betrouw
baar schijnt, als volgt zijn samengesteld
Binnenlandsche Zaken Ruys de Bee-
renbrouck (tevens premier, doch hierover
heerscht nog onzekerheid).
Buitenlandsche ZakenVan Karne-
beek,
JustitieHeemskerk,
Defensie Jbr. Alting von Geusau,
Financiën Trip,
Waterstaat: Bongaerts of Koning,
Landbouw en Crisiszaken IJsselstein,
Arbeid: Aalberse,
Koloniën Idenburg.
Het kabinet zou dus bestaan uit vijf
Roomschen (de heeren Aalberse, Bon
gaerts, Trip, Von Geusau en Ruys), drie
anti-revolutionairen (Idenburg, IJsselstein
en Heemskerk), benevens den heer Van
Karnebeek, wiens politieke kleur tot nu
toe min of meer onzeker is geweest.
Wij herhalen echter dat wij, ofschoon
wij reden hebben om deze combinatie
van namen te vermelden, toch geen
zekerheid bezitten, zoodat wjj dit mede-
deelen onder alle voorbehoud".
Men seint uit 's-Hertogenbosch
De „'s-Hertogenbossche Courant" bul-
letineert, dat zij van particuliere, maar
absoluut zekere zijde verneemt, datJhr.
Mr. Ruys de Beerenbrouck zal optreden
als Minister van Binnenlandsche Zaken
en voorzitter van den Ministerraad.
DE KABINETSCRISIS.
Volgens de 's Hertogenbossche Courant
zou het bericht van het Corr. Bur., dat
aan jhr. Ruys door H. M. een opdracht
tot kabinetsformatie zou zijn gegeven,
gedeeltelijk onjuist zijn. Het Kabinet,
dat thans aan het bewind gaat komen,
is, zegt het Bossche blad, niet gevormd
door Jhr. mr. Ruys, doch door Mgr.
Nolens. Jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck
werd alleen ten paleize ontboden omdat
H.M. bij hem wenschte aan te dringen
de portefeuille van binnenlendsche zaken
en tevens het voorzitterschap van den
ministerraad te aanvaarden. Niettegen
staande de heer Ruys verschillende malen
gemeend heeft niet op het verzoek te
moeten ingaan, is hij ten slotte voor
den aandrang gezwicht.
MIJNWERKERS.
De Nederlandsche Mijnwerkersbond
heeft het besluit om een proteststaking
te houden, buiten werking gesteld, daar
het verstrekken van extra-rantsoenen
goed verloopt.
De Algemeene Bond van Christelijke
Mijnwerkers betoonde zich, in een te
Heerlen gehouden vergadering, zeer
voldaan over de verkregen aanvullings
rantsoenen en sprak zich absoluut tegen
het proclameeren van een staking onder
de gegeven omstandigheden uit.
EEN ORGANISATIE VAN BELAS
TINGBETALERS.
Men schrijft aan het „Vad." uit Am
sterdam
Het aantal partijen schijnt nog niet
groot genoeg te zijn. Zijn wij goed
ingelicht, dan zal zeer spoedig een groote
organisatie op politiek en economisch
gebied tot stand komen, met zetel te
Amsterdam, die den weidschen naam
draagt van Bond van Belasting-Betalers.
In breeden kring, speciaal bij de O.-
W.'ers, maar ook ouder oude gezeten
burgers, en niet het minst oijder midden
standers, wenscht men oppositie te
voeren legen het financieel beleid der
laatste jaren. Men meent, dat te veel
lieden op den Staat teren, en dat nóch
de Rijks-, noch de Provinciale-, nóch de
Gemeente-autoriteiten voldoende reke
ning houden met de belangen der be
lastingbetalers.
De Bond van Belasting-betalers zou
in de eerste plaats zuinigheid willen
betrachten.
De oprichters van den Bond van
Belasting betalers willen een verhooging
der O.W.-belasting tegengaan. Het be-
noodigde geld zou men willen vinden
door verkoop van eenige West-Indische
eilanden, en zoo noodig ook enkele kleine
Soenda-eilanden.
DE SNELLE TELEGRAAF.
Wij klagen gedurig over de trage
werking van den telegraafdienst hier te
lande, schrijft het „Vad." Maar nu is
ons een geval ter oore gekomen, waaruit
blijkt, dat het buitenlands nog erger kan
zijn. Een telegram, onlangs uit Den
Haag naar Rome gezonden, bereikte den
geadresseerde een week later.
PETROLEUM VOOR ONS LAND.
Naar d$ „Zeit." uit goede bron ver
neemt, is tusschen Nederland en Oosten
rijk thans een overeenkomst gesloten,
waarbij aan ons land gedurende 8
maanden petroleum zal worden geleverd,
waartegenover Nederland als tegen
prestatie andere producten moet ver
schaffen.
ONZE EIEREN.
Naar 't Vad." van iemand, die aan de
distributie verbonden is, verneemt, moe
ten er in sommige streken van ons land
hij noemde ettelijke dorpen in den
Achterhoek volop eieren zijn. Men
verkoopt ze daar voor een cent of zeven.
Er worden nog eieren aan het vee ge
geven. Waar het aan hapert schijnt dus
het vervoer te zijn. Maar dan is men
er natuurlijk nog niet, zonder strenger
maatregelen tegen den'sluikhandel. Of
er zou met opheffing van den maximum
prijs een proef kunnen worden genomen.
SMOKKELAARSPATROUILLES.
Uit de Haarlemmermeer wordt aan
de O. H. Ct. gemeld
Nu de militaire wielrijders in onzen
polder patrouilleeren, hebben ook de
smokkelaars, die vooral in Bennebroek
en omstreken huizen, een patrouille-
dienst van wielrijders georganiseerd, die
zoo is ingericht, dat een paar voorrijders
de ronden der soldaten controleeren, en
is men daarvan op de hoogte, dan gaat
het er op losgraan, vleesch en kaas
worden zoo snel als de hitten rennen
kunnen, via Bennebroek vervoerd. Ver
leden week is het weer bar geweest,
zoo vlogen de hittenkarren der bende
heen en weer
OP ZOEK NAAR LICHTGAS.
Uit Westbroek schreef men aan „Onze
ZoetwatervisscherijOok in onze afaee-
ling wordt gevreesd, dat we a.s. winter
de avonden zonder licht zullen moeten
doorbrengen en daarom waren eenige
leden onzer afdeeling er op uit een
middel te vinden om goedkoop licht te
hebben en ja, er zou moddergas gemaakt
worden.
_Een groote ton, aan een zijde open,
werd met de opening in het water gelegd,
een kurk, waarin een gaatje met een
stokje afgeslotenvervolgens werd met
stokken onder de ton in de modder
gestooten. Na eenige oogenblikken aldus
te hebben gewerkt, zou onderzocht
worden of er werkelijk gas was, het
stokje werd uit het gaatje genomen en
een lucifer bij de opening gehouden, een
sterk sissend geluid werd gehoord, maar
geen vlam werd gezien. De moed echter
niet opgegeven en nog eens een vlammetje
bij het gaatje gehouden en wat gebeurde
er? Een geluid alsof een vuurpijl werd
afgeschoten werd gehoord, de ton vloog
circa 1 meter uit het water en onze
adspirant-directeur der gasfabriek, die op
de ton zat, werd circa 2 meter in de
hoogte geslingerd en kwam met een
zoevende houding in het water terecht.
Gelukkig kwamen ook zijn assistenten
er zonder ongelukken af.
We weten nu tenminste dat er modder
gas is.
EEN VROOLIJKE GEMEENTERAAD.
Uit de „Prov. N. Holl. Ct." is het
volgend deel uit een verslag der Edam-
sche gemeenteraadszitting geknipt.
De lieer RieraersmaLaatst had ik
den inspekteur van 't Rijksijzerbureau
bij me. Die zei„'t Is hier 's 'n mooie
boel. De burgemeester is weg, de
secretaris is weg, de directeur van 't
L. M. B. is weg, 'n mooie boel. Enfin
ik kan 't met Volger ook wel af."
De voorz.Wat 't laatste betreft, u
mijnheer Riemerstna, is smid, ik ben
burgemeester. Die werkzaamheden zijn
niet gelijk. U hoort bij 't aambeeld, én
ik bij mijn werk.
De heer Riemerstna U in de examen
commissie.
De voorz.Daarin benoemt de koningin
mij. Gedurende 40 jaar behartig ik de
belangen dezer gemeente naar mijn beste
weten. Maar als men meent, dat 't van
belang is, dat ik niet langer in de
examencommissie zit, en als u een man
is, dan moet u naar de Koningin gaan
en vragen of zij mij daarvoor niet her
benoemt.
De heer Riemersma 't Zou mij wat
geven
De voorz.Maar ik zal er niet verder
over spreken, aan u is *t toch niet be
steed. 't Voorstel is dus.
De heer Plas En 't voorstel van mij
De voorz.Oh, dat vond ik zoo
belachelijk, dat ik 't niet eens in stemming
durfde brengen, 't Heeft met dit voorstel
niets te maken.
De heer Plas: Dat heeft 'twel.
De voorz.: Wil u zwijgen en mij uit
laten spreken
De heer PlasNee, mijnheer de voor
zitter, dat wil ik niet.
De voorz.Ik sluit de diskussies.
't Heeft er niet mee te maken.
De heer Plas: ik vraag 't. woord.
De voorz.Ik geef 't niet.
De heer Plas: Dan „faudeert" n.
De voorz.Dat is niet aan u, om dat
te zeggen. Dat is al te gek.
De lieer PlasDat is absoluut niet
gek. Maar 't is gek, om dien man op
de openbare straat uit te maken.
De voorz.: Ik mag niet klappen uit de
vergadering van B. en W. En ik heb
't recht u het zwijgen op te leggen.
De heer PlasEn ik zwijg toch niet.
't Werd nu een verward geroep van
stemmen, uitroepen van ontzetting, ver
wondering epz. tot de hamer van den
voorzitter valt.
De voorz.Ik schors de vergadering
voor een uur.
De heer Plas Ik heb toch.
De voorz. (opstaande)Ik ga weg.
De hoer PlasDat is 't wijste, wat je
doen kunt.
De voorzitter verlaat de vergaderzaal,
't Publiek maakt nog geen aanstalten,
om de tribune te verlaten.
De heer Kernkamp (zenuwachtig'heen
en weer loopend)Maar dat publiek
moet weg.
Stem van de publieke tribunieDat
heb jij toch niet te zeggen, 't Is hier
een zootje.
De heer PlasJa, tot zijn geluk heeft
hij (op deu burgemeester doelend) gezegd,
dat de vergadering geschorst werd.
Gissingen.
De eenigszins lange duur der crisis
heeft, en dat is te begrijpen, tot allerlei
gissingen aanleiding gegeven en daar die
gissingen aan de Linkerzijde werden
geopperd en omtrent de Rechtsche groe
pen werden gemaakt, waren ze, zooals
te begrijpen is, niet zeer welwillend.
Men weet het, hoe met groote stellig
heid is beweerd, dat er onder de Recht
sche groepen geïntrigeerd en gekonkeld
werd.
Nu hebben wij een en ander maal
trachten aan te toonen, dat er voor
zulk een minder welwillende onderstel
ling allerminst grond was. Immers de
buitengewone omstandigheden, waaron
der de crisis moet worden opgelost,
rechtvaardigen op zichzelf reeds de
mogelijkheid, dat nu langer tijd dan
voorheen met de zaak kon gemoeid zijn.
Wie maar even nadenkt, kan op zijn
vingers uitrekenen, dat Kabinetsvoór-
ziening in deze dagen geen kinderspel is
Doch behalve de moeilijkheden van
dien aard, zijn er enkele aanwijzingen,
die het verklaarbaar maken, dat men
wat meer tijd behoefde, dan anders ge
bruikt wordt.
Denk, om dit eene maar te noemen,
aan de' uitnoodiging tot Jhr. Van Nispen
tot Sevenaer gericht, om een portefeuil
le van belang in het te vormen Kabinet
aan te nomen.
De heer Van Nispen is te Rome onze
tijdelijke gezant bij den Paus. Men
heeft natuurlijk zeer ernstig getracht,
hem over te halen een eventueele benoe
ming aan te nemen een man van zijn
schitterende bekwaamheden zou voor
liet nieuwe Kabinet een aanwinst zijn.
En blijkbaar heeft de heer Van Nispen
in het belang des lands de zaak zeer
ernstig overwogen; is er zelfs voor naar
Nederland gekomen; heeft hier natuur
lijk geconfereerd doch moest ten slotte
om gezondheidsreden, naar de bladen
meldden, van het zitting nemen afzien.
Stel nu, dat dit een en ander een
veertien dagen in belag nam, wat lang
niet ruim gerekend is, dan ziet men dat
het heelemaal niet noodig is van konke
len en intrigeeren te spreken, om een
verklaring te vinden, ook buiten de be
staande moeilijkheden om, voor den tijd
dien de oplossing ditmaal vordert.
Voorts beslist, op zulke gewichtige
vragen, ook niet iedereen dadelijk nadat
de vraag is gesteld. Er hangt zooveel
van af, en 't moet zelfs zijn voorgekomen,
dat een der betrokken Staatslieden vrij
geruimen tijd, langer dan een week, noo
dig had om zich te beraden.
Spreek dus van een maand „tijdver
lies" voor deze beide gevallen en ge
zegt niets te veel.
Daar komt dan bij het raadplegen van
allerlei parlementair groepen, wat ook
maar niet een paar uurtjes is op te
knappen, en 't is duidelijk, dat zij, die
geroepen zjjn om aan de oplossing van
dit zeer moeilijke vraagstuk te arbeiden,
zóó druk bezig zijn geweest, dat ze wel
wondermenschen moesten zijn om ook
nog tijd te vinden voor intrigeeren en
konkelen.
Voor zoover wij de zaak bezien kun
nen, bestaat er voor zulk een verwijt
dan ook geeu schijn van grond zelfs en
't eert de mannen niet, die, terwijl ze
even goed konden waarnemen wat wij
zien en opmerken, met zulke verwijten
gereed staan.
Gissen naar het hoe en wat staat
natuurlijk ieder vrijmaar niet geoorloofd
is 'torn dadelijk leelijke dingen vaneen
ander te vertellen, omdat die ander nu
eenmaal uw politieke tegenstander is.
(Stand.)
Teekenend.
In de „Nieuwe Ct." van 28 Aug. tref
fen wij een ingezonden stuk aan onder
teekend M., waarin de Minister van
Oorlog wordt gekapitteld, omdat hij bij
de opening van het Militair Tehuis te
VVaalsdorp gezegd heeft, dat de oorlog
niet in strijd is met het Christendom,
want Chrisdendom beteekent strijd tegen
de zoude, en dus strijd inhaereut is aan
het Christendom. M. is het hiermee niet
eenshij beweert, dat de spreker „het
weerzinwekkende voorbeeld van vele
machthebbers in het buitenland volgt"
zooals dat van den duitschen keizer, die
den „duitschen God" als zijn bondgenoot
pleegt aan te roepen, en diergelijke.
Het is ons niet te doen, en ook niet
de moeite waard om de verdere bewe
ringen van M. na te gaan, reeds hierom
niet, omdat wij niet de juiste bewoordin
gen van den Minister van Oorlog ken
nen. Maar wat ons trof in dit opstel
is het volgeude
Wij troffen er ook de volgende zins
neden aan
is Z.E. bezig zijn overgang naar
een christelijk kabinet voor te berei
den en goed te praten Dan ware
zijn uitlating te Waalsdorp althans
psychologisch verklaarbaar.
Beter zou de minister doen met zich
niet met zulke vragen en haar beant
woording in te laten, maar de feiten
te nemen, zooals zij nu eenmaal zijn
en te werken aan de zoo noodige én
urgente reorganisatie van het leger
instede van dia uit te stellen tot na
den wereldoorlog.
Het gebeurde met minister Went-
holt, die, eveneens uit een liberaal
kabinet in een rechtsch ministerie
overgenomen, daar zijn nieuwe ambt-
genooten in christelijke maatregelen
nog overtroefde, men denke slechts
aan de geschiedenis van deu vlootpre-
dikant, moge Z.E. tot waarschuwend
voorbeeld strekken.
Is vuilaardiger aanval denkbaar?
„Verklaarbaar" is 's Ministers gevoe
len slechts, wanneer men onderstelt, dat
hij huichelde dat hij een baanje wen
schte te bemachtigenimmers „om de
wille van de .smeer likt de kat de kan-
deleer" voor een kat, is dat psycholo
gisch verklaarbaarbij Minister Jhr.
mr. dr. de Jonge evenzoo.
De likkerij neemt den Minister zóó
in beslag, dat hij 's lands verdediging er
voor verzuimt
Tevens wordt hem zjjn lot aangezegd,
als -hij het mocht wagen een zetel te
aanvaarden in een rechtsch kabinet. Ook
hij zal dan be- en mishandeld worden
als Minister Wentholt, tegenover wien
vele Kamerleden zich de brutaalste
grofheden hebben veroorloofd, omdat hij,
ibeiaal, sympathie toonde voor de be
ginselen van rechts. Dat komt in een
liberaal land als Nederland niet te pas.
In fatsoenlijke liberale kringen zwijge
men over het Christendom.
Herinneren wij ons niet, hoe een deel
der Kamerleden samenschool en beden
kelijke gezichten trok, toen dezelfde
Minister aan de Ministerstafel staande
verklaarde, dat de oorlog een gevolg
was van „de zonde". Wie spreekt van
zoo iets gedemodeerds in een linksch
kabinet. Intusschen op dit oogenblik
had de Minister 't nog niet noodig de
kandelaar te likken. Of voorzag hij toen
reeds de komende débacle van de libe
rale partij
Wij vraagden ons bij de lectuur van
dit vuile stukje af, of plaatsing van een
stuk,, buiten de verantwoordelijkheid
der redactie ook voor een blad, dat zich
pikeert "fatsoenlijk" te zijn, de bevoegd-
ïeid insluit om anonyme stukken te
plaatsen, die iemands karakteraantasten
en een hooggeplaatst ambtenaar smade
lijk bejegenen.
Of is tegenover iemand, die belijdt
een Christen te zijn, alles geoorloofd,
zelfs doch laat ons het verbum pro
prium niet neerschrijven. (Nederl.)
Dichters.
We hebben in onze dagen wel dich
ters, zegt de kroniekschrijver van de
„Nieuwe Prov. Gron. Crt.", die gewoon
lijk nog hoogmoediger zijn dan de rest
en derhalve steeds bezig met hun eigen
ziele-kwalen, met het doorgronden van
de vage stemmingen van eigen stuur
loos hart, maar wij missen den waren
Christen-dichter, den dichter-profeet.
Dat een dichter zich bezig houdt met
wat er omgaat in zijn ziel, spreekt wel
van zelf. Hij is niet een objectieve re
kenaar, die u de hoogste dingen kan
voorhouden zooals een notaris u een
contract voorleest, en die, als gij hem
slechts betaalt, er zich verder niet om
bekommert.
Hij zingt van hetgeen in eigen ziel
werd doorleefd en doorworsteld, maar
niet slechts eigen leven, maar heel het
leven van zijn volk heeft in zijn dichters-
ziel een gestalte gekregen. Wat uit het
volle menschenleven op hem aan komt,
drinkt hij in en is er werkzaam mee, en
als hij den schat dien hij vond, terug
geeft, ziet gij het al in klaarder vorm,
dan gij 't zelf ooit zaagt. Hij leidt u naar
de kern der dingen.
Daarom vindt de vrome eigen ziele-
leven het best doorvoeld, beter dan hij
het zelf kan zeggen, in David's psalmen.
De dichter is zoo subjectief als een
mensch maar zjjn kan, en toch werkt
en leeft hij meer dan eenig ander mensch
voor anderen. Als zij slechts luisteren
willen.
En dus is niet hij de ware dichter,
die alleen en uitsluitend verkeert in de
kleine wereld van eigen leed en zorgen,
die niet dan weet te jammeren over de
liefste, die zoo ver vaak is en meer pij
nigt dan vertroost, maar de ware dich
ter leeft innig mee het leven van zijn
volk en van zijn tijd, het doorschouwend
tot in de kern. En omdat hij zich klein
gevoeld, kiest hij partij en verbeeldt
hij zich niet als een godheid te tronen
boven het alledaagsche leven.
Hij weet een roeping te hebben, zijn
God te eeren, Die alles schiep en onder
houdt door het Woord van Zijn kracht.
Maar als hij daar staat dan is hij
ook profeet, en mag hij van den raad
Gods meer zien dan eenig ander mensch.
Hij weet het te zeggen wat van den
hoogen God alvaltmoet vallen.
Zoo waren Bilderdijk en Da Costa,
die niet bovenal jammerden om eigen
leed, al ontkwamen ook zij niet aan de
vaak ergelijke kleinheid van den zondi
gen mensch. Zij kende de straffen Gods
maar brachten eveneens den troost voor
het hart, dat verzoening heeft gevonden
in het bloed des Lams, dat reinigt van
alle zonden.
Zulke dichters profeten missen wij
helaas in onzen tijd.
Dichters, die den waren aard van hel
revolutiebeginsel doorschouwen en in
de teekeneii der tijden ons telkens kun
nen toonen.
Dichters, niet verheven boven de zwak
heden van den tijd waarin zij leefden,
zulke menschen zijn er niet, maar die
als zij de hoogten bestegen van hun
heerlijk genie, zich los wisten te maken
van het bijkomstige en de kern van de
'dingen, het blijvende, wisten te grijpen
en vast te leggen in hun lied.
Gelukkig zongen ze dus ook voor ons,
en doen wij ons zelve groote schade aan
als wij hun zangen zouden vergeten.
Voor hen was het leven van het meu-
schelijk geslacht een eenheid, de ont
plooiing van het Goddelijk raadsplan,
de strijd van den satan tegen Gods
bestel, de worsteling van een boos be
ginsel tegen de ordeningen Gods.
En waar het kwaad van dit boos be
ginsel nog slechts in kiem werd aan
schouwd, daar speurden zij het reeds
en wezen zij de booze consequentie aan
Zij leefden in den tijd, dat het revo.
utiegif, in het laatst der achttiende
eeuw met zoo kwistige hand in het
volksleven gestrooid, haar werkingen
had getoond.
Werkingen, die wel door geweld wa
ren bedwongen, maar zonder dat het
gif zelve was uitgezuiverd.
Tegen dat gif hebben zij geprotesteerd,
er tegen gewaarschuwd, zonder te vree-
zon voor spot en hoon, vervolging en
miskenning.
TER NEUZEN, 3 September 1918.
Zooals onze lezers weten, is de Heer
J. M. Mulder, Inspecteur der belastingen,
met ingang van 1 September j.l. als zoo
danig benoemd te Zaandam.
Met hem vertrekt uit onze gemeente
en het gewest Zeeuwsch-Vlaanderen,
Oostelijk deel, een actief en voortvarend
hoofdambtenaar, wien wij toewenschen,
dat hij zijn arbeid in Zaandam met ge
lijke voldoening mogen verrichten als
waarmede hij dien in deze streek heeft
kunnen beeindigen.
Het is nu eenmaal zeer moeilijk op
het gebied der belastingen zich vrienden
te maken uit de contribuabelen onge
twijfeld echter zullen velen op de mede
werking van den Heer Mulder niet te
vergeefs een beroep gedaan hebben, waar
deze naar recht en billijkheid kon ver
leend worden.
I