Uit het Buitenland. Uit het Binnenland. Uit de Pers. Uit de Provincie. loopgraaf kwam een grijze golf opzetten, vol zelfvertrouwen. De Duitsche aan voerders hadden gegist dat er een tekort was aan munitie in de Engelsche loop graven. Maar hun blijdschap duurde niet lang. Vóór de troepen nog het prikkeldraad bereikten waren hun linies gedecimeerd door het snelvuur der En gelsche troepen. De Duitschers trokken vol verbazing terug, verslagen. Zoo redden de vliegers de infanterie in de loopgraven." Van mijnwerker tot generaal. Volgens een draadloos telegram uit Londen is kolonel Godfried Jones, van de troepen uit Wales, tot brigade-gene raal benoemd. Generaal Jones was bij het begin van den oorlog een mijnwerker in de kolen mijnen van Wales. Hij nam vrijwillig dienst en werd spoedig, wegens zijn goede diensten bevorderd. Hij onder scheidde zich vooral op het Saloniki-front. De „Daily Chronicle" schrijft: „De Amerikaansche soldaat vertelde zijn gastheer een en ander omtrent de grootte der boerderijen in het Westen van Amerika. „U zult het misschien niet gelooven", zei hij, „maar ik heb een vriend, die een hoeve heeft zóó groot, dat als hij in de lente begint te ploegen, hij tot den herfst niet meer dan ééne voor kan ploegen. Dan keert hij terug en haalt op weg naar huis den oogst binnen. „O, dat geloof ik wel" antwoordde zijn gastheer. „Ik heb ook een schoonzoon, die daar boer is. Twee weken na zijn huwelijk ging hij met mijn dochter er óp uit om de koeien te melken en hun twee kinderen brachten eindelijk de melk thuis". Een hongerige reus. Voor de Berlijnsche rechtbank is Dins dag een merkwaardig smokkelproces tegen den bankdirecteur Puttkammer behandeld. Hij had boter zonder bons gekocht. De verdedigers beriepen er zich op, dat voor Puttkammer een noodtoestand ingetreden was, wijl de beschikbare rant soenen voor een reus als hij, een man van 2.10 meter lang en 270 pond zwaar absoluut onvoldoende waren. Geneesheereu verklaarden, dat de reus per dag noodig had 375 gram vleesch, 200 gram boter en 3 a 4 eieren. Te meer, wijl PuttkamCner aan suikerziekte leed en hem aardappelen, brood en meel- kost verboden waren. De voorzitter van de rechtbank merkte hiertegen op, dat in Berlijn voldoende voorraden ganzen, eenden en kippen te koop waren, en dat een man van de po sitie van Puttkammer wel drie bedienden kan houden, om dat alles voor hem op te koopen. Naar aanleiding hiervan zeide de ver dediger van beklaagde, dat deze artikelen slechts aanzienlijk boven den maximum prijs te verkrijgen waren, zoodat de op- kooper zich óók in dat geval aan een strafbaar feit schuldig zou maken. De rechtbank wilde echter van geen noodtoestand weten en veroordeelde be klaagde tot 60 mark boete. Hij gaat in hooger beroep. HET NIEUWE MINISTERIE. De hoefijzeroorrespondent van het Hand. schrijft: „Ofschoon wij tot nu toe ons onthouden hebben van het noemen van namen van personen, die lid zouden worden van het nieuwe ministerie, vinden wij thans aanleiding tot het maken van 'een uit zondering. Het Kabinet zou, volgens hetgeen wij vernamen van een zijde, die ons betrouw baar schijnt, als volgt zijn samengesteld Binnenlandsche Zaken Ruys de Bee- renbrouck (tevens premier, doch hierover heerscht nog onzekerheid). Buitenlandsche ZakenVan Karne- beek, JustitieHeemskerk, Defensie Jbr. Alting von Geusau, Financiën Trip, Waterstaat: Bongaerts of Koning, Landbouw en Crisiszaken IJsselstein, Arbeid: Aalberse, Koloniën Idenburg. Het kabinet zou dus bestaan uit vijf Roomschen (de heeren Aalberse, Bon gaerts, Trip, Von Geusau en Ruys), drie anti-revolutionairen (Idenburg, IJsselstein en Heemskerk), benevens den heer Van Karnebeek, wiens politieke kleur tot nu toe min of meer onzeker is geweest. Wij herhalen echter dat wij, ofschoon wij reden hebben om deze combinatie van namen te vermelden, toch geen zekerheid bezitten, zoodat wjj dit mede- deelen onder alle voorbehoud". Men seint uit 's-Hertogenbosch De „'s-Hertogenbossche Courant" bul- letineert, dat zij van particuliere, maar absoluut zekere zijde verneemt, datJhr. Mr. Ruys de Beerenbrouck zal optreden als Minister van Binnenlandsche Zaken en voorzitter van den Ministerraad. DE KABINETSCRISIS. Volgens de 's Hertogenbossche Courant zou het bericht van het Corr. Bur., dat aan jhr. Ruys door H. M. een opdracht tot kabinetsformatie zou zijn gegeven, gedeeltelijk onjuist zijn. Het Kabinet, dat thans aan het bewind gaat komen, is, zegt het Bossche blad, niet gevormd door Jhr. mr. Ruys, doch door Mgr. Nolens. Jhr. mr. Ruys de Beerenbrouck werd alleen ten paleize ontboden omdat H.M. bij hem wenschte aan te dringen de portefeuille van binnenlendsche zaken en tevens het voorzitterschap van den ministerraad te aanvaarden. Niettegen staande de heer Ruys verschillende malen gemeend heeft niet op het verzoek te moeten ingaan, is hij ten slotte voor den aandrang gezwicht. MIJNWERKERS. De Nederlandsche Mijnwerkersbond heeft het besluit om een proteststaking te houden, buiten werking gesteld, daar het verstrekken van extra-rantsoenen goed verloopt. De Algemeene Bond van Christelijke Mijnwerkers betoonde zich, in een te Heerlen gehouden vergadering, zeer voldaan over de verkregen aanvullings rantsoenen en sprak zich absoluut tegen het proclameeren van een staking onder de gegeven omstandigheden uit. EEN ORGANISATIE VAN BELAS TINGBETALERS. Men schrijft aan het „Vad." uit Am sterdam Het aantal partijen schijnt nog niet groot genoeg te zijn. Zijn wij goed ingelicht, dan zal zeer spoedig een groote organisatie op politiek en economisch gebied tot stand komen, met zetel te Amsterdam, die den weidschen naam draagt van Bond van Belasting-Betalers. In breeden kring, speciaal bij de O.- W.'ers, maar ook ouder oude gezeten burgers, en niet het minst oijder midden standers, wenscht men oppositie te voeren legen het financieel beleid der laatste jaren. Men meent, dat te veel lieden op den Staat teren, en dat nóch de Rijks-, noch de Provinciale-, nóch de Gemeente-autoriteiten voldoende reke ning houden met de belangen der be lastingbetalers. De Bond van Belasting-betalers zou in de eerste plaats zuinigheid willen betrachten. De oprichters van den Bond van Belasting betalers willen een verhooging der O.W.-belasting tegengaan. Het be- noodigde geld zou men willen vinden door verkoop van eenige West-Indische eilanden, en zoo noodig ook enkele kleine Soenda-eilanden. DE SNELLE TELEGRAAF. Wij klagen gedurig over de trage werking van den telegraafdienst hier te lande, schrijft het „Vad." Maar nu is ons een geval ter oore gekomen, waaruit blijkt, dat het buitenlands nog erger kan zijn. Een telegram, onlangs uit Den Haag naar Rome gezonden, bereikte den geadresseerde een week later. PETROLEUM VOOR ONS LAND. Naar d$ „Zeit." uit goede bron ver neemt, is tusschen Nederland en Oosten rijk thans een overeenkomst gesloten, waarbij aan ons land gedurende 8 maanden petroleum zal worden geleverd, waartegenover Nederland als tegen prestatie andere producten moet ver schaffen. ONZE EIEREN. Naar 't Vad." van iemand, die aan de distributie verbonden is, verneemt, moe ten er in sommige streken van ons land hij noemde ettelijke dorpen in den Achterhoek volop eieren zijn. Men verkoopt ze daar voor een cent of zeven. Er worden nog eieren aan het vee ge geven. Waar het aan hapert schijnt dus het vervoer te zijn. Maar dan is men er natuurlijk nog niet, zonder strenger maatregelen tegen den'sluikhandel. Of er zou met opheffing van den maximum prijs een proef kunnen worden genomen. SMOKKELAARSPATROUILLES. Uit de Haarlemmermeer wordt aan de O. H. Ct. gemeld Nu de militaire wielrijders in onzen polder patrouilleeren, hebben ook de smokkelaars, die vooral in Bennebroek en omstreken huizen, een patrouille- dienst van wielrijders georganiseerd, die zoo is ingericht, dat een paar voorrijders de ronden der soldaten controleeren, en is men daarvan op de hoogte, dan gaat het er op losgraan, vleesch en kaas worden zoo snel als de hitten rennen kunnen, via Bennebroek vervoerd. Ver leden week is het weer bar geweest, zoo vlogen de hittenkarren der bende heen en weer OP ZOEK NAAR LICHTGAS. Uit Westbroek schreef men aan „Onze ZoetwatervisscherijOok in onze afaee- ling wordt gevreesd, dat we a.s. winter de avonden zonder licht zullen moeten doorbrengen en daarom waren eenige leden onzer afdeeling er op uit een middel te vinden om goedkoop licht te hebben en ja, er zou moddergas gemaakt worden. _Een groote ton, aan een zijde open, werd met de opening in het water gelegd, een kurk, waarin een gaatje met een stokje afgeslotenvervolgens werd met stokken onder de ton in de modder gestooten. Na eenige oogenblikken aldus te hebben gewerkt, zou onderzocht worden of er werkelijk gas was, het stokje werd uit het gaatje genomen en een lucifer bij de opening gehouden, een sterk sissend geluid werd gehoord, maar geen vlam werd gezien. De moed echter niet opgegeven en nog eens een vlammetje bij het gaatje gehouden en wat gebeurde er? Een geluid alsof een vuurpijl werd afgeschoten werd gehoord, de ton vloog circa 1 meter uit het water en onze adspirant-directeur der gasfabriek, die op de ton zat, werd circa 2 meter in de hoogte geslingerd en kwam met een zoevende houding in het water terecht. Gelukkig kwamen ook zijn assistenten er zonder ongelukken af. We weten nu tenminste dat er modder gas is. EEN VROOLIJKE GEMEENTERAAD. Uit de „Prov. N. Holl. Ct." is het volgend deel uit een verslag der Edam- sche gemeenteraadszitting geknipt. De lieer RieraersmaLaatst had ik den inspekteur van 't Rijksijzerbureau bij me. Die zei„'t Is hier 's 'n mooie boel. De burgemeester is weg, de secretaris is weg, de directeur van 't L. M. B. is weg, 'n mooie boel. Enfin ik kan 't met Volger ook wel af." De voorz.Wat 't laatste betreft, u mijnheer Riemerstna, is smid, ik ben burgemeester. Die werkzaamheden zijn niet gelijk. U hoort bij 't aambeeld, én ik bij mijn werk. De heer Riemerstna U in de examen commissie. De voorz.Daarin benoemt de koningin mij. Gedurende 40 jaar behartig ik de belangen dezer gemeente naar mijn beste weten. Maar als men meent, dat 't van belang is, dat ik niet langer in de examencommissie zit, en als u een man is, dan moet u naar de Koningin gaan en vragen of zij mij daarvoor niet her benoemt. De heer Riemersma 't Zou mij wat geven De voorz.Maar ik zal er niet verder over spreken, aan u is *t toch niet be steed. 't Voorstel is dus. De heer Plas En 't voorstel van mij De voorz.Oh, dat vond ik zoo belachelijk, dat ik 't niet eens in stemming durfde brengen, 't Heeft met dit voorstel niets te maken. De heer Plas: Dat heeft 'twel. De voorz.: Wil u zwijgen en mij uit laten spreken De heer PlasNee, mijnheer de voor zitter, dat wil ik niet. De voorz.Ik sluit de diskussies. 't Heeft er niet mee te maken. De heer Plas: ik vraag 't. woord. De voorz.Ik geef 't niet. De heer Plas: Dan „faudeert" n. De voorz.Dat is niet aan u, om dat te zeggen. Dat is al te gek. De lieer PlasDat is absoluut niet gek. Maar 't is gek, om dien man op de openbare straat uit te maken. De voorz.: Ik mag niet klappen uit de vergadering van B. en W. En ik heb 't recht u het zwijgen op te leggen. De heer PlasEn ik zwijg toch niet. 't Werd nu een verward geroep van stemmen, uitroepen van ontzetting, ver wondering epz. tot de hamer van den voorzitter valt. De voorz.Ik schors de vergadering voor een uur. De heer Plas Ik heb toch. De voorz. (opstaande)Ik ga weg. De hoer PlasDat is 't wijste, wat je doen kunt. De voorzitter verlaat de vergaderzaal, 't Publiek maakt nog geen aanstalten, om de tribune te verlaten. De heer Kernkamp (zenuwachtig'heen en weer loopend)Maar dat publiek moet weg. Stem van de publieke tribunieDat heb jij toch niet te zeggen, 't Is hier een zootje. De heer PlasJa, tot zijn geluk heeft hij (op deu burgemeester doelend) gezegd, dat de vergadering geschorst werd. Gissingen. De eenigszins lange duur der crisis heeft, en dat is te begrijpen, tot allerlei gissingen aanleiding gegeven en daar die gissingen aan de Linkerzijde werden geopperd en omtrent de Rechtsche groe pen werden gemaakt, waren ze, zooals te begrijpen is, niet zeer welwillend. Men weet het, hoe met groote stellig heid is beweerd, dat er onder de Recht sche groepen geïntrigeerd en gekonkeld werd. Nu hebben wij een en ander maal trachten aan te toonen, dat er voor zulk een minder welwillende onderstel ling allerminst grond was. Immers de buitengewone omstandigheden, waaron der de crisis moet worden opgelost, rechtvaardigen op zichzelf reeds de mogelijkheid, dat nu langer tijd dan voorheen met de zaak kon gemoeid zijn. Wie maar even nadenkt, kan op zijn vingers uitrekenen, dat Kabinetsvoór- ziening in deze dagen geen kinderspel is Doch behalve de moeilijkheden van dien aard, zijn er enkele aanwijzingen, die het verklaarbaar maken, dat men wat meer tijd behoefde, dan anders ge bruikt wordt. Denk, om dit eene maar te noemen, aan de' uitnoodiging tot Jhr. Van Nispen tot Sevenaer gericht, om een portefeuil le van belang in het te vormen Kabinet aan te nomen. De heer Van Nispen is te Rome onze tijdelijke gezant bij den Paus. Men heeft natuurlijk zeer ernstig getracht, hem over te halen een eventueele benoe ming aan te nemen een man van zijn schitterende bekwaamheden zou voor liet nieuwe Kabinet een aanwinst zijn. En blijkbaar heeft de heer Van Nispen in het belang des lands de zaak zeer ernstig overwogen; is er zelfs voor naar Nederland gekomen; heeft hier natuur lijk geconfereerd doch moest ten slotte om gezondheidsreden, naar de bladen meldden, van het zitting nemen afzien. Stel nu, dat dit een en ander een veertien dagen in belag nam, wat lang niet ruim gerekend is, dan ziet men dat het heelemaal niet noodig is van konke len en intrigeeren te spreken, om een verklaring te vinden, ook buiten de be staande moeilijkheden om, voor den tijd dien de oplossing ditmaal vordert. Voorts beslist, op zulke gewichtige vragen, ook niet iedereen dadelijk nadat de vraag is gesteld. Er hangt zooveel van af, en 't moet zelfs zijn voorgekomen, dat een der betrokken Staatslieden vrij geruimen tijd, langer dan een week, noo dig had om zich te beraden. Spreek dus van een maand „tijdver lies" voor deze beide gevallen en ge zegt niets te veel. Daar komt dan bij het raadplegen van allerlei parlementair groepen, wat ook maar niet een paar uurtjes is op te knappen, en 't is duidelijk, dat zij, die geroepen zjjn om aan de oplossing van dit zeer moeilijke vraagstuk te arbeiden, zóó druk bezig zijn geweest, dat ze wel wondermenschen moesten zijn om ook nog tijd te vinden voor intrigeeren en konkelen. Voor zoover wij de zaak bezien kun nen, bestaat er voor zulk een verwijt dan ook geeu schijn van grond zelfs en 't eert de mannen niet, die, terwijl ze even goed konden waarnemen wat wij zien en opmerken, met zulke verwijten gereed staan. Gissen naar het hoe en wat staat natuurlijk ieder vrijmaar niet geoorloofd is 'torn dadelijk leelijke dingen vaneen ander te vertellen, omdat die ander nu eenmaal uw politieke tegenstander is. (Stand.) Teekenend. In de „Nieuwe Ct." van 28 Aug. tref fen wij een ingezonden stuk aan onder teekend M., waarin de Minister van Oorlog wordt gekapitteld, omdat hij bij de opening van het Militair Tehuis te VVaalsdorp gezegd heeft, dat de oorlog niet in strijd is met het Christendom, want Chrisdendom beteekent strijd tegen de zoude, en dus strijd inhaereut is aan het Christendom. M. is het hiermee niet eenshij beweert, dat de spreker „het weerzinwekkende voorbeeld van vele machthebbers in het buitenland volgt" zooals dat van den duitschen keizer, die den „duitschen God" als zijn bondgenoot pleegt aan te roepen, en diergelijke. Het is ons niet te doen, en ook niet de moeite waard om de verdere bewe ringen van M. na te gaan, reeds hierom niet, omdat wij niet de juiste bewoordin gen van den Minister van Oorlog ken nen. Maar wat ons trof in dit opstel is het volgeude Wij troffen er ook de volgende zins neden aan is Z.E. bezig zijn overgang naar een christelijk kabinet voor te berei den en goed te praten Dan ware zijn uitlating te Waalsdorp althans psychologisch verklaarbaar. Beter zou de minister doen met zich niet met zulke vragen en haar beant woording in te laten, maar de feiten te nemen, zooals zij nu eenmaal zijn en te werken aan de zoo noodige én urgente reorganisatie van het leger instede van dia uit te stellen tot na den wereldoorlog. Het gebeurde met minister Went- holt, die, eveneens uit een liberaal kabinet in een rechtsch ministerie overgenomen, daar zijn nieuwe ambt- genooten in christelijke maatregelen nog overtroefde, men denke slechts aan de geschiedenis van deu vlootpre- dikant, moge Z.E. tot waarschuwend voorbeeld strekken. Is vuilaardiger aanval denkbaar? „Verklaarbaar" is 's Ministers gevoe len slechts, wanneer men onderstelt, dat hij huichelde dat hij een baanje wen schte te bemachtigenimmers „om de wille van de .smeer likt de kat de kan- deleer" voor een kat, is dat psycholo gisch verklaarbaarbij Minister Jhr. mr. dr. de Jonge evenzoo. De likkerij neemt den Minister zóó in beslag, dat hij 's lands verdediging er voor verzuimt Tevens wordt hem zjjn lot aangezegd, als -hij het mocht wagen een zetel te aanvaarden in een rechtsch kabinet. Ook hij zal dan be- en mishandeld worden als Minister Wentholt, tegenover wien vele Kamerleden zich de brutaalste grofheden hebben veroorloofd, omdat hij, ibeiaal, sympathie toonde voor de be ginselen van rechts. Dat komt in een liberaal land als Nederland niet te pas. In fatsoenlijke liberale kringen zwijge men over het Christendom. Herinneren wij ons niet, hoe een deel der Kamerleden samenschool en beden kelijke gezichten trok, toen dezelfde Minister aan de Ministerstafel staande verklaarde, dat de oorlog een gevolg was van „de zonde". Wie spreekt van zoo iets gedemodeerds in een linksch kabinet. Intusschen op dit oogenblik had de Minister 't nog niet noodig de kandelaar te likken. Of voorzag hij toen reeds de komende débacle van de libe rale partij Wij vraagden ons bij de lectuur van dit vuile stukje af, of plaatsing van een stuk,, buiten de verantwoordelijkheid der redactie ook voor een blad, dat zich pikeert "fatsoenlijk" te zijn, de bevoegd- ïeid insluit om anonyme stukken te plaatsen, die iemands karakteraantasten en een hooggeplaatst ambtenaar smade lijk bejegenen. Of is tegenover iemand, die belijdt een Christen te zijn, alles geoorloofd, zelfs doch laat ons het verbum pro prium niet neerschrijven. (Nederl.) Dichters. We hebben in onze dagen wel dich ters, zegt de kroniekschrijver van de „Nieuwe Prov. Gron. Crt.", die gewoon lijk nog hoogmoediger zijn dan de rest en derhalve steeds bezig met hun eigen ziele-kwalen, met het doorgronden van de vage stemmingen van eigen stuur loos hart, maar wij missen den waren Christen-dichter, den dichter-profeet. Dat een dichter zich bezig houdt met wat er omgaat in zijn ziel, spreekt wel van zelf. Hij is niet een objectieve re kenaar, die u de hoogste dingen kan voorhouden zooals een notaris u een contract voorleest, en die, als gij hem slechts betaalt, er zich verder niet om bekommert. Hij zingt van hetgeen in eigen ziel werd doorleefd en doorworsteld, maar niet slechts eigen leven, maar heel het leven van zijn volk heeft in zijn dichters- ziel een gestalte gekregen. Wat uit het volle menschenleven op hem aan komt, drinkt hij in en is er werkzaam mee, en als hij den schat dien hij vond, terug geeft, ziet gij het al in klaarder vorm, dan gij 't zelf ooit zaagt. Hij leidt u naar de kern der dingen. Daarom vindt de vrome eigen ziele- leven het best doorvoeld, beter dan hij het zelf kan zeggen, in David's psalmen. De dichter is zoo subjectief als een mensch maar zjjn kan, en toch werkt en leeft hij meer dan eenig ander mensch voor anderen. Als zij slechts luisteren willen. En dus is niet hij de ware dichter, die alleen en uitsluitend verkeert in de kleine wereld van eigen leed en zorgen, die niet dan weet te jammeren over de liefste, die zoo ver vaak is en meer pij nigt dan vertroost, maar de ware dich ter leeft innig mee het leven van zijn volk en van zijn tijd, het doorschouwend tot in de kern. En omdat hij zich klein gevoeld, kiest hij partij en verbeeldt hij zich niet als een godheid te tronen boven het alledaagsche leven. Hij weet een roeping te hebben, zijn God te eeren, Die alles schiep en onder houdt door het Woord van Zijn kracht. Maar als hij daar staat dan is hij ook profeet, en mag hij van den raad Gods meer zien dan eenig ander mensch. Hij weet het te zeggen wat van den hoogen God alvaltmoet vallen. Zoo waren Bilderdijk en Da Costa, die niet bovenal jammerden om eigen leed, al ontkwamen ook zij niet aan de vaak ergelijke kleinheid van den zondi gen mensch. Zij kende de straffen Gods maar brachten eveneens den troost voor het hart, dat verzoening heeft gevonden in het bloed des Lams, dat reinigt van alle zonden. Zulke dichters profeten missen wij helaas in onzen tijd. Dichters, die den waren aard van hel revolutiebeginsel doorschouwen en in de teekeneii der tijden ons telkens kun nen toonen. Dichters, niet verheven boven de zwak heden van den tijd waarin zij leefden, zulke menschen zijn er niet, maar die als zij de hoogten bestegen van hun heerlijk genie, zich los wisten te maken van het bijkomstige en de kern van de 'dingen, het blijvende, wisten te grijpen en vast te leggen in hun lied. Gelukkig zongen ze dus ook voor ons, en doen wij ons zelve groote schade aan als wij hun zangen zouden vergeten. Voor hen was het leven van het meu- schelijk geslacht een eenheid, de ont plooiing van het Goddelijk raadsplan, de strijd van den satan tegen Gods bestel, de worsteling van een boos be ginsel tegen de ordeningen Gods. En waar het kwaad van dit boos be ginsel nog slechts in kiem werd aan schouwd, daar speurden zij het reeds en wezen zij de booze consequentie aan Zij leefden in den tijd, dat het revo. utiegif, in het laatst der achttiende eeuw met zoo kwistige hand in het volksleven gestrooid, haar werkingen had getoond. Werkingen, die wel door geweld wa ren bedwongen, maar zonder dat het gif zelve was uitgezuiverd. Tegen dat gif hebben zij geprotesteerd, er tegen gewaarschuwd, zonder te vree- zon voor spot en hoon, vervolging en miskenning. TER NEUZEN, 3 September 1918. Zooals onze lezers weten, is de Heer J. M. Mulder, Inspecteur der belastingen, met ingang van 1 September j.l. als zoo danig benoemd te Zaandam. Met hem vertrekt uit onze gemeente en het gewest Zeeuwsch-Vlaanderen, Oostelijk deel, een actief en voortvarend hoofdambtenaar, wien wij toewenschen, dat hij zijn arbeid in Zaandam met ge lijke voldoening mogen verrichten als waarmede hij dien in deze streek heeft kunnen beeindigen. Het is nu eenmaal zeer moeilijk op het gebied der belastingen zich vrienden te maken uit de contribuabelen onge twijfeld echter zullen velen op de mede werking van den Heer Mulder niet te vergeefs een beroep gedaan hebben, waar deze naar recht en billijkheid kon ver leend worden. I

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 2